NL1003549C2 - Inrichting voor het afdichten van openingen in gebouwen. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Inrichting voor het afdichten van ope- ningen in gebouwen.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het afdichten van openingen in gebouwen tegen vanaf de buitenzijde van het gebouw binnendringend water.

In door overstromingen bedreigde gebieden is het steeds 5 weer noodzakelijk, dat de daar staande gebouwen beschermd moeten worden tegen binnendringend water. Hiertoe worden doorgaans de dienovereenkomstige openingen in gebouwen, zoals deuren of vensters, waardoor het water zou kunnen binnendringen, met planken of platen dichtgespijkerd, dicht-10 gemetseld of door middel van zandzakken afgesloten.

Alle bekende afdichtmaatregelen hebben gemeen, dat het slechts om provisorische oplossingen gaat, die veel tijd in beslag nemen en duur zijn. Bovendien is de afdichting vaak onvoldoende en de voor de afdichting gebruikte middelen 15 kunnen zelden hergebruikt worden.

De onderhavige uitvinding beoogt, een meer dan eens te gebruiken inrichting te verschaffen, waarmee het mogelijk is, op eenvoudige wijze openingen in gebouwen ook gedurende een langere periode af te dichten tegen binnendringend, druk 20 uitoefenend water.

Dit doel wordt door de eigenschappen van het kenmerkende deel van conclusie 1 bereikt. Verdere gunstige uitvoeringsvormen van de uitvinding zijn beschreven in de volg-conclusies.

25 In principe is de uitvinding gebaseerd op het inzicht om als afdichtsysteem een spankruis met een aan het spankruis bevestigbare afdekplaat te gebruiken. Het spankruis wordt hiertoe in de dienovereenkomstige venster- of deuropening ingezet en daar met behulp van spanschroeven gefixeerd. 30 Op het in de openingen van het gebouw gefixeerde spankruis wordt dan de afdekplaat bevestigd, zodat deze de respectieve opening in het gebouw aan de buitenzijde afdekt. Een tussen de afdekplaat en de wand van een gebouw rondlopend afdichte-lement verhindert een binnendringen van het water aan de 1003549 2 zijde van de rand.

Om de werking van het afdichtelement ook bij gebouwen met een kantig oppervlak van de buitenwand te waarborgen, is het als bijzonder gunstig gebleken om voor de afdichting een 5 luchtslang te gebruiken, die bij voorkeur opblaasbaar is vanuit het inwendige van het gebouw. Bij een dergelijk afdichtelement kan de afdichtwerking ook nog na het inbouwen van de inrichting volgens de uitvinding in een opening in een gebouw door opblazen worden veranderd.

10 Bij een bijzonder gunstige verdere ontwikkeling van de uitvinding bestaat de afdekplaat uit kunststof en is kapvor-mig uitgevoerden ter versterking voorzien van dwarsribben. Een dergelijke afdekkap kan eenvoudig vervaardigd worden en heeft een laag gewicht, zodat de inrichting volgens de 15 uitvinding door slechts één persoon snel en gemakkelijk in openingen in gebouwen kan worden ingebouwd. Door de kapvorm wordt gewaarborgd, dat mogelijke afstaande delen van een gebouw, zoals vensterbanken etc., mede door de afdekplaat afgedekt worden.

20 Verdere details en voordelen van de uitvinding blijken uit de volgende, aan de hand van figuren toegelichte uitvoe-ringsvoorbeelden. Daarbij tonen: fig. 1 een dwarsdoorsnede van een in een vensteropening aangebrachte inrichting volgens de uit-25 vinding; fig. 2 een bovenaanzicht van de inrichting volgens fig. 1 met een met streeplijnen afgebeeld spankruis; fig. 3 een vergrote afbeelding van het naar de res- 30 pectieve vensteropening toegekeerde gedeelte van een spankruis van de inrichting volgens fig. 1 en fig. 4 een dwarsdoorsnede van twee in een deuropening aangebrachte inrichtingen volgens de 35 uitvinding.

In fig. 1 is met 1 een inrichting volgens de uitvinding aangeduid, die vanaf de buitenzijde 2 van een gebouw 3 voor het afdichten van een vensteropening 4 met een venster 5 is aangebracht. De inrichting 1 bestaat in hoofdzaak uit een in 1003549 3 de vensteropening 4 aangebracht spankruis 6 en een aan het spankruis 6 bevestigde kapvormige afdekplaat (afdekkap) 7 van kunststof met versterkingsribben 8. De afdekkap 7 bezit aan de zijde van de rand een omlopende, groefvormige uitspa-5 ring 9 voor het opnemen van een luchtslang 10, die via een ventiel 11 en een slangverbinding 12 vanuit het inwendige van het gebouw opblaasbaar is. Aan de buitenwand van het gebouw 12 is de luchtslang 10 afgedekt door een dichting 14, bij voorkeur van schuimrubber, ter bescherming en voor het 10 vereffenen van oneffenheden in de wand.

Het spankruis 6 bestaat uit drie stalen precisiebuizen 15 - 17 (fig. 2), die met elkaar zijn verbonden door middel van twee knoopplaten 18, 19. Aan de uiteinden 20 - 25 daarvan zijn stalen buizen 15 - 17 door ingepaste schroefdraad-15 bussen 26 (fig. 3) afgesloten, die gezekerd zijn door kerf-stiften 27. In de schroefdraadbussen 26 zijn spanschroeven (schroefdraadstangen) 28 - 33 aanwezig, die aan het uiteinde 34 daarvan telkens een hardrubberen voet 35, alsook een zeskante moer (spanmoer) 36 met stuitschroef 37 bezitten.

20 Voor de bevestiging van de afdekkap 7 zijn op het spankruis 6 zeven steunbouten 38 vastgelast aan de stalen buizen 15 - 17. De steunbouten 38 zijn door dienovereenkomstige boringen van de afdekkap geleid en aan de buitenzijde voorzien van vleugelmoeren 39.

25 In het nu volgende wordt ingegaan op de montage van de inrichting volgens de uitvinding voor het afdekken van de vensteropening 4. Hiertoe kan het spankruis 6 en de afdekkap 7 als eenheid, d.w.z. voorgemonteerd, in de vensteropening worden ingezet, of de beide delen kunnen gescheiden worden 30 gemonteerd.

In het eerste geval wordt de afdekkap 7 op de steunbout 38 van het spankruis 6 gezet en met de vleugelmoeren 39 licht bevestigd. Daarna wordt de afdekkap 7 samen met het spankruis 6 op de vensteropening gedrukt en de spanschroeven 35 28 - 33 vanuit het inwendige 13 van het gebouw via de span moeren 36 met een sleutel tegen de binnenwelving van het venster gespannen. Aansluitend worden de vleugelmoeren 39 aangetrokken, tot de rand van de afdekplaat 7 vast tegen het metselwerk van de buitenzijde van het gebouw 4 aanligt.

1003549 4

Daarna wordt de rondlopende luchtslang 10 via de slangver-binding 12 en het ventiel 11 vanuit het inwendige 13 van het gebouw opgepompt. De ter bescherming van de luchtslang 10 buiten aangebrachte rubberpakking 14 wordt daarbij in onef-5 fenheden van het metselwerk gedrukt en zorgt zo voor een perfecte afdichting.

Voor zover het spankruis 6 en de afdekkap 7 nog niet voorgemonteerd zijn, wordt allereerst het spankruis 6 in de binnenwelving van het venster bevestigd door middel van de 10 spanschroeven 28 - 33. Daarna wordt de afdekkap 7 op de steunbouten 38 gezet en met behulp van de vleugelmoeren 39 vastgetrokken. Aansluitend kan dan wederom de luchtslang 10, zoals bovenstaand beschreven, met lucht gevuld worden.

Om een deuropening af te dichten worden bij voorkeur 15 inrichtingen volgens de uitvinding gebruikt, waarvan het spankruis in hoofdzaak dezelfde opbouw heeft, zoals het bovenstaand beschreven spankruis voor vensteropeningen. Wanneer daarbij de deuropening slechts in het onderste gebied afgedicht moet worden (om ook bij een middelmatige 20 overstroming het gebouw nog te kunnen betreden), is vaak een voor vensters ontworpen spankruis voldoende, waarbij voor de naar boven vrijstaande spanschroef een tussensteun gebruikt kan worden.

Zoals in fig. 4 afgebeeld, kunnen ook twee of meer 25 spankruizen 40, 41 boven elkaar in de respectieve deuropening worden ingezet en tegen de binnenwelving van de deur vastgeklemd worden, waarbij de dienovereenkomstige naar elkaar toegekeerde spanschroeven 43, 44 via tussensteunen 45 met elkaar zijn verbonden.

30 De afdekplaten 46, 47 voor het afdichten van de deur opening 42 zijn bij voorkeur zodanig uitgevoerd, dat de afdichtende luchtslang 48 voor de perfecte afdichting van de vloer 49 aan de ingang een stuk naar voren wordt geleid. De luchtslang 48 is daarom in dit geval U-vormig uitgevoerd en 35 eindigt bij het bovenste breed uitlopende profiel 50 voor het opnemen van een tweede afdekplaat 47 (indien noodzakelijk) .

De uitvinding is vanzelfsprekend niet beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvoorbeelden. Zo kan het 1003549 5 slangvormige afdichtelement in plaats van met lucht ook met een ander gas (bijv. C02) worden opgeblazen.

1003549

Claims (14)

1. Inrichting voor het afdichten van openingen (4;42) in gebouwen tegen vanaf de buitenzijde (2) van het gebouw indringend water met a) ten minste één in de opening (4; 42) van het 5 gebouw binnen te brengen en daarin fixeerbaar spankruis (6; 40; 41); b) een aan het spankruis (6; 40, 41) bevestigba-re afdekplaat (7; 46, 47), waarvan de buitenafmetingen zodanig gekozen zijn, dat deze bij 10 het voorgeschreven gebruik van de inrichting (1) de respectieve opening in een gebouw (4; 42) aan de buitenzijde afdekt; c) een aan de afdekplaat (7; 46, 47) aangebracht aan de zijde van de rand rondlopend afdichte- 15 lement (10; 48), dat bij het voorgeschreven gebruik van de inrichting (1) tegen de buitenwand (2) van een gebouw aanligt.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het spankruis (6; 40, 41) bestaat uit kruisvormig aange- 20 brachte metalen buizen (15 - 17), die aan de uiteinden (20 -25) daarvan telkens schroefdraadbussen (26) bevatten, waarin spanschroeven (28 - 33) zijn aangebracht.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat ten minste een deel van de spanschroeven (28 - 33) op de 25 van de schroefdraadbussen (26) afgekeerde zijde eindstukken (35) van hardrubber bezitten.

4. Inrichting volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat aan de metalen buizen (15 - 17) van het spankruis (6; 40, 41) meerdere steunbouten (38) zijn aange- 30 bracht, waaraan de afdekplaat (7; 46, 47) door middel van schroefverbindingen bevestigbaar is.

5. Inrichting volgens een van de conclusies 1 t/m 4, met het kenmerk, dat de afdekplaat (7) kapvormig is uitgevoerd.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de afdekplaat (7; 46, 47) voorzien is van verstevigings- 1003549 ribben (8).

7. Inrichting volgens een van de conclusies 1 t/m 6, met het kenmerk, dat de afdekplaat (7; 46, 47) een aan de buitenste rand daarvan omlopende groefvormige uitsparing (9) 5 voor het afdichtelement (10; 48) heeft.

8. Inrichting volgens een van de conclusies 1 t/m 7, met het kenmerk, dat de afdekplaat (7; 46, 47) uit kunststof bestaat.

9. Inrichting volgens een van de conclusies 1 t/m 8 10 met het kenmerk, dat het afdichtelement (10; 48) een opblaasbare slang is.

10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de opblaasbare slang (10; 48) via een ventiel (11) vanuit het respectieve inwendige (13) van een gebouw op- 15 blaas- en/of oppompbaar is.

11. Inrichting volgens een van de conclusies 1-10, met het kenmerk, dat de opblaasbare slang (10; 48) aan de respectieve buitenwand (2) van een gebouw door middel van een extra dichting (14), bij voorkeur van schuimrubber, 20 afgedekt is ter bescherming en ter vereffening van oneffenheden in de wand.

12. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de extra dichting (14) bestaat uit ruber, bij voorkeur schuimrubber.

13. Inrichting volgens een van de conclusies 1 t/m 12, met het kenmerk, dat voor de afdichting van grotere opening-en (42) in gebouwen het respectieve spankruis modulair uit meerdere kleinere spankruizen (40, 41) is samengesteld, waarbij de naar elkaar toegekeerde spanschroeven (43, 44) 30 van de afzonderlijke spankruizen (40, 41) via tussensteunen (45) met elkaar zijn verbonden.

14. Inrichting volgens een van de conclusies 1 t/m 13, met het kenmerk, dat voor het afdichten van deuropeningen (42) de afdekplaten (46, 47) zodanig zijn uitgevoerd, dat 35 het afdichtelement (48) voor de perfecte afdichting van de vloer (49) aan de ingang telkens een stuk naar voren is geleid. 1003549