NL8002232A - Vertikale transporteur. - Google Patents

Description

• t YO 0203

Vertikale transporteur.

De uitvinding heeft betrekking op een vertikale transporteur voor kwetsbare waar, in het bijzonder eieren. Een dergelijke transporteur wordt veelal toegepast bij kooien van een legbatterij, die in etages boven elkaar zijn geplaatst, waarbij 5 bij elke etage een transportband behoort, die de eieren kan afvoeren. Teneinde de eieren uiteindelijk op een bepaald niveau te kunnen opvangen voor verdere verwerking, sluiten de transportbanden aan op nabij een vertikale transporteur geplaatste roosters. De vertikale transporteur is voorzien van opneembakjes, die middels 10 een harkwerking de eieren van de roosters nemen tijdens de opgaande beweging, en die vervolgens een bovenste omkeerpunt passeren en tijdens de neergaande beweging de eieren op soortgelijke wijze afgeven aan een enkel afvoerrooster. De lege opneembakjes passeren vervolgens een onderste omkeerpunt en doorlopen daarna 15 weer het opgaande traject teneinde weer eieren op te nemen.

Een dergelijke eiertransporteur is bekend uit de Nederlandse octrooiaanvrage 59 18U3U. De bij deze bekende transporteur toegepaste opneembakjes zijn gevormd uit gebogen metaaldraden, op zodanige wijze, dat de opneembakjes in zij-aanzieht 20 een bij benadering elliptische vorm hebben, waarbij de lange as van de ellips evenwijdig is aan de transportrichting, terwijl de telkens naar buiten gekeerde zijde van de ellipsvorm open is teneinde de eieren te kunnen opnemen en af geven.

Een bezwaar van deze bekende inrichting is, 25 dat de draden betrekkelijk dun zijn, zodat bij het opnemen van de eieren en het omrollen bij het bovenste omkeerpunt als gevolg van de relatief grote oppervlaktedruk op de eieren ter plaatse van het contact met de draden relatief veel breuk optreedt.

Een ander bezwaar van de bekende inrichting is, 30 dat de draden waaruit de bekende opneembakjes zijn vervaardigd niet meegeven, hetgeen enerzijds de kans op eierbreuk vergroot, en 800 22 32 • f · 2 anderzijds ertoe kan leiden, dat, indien zich bijvoorbeeld tussen de draden van het toevoerrooster harde voorwerpen bevinden, zoals veerpennen, de draden van de bakjes hier achter kunnen blijven hangen en bij het voortgaan van de transporteur kunnen verbuigen.

5 Dit kan tot gevolg hebben, dat de transporteur vastloopt, waarbij tevens het toevoerroosterk beschadigd kan worden, en/of dat de eieren tussen de draden van het beschadigde rooster of het bakje door kapot kunnen vallen.

Tenslotte zijn de uit draad gevormde opneembak-10 jes lastig te vervaardigen, doordat op een groot aantal plaatsen de draden aan elkaar moeten worden gesoldeerd en zijn de eenmaal vervaardigde bakjes niet meer bruikbaar voor andere transporteurs met een andere breedte.

De uitvinding beoogt de geschetste bezwaren te 15 ondervangen. Hiertoe wordt volgens de uitvinding een vertikale eiertransporteur voorzien van eieropneembakjes daardoor gekenmerkt, dat de opneembakjes bestaan uit een aantal op een dwars op de transportrichting verlopende drager aangebrachte, zich naar weerskanten van de drager in de transportrichting uitstrekkende, ge-20 bogen smalle en gelijkvormige elementen met een plat binnenopper-vlak.

In het volgende zal de uitvinding nader worden beschreven met verwijzing naar de bijgevoegde tekening van een uitvoeringsvoorbeeld.

25 Figuur 1 toont schematisch de opbouw van een eierafvoerinrichting voor legbatterijen; figuur 2 toont een uitvoeringsvorm van een op-neembakje volgens de uitvinding vanaf de open zijde gezien; figuur 3 toont in zijaanzicht een element van het 30 opneembakje van figuur 2;

Figuur 1 toont schematisch een legbatterij 1* waarin zich op verschillende etages leghokken bevinden. De in de leghokken geproduceerde eieren rollen op bekende wijze op een langs de leghokken van elke etage lopende, in hoofdzaak horizontale * 800 2 2 32 * .1 3 transportband 1, 2, 3» die de eieren toevoert aan een rooster k, 5, 6. Aan de van de transportbanden af gekeerde uiteinden van de roosters is een vertikale transporteur 7 geplaatst, die is voorzien van opneembakjes 8, die bij de omhooggaande beweging 5 de eieren van de roosters kunnen opnemen. De bakjes kunnen zijn bevestigd op kettingen, een brede band, een aantal evenwijdige smalle banden, of snaren, al dan niet van vertanding voorzien, aangegeven met 9, die bij het bovenste en onderste omkeerpunt geleid worden door bijbehorende kettingwielen, rollen, snaarschij-10 ven of dergelijke, aangegeven met 10 resp. 11. Tenminste een der organen 10, 11 wordt op bekende wijze aangedreven, zodat de boven beschreven, en met pijlen 12, 13 aangegeven beweging van de transporteur wordt bewerkstelligd.

De opneembakjes nemen op bekende wijze middels 15 een harkwerking de aan de roosters toegevoerde eieren op en geven de eieren bij de neergaande beweging op soortgelijke wijze af aan een afvoerrooster 1U, vanwaar de eieren op een verdere transportinrichting of een sorteerinrichting of dergelijke, aangegeven met 15, rollen. De roosters aan de aanvoerzijde lopen hier-20 toe in de richting van de transporteur af, terwijl het afvoerrooster 1U naar de inrichting 15 afloopt.

Figuur 2 toont vanaf de open zijde gezien een voorbeeld van een opneembakje volgens de uitvinding. Het afgeheelde opneembakje omvat een van geschikt stevig materiaal, bij-25 voorbeeld metaal of kunststof, vervaardigde staaf 20, die in gemonteerde toestand dwars op de transportrichting verloopt. Op de staaf is een aantal elementen 21 bevestigd, waarvan een voorkeursuitvoeringsvorm is afgebeeld in figuur 3.

Ih de afgebeelde uitvoeringsvorm bestaat elk 30 element 21 uit een centraal, relatief breed lichaam 22, waarmee het element aan de staaf is gekoppeld en twee smallere soepele vingers 23, 2kt die zich vanaf het centrale lichaam op tegen over elkaar gelegen plaatsen daarvan, in bedrijfstoestand dwars op de staaf, uitstrekken. De vingers zijn vervaardigd van stevige, doch 80022 32 r v h soepele kunststof en hebben elk ongeveer de vorm van een gekromde vinger van een hark. Bij voorkeur vormen de twee vingers met het centrale lichaam een in een stuk vervaardigd geheel.

Door de gekozen vorm van de elementen en de 5 materiaalkeuze, kunnen de vingers hij het ontmoeten van een obstakel wegbuigen zonder beschadigd te worden en nemen zij na het passeren van het obstakel of het wegnemen daarvan weer de oorspronkelijke vorm aan.

De vingers hebben, zoals blijkt uit figuur 2, 10 een naar binnen gekeerd oppervlak, dat vlak is en vergeleken met draad relatief breed, zodat op de eieren een kleine oppervlakte-druk werkt in de opneembakjes, waardoor de kans op breuk aanzienlijk wordt gereduceerd. Een verdere reductie van de kans op breuk is het gevolg van de soepelheid van de vingers, die bij het op-15 nemen van een ei en bij het omrollen van een ei tijdens het passeren van het bovenste omkeerpunt enigszins kunnen meegeven.

Voorts hebben de vingers aan de uiteinden een naar binnen gekeerde geleidelijk toenemende verdikking 25, 26, zodat een binnenprofiel ontstaat, dat de eieren bij het omrollen 20 geleidelijk doet afremmen, zodat de eieren niet uit de bakjes kunnen rollen, maar toch geen grote krachten op de eieren behoeven te worden uitgeoefend om zulks te voorkomen.

De geleidelijke toenemende verdikking aan het omgebogen uiteinde van de vingers heeft tevens tot gevolg, dat, 25 indien de vingers om één of andere reden verbuigen, zulks geschiedt in de aan het centrale lichaam, aansluitende delen 27, 28, zodat de vorm van de de eieren tijdens bedrijf in hoofdzaak dragende delen niet of nauwelijks verandert. De kans, dat de eieren in een dergelijk geval uit een bakje vallen wordt daardoor klei-3Q ner. Voorts is door de verstevigde uiteinden van de vingers de kans, dat het uiteinde van dergelijke vinger door onzorgvuldige behandeling of bij het ontmoeten van een obstakel afbreekt, gering.

De verdikte uiteinden van de vingers zijn voorts bij voorkeur afgeschuind, zoals in figuur 3 bij 30 is aangegeven.

k.

800 2 2 32 5

Deze afgeschuinde delen vormen geleidingsvlakken, die het makkelijk afglijden langs eventuele obstakels bevorderen.

Elk centraal lichaam kan zoals reeds vermeld op een staaf 20 worden bevestigd. Hiertoe is het centrale lichaam 5 van het in figuur 3 af geheelde element voorzien van een om de staaf passende uitsparing 31, die zich over de gehele breedte van het element (dwars op het vlak van tekening in figuur 3) uitstrekt. De staaf past nauwsluitend in de uitsparing 31· De uitsparing wordt in feite begrensd door het lichaam zelf en twee 10 zich een weinig naar beneden (gezien in figuur 3) en vervolgens naar elkaar toe uitstrekkende lippen 32, 33. Tussen de uiteinden van de lippen bevindt zich bij voorkeur een vrije ruimte, zodat als gevolg van het bij' voorkeur toegepaste soepele kunststofmateri-aal, een stevig klemmende bevestiging wordt verkregen als een 15 element op de staaf wordt geschoven, terwijl kleine maatafwijkingen kunnen worden opgevangen, zonder dat de kwaliteit van de bevestiging achteruit gaat.

Het is echter ook mogelijk de uitsparing ook aan de onderzijde geheel te sluiten, zodat de lippen elkaar raken 20 of zelfs een geheel vormen.

Voorts is het mogelijk de vrije ruimte aan de bovenzijde (gezien in.figuur 3) van de uitsparing in plaats van aan de onderzijde te situeren.

Ook andere wijzen van bevestiging zijn mogelijk, 25 bijvoorbeeld met een of meer verzonken schroeven of klinknagels door het hart van het centrale lichaam en de staaf.

De in figuur 3 afgeheelde uitsparing 31 is geschikt voor een platte staaf met rechthoekige doorsnede. Vanzelfsprekend kan echter elk gewenst profiel worden gebruikt met een 30 aangepaste vorm van de uitsparing.

De in figuur 2 afgeheelde staaf is voorzien van boringen 29 nabij de uiteinden, teneinde de staaf aan een trans-portketting, band of snaar te kunnen bevestigen, bijvoorbeeld met schroeven of klinknagels.

800 22 32 *r- tv 6

Andersoortige bevestigingen liggen voor de deskundige voor de band. De staven zouden bijvoorbeeld in aan bet trans-portorgaan bevestigde haken kunnen worden gehangen of zelfs onderling met langwerpige baken aan elkaar kunnen worden bevestigd, 5 waarbij de samenstellen van baken een soort kettingen vormen, die als transportorganen dienst doen, die dan op aangepaste wijze bij het bovenste en onderste omkeerpunt geleid worden.

Uit het voorgaande moge blijken, dat een eier-opneembakje volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding 10 op eenvoudige wijze kan worden samengesteld, waarbij aanpassing aan iedere gewenste breedte mogelijk is, door op een staaf van geschikte lengte het gewenste aantal elementen te schuiven. Eventuele vervanging van een aantal elementen is hierdoor zeer eenvoudig.

15 Diverse modificaties van de beschreven uitvoe ringsvormen liggen voor de deskundige voor de hand. Zo zou men bijvoorbeeld het centrale lichaam kunnen verbreden en daaraan dan drie (de elementen worden dan om en om aangebracht) of vier of meer aan elkaar evenwijdige vingers met tussenruimte kunnen 20 aanbrengen. Ook kan in plaats van de doorgaande lippen 32, 33 een aantal vingervormige uitsteeksels worden toegepast om de staaf vast te houden.

Deze en andere modificaties worden geacht voor de deskundige voor de hand te liggen en deel uit te maken van de 25 u-itvxndxngsgedachte.

800 22 32

Claims (13)

1. Vertikale transporteur voor kwetsbare waar, in bet bijzonder eieren, voorzien van aan over omkeerorganen geleide transportmiddelen, bevestigde opneembakjes, met het kenmerk, dat de opneembakjes bestaan uit een aantal op een dwars op de transport-5 richting verlopende drager aangebrachte, zich naar weerskanten van de drager in de transportrichting uitstrekkende, gebogen smalle en gelijkvormige elementen met een plat binnenoppervlak.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de drager een enkele staaf is, die nabij de uiteinden aan 10 de transportmiddelen kan worden bevestigd en waarop de elementen naast elkaar zijn bevestigd.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat elk element een centraal lichaam omvat vanwaar zich dwars op de richting van de drager aan weerszijden relatief smalle 15 gebogen vingers uitstrekken.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het centrale lichaam is voorzien van twee zich naar tegengestelde richtingen uitstrekkende gebogen vingers waarvan de hart-vlakken samenvallen. 20

5· Inrichting volgens conclusie 3 of U, met het kenmerk, dat het centrale lichaam is voorzien van een uitsparing met een met het profiel van de drager corresponderende vorm, waarin de drager kan worden opgenomen.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, 25 dat de uitsparing wordt begrensd door het centrale lichaam en door zich. met tussenruimte vanaf het centrale lichaam naar elkaar toe uitstrekkende lippen.

7· Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat tussen de uiteinden van de lippen een vrije ruimte aanwezig 3Q is.

8. Inrichting volgens een der conclusies 5 t/m 7, 800 22 32 met het kenmerk, dat de afmetingen Tan de uitsparing en de drager zodanig zijn gekozen, dat de elementen nauwsluitend en klemmend op de drager kunnen worden geschoven.

9. Inrichting volgens êén der voorgaande conclusies 5. t/m 8, met het kenmerk, dat de vingers en het centrale lichaam in een stuk uit een stevige doch soepele kunststof zijn vervaardigd.

10. Inrichting volgens een der conclusies 3 t/m 9, met het kenmerk, dat de omgehogen uiteinden van de vingers in 10 dwarsdoorsnede gezien zich naar de uiteinden toe geleidelijk verdikken.

11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de verdikte uiteinden van de vingers aan de buitenzijden zijn voorzien van een afgeschuind gedeelte.

12. Inrichting volgens êên der voorgaande conclu sies, met het kenmerk, dat de transportmiddelen bestaan uit langwerpige haken, die de uiteinden van de dragers met elkaar verbinden.

13. Qpneembakje omvattende een staafvormige drager 20 en een aantal klemmend daarop geschoven elementen voor een inrichting volgens een der voorgaande conclusies. - . Kunststof-element voor een opneembakje voor een inrichting volgens een der conclusies 1 t/m 12, of voor een opneembakje volgens conclusie 13- 800 2 2 32