NL1003214C2

NL1003214C2 - Asconstructie voor een voertuig, alsmede aspad en klemplaat daarvoor.

Info

Publication number: NL1003214C2
Application number: NL1003214A
Authority: NL
Inventors: Derk Geert Aalderink
Original assignee: Weweler Nv
Priority date: 1996-05-28
Filing date: 1996-05-28
Publication date: 1997-12-03
Also published as: DE69704742D1; EP0810109A1; DE69704742T2; EP0810109B1

Description

Asconstructie voor een voertuig, alsmede aspad en klemplaat daarvoor

De uitvinding heeft betrekking op een asconstructie voor een voertuig, omvattende een aslichaam met een in wezen vierhoekige of 5 rechthoekige doorsnede, alsmede twee door middel van luchtbalgen ten opzichte van het voertuigchassis ondersteunde draagarmen die elk enerzijds zijn opgehangen aan een veerhand die is bevestigd aan het voertuigchassis, en anderzijds zijn bevestigd aan het aslichaam waarbij door middel van stroppen of stropbouten, welke samenwerken met 10 telkens een klemplaat en een stroppenplaat, elke draagarm en het aslichaam onder inklemming van een aspad op elkaar gedrukt worden gehouden, welke aspad tenminste een het aslichaam zijdelings begrenzend oor bezit.

Een dergelijke asconstructie is bekend uit EP-A-6l8095· Bij deze 15 bekende asconstructie wordt een aspad toegepast die aanvankelijk een weinig geknikte is, en die bij het aandraaien van de stroppen gedwongen wordt een rechte, vlakke stand aan te nemen. De aan deze aspad gevormd oren moeten daarbij het aslichaam stevig tussen zich in klemmen, met als doel het verkrijgen van een hoekstijve verbinding 20 tussen aslichaam en draagarmen.

Deze bekende asconstructie heeft verscheidene nadelen. Allereerst is hij minder geschikt voor asconstructies met een aslichaam met een relatief kleine wanddikte. Bij een dergelijke dunwandig aslichaam is de kans groot dat de wand waarop de knik van de aanvankelijk geknikte 25 aspad rust, wordt ingedrukt zodra de stroppen worden gespannen. Een verder nadeel is dat de inklemming van het aslichaam slechts mogelijk is aan één zijde van het aslichaam ter plaatse van de aspad, en niet tevens aan de tegenoverliggende zijde ter plaatse van de stroppenplaat, waardoor de hoekstijfheid van de verbinding nog steeds 30 beperkt is.

Een belangrijk nadeel is tevens bij de bekende asconstructie dat hij gevoelig is voor spreiding in de asmaten. Zodra de aspad is platgedrukt, kan geen verdere aanpassing aan een te klein aslichaam plaatsvinden.

35 Doel van de uitvinding is daarom een asconstructie te verschaffen die ook geschikt is voor dunwandige assen, en die een betere hoekstijfheid biedt. Dat doel wordt bereikt doordat elke aspad en/of klemplaat tenminste twee oplegvlakken voor de naar de aspad 1 o o 3> 2 respectievelijk klemplaat gekeerde oplegzijde van het aslichaam heeft, welke oplegvlakken zich bevinden nabij de langsranden van die oplegzijde en een verdiept gebied van de aspad respectievelijk de klemplaat begrenzen.

5 De aspad en/of klemplaat grijpen aan op de stevigste gedeelten van het aslichaam, namelijk ter plaatse van de randgebieden daarvan. De tussen die randgebieden liggende, vlakke wand van het aslichaam wordt niet belast door aspad en/of klemplaat, aangezien zich daar het verdiepte gebied bevindt op afstand van die wand. Dat verdiepte gebied 10 kan bovendien een beperkte dikte bezitten, aangezien dit niet op buiging behoeft te worden gedimensioneerd en slechts trekkrachten hoeft door te leiden. Het verdiepte gebied vormt aldus een relatief goed buigbaar gedeelte van de aspad, zodanig dat bij het aanhalen van de stroppen het/de betreffende oor of oren stevig aangedrukt worden 15 tegen de zijkant van het aslichaam.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm heeft elke aspad en/of klemplaat tenminste twee zich langs het aslichaam uitstrekkende oren die een eerste respectievelijk tweede steunvlak bepalen voor beide, zich dwars op de oplegzijde uitstrekkende dwarszijden van het 20 aslichaam. De oren van de aldus uitgevoerde aspad en/of klemplaat bezitten een zodanige onderlinge afstand dat het aslichaam daar aanvankelijk met enige speling tussen kan passen. Daardoor is verzekerd dat de oplegvlakken op juiste wijze aanliggen tegen de betreffende zijde van het aslichaam. Bij het aanhalen van de stroppen 25 worden vervolgens alle paren oren naar elkaar toe bewogen zodanig dat de gewenste inklemming wordt verkregen.

De oplegvlakken en de steunvlakken van de aspad en/of klemplaat volgens de uitvinding moeten ter verkrijging van een stabiele inklemming van het aslichaam aangrijpen ter weerszijden van de 30 gekromde randgebieden daarvan. Indien de aangrijping juist in die gekromde randgebieden plaatsvindt, zoals het geval is in DE-C-4232778, bestaat het gevaar dat het aslichaam ondanks hoge inklemkrachten gaat kantelen. Ter voorkoming van dat probleem is volgens de uitvinding bij voorkeur tussen elk oplegvlak en het aangrenzende steunvlak een 35 verdiept gebied aangebracht.

Deze verdiepte gebieden verschaffen ter plaatse van de randen van het aslichaam een zodanig grote afstand, dat aanliggen aldaar steeds wordt vermeden ten gunste van een stabiele ondersteuning bij de 100321¾ 3 steunvlakken. Volgens een eenvoudig maatregel kunnen verdiepte gebieden tussen telkens een oplegvlak en een steunvlak sterker gekromd zijn dan het bijbehorende hoekgebied tussen de oplegzijde en dwarszijde van het aslichaam.

5 Zoals reeds genoemd moeten de steunvlakken onder invloed van de bij het aanhalen in de stroppen opgebouwde trekkracht naar en tegen het aslichaam worden gebogen. De ter verkrijging van die buiging noodzeikelijke buigkoppels worden verkregen doordat elke aspad aan zijn naar de draagarm gekeerde zijde draagvlakken heeft die zich bevinden 10 buiten de naar het aslichaam gekeerde oplegvlakken zodanig dat bij het spannen van de stroppen de steunvlakken van de aspad geklemd worden tegen het aslichaam.

Evenzo bezit elke klemplaat aan zijn van het aslichaam afgekeerde zijde steunnokken voor de stroppen, welke steunnokken zich bevinden 15 buiten de naar het aslichaam gekeerde oplegvlakken zodanig dat bij het spannen van de stroppen de steunvlakken van de klemplaat geklemd worden tegen het aslichaam.

De uitvinding betreft tevens een aspad en klemplaat voor de hiervoor beschreven asconstructie.

20 Hoewel de voorgaande beschrijving een asconstructie betreft waarbij de klemplaat en aspad direct aanliggen tegen het aslichaam, is dit niet noodzakelijk. Bij een aslichaam met kleinere afmetingen kan toch een standaard stel klemplaten en aspadden worden toegepast, waarbij dan als opvulling vulplaten of vulschalen tussen het aslichaam 25 en klemplaten en aspadden worden aangebracht.

Vervolgens zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van een in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld.

Figuur 1 toont een asconstructie volgens de uitvinding, in zijaanzicht.

30 Figuur 2 toont de asconstructie op grotere schaal, en gedeeltelijk in doorsnede.

Figuur 3 toont het aanzicht van III-III van figuur 2

Figuur 4 toont een detail van de asconstructie, waarbij de stroppen nog ontbreken.

35 Figuur 5 toont het aanzicht volgens V-V van figuur 4.

De in figuur 1 weergegeven asconstructie omvat een in doorsnede weergegeven, aslichaam 1 dat uit een in wezen vierkante buis bestaat. Dit aslichaam is aan beide einde bevestigd aan een draagarm 2, die aan 1 0 0 3 ? 4 een eind is opgehangen aan een veerhand 3 die op zijn beurt bevestigd is aan een niet getoond voertuigchassis. Aan het andere eind is de draagarm bevestigd aan een luchtbalg 4, eveneens bevestigd aan het niet getoonde voertuigchassis.

5 Zoals nader gedetailleerd is in figuur 2 en 3. omvat de bevestiging tussen aslichaam 1 en draagarm 2 een klemplaat 5. een aspad 6, stroppenplaat 7 alsmede twee stroppen 8. De stroppen bezitten evenwijdige benen 9. en zijn met het de benen verbindende tussenstuk 10 opgenomen in uitsparingen 11 van de klemplaat 5· De draadeinden 12 10 zijn voorzien van moeren 13, waarmee via stroppenplaat 7 het aslichaam 1 en de draagarm 2 onder inklemming van de aspad 6 stevig op elkaar gedrukt worden gehouden.

Zoals ook is weergegeven in figuur 4, die de situatie voorstelt voordat de stroppen zijn aangebracht en aangehaald, bezit de aspad 6 15 twee oren 14 (waarvan in figuur 1 één in doorsnede is weergegeven), die aan de naar het aslichaam 1 gekeerde zijde 26 een steunvlak 15 bepalen. Tevens bezit de aspad een tweetal oplegvlakken 16, waar het aslichaam 1 met zijn oplegzijde 25 op ligt.

Ook de klemplaat 5 bezit een tweetal oren 17. die elk een 20 steunvlak 18 bepalen. Door middel van oplegvlakken 19 ligt de klemplaat 5 op de oplegzijde 29 van het aslichaam 1.

De oren 14 respectievelijk 17 van aspad 6 respectievelijk klemplaat 5 zijn onderling verbonden door een verdiept gebied 20 respectievelijk 21. Dit gebied is in verhouding tot de oren 14 25 respectievelijk 17 relatief buigslap. Het doel daarvan is het volgende.

Zoals weergegeven in figuur 4, bezitten de steunvlakken 15 respectievelijk 18 een kleine afsteind met betrekking tot het aslichaam 1, wanneer de stroppen nog niet zijn aangebracht. Zodra de stroppen 30 worden gespannen, treden de in figuur 4 met pijlen aangeduide krachten op. De kracht op de klemplaat 11 wordt geleverd door het tussengedeelte 10 van de betreffende strop. De kracht op de aspad 6 wordt geleverd ter plaatse van de draagvlakken 22, die ook in figuur 5 zijn weergegeven. Door middel van deze draagvlakken 22 ligt de aspad 35 op de draagarm 2.

Ten gevolge van deze aangrijpingspunten van de spankrachten worden de oren 14 respectievelijk 17 bij het aanhalen van de stroppen gekanteld om de plaats waar zij met hun oplegvlakken 16 100321* 5 respectievelijk 19 steunen tegen de oplegzijde 25 respectievelijk 29 van het aslichaam 1. Deze kantelbeweging wordt mogelijk gemaakt door de relatief buigsoepele gebieden 20 respectievelijk 21. De oren 1*4 respectievelijk 17 kantelen daarbij zover totdat hun steunvlakken 15, 5 18 aan komen te liggen tegen de dwarszijde 26 van het aslichaam 1, waarbij dan de in figuur 2 weergegeven positie is bereikt.

De voor het kantelen van de oren 1*4, 17 benodigde voorspanning in de stroppen is relatief laag, zodat altijd verzekerd is dat bij een bepaald aanhaalmoment de juiste inklemming aanwezig is, onafhankelijk 10 van astoleranties.

Voordeel is verder dat de wanden van het aslichaam niet volledig vlak behoeven te zijn om toch een goede inklemming te verkrijgen.

In deze positie is het aslichaam 1 zeer stevig ingeklemd. Deze inklemming is zowel geschikt voor het opnemen van torsiebelastingen 15 tussen as en draagarm, alsmede voor het opnemen van belastingen in het door aslichaam 1 en draagarm 2 bepaalde vlak. Aldus is een in dat vlak zeer hoekstijve bevestiging verkregen.

In figuur *4 en 5 zijn tevens nog gaten 23 weergegeven, waar doorheen de benen 9 van de stroppen 8 reiken. Tevens zijn nokken 2*4 te 20 onderscheiden, die langs de draagarm 2 lopen.

Ten overvloede zij vermeld dat de as ook kan zijn ondergebracht onder de draagarmen.

Als alternatief voor luchtbalgen kan een hydraulisch veersysteem worden toegepast met hydraulische cilinders op de draagarmen die zijn 25 verbonden met een accumulator.

1 C 0 z :

Claims

1. Asconstructie voor een voertuig, omvattende een aslichaam (1) met een in wezen vierhoekige of rechthoekige doorsnede, alsmede twee 5 door middel van luchtbalgen (4) ten opzichte vein het voertuigchassis ondersteunde draagarmen (2) die elk enerzijds zijn opgehangen aan een veerhand (3) die is bevestigd aan het voertuigchassis, en anderzijds zijn bevestigd aan het aslichaam (1) waarbij door middel van stroppen of stropbouten (8), welke samenwerken met telkens een klemplaat (5) en 10 een stroppenplaat (7), elke draagarm (2) en het aslichaam (1) onder inklemming van een aspad (6) op elkaar gedrukt worden gehouden, welke aspad (6) tenminste een het aslichaam (1) zijdelings begrenzend oor (14) bezit met het kenmerk dat elke aspad (6) en/of klemplaat (5) tenminste twee oplegvlakken (16, 19) voor de naar de aspad (6) 15 respectievelijk klemplaat (5) gekeerde oplegzijde (25, 29) van het aslichaam (1) heeft, welke oplegvlakken (16, 19) zich bevinden nabij de langsranden van die oplegzijde (25, 29) en een verdiept gebied (20, 21) van de aspad (6) respectievelijk de klemplaat (5) begrenzen.

2. Asconstructie volgens conclusie 1, waarbij elke aspad (6) en/of klemplaat (5) tenminste een zich langs het aslichaam (1) uitstrekkend oor (14, 17) heeft dat een steunvlak (15. 18) bepaalt voor de tegenoverliggende, zich dwars op de oplegzijde (25) uitstrekkende dwarszijde (26) van het aslichaam (1). 25

3. Asconstructie volgens conclusie 1 of 2, waarbij elke aspad (5) en/of klemplaat (6) tenminste twee zich langs het aslichaam (1) uitstrekkende oren (14, 17) heeft die een eerste respectievelijk tweede steunvlak (15, 18) bepalen voor beide, zich dwars op de 30 oplegzijde (25) uitstrekkende dwarszijden (26) van het aslichaam (1).

4. Asconstructie volgens conclusie 2 of 3. waarbij tussen elk oplegvlak (16, 19) en het aangrenzende steunvlak (15, l8)zich een verdiept (27, 28) gebied bevindt. 35

5. Asconstructie volgens conclusie 4, waarbij de verdiepte gebieden (27. 28) tussen telkens een oplegvlak (16, 19) en een steunvlak (15· 18) sterker gekromd zijn dan het bijbehorende 100321 hoekgebied tussen de oplegzijde (25) en dwarszijde (26) van het aslichaam (1).

6. Asconstructie volgens een der voorgaande conclusies, waarbij 5 elke aspad (6) aan zijn naar de draagarm (2) gekeerde zijde draagvlakken (22) heeft die zich bevinden buiten de naar het aslichaam (1) gekeerde oplegvlakken (16) zodanig dat bij het spannen van de stroppen (8) de steunvlakken (15) van 8e aspad (6) geklemd worden tegen het aslichaam (1). 10

7. Asconstructie volgens een der voorgaande conclusies, waarbij elke klemplaat (5) aan zijn van het aslichaam (1) af gekeerde zijde steunnokken (1) bezit voor de stroppen (8), welke steunnokken (11) zich bevinden buiten de naar het aslichaam (1) gekeerde oplegvlakken 15 (19) zodanig dat bij het spannen van de stroppen (8) de steunvlakken (l8) van de klemplaat (5) geklemd worden tegen het aslichaam (1).

8. Aspad (6) voor een asconstructie volgens een der voorgaande conclusies, omvattende tenminste twee oplegvlakken (16) voor de naar 20 de aspad (6) gekeerde oplegzijde (25) van een aslichaam (1), welke oplegvlakken (16) zich bevinden nabij de langsranden van die oplegzijde (25) en een verdiept gebied (20) van de aspad (6) begrenzen. 25

9· Aspad (6) volgens conclusie 8, waarbij tenminste een oor (14) is voorzien dat een dwars op de oplegvlakken (16) gericht steunvlak (15) bepaalt voor de tegenoverliggende, zich dwars op de oplegzijde (25) uitstrekkende dwarszijde (26) van het aslichaam (1).

10. Aspad (6) volgens conclusie 8 of 9* waarbij tenminste twee oren (14) zijn voorzien die beide telkens een dwars op de oplegvlakken (16) gericht steunvlak (15) bepalen voor beide, zich dwars op de oplegzijde (25) uitstrekkende dwarszijden (26) van het aslichaam (1).

11. Klemplaat (5) voor een asconstructie volgens een der conclusies 1-7, omvattende tenminste twee oplegvlakken (19) voor de naar de klemplaat (5) gekeerde oplegzijde (29) van een aslichaam (1), welke oplegvlakken (19) zich bevinden nabij de langsranden van die 1 0 0 3: oplegzijde (29) en een verdiept gebied (21) van de klemplaat (5) begrenzen.

12. Klemplaat (5) volgens conclusie 11, waarbij tenminste één oor 5 (17) is voorzien dat een dwars op de oplegvlakken (19) gericht « steunvlak (18) bepaalt voor de tegenoverliggende, zich dwars op de oplegzijde (29) uitstrekkende dwarszijde (26) van het aslichaam (1).

13· Klemplaat volgens conclusie 11 of 12, waarbij tenminste twee 10 oren (17) zijn voorzien die beide telkens een dwars op de oplegvlakken (19) gericht steunvlak (18) bepalen voor beide, zich dwars op de oplegzijde (29) uitstrekkende dwarszijden (26) van het aslichaam (1). 1 0 0 ö :