BE882976A - Machine voor het vervaardigen van suikergoed en vorm voor dergelijke machine - Google Patents

Machine voor het vervaardigen van suikergoed en vorm voor dergelijke machine Download PDF

Info

Publication number
BE882976A
BE882976A BE2/58534A BE2058534A BE882976A BE 882976 A BE882976 A BE 882976A BE 2/58534 A BE2/58534 A BE 2/58534A BE 2058534 A BE2058534 A BE 2058534A BE 882976 A BE882976 A BE 882976A
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
rider
mold
punch
machine according
valve
Prior art date
Application number
BE2/58534A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Aquarius Coenrardus H
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Aquarius Coenrardus H filed Critical Aquarius Coenrardus H
Priority to BE2/58534A priority Critical patent/BE882976A/nl
Publication of BE882976A publication Critical patent/BE882976A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A23FOODS OR FOODSTUFFS; TREATMENT THEREOF, NOT COVERED BY OTHER CLASSES
    • A23GCOCOA; COCOA PRODUCTS, e.g. CHOCOLATE; SUBSTITUTES FOR COCOA OR COCOA PRODUCTS; CONFECTIONERY; CHEWING GUM; ICE-CREAM; PREPARATION THEREOF
    • A23G3/00Sweetmeats; Confectionery; Marzipan; Coated or filled products
    • A23G3/02Apparatus specially adapted for manufacture or treatment of sweetmeats or confectionery; Accessories therefor
    • A23G3/0236Shaping of liquid, paste, powder; Manufacture of moulded articles, e.g. modelling, moulding, calendering
    • A23G3/0252Apparatus in which the material is shaped at least partially in a mould, in the hollows of a surface, a drum, an endless band, or by a drop-by-drop casting or dispensing of the material on a surface, e.g. injection moulding, transfer moulding
    • A23G3/0289Compression moulding of paste, e.g. in the form of a ball or rope or other preforms, or of a powder or granules

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Food Science & Technology (AREA)
  • Polymers & Plastics (AREA)
  • Confectionery (AREA)

Description


  "Machine voor het vervaardigen van suikergoed en vorm voor dergeli jke machine". 

  
De uitvinding heeft betrekking,op een machine voor het vervaardigen van suikergoed, in het bijzonder lolly's, die een aantal vormen bevat, die elk een matrijs

  
 <EMI ID=1.1> 

  
te suikermateriaal in de gewenste vorm te persen, die

  
 <EMI ID=2.1> 

  
welke machine ook middelen bevat om de stempels heen

  
en weer in de matrijzen te verplaatsen, die zelf per stempel één erop gemonteerde ruiter bevatten die door een opening in de matrijs erbuiten steekt en ten minste twee drukcurven,ten opzichte waarvan de matrijzen met de erin verplaatsbare stempels relatief verplaatsbaar

  
zijn, waarmee de stempels, respectievelijk de buiten

  
de matrijs uitstekende einden van de ruiters op deze stempels,tijdens deze relatieve verplaatsing,in contact komen en waardoor deze stempels uit hun beginstand dieper in de matrijs,respectievelijk terug naar hun beginstand,geduwd worden.

  
Bij bekende machines van deze soort zijn de drukcurven meestal vast op het gestel gemonteerd, terwijl de matrijzen samen met de&#65533;stempels ten opzichte van dit gestel verplaatsbaar zijn. De matrijzen kunnen zowel

  
 <EMI ID=3.1> 

  
lichaam en een verplaatsbare klep. In het laatste geval sluit de klep uiteraard tijdens het persen het binnenlichaam af maar bevindt deze klep zich in open stand bij het inbrengen van het suikermateriaal of het verwijderen van de lolly. Deze verplaatsbare kleppen kunnen bij voorbeeld ook verenigd zijn tot een ketting zonder einde die plaatselijk in contact komt met de trommel waarop de binnenlichamen met de stempels ge-

  
 <EMI ID=4.1>  

  
Bij al deze bekende machines komt elke in een matrijs zittende stempel, bij de verplaatsing van deze matrijs ten opzichte van de ene drukcurve,in contact met deze drukcurve waardoor, bij verdere verplaatsing, deze curve de stempel in de matrijs duwt. Bij nog verdere verplaatsing van de matrijs komt het buiten deze matrijs uitstekende einde van de op de stempel zittende ruiter in contact met de tweede drukcurve zo-

  
 <EMI ID=5.1> 

  
drukcurve de ruiter en bijgevolg ook de stempel terug naar hun beginstand duwt.

  
Terwijl in de meeste gevallen de stempel, onmiddellijk na het vormen van de lolly terug naar zijn beginstand mag geduwd worden, is het bij bepaalde soorten suikergoed, onder meer bij noga, noodzakelijk de stempel een bepaalde tijd, en dit kan tot 1 minuut bedragen, in zijn maximaal in de matrijs ingeschoven stand te houden. indien de stempel te vlug terug naar zijn beginstand zou geschoven worden, dan zou bij deze soorten suikergoed de lolly terug uit elkaar getroltken worden.

  
Dit tijdelijk vasthouden van de stempel in maximaal in de matrijs geschoven stand, wordt bij de bekende machines bekomen door de drukcurve die deze stempel naar binnen duwt, voldoende lang te maken. Gedurende gans de tijd dat de stempel moet vastgehouden worden, verplaatst deze stempel zich immers samen met de matrijs ten opzichte van de curve zodat bij deze bekende machines deze drukcurve zeer lang kan worden hetgeen de kostprijs van de machine doet toenemen. Veelal moet de machine langer gemaakt worden dan anders zodat ze meer plaats. inneemt.

  
Aangezien dezelfde curve tegelijker tijd meerdere stempels in meerdere matrijzen induwt en de stempels in een aantal andere matrijzen in ingeduwde stand houdt, kan een storing in het persen door een van de stempels voor gevolg hebben dat ook het persen door de andere stempels

  
 <EMI ID=6.1> 

  
vertoont. Het kan met name gebeuren dat er teveel suikergoed in een bepaalde matrijs ingebracht werd. Uiteraard kan de stempel in deze matrijs hierdoor niet diep genoeg in de matrijs geschoven worden. De drukcurve, die in het vooruitzicht van dergelijke gevallen verend opgesteld is ten opzichte van het gestel, wordt dus door de gedoelde stempel een weinig van de matrijs weggeduwd zodat

  
 <EMI ID=7.1> 

  
lijk volgende matrijs of matrijzen voldoende diep te duwen. Met andere woorden, indien in een matrijs teveel suikermateriaal aangebracht werd, zal in de volgende matrijs of'volgende matrijzen waarin de juiste hoeveelheid suikermateriaal aangebracht werd, dit suikermateriaal niet voldoende samengeperst worden. Het is vanzelfsprekend dat hoe langer de drukcurve is, hoe meer kans er bestaat dat op deze manier niet voldoende samengedrukte hoeveelheden suikermateriaal en dus mislukte lolly's bekomen worden.

  
De uitvinding heeft nu tot doel al deze nadelen te verhelpen en een machine voor het vervaardigen van suikergoed te verschaffen waarbij de stempels gedurende een bepaalde tijd. in maximaal ingeschoven stand in de matrijzen kunnen gehouden worden, tervijl de machine toch relatief goedkoop is en relatief weinig plaats inneemt en waarbij daarenboven de kans op onvoldoende samengeperste lolly's relatief klein is, zelfs indien de stempels tijdelijk in maximaal ingeschoven stand vastgehouden worden.

  
Tot dit doel bevat de machine per stempel

  
een grendel, die de verplaatsing van de stempel bi j het inschuiven in de matrijs ongehinderd toelaat,maar bij verplaatsing van de stempel in de andere zin, onmiddellijk de stempel blokkeert en slechts na ontgrendelen de verplaatsing in de laatst gedoelde zin toelaat.

  
Voor het inschuiven van de stempel in de matrijs kan dus dezelfde curve gebruikt worden als bij

  
de machines waarbij de stempel niet moet vastgehouden

  
 <EMI ID=8.1> 

  
stempel dan automatisch in zijn stand staan tot de ontgrendeling plaatsvindt.

  
In een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding is de grendel bij elke stempel de ruiter zelf waarvan het buiten de matrijs stekende einde dan een zijdelings verdikte kop vormt die, aan weerszijden van

  
de opening in de matrijs waardoor de ruiter steekt, langs

  
de buitenzijde van de matrijs verplaatsbaar is en met

  
deze buitenzijdt. samenwerkt zo dat hij vrij langs de buitenzijde kan bewegen bi j het inschuiven van de stempel maar, zonder ontgrendeling, door de matrijs vastgehouden wordt

  
 <EMI ID=9.1> 

  
Doelmatig is de verdikte kop met een zijde, aan weerszijden van de opening in de matrijs waardoor

  
de ruiter steekt, onmiddellijk langs de buitenzijde van de matrijs gelegen, terwijl de ruiter enigszins kantelbaar gemonteerd is rond een meetkundige as die, op een afstand van de buiten de matrijs gelegen kop van de ruiter, dwars  <EMI ID=10.1> 

  
de verplaatsingsrichting ervan zodat de hoger gedoelde zijde, bij de kanteling van de ruiter in de perszin, dit is in de verplaatsingszin van de stempel bij het in de matrijs schuiven, welke kanteling bij het terug uitschui-  van van de stempel uit de matrijs plaatsvindt, de hoger gedoelde zijde zich tegen de buitenzijde van de matrijs vastklemt en de verplaatsing belet, terwijl de machine middelen bevat om de ruiter vanuit de laatst gedoelde, gekantelde stand, terug te kantelen zodat de klemming van de ruiter ophoudt en de ruiter dus ontgrendeld is.

  
Bij voorkeur is de ruiter in de perszin kantelbaar tot de hoger gedoelde zijde van zijn kop zich op de matrijs vastklemt, terwijl de kanteling in tegengestelde zin beperkt is en ook bij maximaal teruggekantelde stand,

  
 <EMI ID=11.1> 

  
de stempel, de hoger gedoelde zijde niet stevig tegen de buitenzijde van de matrijs kan klemmen.

  
Bij voorkeur strekt, de hoger gedoelde langs de buitenzijde van de matrijs gelegen zijde van de kop van de ruiter zich in hoofdzaak uit aan de van de persplaats voor het suikermateriaal afgekeerde zijde van het theoretische vlak dat door de meetkundige kantelas

  
van de ruiter loopt en loodrecht gericht is op de verplaatsingsrichting van de stempel en strekt deze zijde zich niet of slechts in geringe mate aan de andere zijde

  
 <EMI ID=12.1> 

  
Het terugkantelen van de ruiter gebeurt bi j voorkeur door middel van een derde drukcurve die tevens de ruiter en dus ook de stempel terug naar hun beginstand duwt bij de relatieve verplaatsing van .de matrijs met de stempel ten opzichte van deze curve. 

  
De uitvinding heeft ook betrekking op een machine van het hierboven gedoelde type waarbij daarenboven de matrijzen elk een binnenlichaam en een scharnierend erop gemonteerde klep bevatten.

  
Hetgeen hierboven uiteengezet werd in ver-

  
band met de stempels van de matrijzen geldt ook voor

  
de kleppen van deze matrijzen indien ze van-het type

  
met scharnierende kleppen zijn: Bij bepaalde soorten suikergoed, in het bijzonder noga, moet dus na het samenpersen van de lolly niet alleen de stempel een

  
tijd ingedrukt gehouden worden maar ook de klep moet ten minste gedurende dezelfde tijd dicht gehouden worden. Het dichtwentelen van de Meppen van de matrijzen gebeurt trouwens meestal op dezelfde manier als het induwen van

  
de stempels, namelijk door middel van een drukcurve.

  
Deze drukcurve is meestal op het gestel gemonteerd terwijl de matrijzen zich langs de drukcurve verplaatsen

  
en op het gepaste ogenblik van deze verplaatsing met de drukcurve in contact komen.

  
 <EMI ID=13.1> 

  
dan het dichthouden van de kleppen gedurende een bepaalde tijd door de drukcurve voldoende lang te maken, hetgeen dus de kostprijs van de machine verhoogt en veelal met zich meebrengt dat de machine langer moet gemaakt worden en dus meer plaats inneemt.

  
 <EMI ID=14.1> 

  
nadeel te verhelpen en een machine voor het vervaardigen van suikergoed te verschaffen waarbij de kleppen gedurende de gewenste tijd dichtgehouden kunnen worden maar die toch, zelfs indien deze tijd relatief lang is, relatief goedkoop is en relatief weinig plaats inneemt. 

  
Tot dit doel bevat de machine, per klep, een grendel die bij het sluiten van de k lep deze automatisch ia gesloten stand vergrendelt, en bevat de machine mid-

  
 <EMI ID=15.1> 

  
de erbij horende kleppen opnieuw bpen kunnen.

  
In een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding is de grendel een sperklink die , op een afstand van de scharnieras waarrond de klep ten opzichte van het binnenlichaam. scharniert, enerzijds scharnierend op één van de elementen gevormd door het binnenlichaam en de klep gemonteerd is en,anderzijds,met één einde met een

  
 <EMI ID=16.1> 

  
ten minste één stand tussen de twee elementen uitstrekt en een relatieve verplaatsing van de twee elementen ten

  
 <EMI ID=17.1> 

  
grendel uit grendelstand te brengen middelen zijn om de sperklink over een hoek te wentelen.

  
Bij voorkeur is de sperklink scharnierend gemonteerd op de klep, nabij het uiteinde van de klep dat het verst verwijderd is van de scharnieras van de klep, terwijl het andere einde van de klink samenwerkt met een, aan de zijde van de scharnieras van de klep buiten

  
 <EMI ID=18.1> 

  
dit binnenlichaam.

  
In een merkwaardige uitvoeringsvorm van de uitvinding bevatten de middelen om de sperklink te wentelen voor het ontgrendelen een hefboompje dat scharnierend gemonteerd is op een van de elementen gevormd door het binnenlichaam en de klep en dat met de sperklink kan samenwerken, en middelen om het hefboompje

  
 <EMI ID=19.1>  

  
Doelmatig zijn de middelen om het hefboompje te wentelen gevormd door een drukcurve.

  
Bij voorkeur is het hefboompje scharnierend gemonteerd op de k lep, aan de zijde van de scharnieras.

  
Voordelig is de drukcurve welke het hefboompje wentelt voor.het uit de grendelstand brengen van de sperklink dan dezelfde drukcurve welke de klep openwentelt.

  
De uitvinding heet ook betrekking op een

  
vorm uit een machine volgens een van de vorige uitvoeringsvormen.

  
Andere bijzonderheden en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hier volgende beschrij-

  
 <EMI ID=20.1> 

  
goed, en van een vorm voor dergelijke machine, volgens de uitvinding; deze beschrijving wordt enkel als voorbeeld gegeven en beperkt de uitvinding niet: de verwijzingscijfers betreffen de hieraan toegevoegde tekeningen.

  
Figuur 1 stelt een doorsnede voor door een gedeelte van een machine voor het vervaardigen van suikergoed volgens de uitvinding, genomen in de langsrichting door een vorm van de machine. Figuur 2 stelt een doorsnede voor volgens de lijn II-II uit figuur 1, maar op grotere schaal getekend. Figuur 3 stelt een doorsnede voor volgens de lijn III-III uit figuur 1 op dezelfde schaal als figuur 2 getekend.

  
In de verschillende figuren hebben dezelfde verwijzingscijfers betrekking op dezelfde elementen.

  
De machine volgens de figuren bevat op een bekende manier een aantal vormen die elk een uit een binnenlichaam 1 en een klep 2 bestaande matrijs en een in de matrijs verschuifbare stempel 3 bevatten.

  
De matrijzen l, 2 zijn samen met de erin zittende stempel 3, ten opzichte van een niet in de figuren voorgesteld gestel verplaatsbaar. De binnen- <EMI ID=21.1> 

  
langsrichting loodrecht op de verplaatsingsrichting

  
van de matri j zen uit.

  
Op elk uiteinde bevat elk binnenlichaam 1 een zijdelings uitstekende flens 4. Tussen de twee flenzen 4 van éénzelfde binnenlichaam 1 zijn twee assen 5 gelegerd

  
 <EMI ID=22.1> 

  
lopen. Op elk van deze assen 5 zijn twee rollen 6 vastgemaakt die over twee banen 7 lopen,die op het hoger genoemde gestel vastgemaakt zijn. Deze banen 7 leiden dus de verplaatsing van het binnenlichaam 1 en

  
 <EMI ID=23.1> 

  
De twee assen 5 dienen terzelfder tijd als scharnierende bevestiging aan de binnenlichamen van de respectievelijk ervoor en erachter gelegen matri jzen. De afstand tussen de flenzen 4 van de binnenlichamen 1 van de opeen-

  
 <EMI ID=24.1> 

  
juist tussen de flensen 4 van het in de figuren zichtbare binnenlichaam. Duidelijkshalve zijn in de figuren 2 en 3 de naburige matrijzen niet voorgesteld.

  
Het verplaatsen van de matrijzen 1,2 gebeurt op een bekende manier, bij voorbeeld door het meenemen van een einde van de assen 5. Deze aandrijving wordt

  
 <EMI ID=25.1> 

  
Het binnenlichaam 1 van elke matrijs l, 2 om-ringt aan de voorzijde, dit is aan de in de figuur 1 links gelegen zijde, waarnaar de stempel 3 zich bij het uit de matrijs schuiven verplaatst, volledig de stempel 3. Het binnenlichaam 1 vormt daar een gesloten koker met  cilindervormige opening 8. Wel is in de wand van deze koker een sleuf 9 aangebracht die in de langsrichting

  
van de koker en dus de langsrichting van het binnenlichaam 1 loopt en aan de van de flenzen 4 afgekeerde zijde van dit binnenlic'haam voorkomt. Door deze sleuf 9 steekt de ruiter 10 die, zoals hierna zal uiteengezet worden, op de stempel 3 gemonteerd is.

  
Aan de achterkant, dit is dus aan de zijde waarnaar de stempel 3 zich beweegt bij het persen, vormt elk binnenlichaam 1 slechts een halve koker. De andere helft van de koker is gevormd door de klep 2 wanneer deze zich in gesloten stand bevindt. De klep 2 is trouwens

  
in deze gesloten stand in de figuren voorgesteld. In deze stand vormt het achterste gedeelte van het binnenlichaam 1 en de klep 2 een gesloten ruimte 11 waarvan de diameter gelijk is aan die van de opening 8 en die trouwens op deze opening 8 aansluit. De stempel 3 kan dus ook in deze ruimte 11 binnendringen voor het vormen van de lolly. Aan de achterkant is de ruimte 11 afgesloten door een praktisch half-bolvormige afronding 12.

  
Ook de stempel 3 is op zijn voorste einde van een dergelijke afronding 13 voorzien zodat, wanneer de stempel

  
3 maximaal in het binnenlichaam 1 geschoven is, de afrondingen 12 en 13 samen de vorm vormen die de lolly moet krijgen.

  
De ruimte 11 is de eigenlijke vormruimte. In deze ruimte wordt het te persen suikermateriaal op een bekende manier aangebracht en dit uiteraard terwijl de klep 2 open is en de stempel 3 maximaal uitgeschoven is. Daarna wordt de klep 2 gesloten en wordt de stempel 3 ingeduwd.

  
Dit induwen van de stempel 3 gebeurt door middel van een drukcurve 14 die vast op het gestel gemonteerd is. Tijdens de verplaatsing van de vorm komt de stempel 3 op een bepaald ogenbli k met zijn buiten

  
 <EMI ID=26.1> 

  
en bij verdere verplaatsing van de vorm drukt deze curve de stempel 3 dieper in de matrijs.

  
Het terugkeren naar zijn beginstand van de stempel 3 wordt op dezelfde manier veroorzaakt door een tweede drukcurve 15. Deze drukcurve 15 is eveneens vast op het gestel van de machine gemonteerd en werkt samen met de ruiter 10.

  
In tegenstelling tot de bekende machines is de ruiter 10 niet vast op de stempel 3 gemonteerd maar wel scharnierend rond een as 16 die loodrecht gericht is op de langsrichting van de stempel 3 en dus op de verplaatsingsrichting ervan.

  
De ruiter 10 steekt door een gat 17 dat, in

  
 <EMI ID=27.1> 

  
richting van de vorm en op de verplaatsingsrichting van de stempel 3 in de vorm, dwars door de stempel 3 loopt. Loodrecht op de langsrichting bezit dit ,gat 17 een na-

  
 <EMI ID=28.1> 

  
lichaam 18 dat in het gat 17 en in de hoger genoemde sleuf 9 in het.binnenlichaam 1 steekt. Dit lichaam bezit een rechthoekige doorsnede waarvan de lengte een heel weinig kleiner is dan de lengte van de doorsnede van het gat 17 en een breedte die geli jk is aan de breedte van de doorsnede van het gat 17 welke tevens gelijk is aan de breedte van de sleuf 9. De as 16 is gelegen ter hoogte van de langsas van de stempel 3

  
en wel zo dat de naar het buiten de matrijs uitstekende einde gerichte zijde van het lichaam 18 nauw aansluit tegen de aan dezelfde zijde gelegen wand van het gat 17 terwijl aan de andere kant, in de perszin waarlangs de stempel 3 zich bij het persen verplaatst, tussen de wand van het gat 17 en het lichaam 18 een heel kleine ruimte openblijft. Ten opzichte van de ruststand van de ruiter
10, waarbij de langsrichting ervan loodrecht gericht is op de langsrichting van de stempel 3, dit is de in de figuren voorgestelde stand, kan het lichaam 18 en dus de volledige ruiter 10 enkel in de perszin kantelen, dat is in de zin waarin de stempel 3 zich verplaatst bij

  
het persen, en niet in de andere zin kantelen. Dit lichaam
18 komt dan immers reeds tegen de voorste, in de figuur 1 links gelegen wand van het gat 17. Om deze kanteling in de perszin zeker niet te hinderen is de voorste en het verst van de sleuf 9 gelegen hoek van het lichaam 18 trouwens afgerond.

  
De ruiter 10 bevat ook nog aan de buitenkant van het binnenlichaam 1 een kop 19. Deze kop 19 is zijdelings verdikt, dit wil zeggen hij strekt zich aan weerszijden van de sleuf 9 uit.. De naar het lichaam

  
18 gekeerde zijde van deze kop 19 ligt aan weerszijden

  
 <EMI ID=29.1> 

  
1. Deze zijde is in de figuur 1 met het verwijzirigscij-, fer 20 aangeduid. In de bewegingsrichting van de stempel 3 bezit de kop 19 dezelfde breedte als het lichaam

  
 <EMI ID=30.1>  

  
Aan de naar de persruimte 11 gerichte zijde is de onderste rand van de kop weggesneden. Door de aldus gevormde wegsnijding 21 is de zijde 20 asymmetrisch gelegen ten opzichte van het theoretische langsvlak van de ruiter 10 dat door de as 16 loopt en dus bij ruststand van de ruiter 10 loodrecht gericht is op de langsrichting van

  
de stempel 3. Ten opzichte van dit tlheoretischelvlak, in de figuur 1 met het verwijzingscijfer 22 aangeduid, is

  
de zijde 20 er hoofdzakelijk links van gelegen en slechts

  
 <EMI ID=31.1>  figuur 1. Dit heeft mede voor gevolg dat de ruiter 10, door de speling die toch aanwezig is tussen de zijde
20 en de buitenzijde van het binnenlichaam 1, in de perszin kan wentelen over een hoek die voldoende groot is opdat de in de perszin vooraan gelegen rand van de zi jde 20 aan weerszi jden van de sleuf 9 sterk tegen de <EMI ID=32.1> 

  
van de ruiter 10 en bi jgevolg van de stempel 3 te beletten.

  
Doordat de kanteling in de andere zin van de ruiter 10 begrensd wordt en doordat er een relatief graot

  
 <EMI ID=33.1> 

  
gedoelde gedeelte van de zijde 20 nooit sterk tegen de buitenzijde van het binnenlichaam 1 aandrukken. Met andere woorden, wanneer het buiten het binnenlichaam 1 uitstekende einde van de ruiter 10 naar links in figuur 1 geduwd wordt, hetzij opzettelijk door de drukcurye

  
 <EMI ID=34.1> 

  
geduwd wordt, zal automatisch de ruiter 10 de neiging hebben in deze zin te kantelen, niet alleen door de traagheid maar ook door de wrijving van de kop 19 over het binnenlichaam 1. In feite is een echtekanteling in deze zin van de ruiter 10 onmogelijk door zijn ligging in het gat 17 en de kop 19 kan vrij over het binnenlichaam 1 schuiven zodat dus ook de stempel 3 ongehinderd ingeduwd kan worden.

  
Eenmaal de stempel 3 zijn maximaal ingeschoven stand bereikt heeft, kan hij vanzelf niet meer teruggeduwd worden. Een infinitesimaal kleine verplaatsing van de stempel 3 naar zijn beginstand toe,

  
 <EMI ID=35.1> 

  
door de kop 19 zich vastklemt op de buitenzijde van

  
het binnenlichaam 1 en elke verplaatsing van de stempel 3 belet. Op deze manier wordt de stempel 3 zo lang

  
als nodig in ingeschoven stand gehouden, en dit alleen

  
door de ruiter 10, dus zonder de drukcurve 14 of enig

  
ander orgaan.

  
Het ontgrendelen van de ruiter 10 gebeurt nu

  
door deze een weinig in de terugkeerzin van de stempel te wentelen. Deze wenteling gebeurt door dezelfde curve 15 die tevens de ruiter 10 en bijgevolg ook de stempel 3 terugduwt. Deze drukcurve 15 werkt samen met een wieltje

  
24 dat draaibaar rond een op de kop 19 van de ruiter staande as 23 zit. Tijdens de verplaatsing van de

  
vorm komt op een bepaald ogenblik het wieltje 24 in

  
contact met de drukcurve 15 en bij verdere verplaatsing wordt de ruiter aan zijn uiteinde waarlangs de kop 19

  
 <EMI ID=36.1> 

  
zichte van de stempel 3 geduwd wordt. 

  
Enkel voor het inschuiven van de stempel 3 en nadien voor het terug schuiven van deze stempel 3

  
is een drukcurve nodig, maar niet voor het in persstand houden van de stempel 3.

  
Het in de perszin kantelen van de ruiter 19 bij een infinitesimaal kleine verplaatsing van de stempel 3 naar zijn beginstand, wanneer de ruiter 10

  
vrij kan kantelen, gebeurt normaal automatisch door

  
de enertie van de ruiter 10 en door de wrijving van

  
de zijde 20 van de kop 19 op de buitenzijde van het binnenlichaam 1. Om evenwel zeker te zijn dat deze kanteling in de perszin en bijgevolg de klemming door

  
 <EMI ID=37.1> 

  
de ruiter 10 aan de naar de kop 19 gekeerde zijde van

  
de as 16, een uitholling 25 aangebracht zijn die op de van de ruimte 11 afgekeerde zijde van het lichaam 18 uitgeeft en waarin een drukveer 26 aangebracht is. De drukveer 26 duwt tegen de wand van het gat 17 en poogt dus steeds

  
de ruiter 10 in de perszin te kantelen.

  
 <EMI ID=38.1> 

  
een eigenlijk klepdeel 27 dat op het binnenlichaam 1 past en een eraan verbonden scharnierarn 28 die door middel van de scharnieras 29 draaibaar gemonteerd is tus-

  
 <EMI ID=39.1> 

  
De uitsteeksels 30 staan aan de zijde van de sleuf 9 op het einde van het deel van het binnenlichaam 1

  
dat de gesloten koker met de opening 8 vormt. De sch arnierarm 28 bevat een gedeelte dat vanaf het klepdeel 27 naar de scharnieras 29 loopt en een tweede deel dat er een hoek mee maakt en, wanneer de klep 2 zich in gesloten stand bevindt, zich evenwijdig aan de uitsteeksels 30 en dus loodrecht op de langsas van het binnenlichaam 1 uitstrekt.

  
Het laatst gedoelde deel van de scharnierarm

  
28 is op zijn vrij uiteinde vorkvormig. In de aldus

  
op dit einde gevormde g leuf 31, die in de richting loodrecht op de scharnieras 29 dwars door de arm 28 loopt,

  
is een hefboompje 32 gemonteerd. Dit hefboompje 32 is scharnierend rond een as 33 die evenwijdig loopt aan de scharnieras 29 en tussen de twee benen van het vorkvormige einde van de scharnierarm 28 loopt. Dit hefboompje

  
32 is in hoofdzaak L-vormig. Het ene been draagt op zijn uiteinde een tap 34 waarrond een wieltje 35 draaibaar gelegerd is. Dit wieltje 35 kan samenwerken met een drukcurve 36 die vast is op het gestel van de machine en , tijdens de verplaatsing van de vorm, op een bepaald ogenblik het hefboompje 32 doet wentelen en, doordat, zoals hierna zal uiteengezet worden, de wenteling van dit hefboompje 32 begrensd is, en dit hefboompje op de scharnierarm 28 gemonteerd is, vervolgens

  
 <EMI ID=40.1> 

  
kantelen.

  
Het hefboompje 32 werkt samen met een sperklink 37 die de klep 2 automatisch dichthoudt, eenmaal

  
ze, bij voorbeeld dooreen niet in de figuren voorgestelde drukcurve die op het wieltje 35 inwerkt, dichtgewenteld werd. Deze sperklink 37 houdt de klep 2 dicht

  
tot ze door middel van het hefboompje 32 uit haar sperstand gebracht is.

  
De sperklink 37 bestaat uit een lange arm 38

  
die op een einde een verdikte kop 39 draagt en met zijn andere uiteinde door middel van een scharnieras 40 draaibaar gemonteerd is tussen twee, op het van de scharnier-arm 28 verwijderde uiteinde van het klepdeel 27 staande uitsteeksels 41. Het laatst gedoelde einde van de arm 38 is solidair met een aanslagdraagstuk 42 waarin een regelvijs 43 als aanslag geschroefd is. Het vrije uiteinde van de regelvijs 43 is aan de van de kop 39 afgekeerde zijde van de scharnieras 40 naar het klepdeel 27 gericht en beperkt de rotatie van de arm 38 door tegen dit klepdeel 27 aan te stoten.

  
De kop 39 is zijdelings verdikt zo dat hij, in grendelstand van de sperklink 37,dit is in de in de figuren voorgestelde stand, tegen de twee, aan weerszijden van de scharnierarm 28 gelegen uitsteeksels
30 van het binnenlichaam 1 komt. In deze stand is dus <EMI ID=41.1> 

  
steeksels 30 en dus ten opzic hte van het binnenlichaam 1, onmogelijk.

  
De sperklink 37 wordt, zodra de klep 2 gesloten is, automatisch in deze grendelstand gebracht door middel van een trekveer 44 die aan de arm 38 en aan de scharnierarm 28 vastgemaakt is en dus de sperklink naar de scharnierarm 28 trekt. In deze grendelstand

  
van de sperklink 37 is het vrije uiteinde van een arm van het hefboompje 32, in normale ruststand van dit hefboompje 32, juist tegen de naar de scharnierarm 28 gekeerde zijde van de arm 38 van de sperklink 37 gelegen.

  
Om nu de sperklink 37 uit grendelstand te brengen, vistaat het het hefboompje 32 een weinig te wentelen, hetgeen dus, zoals reeds vermeld, door

  
de drukcurve 36 bevolen wordt. Door de wenteling van

  
de sperklink 37 komt de kop 39 buiten de vrije uiteinden van de uitsteeksels 30 te liggen zodat dus deze k op over deze uitsteeksels kan verplaatst worden.

  
Zodra de kpp 39 niet meer tegen de uitsteeksels 30 komt, kan de klep 2 gewenteld worden. Voor deze stand van

  
de sperklink 37 stoot de regelvi j s 43 ook tegen het k lepdeel 27 zodat een verdere wenteling van de sperklink
37 niet mogelijk is. Wanneer nu de drukcurve 36 verder op het wieltje 35 drukt, kan het hefboompje 32 niet ver-

  
 <EMI ID=42.1> 

  
nu tegengehouden wordt door de sperklink 37. Het gevolg hiervan is dat nu het geheel gevormd door het hefboompje 32 en de arm 28 en dus de volledige klep 2 gaat wentelen.

  
Zodra de ruimte 11 terug gevuld is, is

  
de vorm op een plaats gekomen waar de drukcurve 36 ophoudt. De klep 2 kan vanzelf door de zwaartekracht di chtvallen of door een bijkomende drukcurve dichtgewenteld worden, waarbij zodra de klep dicht is, de sperklink 37 door de veer 44 terug in grendelstand getrokken wordt.

  
Zodra deze vergrendeling opgetreden is,

  
is elke kanteling van de klep 2 onmogelijk zonder dat opnieuw het hefboompje 32 gewenteld wordt zodat geen drukcurve of een ander orgaan nodig is om de klep dicht te houden.

  
De constructie van de machine is vrij eenvoudig en relatief goedkoop,zelfs in de gevallen waarin na het persen het suikergoed een bepaalde tijd onder druk moet gehouden worden. Eenmaal de stempel 3 zijn persstand bereikt heeft, wordt hij automatisch geblokkeerd door de ruiter die eigen is aan de vorm terwijl

  
 <EMI ID=43.1>  matisch in gesloten stand gehouden wordt door de sperklink 37 die eveneens eigen is aan de vorm.

  
 <EMI ID=44.1> 

  
noch voor het dichthouden van de klep 2 moet een drukcurve gebruikt worden. De machine kan hierdoor ook vrij compact uitgevoerd worden.

  
Uiteraard kan de machine nog van een op zichzelf bekend mechanisme voorzien zijn voor het inbrengen van een stokje 45. Hiertoe zijn het binnenlichaam 1 en de klep 2 van de nodige uitsparingen voorzien zodat, bij gesloten stand van

  
de klep 2,aan het van de stempel 3 verwijderde uiteinde een rond kanaal 45 voor het inbrengen van een stokje op de ruimte 11 uitgeeft. De machine bevat dan ook per vorm een stempel voor het inbrengen van het stokje na het persen van het suikergoed in de ruimte 11.

  
De uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor beschreven uitvoeringsvorm&#65533; en binnen het raam van de octrooiaanvrage kunnen aan de beschreven uitvoeringsvorm vele veranderingen aangebracht worden, onder meer wat betreft de vorm, de samenstelling, de schikking en het aantal van de onderdelen die voor het verwezenlijken van de uitvinding gebruikt worden.

  
In het bijzonder moet in elke ruiter niet noodzakelijk een drukveer gemonteerd zijn om deze ruiter in perszin te kantelen. Normaal gezien gebeurt dit kantelen op het gepaste ogenblik vanzelf.

  
Ook moet niet noodzakelijk elke vorm tegelijker

  
 <EMI ID=45.1> 

  
klemmende ruiter én een sperklink voor de klep. Zo is onder meer de zelfklemmende ruiter afzonderlijk toe-

  
 <EMI ID=46.1> 

  
type of waarvan de kleppen niet scharnierend op de binnenlichamen staan maar wel tot een ketting zonder einde verenigd zi jn die plaatselijk in contact komt met de binnenlichamen.

  
De machine kan overigens per vorm twee stempels bevatten voor het vormen van de lolly. Dit is bij voorbeeld meestal het geval bij kleppenloze machineswaarbij dan de lolly tussen de twee stempels gevormd wordt in plaats van tussen een stempel en een einde van het binnenlichaam. In geval de machine per vorm twee stempels bevat, zijn bij voorkeur de twee stempels dan van een zelfklemmende ruiter zoals hiervoor beschreven voorzien.

Claims (26)

CONCLUSIES
1. Machine voor het vervaardigen van suikergoed,
in het bijzonder lolly's, die een aantal vormen bevat, <EMI ID=47.1>
de matrijs aangebrachte suikermateriaal in de gewenste
vorm te persen, die heen en weer in de matrijs verplaatsbaar is, bevatten, welke machine ook middelen bevat om
de stempels heen en weer in de matrijzen te verplaatsen,
die zelf per stempel één erop gemonteerde ruiter bevatten die door een opening in de matrijs erbuiten steekt
en ten minste twee drukcurven, ten opzichte waarvan de matrijzen met de erin verplaatsbare stempels relatief verplaatsbaar zijn, waarmee de stempels, respectievelijk
de buiten de matrijs uitstekende einden van de ruiters
op deze stempels, tijdens deze rebtieve verplaatsing,
in contact komen en waardoor deze stempels uit hun
beginstand dieper in de matrijs, respectievelijk terug
naar hun beginstand, geduwd worden, met het kenmerk dat
ze per stempel een grendel bevat, die de verplaatsing
van de stempel bij het inschuiven in de matrijs ongehinderd toelaat, maar bij verplaatsing van de stempel in
de andere zin, onmiddellijk de stempel blokkeert en
slechts na ontgrendelen de verplaatsing in de laatst
gedoelde zin toelaat.
2. Machine volgens vorige conclusie, met het
kenmerk dat de grendel lij elke stempel de ruiter zelf is waarvan het buiten de matrijs stekende einde dan een zijdelings verdikte kop vormt die, aan weerszijden van
de opening in de matrijs waardoor de ruiter steekt, langs
<EMI ID=48.1> zijde kan bewegen bij het inschuiven van de stempel maar, zonder ontgrendeling, door de matrijs vastgehouden wordt bij een poging tot verplaatsing van de stempel in de andere zin.
3. Machine volgens vorige conclusie, met het kenmerk dat de verdikte kop met een zijde, aan weerszijden van de opening in de matrijs waardoor de miter steekt, onmiddellijk langs de buitenzijde van de matrijs gelegen is, terwijl de ruiter enigszins kantelbaar gemonteerd
is rond een meetkundige as die, op een afstand van de buiten de matrijs gelegen kop van de ruiter, dwars gericht i s op de langsas van de stempel,dit is dus op de verplaatsingsrichting ervan, zodat de hoger gedoelde zijde, bij de kanteling van de ruiter in de perszin, dit is in
de verplaatsingszin van de stempel bij het in de matrijs schuiven, welke kanteling bij het terug uitschuiven van
<EMI ID=49.1>
zijde zich tegen de buitenzijde van de matrijs vastklemt en de verplaatsing belet, terwijl de machine middelen bevat om de ruiter vanuit de laatst gedoelde gekantelde stand, terug te kantelen zodat de klemming van de ruiter ophoudt en de ruiter dus ontgrendeld is.
4. Machine volgens vorige conclusie, met het kenmerk dat de ruiter bij elke matrijs in een uitsparing in de stempel steekt en de scharnieras van de ruiter in de stempel zelf gelegen is.
5. Machine volgens vorige conclusie, met het kenmerk dat de scharnieras van de ruiter ter hoogte van de langsrichting van de stempel gelegen is.
6. Machine volgens een van de conclusies 3 tot 5, met het kenmerk dat de ruiter in de perszin kantelbaar is tot de hoger gedoelde zijde van zijn kop zich op de ma-trijs vastklemt, terwijl de kanteling in tegengestelde
zin beperkt is en ook bij maximaal teruggekantelde stand, welke stand de ruiter inneemt bij het inschuiven van de stempel, de hoger gedoelde zijde niet stevig tegen de buitenzijde van de matrijs kan klemmen.
7. Machine volgens de conclusies 4 en 6, met het kenmerk dat het terugkantelen in tegen de perszin gerichte zin van de ruiter beperkt wordt door de uitsparing in de stempel waarin de ruiter zit.
8. Machine volgens vorige conclusie, met het kenmerk dat de hoek van het gedeelte van de ruiter dat in de uitsparing in de stempel zit, en dat het verst van de kop en in de van de perszin afgekeerde zin gelegen is, afgerond is, concentrisch rond de scharnieras van de ruiter om de kanteling in de perszin ongehinderd toe te laten.
9. Machine volgens een van de conclusies 3 tot 8,
<EMI ID=50.1>
dat tussen de ruiter en de stempel gemonteerd is en de ruiter steeds verend in de perszin probeert te kantelen.
10. Machine volgens een van de conclusies 3 tot 9, met het kenmerk dat de hoger gedoelde,langs de buitenzijde van de matrijs gelegen zijde van de kop van de ruiter zich in hoofdzaak uitstrekt aan de van de persplaats voor het suikermateriaal afgekeerde zijde van het theoretische vlak dat door de meetkundige kantelas van de ruiter loopt en loodrecht gericht is op de verplaatsingsrichting van de stempel en deze zijde zich niet of slechts in geringe mate aan de andere zijde van dit theoretische vlak uitstrekt.
11. Machine volgens een van de conclusies 3 tot 10, met het kenmerk dat ze een drukcurve bevat die met de ruiter van de vormen kan samenwerken om deze ruiter en dus de ermee verbonden stempel van de gedoelde vorm terug naar zijn beginstand te duwen, welke drukcurve tevens met de ruiter samenwerkt om hem te ontgrendelen, dit is hem te wentelen in de tegengestelde zin van de perszin zodat het
<EMI ID=51.1>
stempel mogelijk is.
12. Machine voor het vervaardigen van suikergoed, in het bijzonder lolly's, die een aantal v ormen bevat, die elk een matrijs en ten minste één stempel, om het in de matrijs aangebrachte suikermateriaal in de gewenste vorm te persen, die heen en weer in de matrijs verplaatsbaar is, bevatten, welke machine ook middelen bevat om de stempels heen en weer in de matrijzen te verplaatsen, die zelf per stempel één erop gemonteerde ruiter bevatten die door een opening in de matrijs erbuiten steekt en ten minste twee drukcurven, ten opzichte waarvan de matrijzen met de erin verplaatsbare stempels relatief verplaatsbaar zijn, waarmee de stempels,respectievelijk de buiten de matrijs uitstekende einden van de ruiters op deze stempels, tijdens deze relatieve verplaatsing, in contact komen en waardoor deze stempels uit hun beginstand dieper in de matrijs,
respectievelijk terug naar hun beginstand, geduwd worden waarbij daarenboven de matrijzen elk een binnenlichaam en een scharnierend erop gemonteerde klep bevatten, met het kenmerk dat ze, per klep, een grendel bevat die bij het sluiten van de klep deze automatisch in gesloten stand vergrendelt, en ze middelen bevat om de grendels uit de grendelstand te brengen zodat de erbij horende kleppen opnieuw open kunnen.
13. Machine volgens vorige conclusie, met het kenmerk dat de grendel een sperklink is die, op een afstand van de scharnieras waarrond de klep ten opzichte van het binnenlichaam scharniert, enerzijds scharnierend op één van de elementen gevormd door het binnenlichaam en de klep gemonteerd is en, anderzijds, met één einde met een gedeelte van het andere element samenwerkt, zo dat ze zich in ten minste één stand tussen de twee elementen uitstrekt en een relatieve verplaatsing van de twee elementen ten opzichte van elkaar belet, terwijl de middelen om deze grendel uit grendelstand te brengen middelen zi jn om de sperklink over een hoek te wentelen.
14. Machine volgens vorige conclusie, met het kenmerk dat de sperklink scharnierend gemonteerd is op de klep, nabi j het uiteinde van de klep dat het verst verwijderd is van de scharnieras van de klep, terwijl het andere einde van de klink samenwerkt met een, aan de zijde van de scharnieras van de klep buiten de rest van het binnenlichaam uitspringende gedeelte van dit binnenlichaam.
15. Machine volgens een van de conclusies 13 en 14, met het kenmerk dat de middelen om de sperklink te wentelen voor het ontgrendelen,een hefboompje bevatten dat scharnierend gemonteerd is op een van de elementen gevormd door het binnenlichaam en de klep en dat met de sperklink kan samenwerken, en middelen om het hefboompje te wentelen.
16. Machine volgens vorige conclusie, met het kenmerk dat de middelen om het hefboompje te wentelen gevormd zijn door een drukcurve.
17. Machine volgens een van de conclusies 15 en 16, met het kenmerk dat het hefboompje scharnierend gemonteerd is op de klep, aan de zijde van de scharnieras.
18. Machine volgens de conclusies 16 en 17, met het kenmerk dat de drukcurve welke het hefboompje wentelt
<EMI ID=52.1>
dezelfde drukcurve is welke de klep openwentelt.
19. Machine volgens een van de conclusies 17 en 18, met het kenmerk dat het uitspringende gedeelte van het binnenlichaam een vork vormt tussen de benen waarvan het hefboompje draaibaar gemonteerd is, terwijl het met het uitspringende gedeelte samenwerkende einde van de sperklink een verdikte kop vormt die tegen de twee
<EMI ID=53.1>
stoten.
20. Machine volgens een van de conclusies 17 tot 19, met het kenmerk dat de sperklink aan de zijde van haar scharnieras die tegengesteld is aan haar met het binnenlichaam samenwerkende uiteinde, van een aanslag voorzien is die met de klep samenwerkt, zo dat de wenteling van
de sperklink ten opzichte van de klep begrensd is en,
bij voldoende wenteling van deze sperklink de klep meewentelt.
21. Machine volgens vorige conclusie, met het kenmerk dat de aanslag op de sperklink instelbaar is.
22. Machine volgens een van de conclusies 17 tot 21, met het kenmerk dat ze per klep een veer bevat die tussen de sperklink en de klep gemonteerd is en de sperklink steeds naar grendelstand poogt te trekken.
23. Machine volgens de conclusies 18 en 20, met het kenmerk dat het hefboompje L-vormig is, met een been samenwerkt met de sperklink en op zijn andere been een asje draagt waarop een wieltje zit dat met de drukcurve samenwerkt.
24. Machine voor het vervaardigen van suikergoed zoals hiervoor beschreven of in de hieraan toegevoegde tekeningen voorgesteld.
25. Vorm uit de machine volgens een van de vorige conclusies.
26. Vorm zoals hiervoor beschreven of in de hieraan toegevoegde tekeningen voorgesteld.
BE2/58534A 1980-04-25 1980-04-25 Machine voor het vervaardigen van suikergoed en vorm voor dergelijke machine BE882976A (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2/58534A BE882976A (nl) 1980-04-25 1980-04-25 Machine voor het vervaardigen van suikergoed en vorm voor dergelijke machine

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE882976 1980-04-25
BE2/58534A BE882976A (nl) 1980-04-25 1980-04-25 Machine voor het vervaardigen van suikergoed en vorm voor dergelijke machine

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE882976A true BE882976A (nl) 1980-08-18

Family

ID=25659209

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2/58534A BE882976A (nl) 1980-04-25 1980-04-25 Machine voor het vervaardigen van suikergoed en vorm voor dergelijke machine

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE882976A (nl)

Similar Documents

Publication Publication Date Title
DE7838993U1 (de) Etikettiergeraet
DE2456039A1 (de) Einrichtung zum ein- und auswerfen des papiers fuer schreibmaschinen
DE2530008C3 (de) Transportvorrichtung zum Fördern von Zigaretten mit einem Zigarettenspeicher
DE94277T1 (de) Vorrichtung zur dosierten abgabe von viskosen produkten.
BE882976A (nl) Machine voor het vervaardigen van suikergoed en vorm voor dergelijke machine
DE2223960A1 (de) Verkaufsmaschine mit geneigtem Fach
DE1242923B (de) Selbstverkaeufer fuer Flaschen, Buechsen u. dgl.
EP2159760B1 (de) Vorrichtung zur Ausgabe von Münzrollen
DE3140084A1 (de) Zeitungsverkaufsautomat
DE2157871C2 (de) Wertausgabevorrichtung
JPS62500645A (ja) 偏心プレスのためのノツクアウト機構
DE3543406C2 (nl)
DE504512C (de) Freistempelmaschine
DE4310411C2 (de) Münzausgeber für Unterhaltungs- und Warenautomaten
DE2727764C3 (de) Verkaufsautomat mit Drucktasten
DE289224C (nl)
DE67541C (de) Selbstverkäufer für kugelförmige I Gegenstände mit Ausgabevorrichtung in Ansätzen am Umfang der Waarentrommel
AT325333B (de) Vorrichtung zur ausgabe von zeitungen
DE1449259A1 (de) Selbstkassierendes Tuerschloss
DE374863C (de) Maschine zum Spalten mit und ohne Aussichten von Werkstuecken gemaess ihrer Staerke
DE1449259C (de) Selbstkassierendes Türschloß
DE84816C (nl)
AT149457B (de) Warenautomat für Münzeinwurf (Selbstkassierer).
DE2856822A1 (de) Warenautomat
DE1926850C (de) Vorrichtung zum Abtasten eines flachen haften Aufzeichnungsträgers