NL1003360C2 - Digitale reproduktie-inrichting met verbeterde bedieningseigenschappen. - Google Patents

Description

Digitale reproduktie-inrichting met verbeterde becfleningse(genschappen 5 De uitvinding betreft een werkwijze voor het besturen van een digitale reproduktieinrichting, welke is ingericht om in overeenstemming met digitale beeldgegevens afdrukken te maken op beelddragers, zoals vellen papier, in hetzij een commandogestuurde toestand waarin de inrichting een reproduktieproces aanvangt in reaktie op een startcommando, gegeven met behulp van óp de 10 inrichting aanwezige bedieningsmiddelen, hetzij een autonome toestand waarin de inrichting op eigen initiatief een reproduktieproces aanvangt, waarbij de autonome toestand automatisch wordt ingesteld in afhankelijkheid van een uit een digitale omgeving ontvangen afdrukopdracht,

De uitvinding betreft tevens een inrichting, waarin de werkwijze volgens de 15 uitvinding is geïmplementeerd.

Een dergelijke werkwijze en inrichting zijn bekend uit aanvraagsters Europese octrooiaanvrage nr. 0 689 157. Hierin wordt een inrichting beschreven die onder andere in staat is om via een netwerk afdrukopdrachten te ontvangen en direkt af te drukken. Daarnaast kan de inrichting een kopie maken van een document door dit 20 met behulp van de scanner af te tasten en een afdruk te maken op basis van de bij het scannen gegenereerde digitale beeldgegevens. Bovendien kan de inrichting een printopdracht alleen opslaan in een geheugen en deze pas afdrukken na selektie van de printopdracht door een gebruiker met behulp van de bedieningselementen op het bedieningspaneel van de inrichting en een afdrukcommando met de starttoets.

25 Dit laatste wordt hier verder 'uitgesteld afdrukken* genoemd.

Er zijn dus opdrachten die door een gebruiker aan het apparaat zelf in gang gezet worden (hier: kopieer- en uitgesteld-afdrukopdrachten) en opdrachten die op afstand vanuit bijvoorbeeld een werkstation (PC) worden gegeven (hier: een afdrukopdracht).

30 Het is voor een gebruiker die naar het apparaat gelopen is om daar met de toetsen een opdracht te starten, zeer frustrerend, wanneer juist voordat hij deze opdracht wil beginnen een op afstand gestarte (afdruk)opdracht begint. Hij moet dan wachten, totdat deze op afstand gestarte opdracht is afgelopen, voordat hij zijn kopie kan maken. Dit komt in praktijk vaak voor, vooral op een veelgebruikt 35 apparaat, en levert ergernis en vertraging van het werk op.

De uitvinding heeft tot doel om dit nadeel op te lossen en bereikt dit, doordat bij instelling van de autonome toestand voor het uitvoeren van een ontvangen 1003360 2 afdrukopdracht, eerst een voorafbepaalde aankondigingstijd wordt afgewacht, gedurende welke aankondigingstijd • op een voor de fysieke omgeving van de inrichting herkenbare wijze wordt aangekondigd dat de genoemde afdrukopdracht zal worden uitgevoerd, en 5 - in reaktie op een fysieke interaktie van een bedienaar met de inrichting, de inrichting wordt teruggebracht in de commandogestuurde toestand, en doordat pas na afloop van de genoemde aankondigingstijd de afdrukopdracht werkelijk wordt uitgevoerd.

Op deze wijze wordt bereikt, dat de inrichting , voordat deze zichzelf in de 10 autonome toestand schakelt voor een afdrukopdracht, nog enige tijd in de commandogestuurde toestand blijft en dus ontvankelijk is voor kopieer- en uitgesteld-afdrukopdrachten. Een gebruiker die op dat moment bij het apparaat aankomt om een kopie te maken, weet dat het apparaat dadelijk zal omschakelen naar de autonome toestand, maar kan door snel te beginnen met zijn 15 kopieeropdracht, de afdrukopdracht uitstellen en voorrang opeisen voor zijn eigen opdracht. Het apparaat zal nu immers eerst de opdracht van de bedienaar afhandelen.

Een handige vorm van aankondiging is die, waarbij gebruik wordt gemaakt van het weergeefscherm op het bedieningspaneel van het apparaat, bij voorkeur 20 met opgave van de identiteit van de opkomende afdrukopdracht.

Een verdere verbetering van de positie van de gebruiker bij de inrichting wordt bereikt, doordat op het waarnemen van een fysieke interaktie van een bedienaar met de inrichting, de inrichting in de commandogestuurde toestand wordt gebracht en gedurende een voorafbepaalde eerste wachttijd daarin wordt gehouden.

25 Dit biedt de gebruiker bij het apparaat de mogelijkheid om door enige aktie, bijvoorbeeld door een toets in te drukken of een of meer documenten in de inlegbak van het apparaat te leggen, voor zichzelf tijd te scheppen om in rust zijn opdracht te beginnen. Tijdens deze wachttijd kan de autonome toestand niet worden ingesteld.

Een volgende uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding is 30 daardoor gekenmerkt, dat na afloop van de uitvoering van een reproduktieproces in de commandogestuurde toestand, de inrichting gedurende een voorafbepaalde tweede wachttijd in de commandogestuurde toestand wordt gehouden.

Hierdoor blijft de inrichting na afloop van een kopieeropdracht nog enige tijd in de kopieertoestand en kan de gebruiker, wanneer hij nog meer kopieeropdrachten 35 wil afwerken, niet door een afdrukopdracht overvallen worden. Ook tijdens deze tweede wachttijd kan de inrichting niet in de autonome toestand worden geschakeld. De tweede wachttijd kan gelijk zijn aan de eerste.

1003360 3

Ook zonder het mechanisme van aankondiging van een afdrukopdracht gedurende een aankondigingstijd kan de gebruiker bij de inrichting bevoordeeld worden door de genoemde mechanismes van de wachttijden. In feite is dit een bijzonder geval van de aankondigingstijd, namelijk een aankondigingstijd met de 5 waarde 0.

De aankondigingstijd voor een afdrukopdracht kan verschillend zijn afhankelijk van wat er zich direkt voorafgaande aan die afdrukopdracht heeft afgespeeld, bijvoorbeeld korter tussen twee opeenvolgende afdrukopdrachten en langer direkt na een aktie door een gebruiker aan het apparaat, maar kan ook steeds dezelfde 10 waarde hebben.

Wanneer veel korte afdrukopdrachten na elkaar worden afgedrukt zonder onderbreking voor een kopieeropdracht, zal de produktiesnelheid nadelig beïnvloed worden door de aankondigingstijden. Daarom is een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding daardoor gekenmerkt, dat na het uitvoeren van een reproduktieproces in 15 de autonome toestand, de aankondigingstijd van een direkt daarop volgend reproduktieproces in de autonome toestand, een derde waarde heeft, indien een voorafbepaald cumulatief aantal afdrukken, opgebouwd tijdens voorafgaande ononderbroken reeks reproduktieprocessen in de autonome toestand, niet is overschreden, en een vierde waarde heeft, indien dat wel het geval is.

20 In het bijzonder zal de derde aankondigingstijd veel korter zijn dan de vierde, bij voorkeur zelfs geheel nul. Bij een lange rij korte afdrukopdrachten wordt op deze manier het afdrukken slechts zeer kort of in het geheel niet onderbroken, totdat het voorafbepaalde aantal afdrukken is bereikt, waarna de gebruiker weer meer tijd krijgt om te onderbreken.

25 Een verdere uitvoeringsvorm wordt gekenmerkt, doordat in reaktie op een startcommando, gegeven met behulp van op de inrichting aanwezige bedieningsmiddelen tijdens de aankondigingstijd, de aangekondigde afdrukopdracht onmiddellijk wordt uitgevoerd. Het kan namelijk ook de bedoeling zijn van een bedienaar, om zijn zojuist verstuurde afdrukopdracht met voorrang afgewerkt te 30 krijgen. De uitvinding biedt hem daartoe de mogelijkheid door hem in dit geval dezelfde voorrang te geven als andere gebruikers die zich naar de inrichting begeven om daar een opdracht te starten.

Hierboven is de uitvinding gedefinieerd in relatie tot een inrichting, die is voorzien van zowel een aansluiteenheid aan een digitale omgeving (netwerk) als 35 een scanner voor het zelfstandig genereren van digitale beeldgegevens. De uitvinding is echter niet hiertoe beperkt. De uitvinding betreft elke reproduktieinrichting voor het maken van afdrukken in overeenstemming met digitale 1003360 4 beeldgegevens, die kan werken in hetzij een commandogestuurde, hetzij een autonome toestand. Een voorbeeld daarvan is een inrichting zonder scanner, maar wel ingericht voor het direkt afdrukken en het hierboven omschreven uitgesteld afdrukken van afdrukopdrachten vanuit een digitale omgeving.

5 De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand van de volgende beschrijving van een aantal uitvoeringvoorbeelden, waarbij verwezen wordt naar de bijgevoegde figuren.

In de figuren is

Fig.1 een schema van de algemene opzet van een inrichting volgens de uitvinding; 10 Fig.2 een schema van een aansluiteenheid ten gebruike in de inrichting van Fig.1; Fig.3 een stroomschema van een proces voor het ontvangen van afdrukbestanden; Fig.4 en 5 een stroomschema van een hoofdbesturingsproces volgens de uitvinding; Fig.6 een stroomschema van een alternatief besturingsproces;

Fig.7 een tijddiagram van een proces voor een reëel geval; 15 Fig.8 een stroomschema van een alternatief besturingsproces.

Fig.1 toont de algemene opzet van een beeldreproductieinrichting volgens de uitvinding. Deze inrichting omvat een aftastinrichting of scanner 1 voor het opto-elektrisch aftasten van een document en het leveren van daarmee corresponderende digitale beeldinformatie, een toevoerinrichting 2 voor 20 beeldinformatie vanuit een externe bron, verder genoemd: front-end, en een afdrukeenheid 3 voor het afdrukken van digitale beeldinformatie op een dragermateriaal.

De scanner 1 is voorzien van een op zich bekende automatische toevoerinrichting voor af te tasten documenten (ADF) 1A, en is verbonden met een 25 bewerkingseenheid 17 die signalen uit de scanner omzet in digitale beeldgegevens voor de afdrukeenheid. De bewerkingseenheid 17 is voorts verbonden met een opslageenheid 15 voor tussenopslag van beeldinformatie, welke op zijn beurt is verbonden met de afdrukeenheid 3. Ook het front-end 2 is verbonden met de opslageenheid 15.

30 Alle genoemde elementen zijn verbonden met een centrale besturingseenheid 18, welke verder nog verbonden is met een bedieningseenheid 19 voorzien van een bedieningspaneel 19A met toetsen en een weergeefscherm (display) voor gebruik door een bedieningspersoon. De toetsen omvatten ten minste een starttoets, een correctietoets, tien cijfertoetsen en een aantal toetsen voor het instellen van 35 kopieerfunkties, zoals keuze van kopieformaat, vergroting en afwerking.

De scanner 1 en de afdrukeenheid 3 zijn op zich bekende inrichtingen en hun uitvoeringsvorm maakt geen essentieel deel uit van de uitvinding. Deze elementen 1003360 5 worden daarom hier niet nader beschreven. Een beschrijving van uitvoeringsvormen die geschikt zijn voor toepassing in de inrichting volgens de uitvinding kan bijvoorbeeld gevonden worden in de in de inleiding reeds genoemde octrooiaanvrage EP 0 689 157 van aanvraagster.

5 De toevoereenheid 2 voor digitale beeldinformatie uit externe bron, ook genoemd: front-end, is weergegeven in Fig. 2. Deze eenheid is voorzien van een netwerk-aansluiteenheid 220, verbonden met een extern netwerk 16, waaraan bijvoorbeeld een aantal werkstations kan zijn gekoppeld. Deze werkstations kunnen gegevensbestanden in verscheidene algemeen gebruikte formaten 10 (paginabeschrijvingstalen zoals PCL, PostScript, etc.) via netwerk 16 toezenden om deze te laten afdrukken. De techniek van netwerken en het daarover verzenden van gegevensbestanden is algemeen bekend en zal daarom hier niet worden toegelicht.

De aansluiteenheid 220 is verbonden met een jobherkenningsmodule 222 die op zijn beurt is verbonden met een harde geheugenschijf 223. De 15 jobherkenningmodule 222 stelt van elk toegevoerd gegevensbestand vast, in welke paginabeschrijvingstaal (PDL) het is opgesteld, en extraheert identificatiegegevens die erin zijn opgenomen. In netwerksystemen worden verzonden gegevensbestanden altijd voorzien van identificatiegegevens. Deze gegevens bevatten in de regel de naam van de verzender (eigenaar) van het bestand en de 20 naam van het bestand zelf. Deze gegevens worden door de jobherkenningmodule 222 geëxtraheerd.

De geheugenschijf 223, die bedoeld is voor tussentijdse opslag van een toegevoerd gegevensbestand, is voorts verbonden met een PDL-interpreter 224 voor het omzetten van een in een paginabeschrijvingstaal gecodeerd 25 gegevensbestand in voor verwerking door de afdrukeenheid 3 geschikte vorm. In het algemeen wordt deze bewerking ook wel: "rasteriseren* genoemd. De PDL-interpreter 224 is via een buffer 225 verbonden met de opslageenheid 15 voor tussenopslag. De jobherkenningsmodule 222, de geheugenschijf 223 en de PDL-interpreter 224 zijn voorts elk verbonden met de besturingseenheid 18.

30 Een via het netwerk 16 toegezonden gegevensbestand wordt door het front- end 2 tussentijds opgeslagen op geheugenschijf 223 en aangemeld voor afdrukken bij besturingseenheid 18. Wanneer deze besluit dat het bestand afgedrukt moet worden, geeft het een commando daartoe aan de PDL-interpreter 224 om het te rasteriseren en door te geven via buffer 225 aan de opslageenheid 15. Zodra hierin 35 voldoende gerasteriseerde gegevens zijn opgeslagen om afdrukken door de afdrukeenheid 3 te kunnen beginnen (bijvoorbeeld voldoende voor de eerste af te drukken pagina), wordt de laatste in werking gesteld om een afdruk te maken.

1003360 6

In de hier beschreven uitvoeringsvorm kunnen afdrukopdrachten een van twee vormen hebben, namelijk afdrukopdrachten die zonder tussenkomst van een bedienaar moeten worden afgedrukt, zodra de afdrukeenheid vrij is, en afdrukopdrachten, die na ontvangst slechts worden opgeslagen en die pas na 5 selektie en een startcommando door een bedienaar aan het apparaat worden afgedrukt. Dit laatste wordt hier "uitgesteld afdrukken" genoemd. Een afdrukbestand is voorzien van een attribuut, dat duidelijk maakt, tot welk van de twee bovengenoemde categorieën het behoort.

Een voor uitgesteld afdrukken te gebruiken mechanisme is beschreven in 10 aanvraagsters Europese octrooiaanvrage EP 0 689 157. Dit document beschrijft een gecombineerd kopieer/afdrukapparaat, dat ontvangen afdrukbestanden, ofwel onmiddellijk afdrukt, ofwel opslaat in een geheugen na er eerst de identiteitsgegevens uit geëxtraheerd te hebben. De identiteitsgegevens worden in een lijst ingeschreven. Een gebruiker, wiens afdrukbestanden aldus zijn opgesiagen, 15 kan met behulp van het weergeefscherm op het bedieningspaneel van het apparaat de lijst van opgeslagen afdrukbestanden inspekteren en er een of meer selekteren. Door vervolgens op de starttoets van het apparaat te drukken geeft de bedienaar het apparaat opdracht om een of meer geselekteerde afdrukbestanden af te drukken.

20 In de navolgende beschrijving wordt met de term "kopiëren" tevens "uitgesteld afdrukken" bedoeld. Beide opdrachtsoorten hebben gemeen, dat ze bediening van de toetsen op het bedieningspaneel van het apparaat vereisen.

Het mechanisme van kopieer- en afdrukbeheer, zoals dit is geïmplementeerd in de centrale besturingseenheid 18, wordt nu nader toegelicht aan de hand van 25 Fig.3 tot en met 8.

De basisgedachte die aan de uitvinding ten grondslag ligt is, dat wanneer een apparaat zowel voor het maken van kopieën en uitgestelde-afdrukopdrachten (direkt aan het apparaat) als voor het autonoom printen van afdrukbestanden (vanuit een werkstation) kan worden gebruikt, een gebruiker die de moeite neemt om naar het 30 apparaat te lopen, voorrang moet krijgen voor zijn opdracht. Het besturingsproces van het apparaat zal daarom autonome printopdrachten slechts dan uitvoeren, wanneer er geen gebruiker bij het apparaat aanwezig is. In praktijk betekent dit, dat het proces steeds onderzoekt, of er tekenen zijn, die er op wijzen, dat een gebruiker bezig is om een opdracht uit te voeren of voor te bereiden aan het apparaat.

35 Dergelijke tekenen kunnen bijvoorbeeld de vorm hebben van het indrukken van een toets op het bedieningspaneel of het inleggen van een document in de inlegbak van de ADF. Indien het apparaat dergelijke tekenen waarneemt, zal het niet met een 1003360 7 binnengekomen afdrukopdracht beginnen, maar eerst een voorafbepaalde tijd wachten. Na afloop van die tijd kondigt het apparaat de afdrukopdracht aan op het weergeefscherm op het bedieningspaneel en wacht nog eens een zekere, voorafbepaalde tijd alvorens de afdrukopdracht daadwerkelijk te starten, zodat een 5 gebruiker, die al wel aanwezig is bij het apparaat, maar nog geen aktie heeft ondernomen, nog de kans krijgt om voorrang te nemen. Overigens kan een gebruiker, wanneer hij een afdrukopdracht ziet aankondigen, deze juist wel met voorrang doen afdrukken, door op de starttoets van het apparaat te drukken. Het mechanisme hiervoor wordt beneden toegelicht.

10 Fig.3 toont een proces dat draait ter besturing van het front end 2 voor het ontvangen van nieuwe afdrukbestanden, hierna te noemen "printfiles", vanuit het netwerk 16. Dit proces bevat een wachtlus die bijhoudt, of er een afdrukopdracht binnenkomt. Gebeurt dit, dan worden de identiteitsgevens (naam van de eigenaar en naam van het bestand) van het ontvangen printfile geëxtraheerd door 15 herkenningseenheid 222 en doorgegeven aan de besturingseenheid 16, die deze inschrijft in een wachtrij, en wordt het bestand zelf opgeslagen op de schijf 223.

Fig.4 en 5 tonen het hoofdproces voor het besturen van kopieer- en afdrukopdrachten. In stap S2 wordt aan de hand van signalen uit het bedieningspaneel en uit sensoren in een aantal voor de bedienaar bedienbare 20 apparaatonderdelen, zoals de inlegbak van de ADF, nagegaan, of een bedienaar enige aktie aan het apparaat uitvoert en tevens, of een stop-vlag gezet is (dit laatste wordt verderop nader toegelicht). Is dit het geval, dan reserveert de besturing het apparaat voor een kopieeraktie en worden eventuele afdrukopdrachten alleen opgeslagen. Dit blijkt voor een bedienaar uit het feit, dat op het weergeefscherm van 25 het bedieningspaneel de mededeling 'klaar voor kopiëren" wordt getoond. Intem wordt een teller voor een voorafbepaalde wachttijd, verder te noemen: ^-teller (dit is een teller die autonoom van 0 tot t* loopt) gestart (stap S4). Vervolgens controleert het proces, of de starttoets op het bedieningspaneel is ingedrukt (S6) en in het bevestigende geval wordt een kopieerproces opgestart, inhoudende het scannen 30 van een of meer documenten, het bewerken van de scannersignalen tot printersignalen en het afdrukken van de kopieën op basis van de printersignalen (bij uitgesteld afdrukken houdt deze stap het selekteren door de bedienaar van een van de opgeslagen printfiles, het rasteriseren daarvan en het afdrukken van de prints in) (S8). Na afloop van het kopieerproces keert het proces terug naar stap S4, waarin 35 opnieuw de Vteller wordt gestart.

Indien in stap S6 de starttoets niet was ingedrukt, onderzoekt het proces, of er dan enige andere aktie is uitgevoerd door een bedienaar (S10). Zo ja, dan keert 1003360 8 het proces terug naar stap S4 en start de Vteller opnieuw. Onder een andere aktie door de bedienaar is bijvoorbeeld te verstaan: het maken van instellingen voor een kopieeropdracht, bijvoorbeeld het aantal gewenste afdrukken. Naast de hierboven beschreven reaktie hierop, worden natuurlijk de gemaakte instellingen opgenomen in 5 een besturingsproces voor de kopieeropdracht, dat hier niet beschreven is.

Wordt er in stap S10 geconstateerd, dat er ook geen andere aktie van een bedienaar is geweest, dan wordt de stand van de Vteller opgenomen (S12). Heeft deze nog niet zijn voorgeprogrammeerde eindwaarde bereikt, dan keert het proces terug naar stap S6. Op deze wijze wordt ervoor gezorgd, dat het apparaat 10 gedurende een tijd t* exclusief beschikbaar blijft voor kopieeropdrachten.

Blijkt er in stap S12, dat de ^-teller zijn eindwaarde bereikt heeft zonder dat er een aktie van een bedienaar geweest is, dan keert het proces terug naar stap S2 en begint alles weer opnieuw.

In het geval, dat er in stap S2 geconstateerd wordt dat er geen aktie van een 15 bedienaar is geweest, en evenmin de stop-vlag is gezet, dan controleert het proces, of er een afdrukopdracht is binnengekomen, door de wachtrij te inspekteren op daar ingeschreven printfiles (S14). Is er geen afdrukopdracht, dan keert het proces terug naar stap S2. Is er wel een afdrukopdracht, dan behandelt het proces deze volgens het schema in Fig.5.

20 De behandeling van een afdrukopdracht begint met het starten van een teller voor de aankondigingstijd, hier verder te noemen: tA-teller (dit is een teller die autonoom van 0 tot tA loopt) en het aankondigen van de eerste afdrukopdracht in de wachtrij van de besturingseenheid 18 op het weergeefscherm van het bedieningspaneel door middel van de mededeling "In enkele seconden start 25 printopdracht", gevolgd door de naam van de eigenaar van de afdrukopdracht en de naam van het printfile (S20). De boodschap op het weergeefscherm vermeldt bovendien, dat een bedienaar de afdrukopdracht onmiddellijk kan starten door op de starttoets te drukken en de afdrukopdracht kan uitstellen (zodat hij eerst zelf kan kopiëren) door op de correctietoets te drukken. Overigens heeft ook elke andere 30 aktie (indrukken van een toets anders dan de starttoets, inleggen van documenten in de ADF, zelfs openen van een deur of klep) tot gevolg, dat de afdrukopdracht wordt uitgesteld.

Vervolgens wordt in stap S22 gecontroleerd, of de starttoets is ingedrukt. Is dit niet het geval, dan wordt gecontroleerd op enige andere aktie van een bedienaar 35 aan het apparaat (S24). is ook dit niet het geval, dan wordt de stand van de tA-teller opgenomen (S26). Is deze nog niet aangekomen op zijn voorgeprogrammeerde eindwaarde tA, dan springt het proces terug naar stap S22. Is tA wel bereikt, dan 1003360 9 start het proces in stap S28 de rasterisator 224 op om het eerste printfile in de wachtrij te rasteriseren en via buffer 225 weg te schrijven naar opslageenheid 15.

Op het moment dat voldoende gerasteriseerde gegevens in opslageenheid 15 aanwezig zijn, wordt de afdrukeenheid 2 in werking gesteld om de beeldgegevens af 5 te drukken op een vel papier. Ook zou reeds bij het aanvangen van het rasteriseren de afdrukeenheid 2 kunnen worden gestart, ook al zijn er nog onvoldoende beeldgegevens beschikbaar. Totdat deze wel beschikbaar zijn, blijft de afdrukeenheid draaien zonder af te drukken. Hierdoor weet de bedienaar, dat het apparaat zijn commando heeft opgemerkt. Dit is in het algemeen een goede 10 maatregel in digitale kopieer- of afdrukapparaten, waarin soms de voorbewerking van de af te drukken digitale beeldgegevens enige tijd vergt. Wanneer het apparaat stil blijft na het indrukken van de starttoets, omdat er eerst alleen een bewerking van beeldgegegevens plaatsvindt, blijft de bedienaar in het ongewisse, of het apparaat zijn opdracht heeft herkend.

15 Was in stap S22 geconstateerd, dat de starttoets wel was ingedrukt, dan was onmiddellijk overgegaan naar stap S28. Wordt in stap S24 gevonden, dat er enige andere aktie was uitgevoerd, dan wordt de voorbereiding van de afdrukopdracht afgebroken. De aankondigingsboodschap wordt van het weergeefscherm verwijderd, de tA-teller wordt gestopt en gereset (S30) en het proces springt naar stap S4 (Fig.4) 20 om de bedienaar gelegenheid te geven om een kopieeropdracht uit te voeren.

Tijdens het afdrukken van een afdrukopdracht (begonnen in stap S28) wordt op het weergeefscherm van het bedieningspaneel de volgende boodschap vertoond: "bezig met afdrukopdracht", gevolgd door de naam van de eigenaar van de afdrukopdracht en de naam van het printfile. Bovendien wordt voortdurend 25 gecontroleerd, of een bedienaar door enige aktie aan het apparaat zijn aanwezigheid kenbaar maakt (S32). Is dit het geval, dan zet het proces een stop-vlag op een bepaalde plaats in het geheugen (S34), maar ondeibreekt de lopende afdrukopdracht niet. Doordat de stop-vlag gezet is, zal echter na afloop van de afdrukopdracht niet meteen met de voorbereiding van een eventuele nieuwe 30 afdrukopdracht begonnen worden, maar komt het apparaat eerst beschikbaar voor een kopieeropdracht. Bij het beëindigen van de afdrukopdracht (S36) keert het proces terug naar stap S2, waarin onder andere de stop-vlag geïnspecteerd wordt.

Een tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding, welke een alternatieve behandeling van een afdrukopdracht omvat, wordt getoond in Fig.6. Hierin wordt de 35 rasterisatie van een af te drukken printfile en het wegschrijven van de gerasteriseerde beeldgegevens naar de opslageenheid 15 reeds gestart bij het begin van de aankondigingstijd tA, zodat er voldoende beeldgegevens voor de < 0 0 3 3 6 0 10 afdrukeenheid bij het aflopen daarvan in de regel beschikbaar zullen zijn en dus onmiddellijk met het afdrukken kan worden begonnen. Zou nu tijdens de aankondigingstijd een bedienaar het proces onderbreken om een of meer kopieën te maken, dan blijven de reeds gerasteriseerde beeldgegevens aanwezig in de 5 opslageenheid, tenzij er daardoor onvoldoende geheugenruimte overblijft voor de kopieeropdracht. In dat geval worden de reeds gerasteriseerde beeldgegevens uit de opslageenheid gewist en moet na afloop van de onderbreking de rasterisatie weer geheel of gedeeltelijk opnieuw beginnen. In het andere geval kan rasterisatie gewoon verder gaan, wanneer de gegevensstroom naar de opslageenheid 15 voor 10 de kopieeropdracht is afgehandeid. Afdrukken van de afdrukopdracht begint natuurlijk pas wanneer de wachttijd t* verstreken is. Ook kan de inrichting worden uitgerust met twee aparte geheugens, een voor kopieerprocessen en een voor afdrukopdrachten, zodat bij onderbreking van een afdrukopdracht voor een kopieeropdracht de gerasteriseerde beeldgegevens veilig bewaard kunnen worden. 15 In Fig.6 worden de stappen, die met de stappen in Fig.5 overeenkomen, aangeduid met hetzelfde volgnummer en een accent. Het verloop van het proces volgens deze uitvoeringsvorm wijkt voornamelijk af van dat in Fig.5 door toevoeging van een stap S25' tussen de stappen S24' en S26' en een stap S23' in de direkte verbinding tussen S22' en S28'. Beide toegevoegde stappen controleren, of er 20 voldoende gerasteriseerde beeldgegevens beschikbaar zijn in opslageenheid 15 om met afdrukken te beginnen. Is dat niet het geval, dan springt het proces van stap S25' terug naar S22', of wacht het proces in stap S23' tot de rasterisatie klaar is.

Fig.7 beschrijft de gang van zaken bij gemengd gebruik van de inrichting volgens de uitvinding als printer en kopieermachine voor een reële situatie.

25 Langs de onderzijde van de figuur is een tijdschaal weergegeven met arbitraire tijdseenheden, die hierna gebruikt zal worden om opeenvolgende gebeurtenissen aan te duiden. Voor dit voorbeeld is de wachttijd t* op 3 tijdseenheden gesteld en de aankondigingstijd tA op 2 tijdseenheden. De doorgaande lijn met blokken erin, midden in de figuur, geeft het verloop van de 30 aktiviteiten van het apparaat in de loop van de tijd. Een blok representeert een kopieer- of een afdrukaktie. In relatie tot de beide alternatieve uitvoeringsvormen die hierboven zijn beschreven, betekent een blok 'PRINTEN' ofwel het rasteriseren en afdrukken van de gerasteriseerde beeldgegevens (eerstgenoemde uitvoering), ofwel alleen het afdrukken, waarbij het rasteriseren reeds heeft plaatsgevonden in de 35 aankondigingstijd tA (tweede uitvoering). Dit laatste is niet apart weergegeven in de figuur.

Aangenomen wordt, dat op een tijstip t=0 een kopieeropdracht begint. Deze is 1003360 11 afgelopen op een tijdstip t=7, waarna de teller voor de wachttijd t* wordt gestart. Deze loopt tot t=11. Inmiddels is op tijdstip t=8 een printopdracht binnengekomen in het front-end 2, die dit gemeld heeft aan centrale besturingseenheid 18 en het bijbehorende printfile (printfile 1) heeft opgeslagen op opslageenheid 223.

5 Omdat er dus een printopdracht aanwezig is bij het beëindigen van t*, wordt nu de teller voor de aankondigingstijd tA gestart en op het weergavescherm wordt de aankondigingsboodschap met de naam van gebruiker en printfile getoond. Bij het aflopen van tA is er niets gebeurd en dus geeft het proces nu aan het front-end 2 opdracht om printfile 1 te rasteriseren en de daarbij gegenereerde beeldgegevens 10 op te slaan in de opslageenheid 15, en geeft de afdrukeenheid 3 opdracht om de beeldgegevens af te drukken.

De afdrukeenheid is daarmee klaar op tijdstip t=19, maar intussen is op t=16 een nieuwe printopdracht binnengekomen en door front-end 2 opgeslagen op schijf 223 (printfile 2). Bij het beëindigen van het afdrukken van printfile 1 wordt daarom 15 onmiddellijk de teller voor tA opnieuw gestart en de nieuwe printopdracht aangekondigd op het weergavescherm. Bij het aflopen van tA is er weer niets gebeurd en dus geeft het proces aan het front-end 2 opdracht om printfile 2 te rasteriseren en de daarbij gegenereerde beeldgegevens op te slaan in het setgeheugen 15, en geeft de afdrukeenheid 3 opdracht om de beeldgegevens af te 20 drukken.

Ook tijdens het afdrukken van printfile 2 is een nieuwe printopdracht binnengekomen en opgeslagen (op t = 23), en na afloop van het afdrukken wordt opnieuw de teller voor tA gestart, maar voordat deze afloopt wordt er op een tijdstip t=28 door een bedienaar bij het apparaat een merkbare aktie uitgevoerd, 25 bijvoorbeeld het inleggen van een stapel documenten in de inlegbak van de ADF. Bijgevolg wordt op datzelfde moment de teller voor tA gestopt en de teller voor de wachttijd gestart, zodat het apparaat nu enige tijd exclusief beschikbaar is voor een kopieeropdracht. De aankondiging van de printopdracht wordt van het weergeefscherm verwijderd en vervangen door de boodschap "klaar voor kopiëren". 30 Op tijdstip t=29 heeft de bedienaar de vereiste instellingen voor zijn kopieeropdracht gemaakt en drukt op de startknop, waarna het apparaat de kopieeropdracht uitvoert. Deze is gereed op tijdstip t=36, waarna de teller voor de wachttijd t* wordt gestart om de bedienaar de gelegenheid te geven om een eventuele volgende kopieeropdracht te geven. De bedienaar is echter klaar, neemt 35 zijn documenten en kopieën uit de afiegbakken en verwijdert zich van het apparaat zonder verdere akties. Daardoor loopt ongestoord af en begint het proces met de voorbereidingen voor het afdrukken van printfile 3 door de teller voor de 1003360 12 aankondigingstijd tA te starten en op het weergavescherm de aankondigingsboodschap met de naam van gebruiker en printfile te tonen. Op het aflopen van tA, op t=41, wordt de daadwerkelijke afdrukaktie gestart.

Fig.8 toont een derde uitvoeringsvorm van de uitvinding. Deze 5 uitvoeringsvorm is een variant van de bovenbeschreven tweede uitvoeringsvorm welke is getoond in Fig.6, en biedt een verdere verhoging van de afdruksnelheid, speciaal wanneer veel kleine afdrukopdrachten achter elkaar aan het apparaat worden toegevoerd. Bij de genoemde tweede uitvoeringsvorm worden twee kort na elkaar binnengekomen afdrukopdrachten altijd met een tussentijd tA afgedrukt.

10 Wanneer er nu zeer kleine afdrukopdrachten moeten worden uitgevoerd, zal de tijd, nodig voor het afdrukken daarvan, klein zijn ten opzichte van de tussentijd tA, en zal de totale produktietijd voor alle afdrukopdrachten voornamelijk bepaald worden door de tussentijden, waardoor de gemiddelde afdruksnelheid afneemt. Dit wordt sterk verbeterd in de nu te beschrijven derde uitvoeringsvorm. Dit wordt bereikt, doordat 15 na het afdrukken van een printfile meteen wordt doorgegaan met het afdrukken van het volgende printfile totdat het gecumuleerde aantal afdrukbladzijden van de reeks printfiles een voorafbepaald aantal, bijvoorbeeld 30, overschrijdt. Pas in dat laatste geval wordt eerst weer een aankondiging met tussentijd tA ingelast.

Ook andere criteria kunnen worden gebruikt om de onderbreking voor een 20 nieuwe aankondiging te laten plaatsvinden, bijvoorbeeld het overschriijden van een voorafbepaalde hoeveelheid digitale gegevens, of de onderbreking zou kunne plaatsvinden, wanneer een printfile van een andere eigenaar moet worden afgedrukt.

In Fig.8 worden de stappen, die met de stappen in Fig.6 overeenkomen, 25 aangeduid met hetzelfde volgnummer en een dubbel accent.

Het rasteriseren van printfiles (stap S20”) is nu niet beperkt tot het eerste printfile in de wachtrij, maar gaat door tot er geen printfiles meer in de wachtrij staan of er een onderbreking van het proces plaatsvindt. Terwijl het rasteriseren voortgang vindt, loopt de tA-teller en wordt op het weergeefscherm de eerste afdrukopdracht 30 aangekondigd. Intussen kan een bedienaar het afdrukken eerder op gang brengen door op de starttoets te drukken (S22a), waardoor het afdrukken begint zodra het eerste printfile voldoende ver gerasteriseerd is (S23* en S28"). Door enige andere aktie van de bedienaar (S24") wordt het rasteriseren afgebroken, de tA-teller gestopt en een eventueel opgebouwd cumulatief aantal afgedrukte bladzijden wordt genuld 35 (S30" en S31"), waarna het proces terugkeert naar de kopieertoestand.

Wanneer een printfile gerasteriseerd is (S25") en tevens de tA-teller is afgelopen (S26“), wordt de afdrukeenheid 2 gestart voor het afdrukken van dat 1003360 13 printfile (S28"), zolang als dat niet het geval is,blijft het proces de bedienaarsakties volgen.

Tijdens het afdrukken wordt op het weergeefscherm de boodschap vertoond: "bezig met afdrukken van printopdracht", gevolgd door de naam van de eigenaar 5 van de afdrukopdracht en de naam van het printfile, en voorts: "Voor kopieeropdracht druk op C". Vervolgens blijft het proces controleren op bedienaarsakties (S32") en zet bij het herkennen daarvan een stop-vlag.

Wanneer een printopdracht voltooid is (S36*), wordt het aantal afgedrukte bladzijden aan een eventueel reeds opgebouwd totaal toegevoegd (S38"), waarna in 10 stap S40" wordt onderzocht, of hiermee het voorafbepaalde maximale aantal bladzijden (N) is overschreden.ls dit het geval, dan wordt het opgebouwde cumulatieve aantal afgedrukte bladzijden genuld (S42") en teruggesprongen naar stap S2, zodat weer een aankondiging wordt gedaan.

Is het aantal N in stap S40" niet overschreden, dan wordt eerst onderzocht, of 15 de stop-vlag is gezet ten gevolge van een bedienaarsaktie (S44"). Is dit het geval, dan springt het proces via stappen S30" en S31" naar de kopieertoestand. Is er geen stop-vlag gezet, dan onderzoekt het proces in stap S25", of er al een volgend printfile gerasteriseerd is en gaat in het bevestigende geval over tot afdrukken daarvan. De tA-teller was reeds afgelopen, zodat stap S26" in dit geval geen 20 betekenis heeft.

Op deze wijze kan een aantal kleine afdrukopdrachten snel worden afgewerkt, terwijl toch de prioriteit voor een kopieeropdracht is gegarandeerd.

Als toevoeging aan de bovenbeschreven uitvoeringsvormen kan het proces zodanig worden uitgebreid, dat bij ontvangst van een afdrukopdracht door het front-25 end 2 een mededeling op het weergeefscherm van het bedieningspaneel wordt getoond, die de binnenkomst kenbaar maakt tezamen met de geëxtraheerde identiteitsgegevens van de ontvangen afdrukopdracht. Bovendien vermeldt de mededeling, dat deze afdrukopdracht onmiddellijk kan worden gestart door een bepaalde toets in te drukken. Na verloop van een voorafbepaalde tijd of door 30 indrukken van een bepaalde toets verdwijnt de mededeling weer van het scherm. Voor een gebruiker, die snel een printfile wil laten afdrukken, Is dit handig, omdat hij na het verzenden van het printfile zich onmiddellijk naar het apparaat kan begeven en daar de afdrukopdracht kan starten zonder op wacht- of aankondigingstijd te hoeven wachten.

35 Een bijzondere vorm van commandogestuurd gedrag is het met voorrang afdrukken van een gewone afdrukopdracht, wanneer door een grote toevloed van afdrukopdrachten, er een wachtrij is ontstaan van afdrukopdrachten. Deze 100*360 14 afdrukopdrachten zijn in de wachtrij opgenomen in volgorde van binnenkomst. In bekende netwerksystemen is het mogelijk om de wachtrij te inspekteren. In de inrichting volgens de uitvinding is deze mogelijkheid ook ingebouwd, waarbij de inspektie plaatsvindt met behulp van het weergeefscherm op het bedieningspaneel.

5 Met behulp van de toetsen op het bedieningspaneel kan een gebruiker nu een afdrukopdracht in de wachtrij selekteren. Volgens het principe van de uitvinding wordt ook deze handeling aan het apparaat afgehandeld als een kopieer* of uitgesteld-afdrukken-opdracht, dat wil zeggen volgens de stappen S2 tot en met S12 (waarbij in stap S4 uiteraard een aangepaste tekst wordt vertoond).

10 Hoewel de uitvinding is beschreven aan de hand van de uitvoeringsvormen hierboven, is zij hier niet toe beperkt. Voor de vakman is het duidelijk, dat ook andere uitvoeringsvormen mogelijk zijn binnen de reikwijdte van de conclusies.

1003360

Claims (31)

1. Werkwijze voor het besturen van een digitale reproduktieinrichting, welke is ingericht om in overeenstemming met digitale beeldgegevens afdrukken te maken 5 op beelddragers, zoals vellen papier, in hetzij een commandogestuurde toestand waarin de inrichting een reproduktieproces aanvangt in reaktie op een startcommando, gegeven met behulp van op de inrichting aanwezige bedieningsmiddelen, hetzij een autonome toestand waarin de inrichting op eigen initiatief een reproduktieproces aanvangt, waarbij de autonome toestand automatisch 10 wordt ingesteld in afhankelijkheid van een uit een digitale omgeving ontvangen afdrukopdracht, met het kenmerk, dat bij instelling van de autonome toestand voor het uitvoeren van een ontvangen afdrukopdracht, 15 eerst een voorafbepaalde aankondigingstijd wordt afgewacht, gedurende welke aankondigingstijd - op een voor de fysieke omgeving van de inrichting herkenbare wijze wordt aangekondigd dat de genoemde afdrukopdracht zal worden uitgevoerd, en - in reaktie op een fysieke interaktie van een bedienaar met de inrichting, de 20 inrichting wordt teruggebracht in de commandogestuurde toestand, en dat pas na afloop van de genoemde aankondigingstijd de afdrukopdracht werkelijk wordt uitgevoerd.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarin het aankondigen van een afdrukopdracht geschiedt in de vorm van een aankondigingsboodschap op een op 25 de inrichting aanwezig weergeefscherm.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, waarin bij de aankondiging van een afdrukopdracht een identificatie wordt gegeven van de uit te voeren afdrukopdracht.

4. Werkwijze volgens conclusie 1, waarin op het waarnemen van een fysieke interaktie van een bedienaar met de inrichting, de inrichting in de 30 commandogestuurde toestand wordt gebracht en gedurende een voorafbepaalde eerste wachttijd daarin wordt gehouden.

5. Werkwijze volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat, indien een afdrukopdracht is ontvangen, wordt onderzocht of de inrichting zich in de genoemde eerste wachttijd bevindt, en dat de autonome toestand slechts 35 wordt ingesteld, indien dit niet het geval is.

6. Werkwijze volgens conclusie 1 of 4, waarin na afloop van de uitvoering van een reproduktieproces in de commandogestuurde toestand, de inrichting gedurende 1003360 een voorafbepaalde tweede wachttijd in de commandogestuurde toestand wordt gehouden.

7. Werkwijze volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat, indien een afdrukopdracht is ontvangen, wordt onderzocht of de inrichting zich 5 in de genoemde tweede wachttijd bevindt, en dat de autonome toestand slechts wordt ingesteld, indien dit niet het geval is.

8. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de genoemde aankondigingstijd een eerste waarde heeft, indien zij direkt volgt op het aflopen van een eerste of een tweede wachttijd, en een tweede waarde 10 heeft, indien zij direkt volgt op het uitvoeren van een reproduktieproces in de autonome toestand.

9. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat na het uitvoeren van een reproduktieproces in de autonome toestand, de aankondigingstijd van een direkt daarop volgend reproduktieproces in de autonome 15 toestand, een derde waarde heeft, indien een voorafbepaald cumulatief aantal afdrukken, opgebouwd tijdens voorafgaande ononderbroken reeks reproduktieprocessen in de autonome toestand, niet is overschreden, en een vierde waarde heeft, indien dat wel het geval is.

10. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, 20 dat in reaktie op een startcommando, gegeven met behulp van op de inrichting aanwezige bedieningsmiddelen tijdens de aankondigingstijd, de aangekondigde afdrukopdracht onmiddellijk wordt uitgevoerd.

11. Werkwijze volgens conclusie 1, waarin het reproduktieproces in de genoemde commandogestuurde toestand een kopieerproces omvat, waarbij digitale 25 beeldgegevens worden gegenereerd door een tot de inrichting behorende scanner en, eventueel na bewerking en tussenopslag, worden afgedrukt op beelddragers.

12. Werkwijze volgens conclusie 1, waarin het reproduktieproces in de genoemde commandogestuurde toestand een uitgesteld-afdrukproces voor het uitvoeren van uit een digitale omgeving ontvangen afdrukopdrachten omvat, waarbij 30 het uitvoeren van een ontvangen afdrukopdracht slechts in reaktie op bediening van een of meer bedieningsmiddelen op de inrichting kan worden aangevangen.

13. Werkwijze volgens conclusie 1, waarin het reproduktieproces in de genoemde commandogestuurde toestand een combinatie vormt van selektie van een afdrukopdracht uit een wachtrij van uit een digitale omgeving ontvangen 35 afdrukopdrachten en het uitvoeren van de geselekteerde afdrukopdracht omvat.

14. Werkwijze voor het besturen van een digitale reproduktieinrichting, welke is ingericht om in overeenstemming met digitale beeldgegevens afdrukken te maken 1003360 op beelddragers, zoals vellen papier, in hetzij een commandogestuurde toestand waarin de inrichting een reproduktieproces aanvangt in reaktie op een startcommando, gegeven met behulp van op de inrichting aanwezige bedieningsmiddelen, hetzij een autonome toestand waarin de inrichting op eigen 5 initiatief een reproduktieproces aanvangt, waarbij de autonome toestand automatisch wordt ingesteld in afhankelijkheid van een uit een digitale omgeving ontvangen afdrukopdracht, welke inrichting is voorzien van middelen om een fysieke interaktie van een bedienaar met de inrichting waar te nemen, 10 met het kenmerk, dat op het waarnemen van een fysieke interaktie van een bedienaar met de inrichting, de inrichting in de commandogestuurde toestand wordt gebracht en gedurende een voorafbepaalde eerste wachttijd daarin wordt gehouden.

15. Werkwijze volgens conclusie 14, met het kenmerk, 15 dat, indien een afdrukopdracht is ontvangen, wordt onderzocht of de inrichting zich in de genoemde eerste wachttijd bevindt, en dat de autonome toestand slechts wordt ingesteld, indien dit niet het geval is.

16. Werkwijze volgens conclusie 14, waarin na afloop van de uitvoering van een reproduktieproces in de commandogestuurde toestand, de inrichting gedurende 20 een voorafbepaalde tweede wachttijd in de commandogestuurde toestand wordt gehouden.

17. Werkwijze volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat, indien een afdrukopdracht is ontvangen, wordt onderzocht of de inrichting zich in de genoemde tweede wachttijd bevindt, en dat de autonome toestand slechts 25 wordt ingesteld, indien dit niet het geval is.

18. Werkwijze volgens conclusie 14, waarin het reproduktieproces in de genoemde commandogestuurde toestand een kopieerproces omvat, waarbij digitale beeldgegevens worden gegenereerd door een tot de inrichting behorende scanner en, eventueel na bewerking en tussenopslag, worden afgedrukt op beelddragers.

19. Werkwijze volgens conclusie 14, waarin het reproduktieproces in de genoemde commandogestuurde toestand een uitgesteld-afdrukproces voor het uitvoeren van uit een digitale omgeving ontvangen afdrukopdrachten omvat, waarbij het uitvoeren van een ontvangen afdrukopdracht slechts in reaktie op bediening van een of meer bedieningsmiddelen op de inrichting kan worden aangevangen.

20. Werkwijze volgens conclusie 14, waarin het reproduktieproces in de genoemde commandogestuurde toestand een combinatie vormt van selektie van een afdrukopdracht uit een wachtrij van uit een digitale omgeving ontvangen 1003360 afdrukopdrachten en het uitvoeren van de geselekteerde afdrukopdracht omvat. 21. inrichting voor het weergeven van beelden op beelddragers, zoals vellen papier, omvattende een generator voor het genereren van digitale beeldinformatie, ten minste 5 omvattende een aansluiteenheid voor het ontvangen en bewerken van digitale beeldinformatie vanuit een digitale omgeving; een afdrukeenheid voor het afdrukken van een beeld op een beelddrager in overeenstemming met digitale beeldinformatie; een bedieningseenheid voorzien van bedieningsmiddelen zoals toetsen en een 10 weergeefscherm; een besturingseenheid, verbonden met de aansluiteenheid, de afdrukeenheid en de bedieningseenheid, voor het besturen van de inrichting in hetzij een commandogestuurde toestand waarin waarin de besturingseenheid in reaktie op een startcommando, gegeven met behulp van de bedieningsmiddelen, 15 een reproduktieproces in de inrichting opstart, hetzij een autonome toestand waarin de besturingseenheid op eigen initiatief een reproduktieproces in de inrichting opstart, waarbij de besturingseenheid is voorzien van middelen om te onderzoeken of er een afdrukopdracht door de aansluiteenheid is ontvangen uit een digitale omgeving en 20 om in afhankelijkheid daarvan automatisch de autonome toestand in te stellen; met het kenmerk, dat de besturingseenheid tevens is voorzien van een eerste tijdteller voor het aftellen van een voorafbepaalde aankondigingstijd en van aankondigingsmiddelen om op een voor de fysieke omgeving van de inrichting herkenbare wijze aan te 25 kondigen dat een ontvangen afdrukopdracht zal worden uitgevoerd, en voorts, dat de besturingseenheid is ingericht om bij het instellen van de autonome toestand voor het uitvoeren van een door de aansluiteenheid ontvangen afdrukopdracht eerst de eerste tijdteller te starten en de middelen voor het aankondigen van een 30 afdrukopdracht te aktiveren; gedurende de aankondigingstijd te reageren op bediening van een der genoemde bedieningsmiddelen door terug te keren in de commandogestuurde toestand; en eerst na afloop van de genoemde aankondigingstijd een reproduktieproces voor het uitvoeren van de betreffende afdrukopdracht op te starten.

22. Inrichting volgens conclusie 21, waarin de aankondigingsmiddelen zijn ingericht om een aankondigingsboodschap te doen vertonen op het weergeefscherm van de bedieningseenheid. 1003360

23. Inrichting volgens conclusie 21 of 22, waarin de aankondigingsmiddelen zijn ingericht om bij aankondiging van een afdrukopdracht een identificatie daarvan weer te geven.

24. Inrichting volgens conclusie 21, 5 waarin de besturingseenheid is voorzien van middelen om een fysieke interaktie van een bedienaar met de inrichting waar te nemen, met het kenmerk, dat de besturingseenheid is voorzien van een tweede tijdteller, die is ingericht om een voorafbepaalde eerste wachttijd af te tellen, 10 en voorts dat de besturingseenheid is ingericht om op het waarnemen van een fysieke interaktie van een bedienaar met de inrichting, over te gaan, dan wel te blijven in de commandogestuurde toestand, de tweede tijdteller te starten en gedurende de genoemde eerste wachttijd in de commandogestuurde toestand te blijven.

25. Inrichting volgens conclusie 24, met het kenmerk, dat de besturingseenheid is ingericht om, indien door de aansluiteenheid een afdrukopdracht is ontvangen, niet over te gaan in de autonome toestand, indien de tweede tijdteller loopt.

26. Inrichting volgens conclusie 21 of 24, met het kenmerk, 20 dat de besturingseenheid is voorzien van een derde tijdteller, die is ingericht om een voorafbepaalde tweede wachttijd af te tellen, en voorts dat de besturingseenheid is ingericht om na afloop van de uitvoering van een kopieeropdracht de derde tijdteller te aktiveren gedurende de genoemde tweede wachttijd in de commandogestuurde toestand te blijven.

27. Inrichting volgens conclusie 26, met het kenmerk, dat de besturingseenheid is ingericht om, indien door de aansluiteenheid een afdrukopdracht is ontvangen, niet over te gaan in de autonome toestand, indien de tweede of de derde tijdteller loopt.

26. Inrichting volgens conclusie 21, met het kenmerk, 30 dat de genoemde aankondigingstijd een eerste waarde heeft, na het aflopen van een eerste of een tweede wachttijd, en een tweede waarde heeft, direkt na het uitvoeren van een afdrukopdracht. 29. inrichting volgens conclusie 21, waarin de besturingseenheid bovendien is voorzien van een teller voor het bijhouden van een tijdens de uitvoering van 35 afdrukopdrachten opgebouwd cumulatief aantal afdrukken, en waarin de genoemde aankondigingstijd, na het uitvoeren van een afdrukopdracht, een derde waarde heeft, indien de genoemde teller op dat moment een voorafbepaalde nog niet heeft 1003360 bereikt, en een vierde waarde heeft, indien dat wei het geval is. 30. inrichting volgens conclusie 29, waarin de besturingseenheid is ingericht om in reaktie op een startcommando, gegeven met behulp van de bedieningsmiddelen tijdens de aankondigingstijd, onmiddellijk een reproduktieproces 5 voor de aangekondigde afdrukopdracht op te starten.

31. Inrichting voor het weergeven van beelden op beelddragers, zoals vellen papier, omvattende een generator voor het genereren van digitale beeldinformatie, ten minste omvattende een aansluiteenheid voor het ontvangen en bewerken van digitale 10 beeldinformatie vanuit een digitale omgeving; een afdrukeenheid voor het afdrukken van een beeld op een beelddrager in overeenstemming met digitale beeldinformatie; een bedieningseenheid voorzien van bedieningsmiddelen zoals toetsen en een weergeefscherm; 15 een besturingseenheid, verbonden met de aansluiteenheid, de afdrukeenheid en de bedieningseenheid, voor het besturen van de inrichting in hetzij een commandogestuurde toestand waarin waarin de besturingseenheid in reaktie op een startcommando, gegeven met behulp van de bedieningsmiddelen, een reproduktieproces in de inrichting opstart, 20 hetzij een autonome toestand waarin de besturingseenheid op eigen initiatief een reproduktieproces in de inrichting opstart, waarbij de besturingseenheid is voorzien van middelen om te onderzoeken of er een afdrukopdracht door de aansluiteenheid is ontvangen uit een digitale omgeving en om in afhankelijkheid daarvan automatisch de autonome toestand in te stellen 25 en voorts voorzien is van middelen om een fysieke interaktie van een bedienaar met de inrichting waar te nemen; met het kenmerk, dat de besturingseenheid is voorzien van een tweede tijdteller, die is ingericht om een voorafbepaalde eerste wachttijd af te tellen, 30 en voorts dat de besturingseenheid is ingericht om op het waarnemen van een fysieke interaktie van een bedienaar met de inrichting, over te gaan, dan wel te blijven in de commandogestuurde toestand, de tweede tijdteller te starten en gedurende de genoemde eerste wachttijd in de commandogestuurde toestand te blijven.

32. Inrichting volgens conclusie 31, met het kenmerk, dat de besturingseenheid is ingericht om, indien door de aansluiteenheid een afdrukopdracht is ontvangen, niet over te gaan in de autonome toestand, indien de 1003360 tweede tijdteller loopt.

33. Inrichting volgens conclusie 31, met het kenmerk, dat de besturingseenheid is voorzien van een derde tijdteller, die is ingericht om een voorafbepaalde tweede wachttijd af te tellen, 5 en voorts dat de besturingseenheid is ingericht om na afloop van de uitvoering van een kopieeropdracht de derde tijdteller te aktiveren gedurende de genoemde tweede wachttijd in de commandogestuurde toestand te blijven.

34. Inrichting volgens conclusie 33, met het kenmerk, dat de besturingseenheid is ingericht om, indien door de aansluiteenheid een 10 afdrukopdracht is ontvangen, niet over te gaan in de autonome toestand, indien de tweede of de derde tijdteller loopt. 1003360