BE1026962A1

BE1026962A1 - Vloer-of wandpaneel

Info

Publication number: BE1026962A1
Application number: BE20195011A
Authority: BE
Inventors: Pieter-Jan Sabbe; Laurent Meersseman; Jochen Bossuyt
Original assignee: Ivc Bvba
Priority date: 2019-01-10
Filing date: 2019-01-10
Publication date: 2020-08-06
Also published as: BE1026962B1; WO2020144573A1; CN113302045A; US20220090390A1; EP3908457A1

Abstract

Een methode voor het vervaardigen van een vloer- of wandpaneel, omvattende - Het voorzien van een eerste thermoplastische polymeerlaag die een polymeermatrix en ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes omvat; - Het voorzien van een tweede thermoplastisch polymeerlaag, waarbij de tweede laag in contact is met de eerste laag langsheen een zijde van de eerste laag; - Het aan elkaar hechten van de eerste, de tweede en de eventueel verdere lagen polymeerlagen onder invloed van verhoogde temperatuur en druk; - Het voorzien van een decoratieve laag aan de zijde van de tweede laag, tegenovergesteld aan de zijde in contact met de eerste laag; - Het voorzien van een doorzichtige of transparante slijtlaag in contact met de decoratieve laag.

Description

VLOER- OF WANDPANEEL Technisch gebied De huidige vinding heeft betrekking tot vloer- of wandpanelen en methoden om deze te vervaardigen.

Stand van de techniek Vloer- of wandpanelen zijn alom gekend. Nadeel van vele van deze panelen is de noodzaak om deze onlosmakelijk te verbinden met de onderliggende vloer- of wandstructuur, bijvoorbeeld een muur of betonen vloerelement. Dit verbinden gebeurt vaak door een verlijming. Het later opnieuw losmaken van de panelen, is omslachtig of soms helemaal onmogelijk zonder het paneel te beschadigen. Een losmakelijke verbinding op basis van magnetisme is gekend, bijvoorbeeld van EP1768527B1. Magnetische vloerpanelen worden gelegd op een vloer die voorzien is van een verf met ferromagnetische deeltjes. Samenvatting van de uitvinding Het is een doelstelling van de uitvinding om in vloer- of wandpanelen te voorzien die makkelijk magnetisch kunnen gemaakt worden, of magnetisch zijn.

Volgens een eerste aspect wordt in een methode voor het vervaardigen van een vloer- of wandpaneel voorzien, welke methode omvat: e Het voorzien van een eerste thermoplastische polymeerlaag die een polymeermatrix en ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes omvat; e Het voorzien van een tweede thermoplastisch polymeerlaag, waarbij de tweede laag in contact is met de eerste laag langsheen een zijde van de eerste laag; e Het eventueel voorzien van één of meerdere verdere thermoplastisch polymeerlagen aan de zijde van de tweede laag, tegenovergesteld aan de zijde in contact met de eerste laag; e Het aan elkaar hechten van de eerste, de tweede en de eventueel verdere lagen polymeerlagen onder invloed van verhoogde temperatuur en druk; e Het voorzien van een decoratieve laag aan de zijde van de tweede laag, tegenovergesteld aan de zijde in contact met de eerste laag of desgevallend aande zijde van één van de verdere polymeerlagen, welke zijde is georiënteerd weg van de eerste polymeerlaag; e Het eventueel voorzien van een doorzichtige of transparante slijtlaag in contact met de decoratieve laag.

De verhoogde temperatuur is een temperatuur die bij of boven de verwekings- of smelttemperatuur van de thermoplastische polymeerlaag ligt. Deeltjes moet verstaan worden als partikels.

De ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes kunnen bestaan uit bijvoorbeeld ijzer of legeringen van ijzer, nikkel, kobalt, aluminium en/of koper, eventueel met andere legeringselementen, of kunnen keramische stoffen zijn die Barium ferriet (BaFe+1201s), strontiumferriet (SrFe12O19) of barium-strontium ferriet (Ba,Sr:-xFe1201:9) omvatten. Volgens uitvoeringsvormen kunnen de deeltjes ferriet deeltjes zijn. Volgens uitvoeringsvormen kunnen de deeltjes strontiumferriet deeltjes zijn Volgens uitvoeringsvormen kunnen de ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes permanente magnetische deeltjes zijn.

De ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes hebben bij voorkeur een gemiddelde grootte (de diametergrootte) van 0.5 tot 5 um.

Bij voorkeur ligt deze gemiddelde grootte in het bereik van 1 tot 4 um, zoals in het bereik van 1 tot 3 um, zoals tussen de 1.5 tot 2.3 um.

Volgens sommige uitvoeringsvormen kan de eerste en/of tweede polymeerlaag voorzien worden door extruderen, mogelijkerwijze co-extruderen.

Volgens sommige uitvoeringsvormen kan in een dubbele bandpers worden voorzien die opeenvolgend een verwarmingszone, een perszone en een koelzone omvat en waarbij een onderste en bovenste, samenwerkende transportband een productspleet vormen die doorheen deze verwarmings-, pers- en koelzone strekt, en waarbij het voorzien van de eerste polymeerlaag het voorzien in een eerste deeltjeslaag omvattende ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes en polymeerdeeltjes omvat, waarbij deze deeltjeslaag wordt omgevormd naar een polymeerlaag omvattende eenpolymeermatrix en de genoemde ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes door inwerking van temperatuur en druk in de productspleet.

Volgens sommige uitvoeringsvormen kan de eerste deeltjeslaag omvattende ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes en polymeerdeeltjes worden gestrooid op de onderste van de twee transportbanden. Volgens uitvoeringsvormen worden eerst ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes gestrooid op de onderste van de twee transportbanden, waarna een laag polymeerdeeltjes wordt gestrooid op deze deeltjeslaag, teneinde de eerste deeltjeslaag te bekomen. Eventueel worden verschillende lagen ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes en polymeerdeeltjes afwisselend op elkaar gestrooid. Volgens andere uitvoeringsvormen worden de ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes en de polymeerdeeltjes eerst met elkaar gemengd in een mengeenheid, waarna een mengsel van ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes en polymeerdeeltjes op de onderste van de twee transportbanden wordt gestrooid, teneinde de eerste deeltjeslaag te bekomen. Typische deeltjesgroottes voor de polymeerdeeltjes in deze uitvoeringsvormen zijn een gemiddelde deeltjesgrootte van tussen de 200um en 500um, bijvoorbeeld gemiddeld 300um, waarbij de maximale grootte van de deeltjes niet groter is dan bijvoorbeeld 1mm. De laagdikte die gelegd wordt is minimaal 400um dik, maar is bij voorkeur tussen de 1en 3.5 mm. Volgens nog andere uitvoeringsvormen bestaat het voorzien van een eerste thermoplastische polymeerlaag die een polymeermatrix en ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes omvat uit het strooien van granulaten of flakes, welke granulaten zelf bestaan uit een mengsel van een polymeermateriaal en ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes. Dit polymeermateriaal en de ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes worden eerst gemengd, geëxtrudeerd en tot granulaten versneden of vermalen. Typische, doch niet te verstaan als beperkende, dimensies van dergelijke granulaten zijn cilindrische granulatent met een diameter tussen de 1 en 3.5 mm en een lengte van tussen de 0.5 en 1 mm. De laagdikte die gelegd wordt is minimaal 1.4 à 1.5 mm dik, maar is bij voorkeur tussen de 1.4 en 3.5 mm.

Volgens sommige uitvoeringsvormen kan de tweede laag polymeerdeeltjes worden gestrooid op de deeltjeslaag omvattende ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes en polymeerdeeltjes en waarbij deze tweede laag polymeerdeeltjes in de dubbele bandpers wordt omgevormd tot de tweede thermoplastisch polymeerlaag. De tweede laag polymeerdeeltjes is bij voorkeur vrij van ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes. Mogelijkerwijze kunnen nog verdere lagen thermoplastische polymeerdeeltjes worden gestrooid op de tweede laag polymeerdeeltjes. Eventueel kunnen één of meerdere versterkingsmaterialen, zoals vezelvliezen of geweven textielmateriaal, bijvoorbeeld glasvezelvliezen of glasvezelweefsel, worden meegegeven tussen de deeltjeslagen of ingebed in een laag thermoplastische polymeerdeeltjes.

De gebruikte thermoplastische polymeerdeeltjes kunnen weekmakers en/of kleurstoffen en/of vulstoffen en/of andere gebruikelijke additieven omvatten.

De gevormde thermoplastische lagen kunnen bestaan uit hard, zacht of halfzacht (ofte semihard) thermoplastisch polymeer door gebruik te maken van verschillende hoeveelheden weekmakers. De gevormde thermoplastische lagen kunnen al of niet geschuimd zijn, al of niet door mechanisch schuimen, chemisch schuimen (door gebruik te maken van schuimmiddelen in de polymeerdeeltjes) of kunnen geschuimd worden door schuimvormende vulstoffen te gebruiken.

De twee transportbanden kunnen polymere transportbanden zijn, bijvoorbeeld glasvezelversterkte polymere banden die aan de naar elkaar gerichte zijden van een tefloncoating zijn voorzien.

De persinrichting kan een S-bocht en/of een staalbandpers, bijvoorbeeld een isochore of isobare staalbandpers, omvatten om druk uit te oefenen.

De koel- en/of verwarmingszone kunnen verschillende koel- dan wel verwarmingsplaten omvatten, waarbij de temperatuur in de doorlooprichting van de transportbanden constant of gevarieerd kunnen worden.

Volgens sommige uitvoeringsvormen kunnen de polymere materialen van de eerste en tweede polymeerlaag polyvinyl chloride (PVC) omvatten.

Volgens uitvoeringsvormen kan de PVC, van de eerste en/of de tweede en/of verdere laag PVC, hard, semihard of zachte PVC zijn. Bij voorkeur omvat het polymeermateriaalweekmakers, in een hoeveelheid van 15 tot 100 phr, en bij voorkeur in een hoeveelheid van 20 tot 100phr, bv. 30 tot 100 phr, bijvoorbeeld van 50 tot 80 phr. “Phr’ betekent gewichtsdelen weekmaker per honderd gewichtsdelen polymeer. De weekmakers kunnen onder andere zijn esters van carbonzuren (bijvoorbeeld esters van ortho- of 5 tere-ftaalzuur, trimelietzuur, benzoëzuur en adipinezuur), bijvoorbeeld diisononylftalaat (DINP), dioctyl tereftalaat (DOTP), di-isononyl-1,2-cyclohexaandicarboxylaat (DINCH), esters van fosforzuur, bijvoorbeeld triaryl- of trialkylarylfosfaten, bijvoorbeeld tricresylfosfaat, al of niet gechloreerde koolwaterstoffen, ethers, polyesters, polyglycolen, sulfonamides, of combinaties van deze.

Met zacht PVC wordt volgens de uitvinding bedoeld PVC die meer dan 20 phr weekmaker omvat, en semihard omvat tussen de 15 en 20 phr weekmaker. Harde PVC wordt begrepen als PVC met minder dan 5 phr weekmaker.

In een alternatieve vorm is de PVC van de eerste laag en/of de tweede laag hard of semihard PVC, dit is het PVC hetwelk geen of tussen de 0 en 15 phr weekmaker omvat.

De gebruikte PVC heeft bij voorkeur een K-waarde (Fikentscher) van minder dan of gelijk aan 85, bijvoorbeeld minder dan of gelijk aan 60, bijvoorbeeld minder dan 58, zoals bijvoorbeeld een K-waarde 57 of 50. PVC kan eveneens een copolymeer zijn van vinylchloride (VC) en vinylacetaat (VA), bijvoorbeeld copolymeren met en VC/VA ratio van 70/30 tot 50/50.

Volgens sommige uitvoeringsvormen kan het tweede = thermoplastisch materiaal ongeschuimd thermoplastisch materiaal zijn. Volgens sommige uitvoeringsvormen kan het tweede thermoplastisch materiaal geschuimd thermoplastisch materiaal zijn. De gemiddelde densiteit van de PVC in ongeschuimde vorm is bij voorkeur tussen de 1 en 2 g/cm?, zoals tussen de 1.6 en 2 g/cm. De geschuimde vorm kan een opschuiming hebben van 10 tot 100%, dit wil zeggen dat de densiteit “A” van de ongeschuimde vorm met een factor 1.1 tot 2 wordt gereduceerd. Met andere woorden, als de densiteit van het ongeschuimde PVC “A” is, is de densiteit van de geschuimde PVC tussen de A/1.1 enA/2.

Met een geschuimde laag wordt een laag bedoeld die holle ruimtes bevat, bij voorkeur in een hoeveelheid dat de densiteit van het materiaal met minstens 10%, en bij voorkeur zelfs minstens 25% is verminderd ten opzichte van het gewicht van een gelijk volume thermoplastisch materiaal zonder holle ruimtes. Bij voorkeur betreft het zogenaamde

“closed cell” schuim, hoewel het schuim ook open schuim kan zijn. Met niet-geschuimde laag wordt een laag bedoeld zonder holle ruimtes, of, althans toch hoogstens met een aandeel holle ruimtes zodanig dat de densiteit van het materiaal niet, of niet meer dan 10%, verminderd, en bij voorkeur zelfs niet meer dan 2%.

In het algemeen wordt nog opgemerkt dat, in het kader van de uitvinding, een geschuimde laag niet noodzakelijk op een uniforme manier moet zijn geschuimd. Het is mogelijk dat de geschuimde laag doorheen zijn dikte een variërend aandeel holle ruimtes omvat. Zo bijvoorbeeld kan centraal in de laag het hoogste aandeel worden bereikt, terwijl aan één of meer van de oppervlakken van een dergelijke laag minder geschuimde of zelfs niet geschuimde zones aanwezig kunnen zijn. De geschuimde laag kan op verschillende mogelijke wijzen zijn verkregen, waarvan hieronder de drie voornaamste mogelijkheden worden opgesomd.

Volgens een eerste mogelijkheid is de geschuimde laag minstens door middel van een mechanisch schuimingsproces bekomen. Hiermee wordt bedoeld dat in de betreffende laag holtes worden gevormd door het thermoplastisch materiaal weg te duwen en te vervangen door een gas(bijvoorbeeld lucht), vaak onder invloed van een mechanische actie of door inblazen van een gas (bijvoorbeeld lucht) onder druk. Volgens een tweede mogelijkheid is de geschuimde laag minstens door middel van een chemisch schuimingsproces bekomen. Hiermee wordt bedoeld dat in de betreffende laag holtes worden gevormd door middel van een gasvormig reactieproduct. Er kan bijvoorbeeld gebruik gemaakt worden van azodicarbonamide. Deze stof heeft bij opwarming stikstofgas vrij dat in de vorm van bellen in de geschuimde laag aanwezig blijft. Volgens een derde mogelijkheid is de geschuimde laag minstens door middel van vulmiddelen bekomen, waarbij deze vulmiddelen op zich één of meerdere holtes omvatten. Hierbij kan bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt van de geëxpandeerde toestand van microsferen of het kan verkregen worden door het gebruik van expanderende korrels in een PVC gebaseerde laag. Meer speciaal kan gebruik gemaakt worden van de microsferen bekend uit WO 2013/178561.

Het thermoplastisch polymeermateriaal van de eerste en/of de tweede of verdere laag, kan naast een polymere matrix ook vulstoffen omvatten. Vulstoffen kunnen onder andere glasvezels, calciumhydroxide (gebluste kalk), calciumcarbonaat en calciumwaterstofcarbonaat, talk, of ook lichtgewicht vulstoffen zoals holle microsfeertjes (Expancel) zijn. Deze vulstoffen kunnen aanwezig zijn in een hoeveelheid van 50 tot 300 phr. “Phr’ betekent gewichtsdelen vulstof per honder gewichtsdelen polymeer.

Verder kan het thermoplastisch polymeermateriaal nog additieven omvatten zoals brandvertragers, antioxidantia, antifungi, UV-stabilisatoren, alsook organische of anorganische kleurstoffen of organische or anorganische pigmenten, bijvoorbeeld koolstof zwart pigment en gelijkaardige.

Volgens sommige uitvoeringsvormen kan na het vormen van de minstens eerste en tweede en desgevallend verdere thermoplastische polymeerlagen, een decoratieve laag worden gelamineerd op de zijde van de tweede laag, tegenovergesteld aan de zijde in contact met de eerste laag of desgevallend aan de zijde van één van de verdere polymeerlagen, welke zijde is georiënteerd weg van de eerste polymeerlaag.

Volgens sommige uitvoeringsvormen omvat de decoratieve laag een gedrukte motief. Volgens sommige uitvoeringsvormen omvat de decoratieve laag een thermoplastische folie, bij voorkeur PVC folie. Volgens sommige uitvoeringsvormen is de folie voorzien is van een decoratieve druk. Volgens sommige uitvoeringsvormen is het gedrukt motief een inktjet geprint motief. Volgens sommige uitvoeringsvormen is het gedrukt motief een inkt-jet geprint motief dat op de bovenste zijde van de bovenste tweede of één van de meerdere lagen thermoplastisch materiaal is gedrukt. De decoratieve laag heeft bij voorkeur een dikte van tussen de 0.07 en 0.1 mm.

Volgens sommige uitvoeringsvormen kan een transparante of doorzichtige slijtlaag worden gelamineerd op de decoratieve laag. Volgens sommige uitvoeringsvormen kan de slijtlaag een transparante of doorzichtige PVC laag zijn, die eventueel slijtvaste partikels omvat.

Bij voorkeur bestaat dergelijke slijtlaag in hoofdzaak uit thermoplastisch materiaal, bij voorkeur PVC, bijvoorbeeld met een dikte tussen 0,15 en 0,75 millimeter. Volgens sommige uitvoeringsvormen omvat de slijtlaag een aan oppervlakte grenzende laklaag. Dus volgens sommige uitvoeringsvormen kan de bovenzijde worden voorzien van een laklaag Voorbeelden van bruikbare laklagen zijn laklagen gebaseerd op urethaan acrylaten, polyester acrylaten en/of epoxide acrylaten. De laklaag kan een laklaag zijn die aan de hand van UV straling of excimerstraling wordt uitgehard. Ook de laklaag kan slijtvaste partikels omvatten. De betreffende laklaag kan harde partikels omvatten bijvoorbeeld van aluminiumoxide, bijvoorbeeld korund, en/of silica voor het bekomen van een verhoogde slijtageweerstand. Volgens sommige uitvoeringsvormen kan het lamineren van de transparante of doorzichtige slijtlaag en de decoratieve laag gebeuren in één en dezelfde lamineerstap.

Eventueel wordt verder nog een reliëf aangebracht door een indrukking, ofte een zogenaamde embossing-stap, en wordt er eventueel nog een transparante harslaag aangebracht op de slijtlaag, bijvoorbeeld een UV hardende polyurethaanlaag. De embossing kan eventueel in register staan met de afbeelding op de decorlaag.

Volgens sommige uitvoeringsvormen kan de methode ook een stap omvatten waarbij de genoemde ferromagnetische en/of ferimagnetische deeltjes worden gemagnetiseerd. Dit kan gebeuren door middel van permanente of elektromagneten die een magnetisch veld veroorzaken, waardoor de deeltjes magnetisch worden georiënteerd. Volgens sommige uitvoeringsvormen kan tussen de eerste thermoplastische polymeerlaag en de tweede thermoplastisch polymeerlaag, of in de eerste thermoplastische polymeerlaag en/of de tweede thermoplastisch polymeerlaagminstens één versterkingslaag worden aangebracht. In geval er één of meerdere verdere thermoplastisch polymeerlagen worden voorzien, wordt bij voorkeur minstens één versterkingslaag aangebracht tussen de tweede thermoplastisch polymeerlaag en de één of meerdere thermoplastisch polymeerlagen, of tussen twee van de één of meerdere thermoplastisch polymeerlagen. Deze één of meerdere thermoplastisch polymeerlagen zijn bij voorkeur vrij van ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes.

De versterkingslagen zijn bijvoorbeeld textiele versterkingslagen, bij voorkeur uit glasvezel. Zo kunnen de versterkingslagen bijvoorbeeld glasvezelweefsels of glasvezel nonwoven vliezen zijn.

Dit textiele versterkingslagen is bij voorkeur een glasvezel omvattend textiele versterkingslaag zoals aan glasvezelvlies of een glasvezelweefsel. Bij voorkeur is een glasvezelvlies gebruikt, welke bij voorkeur een oppervlaktegewicht kan hebben tussen 30 en 60 g/m? en een dikte van tussen de 0.20 en 0.45 mm, bijvoorbeeld tussen de 0.25 en 0.45mm.

De zo verkregen oppervlakken kunnen worden versneden of verzaagd in panelen, die typisch doch niet beperkend een vierkante, parallellogramvormige, trapeziumvormige, ruitvormige of rechthoekige omtrek hebben. Eventueel kunnen ze worden voorzien van koppelmiddelen aan één of beide paren van zijde, welke koppelmiddelen met de koppelmiddelen van identieke panelen kunnen samenwerken.

Volgens sommige uitvoeringsvormen kan de methode verder omvatten het versnijden van de verkregen gelaagde structuur tot panelen.

Volgens sommige uitvoeringsvormen kunnen de panelen aan één of meerdere zijden voorzien worden van een koppelsysteem. Dit kan gebeuren door frezen, zagen, en gelijkaardige bewerkingen zoals gekend in de stand van de techniek.

Volgens sommige uitvoeringsvormen kunnen de panelen een vierkante, parallellogramvormige, trapeziumvormige, ruitvormige of rechthoekige omtrek hebben, en waarbij de zijden vrij zijn van koppelmiddel.

Volgens een tweede aspect wordt voorzien in een vloer- of wandpaneel verkregen volgens een methode volgens het eerste aspect.

Volgens een derde aspect wordt voorzien in een vloer- of wandpaneel waarbij het paneel een boven- en een onderzijde omvat, het paneel omvattende kern uit thermoplastisch polymeermateriaal die het vloerpaneel van zijn onderzijde voorziet, waarbij de het thermoplastisch polymeermateriaal een polymeermatrix en ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes omvat. Aldus zijn de ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes aanwezig aan de onderzijde van het paneel maar zijn ze vervat in de polymeermatrix die in de kern van het paneel voorziet.

De kern uit thermoplastisch polymeermateriaal kan uit verschillende lagen bestaan. Volgens uitvoeringsvormen kan het paneel een boven- en een onderzijde omvat, het paneel omvattende een eerste laag van een eerste thermoplastisch polymeermateriaal en minstens een tweede laag van een tweede thermoplastisch polymeermateriaal, waarbij deze eerste laag het vloerpaneel van zijn onderzijde voorziet, de tweede laag in contact is met de eerste laag langsheen de zijde van de eerste laag verschillend van de onderzijde, waarbij de eerste laag van een eerste thermoplastisch polymeermateriaal een polymeermatrix en ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes omvat. Volgens uitvoeringsvormen omvat de tweede laag een thermoplastisch polymeermateriaal hetwelk bij voorkeur identiek is aan de polymeermatrix van de eerste laag. Het thermoplastisch polymeermateriaal van de tweede laag en de polymeermatrix van de eerste laag zijn met elkaar versmolten.

Deze tweede thermoplastisch polymeerlaag is bij voorkeur vrij van ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes.

Bij voorkeur omvat de vloer- of wandpaneel nog één of meerdere verdere thermoplastisch polymeerlagen, en bij voorkeur minstens één versterkingslaag aangebracht tussen de tweede thermoplastisch polymeerlaag en de één of meerdere thermoplastisch polymeerlagen, of tussen twee van de één of meerdere thermoplastisch polymeerlagen.

Deze één of meerdere thermoplastisch polymeerlagen zijn bij voorkeur vrij van ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes. De panelen volgens het derde aspect kunnen panelen zijn volgens het tweede aspect van de uitvinding. De panelen volgens het tweede en derde aspect kunne de kenmerken hebben zoals beschreven in relatie tot de methodes volgens het eerste aspect van de uitvinding. De vloer- of wandpanelen volgens de uitvinding hebben het kenmerk dat de eerste laag van een eerste thermoplastisch polymeermateriaal, dewelke ook ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes omvat, en de tweede laag van een tweede thermoplastisch polymeermateriaal aan elkaar gehecht zijn zonder gebruik te maken van lijm, dus lijmvrij gehecht zijn. De vloer- of wandpanelen volgens de uitvinding hebben als voordeel dat de magnetische of ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes ingebed zijn in de polymeermatrix en bij gevolg met een grotere zekerheid aanwezig blijven in het product bij herhaaldelijk gebruik en herlegging.

Volgens uitvoeringsvormen kan het eerste thermoplastisch polymeermateriaal polyvinylchloride zijn. Volgens uitvoeringsvormen kan het tweede thermoplastisch polymeermateriaal polyvinylchloride zijn.

Volgens uitvoeringsvormen omvat het paneel nog verdere thermoplastische polymeerlagen, bijvoorbeeld PVC lagen.

Volgens uitvoeringsvormen kan de PVC, van de eerste en/of de tweede en/of verdere laag PVC semihard of zachte PVC zijn. Bij voorkeur omvat het poymeermateriaal weekmakers, in een hoeveelheid van 15 tot 100 phr, en bij voorkeur in een hoeveelheid van 20 tot 100phr, bv. 30 tot 100 phr, bijvoorbeeld van 50 tot 80 phr. “Phr’ betekent gewichtsdelen weekmaker per honderd gewichtsdelen polymeer. De weekmakers kunnen onder andere zijn esters van carbonzuren (bijvoorbeeld esters van ortho- of tere-ftaalzuur, trimelietzuur, benzoëzuur en adipinezuur), bijvoorbeeld diisononylftalaat (DINP), dioctyl tereftalaat (DOTP), di-isononyl-1,2-cyclohexaandicarboxylaat (DINCH), esters van fosforzuur, bijvoorbeeld triaryl- of trialkylarylfosfaten, bijvoorbeeld tricresylfosfaat, al of niet gechloreerde koolwaterstoffen, ethers, polyesters, polyglycolen, sulfonamides, of combinaties van deze.

Met zacht PVC wordt volgens de uitvinding bedoeld PVC die meer dan 20 phr weekmaker omvat, en semihard omvat tussen de 15 en 20 phr weekmaker.

In een alternatieve vorm is de PVC van de eerste laag hard of semihard PVC, dit is het PVC dat geen of tussen de 0 en 15 phr weekmaker omvat.

De ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes kunnen bestaan uit bijvoorbeeld ijzer of legeringen van ijzer, nikkel, kobalt, aluminium en/of koper, eventueel met andere legeringselementen, of kunnen keramische stoffen zijn die Barium ferriet (BaFe+1201s), strontiumferriet (SrFe:2O19) of barium-strontium ferriet (BaSr-Fe12019) omvatten.

Volgens uitvoeringsvormen kunnen de deeltjes ferriet deeltjes zijn. Volgens uitvoeringsvormen kunnen de deeltjes strontiumferriet deeltjes zijn. Volgens uitvoeringsvormen kunnen de deeltjes permanente magnetische deeltjes zijn.

Volgens uitvoeringsvormen kan de kombinatie van de eerste en tweede laag een dikte hebben van 0.5 tot 3 mm. Bij voorkeur heeft de kombinatie van de eerste en tweede laag een dikte van 0.5 tot 2 mm, bijvoorbeeld tussen de 0.5 en 1.5 mm.

Bij voorkeur omvat de vloer- of wandpaneel nog één of meerdere verdere thermoplastisch polymeerlagen.

Deze één of meerdere verdere thermoplastisch polymeerlagen kunnen samen bij voorkeur een dikte hebben van 0.15 tot 3 mm, meer specifiek een dikte bij voorkeur van

0.15 tot 1.6 mm.

Volgens uitvoeringsvormen kan tussen de eerste laag en de minstens tweede laag van een tweede thermoplastisch materiaal, in de tweede laag of desgevallend in of tussen de één of meerdere verdere thermoplastische polymeerlagen minstens één versterkingslaag aanwezig zijn. Deze versterkingslagen zijn bijvoorbeeld textiele versterkingslagen, bij voorkeur uit glasvezel. Zo kunnen de versterkingslagen bijvoorbeeld glasvezelweefsels of glasvezel nonwoven vliezen zijn.

Dit textiele versterkingslagen is bij voorkeur een glasvezel omvattend textiele versterkingslaag zoals aan glasvezelvlies of een glasvezelweefsel. Bij voorkeur is een glasvezelvlies gebruikt, welke bij voorkeur een oppervlaktegewicht kan hebben tussen

30 en 60 g/m? en een dikte van tussen de 0.20 en 0.45 mm, bijvoorbeeld tussen de 0.25 en 0.45mm. Volgens uitvoeringsvormen kan de hoeveelheid ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes in het bereik van 15 tot 75 %v liggen. Bij voorkeur ligt deze hoeveelheid in het bereik van 17 tot 70 %v. Het volumepercent %v geeft het volume aan van de deeltjes ten opzichte van het volume van de laag waarin de deeltjes aanwezig zijn.

Volgens uitvoeringsvormen kunnen de ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes een gemiddelde grootte hebben van 0.5 tot 5 um. Bij voorkeur ligt deze gemiddelde grootte in het bereik van 1 tot 4 um, zoals in het bereik van 1 tot 3 um. Volgens uitvoeringsvormen kan het tweede thermoplastisch materiaal ongeschuimd thermoplastisch materiaal zijn. Volgens uitvoeringsvormen kan het tweede thermoplastisch materiaal geschuimd thermoplastisch materiaal zijn. Met een geschuimde laag wordt een laag bedoeld die holle ruimtes bevat, bij voorkeur in een hoeveelheid dat de densiteit van het materiaal met minstens 10%, en bij voorkeur zelfs minstens 25% is verminderd ten opzichte van het gewicht van een gelijk volume — thermoplastisch materiaal zonder holle ruimtes. Bij voorkeur betreft het zogenaamde “closed cell” schuim, hoewel het schuim ook open schuim kan zijn. Met niet-geschuimde laag wordt een laag bedoeld zonder holle ruimtes, of, althans toch hoogstens met een aandeel holle ruimtes zodanig dat de densiteit van het materiaal niet, of niet meer dan 10%, verminderd, en bij voorkeur zelfs niet meer dan 2%.

In het algemeen wordt nog opgemerkt dat, in het kader van de uitvinding, een geschuimde laag niet noodzakelijk op een uniforme manier moet zijn geschuimd. Het is mogelijk dat de geschuimde laag doorheen zijn dikte een variërend aandeel holle ruimtes omvat. Zo bijvoorbeeld kan centraal in de laag het hoogste aandeel worden bereikt, terwijl aan één of meer van de oppervlakken van een dergelijke laag minder geschuimde of zelfs niet geschuimde zones aanwezig kunnen zijn.

De geschuimde laag kan op verschillende mogelijke wijzen zijn verkregen, waarvan hieronder de drie voornaamste mogelijkheden worden opgesomd.

Het thermoplastisch polymeermateriaal van de eerste en/of de tweede of verdere laag, kan naast een polymere matrix ook vulstoffen omvatten. Vulstoffen kunnen onder andere glasvezels, calciumhydroxide (gebluste kalk), calciumcarbonaat en calciumwaterstofcarbonaat, talk, of ook lichtgewicht vulstoffen zoals holle microsfeertjes (Expancel) zijn, alsook organische of anorganische kleurstoffen of organische or anorganische pigmenten, bijvoorbeeld koolstof zwart pigment. Deze vulstoffen kunnen aanwezig zijn in een hoeveelheid van 80 %w. Het bovengemelde gewichtspercent (%w) wordt uitgedrukt als het gewicht van de vulstof ten opzichte van het gewicht van het thermoplastisch materiaal in hetwelke de vulstof zich bevindt. Verder kan het thermoplastisch polymeermateriaal nog additieven omvatten zoals brandvertragers, antioxidantia, antifungi, UV-stabilisatoren, en gelijkaardige.

Volgens uitvoeringsvormen kan het paneel een aan de bovenzijde zichtbare, decoratieve laag omvatten. Volgens uitvoeringsvormen kan de decoratieve laag een geprinte PVC folie omvatten. Volgens sommige uitvoeringsvormen omvat de decoratielaag een gedrukte motief. Volgens sommige uitvoeringsvormen omvat decoratie een thermoplastische folie, bij voorkeur PVC folie. Volgens sommige uitvoeringsvormen is de folie voorzien is van een decoratieve druk. Volgens sommige uitvoeringsvormen is het gedrukt motief een inkt-jet geprint motief. Volgens sommige uitvoeringsvormen is het gedrukt motief een inkt-jet geprint motief dat op de bovenste zijde van de bovenste tweede of één van de meerdere lagen thermoplastisch materiaal is gedrukt. Volgens uitvoeringsvormen kan op de decoratieve laag, neer de bovenzijde toe, een slijtlaag zijn voorzien. Volgens uitvoeringsvormen kan de slijtlaag een transparanten of doorzichtige PVC laag zijn, die eventueel slijtharde ofte slijtvaste partikels omvat.

Bij voorkeur bestaat dergelijke slijtlaag in hoofdzaak uit thermoplastisch materiaal, bij voorkeur PVC, bijvoorbeeld met een dikte tussen 0,15 en 0,75 millimeter. Volgens sommige uitvoeringsvormen omvat de slijtlaag een aan oppervlakte grenzende laklaag. Volgens uitvoeringsvormen kan de bovenzijde worden voorzien door een laklaag, eventueel voorzien van indrukkingen ofte embossing. Voorbeelden van bruikbare laklagen zijn laklagen gebaseerd op urethaan acrylaten, polyester acrylaten en/of epoxide acrylaten. De laklaag kan een laklaag zijn die aan de hand van UV straling of excimerstraling wordt uitgehard. Ook de laklaag kan slijtvaste partikels omvatten. De betreffende laklaag kan harde partikels omvatten bijvoorbeeld van aluminiumoxide, bijvoorbeeld korund, en/of silica voor het bekomen van een verhoogde slijtageweerstand. Volgens uitvoeringsvormen kan het paneel een vierkante, parallellogramvormige, trapeziumvormige, ruitvormige of rechthoekige omtrek hebben.

Volgens uitvoeringsvormen kan het betreffende vloerpaneel aan minstens twee tegenoverliggende randen voorzien zijn van koppelmiddelen die toelaten twee van dergelijke vloerpanelen aan elkaar te koppelen. Volgens uitvoeringsvormen kan het betreffende vloerpaneel aan de minstens twee andere tegenoverliggende randen voorzien zijn van koppelmiddelen die toelaten twee van dergelijke vloerpanelen aan elkaar te koppelen. De koppelmiddelen kunnen tand en groef systemen zijn die toelaten een koppeling te vormen die onderlinge relatieve verplaatsingen horizontaal, verticaal, of beide verhinderd. Bij voorkeur zijn de koppelmiddelen zo uitgevoerd, dat de eerste polymeerlaag geen deel uitmaakt van de tand en groef. De tand en groef worden bij voorkeur uitgevoerd enkel in het tweede en/of verdere polymeerlagen.

Volgens uitvoeringsvormen kunnen de ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes magnetisch zijn.

Volgens een vierde aspect wordt voorzien in een bekleding van een vloer- of wandoppervlak, waarbij de vloer- of wandoppervlak voorzien is van een structuur met ferromagnetische of ferrimagnetische eigenschappen, en waarbij één of meerdere vloer- of wandpanelen volgens het tweede of derde aspect op deze structuur is gehecht via een magnetische kracht.

Volgens uitvoeringsvormen kan wat betreft de structuur een coating zijn aangebracht op de vloer- of wandoppervlak, zoals coatings beschreven in WO2013182440A, WO2008008445A of EP1769527A1. Volgens uitvoeringsvormen kan wat betreft de structuur een metalen plaat zijn aangebracht op de vloer- of wandoppervlak.

Volgens uitvoeringsvormen kan op de betreffende structuur een flexibele polymeerstructuur zijn aangebracht, bijvoorbeeld een ondervloer, die met een eerste zijde is aangebracht op de vloer- of wandoppervlak, en waarbij de tweede zijde ferromagnetische of ferrimagnetische eigenschappen bezit. De ondervloer kan een ondervloer zijn zoals verder zal beschreven worden volgens het vijfde aspect van de uitvinding.

Volgens uitvoeringsvormen kan de polymeerstructuur minstens aan de tweede zijde ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes omvatten.

Volgens uitvoeringsvormen kan de structuur magnetisch zijn en de één of meerdere vloer- of wandpanelen aan de onderzijde ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes omvatten. Volgens uitvoeringsvormen kan de structuur ferromagnetisch en/of ferrimagnetisch zijn en de één of meerdere vloer- of wandpanelen aan de onderzijde ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes omvatten die magnetisch gemaakt zijn. Volgens een vijfde aspect wordt voorzien in een ondervloer omvattende een flexibele, gelaagde polymeerstructuur, waarbij de structuur minstens twee lagen omvat, waarbij de laag die voorziet in de bovenzijde ferromagnetische of ferrimagnetische deeltjes omvat. De ferromagnetische of ferrimagnetische deeltjes zijn identiek aan deze zoals beschreven voor de andere aspecten van de uitvinding.

Volgens uitvoeringsvormen kan de polymeerstructuur PVC omvatten.

Volgens uitvoeringsvormen kan de laag die voorziet in de bovenzijde geschuimd polymeer zijn.

Volgens uitvoeringsvormen kan één of meerdere lagen, welke lagen zijn die niet in de bovenzijde van de ondervloer voorzien, geschuimd zijn.

Volgens uitvoeringsvormen kan de bovenzijde verder voorzien zijn van een lijmlaag. Volgens uitvoeringsvormen kan de lijm een herbruikbare lijm zijn.

Zo kan een voorwerp door deze herbruikbare lijm vastgehouden worden, maar kan het voorwerp onder inwerking van een kleine kracht terug losgemaakt worden van het oppervlak, waarbij de lijm op het oppervlak blijft en later opnieuw gebruikt kan worden om een voorwerp aan deze zijde te kleven.

Eventueel kunnen tussen de lagen ook versterkingslagen van textiele versterkingslagen, bijvoorbeeld nonwoven of geweven vliezen, bijvoorbeeld nonwoven glasvezelvlies aangebracht worden. Degelijke gelaagde ondervloer kan vervaardigd worden met gekende technieken zoals met gebruik van op elkaar aanbrengen van sol- gel lagen, of via extrusie of co-extrusie.

De ferromagnetische of ferrimagnetische deeltjes zijn identiek of gelijkaardig aan de deeltjes beschreven voor het eerste aspect van de vinding. Deze deeltjes kunnen opnieuw bestaan uit bijvoorbeeld ijzer of legeringen van ijzer, nikkel, kobalt, aluminium en/of koper, eventueel met andere legeringselementen, of kunnen keramische stoffen zijn die Barium ferriet (BaFe:2O19), strontiumferriet (SrFe:2019) of barium-strontium ferriet (BaSr:-<Fe12019) omvatten. Volgens uitvoeringsvormen kunnen deze ferromagnetische of ferrimagnetische deeltjes magnetisch zijn.

Identiek als beschrijven voor de lagen van de panelen volgens het eerste aspect van de vinding, kunnen de lagen mechanisch of chemisch geschuimd zijn, of geschuimd door middel van vulstoffen.

Bij voorkeur zijn de lagen uit zachte polymeren gemaakt.

Kenmerken zoals beschreven voor het eerste, tweede, derde en vierde aspect van de uitvinding zijn eveneens van toepassing voor de ondervloeren volgens dit vijfde aspect van de uitvinding.

Op een gelijkaardige wijze, en dus volgens een zesde onafhankelijk aspect van de uitvinding, wordt in een laminaat paneel voorzien, waarbij tijdens het vervaardigen van de houtvezel-omvattende kern, ferromagnetische of ferrimagnetische deeltjes worden meegestrooid met de houtpartikels, die achtereenvolgens worden ingebed in de kern bij het uitharden van de kern naar een MDF of HDF kern. Eventueel wordt de houtvezel- omvattende kern uit minstens twee lagen vervaardigd, waarbij de ferromagnetische of ferrimagnetische deeltjes enkel in de lag worden meegegeven, welke laag in de onderste laag van de MDF of HDF kern zal voorzien.

Dus volgens een zesde aspect wordt voorzien in een methode voor het vervaardigen van een vloer- of wandpaneel, omvattende o Het voorzien van een houtvezel-gebaseerde kern, omvattende minstens een eerste zijde van de kern; o Het voorzien van een decoratieve laag aan de zijde van de kern, tegenovergesteld aan de minstens ene zijde van de kern;

o Het eventueel voorzien van een doorzichtige of transparante slijtlaag in contact met de decoratieve laag; o Heteventueel voorzien van een balanceerlaag aan de minstens ene zijde van de kern; waarbij ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes worden voorzien aan de minstens ene zijde van de kern en/of desgevallend in de balanceerlaag. Volgens uitvoeringsvormen kunnen de ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes voorzien zijn in aan de minstens ene zijde van de kern door het strooien van ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes tijdens het vervaardigen van de kern. Volgens uitvoeringsvormen kan de houtvezel-gebaseerde kern vervaardigd worden uit belijmde houtvezels, de ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes zijn omvat in de lijm.

Volgens uitvoeringsvormen kan de kern minstens twee lagen houtvezel omvat, waarbij de eerste laag de minstens ene zijde van de kern voorzien en waarbij de ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes worden gestrooid voor of tijdens het strooien van de houtvezels van deze eerste laag.

Volgens uitvoeringsvormen kan de tweede en eventueel verdere lagen houtvezel vrij zijn van ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes. Volgens uitvoeringsvormen kunnen ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes worden voorzien in de balanceerlaag. Volgens uitvoeringsvormen kan de balanceerlaag een met hars geïmpregneerd papier omvatten, waarbij de ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes in het papier zijn vervat.

Volgens uitvoeringsvormen kan de balanceerlaag een met hars geïmpregneerd papier omvatten, waarbij de ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes in het hars zijn vervat.

Volgens uitvoeringsvormen kunnen de ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes worden voorzien op de balanceerlaag, bij voorkeur door strooien, voor het voorzien van een balanceerlaag aan de minstens ene zijde van de kern.

De methoden kan uiteraard, net zoals bij de andere aspecten van de uitvinding, de stap omvatten van het permanent magnetisch maken van de ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes door bijvoorbeeld het onderwerpen van de panelen aan een relatief sterk magnetisch veld.

Volgens een zevende aspect wordt dan ook voorzien in een vloer- of wandpaneel, het paneel omvattende een houtvezel-gebaseerde kern omvattende minstens een eerste zijde van de kern; een decoratieve laag aan de zijde van de kern, tegenovergesteld aan de minstens ene zijde van de kern; eventueel een doorzichtige of transparante slijtlaag in contact met de decoratieve laag en een balanceerlaag aan de minstens ene zijde van de kern waarbij ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes worden voorzien in de kern aan de minstens ene zijde en/of in de balanceerlaag.

De kern kan een MDF of HDF kern zijn. Ter hoogte van de laag waarin de ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes aanwezig zijn, is de concentratie van de ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes tussen de 15 en 75%v, bijvoorbeeld 50%v.

Kenmerken zoals beschreven voor het eerste, tweede, derde, vierde en vijfde aspect van de uitvinding zijn eveneens van toepassing voor de methoden volgens het zesde aspect en de panelen volgens het zevende aspect van de uitvinding.

De onafhankelijke en afhankelijke conclusies geven specifieke en geprefereerde kenmerken van de uitvoeringsvormen van de uitvinding weer. Kenmerken van de afhankelijke conclusies kunnen gecombineerd worden met kenmerken van de onafhankelijke en afhankelijke conclusies, of met kenmerken hierboven en/of hierna beschreven, en dit op om het even welke geschikte manier zoals duidelijk zou zijn voor een vakman.

De bovengemelde en andere kenmerken, eigenschappen en voordelen van de onderhavige uitvinding zullen worden verduidelijkt met behulp van volgende voorbeelden van uitvoeringsvormen, eventueel in combinatie met de tekeningen.

De beschrijving van deze voorbeelden van uitvoeringsvormen is gegeven als verduidelijking, zonder de intentie de omvang van de uitvinding te beperken. De referentiecijfers in de hierna volgende beschrijving refereren naar de tekeningen. Zelfde referentiecijfers in eventueel verschillende figuren refereren naar identieke of gelijkaardige elementen.

Korte beschrijving van de figuren Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin: e Figuur 1 een schematische voorstelling is van een vloerpaneel volgens de uitvinding op een ondervloer eveneens volgens de uitvinding. Beschrijving van voorbeelden van uitvoeringsvormen De onderhavige uitvinding wordt hierna beschreven gebruik makende van specifieke uitvoeringsvormen. Het moet opgemerkt dat de term "omvattende", zoals bijvoorbeeld gebruikt in de conclusies, niet mag geïnterpreteerd worden in beperkende zin, beperkend tot de daarna volgende elementen, kenmerken en/of stappen. De term "omvattende" sluit niet de aanwezigheid van andere elementen, kenmerken of stappen uit. Dus de omvang van een uitdrukking "een voorwerp omvattende de elementen A en B", is niet gelimiteerd tot een voorwerp dat enkel de elementen A en B bevat. De omvang van een uitdrukking "een methode omvattende de stappen A en B", is niet gelimiteerd tot een methode die enkel de stappen A en B bevat. In het licht van de onderhavige uitvinding betekenen deze uitdrukkingen enkel dat de relevante elementen respectievelijk stappen voor de uitvinding de elementen respectievelijk stappen A en B zijn.

In de hierna volgende specificatie wordt referentie gemaakt naar "een uitvoeringsvorm” of "de uitvoeringsvorm". Dergelijke referentie betekent dat een specifiek element of kenmerk, beschreven aan de hand van deze uitvoeringsvorm, is omvat in minstens deze ene uitvoeringsvorm. Het voorkomen van de termen "in een uitvoeringsvorm* of "in de uitvoeringsvorm“ op verschillende plaatsen in deze beschrijving, refereert echter niet noodzakelijkerwijze naar dezelfde uitvoeringsvorm, hoewel het echter wel kan refereren naar een zelfde uitvoeringsvorm. Voorts kunnen de eigenschappen of de kenmerken op om het even welke geschikte manier in een of meerdere uitvoeringsvormen worden gecombineerd, zoals duidelijk zou zijn voor de vakman.

Een eerste uitvoeringsvorm van een vloerpaneel 100 wordt gemaakt met behulp van een dubbel belt pers. Deze pers omvat twee met teflon gecoate polymere transportbanden die samen boven elkaar en in tegenovergestelde richting roteren. Ze vormen over een significant lange afstand een productspleet waartussen een plaatvormig product vervaardigd kan worden. De pers heeft een verwarmingszone, een perszone en daarna een koelzone. De productspleet strekt zich uit door de verwarmings-, de pers- en de koelzone. Voor de verwarmingszone strekt de onderste van de twee transportbanden zich verder uit dan de bovenste. Zo wordt een oppervlakte gecreëerd waar partikels ofte deeltjes kunnen worden gestrooid op de onderste transportband. Een mengsel van thermoplastische PVC deeltjes en ferromagnetische strontiumferriet deeltjes wordt voorzien. Een eerste laag thermoplastische deeltjes, zijnde PVC deeltjes, samen met ferromagnetische en/of ferimagnetische deeltjes zijnde strontiumferrietdeeltjes, wordt uitgestrooid om aldus een laagje te vormen waar de PVC- en strontiumferrietdeeltjes homogeen in de dikte en over het oppervlak verdeeld zijn. De PVC deeltjes worden gekenmerkt door een gemiddelde diametergrootte van 100 tot 750 um, bijvoorbeeld 300um. de PVC deeltjes zijn zo gezeefd dat er geen deeltjes met een diameter groter dan 1000um aanwezig zijn. De strontiumferrietdeeltjes worden gekenmerkt door een gemiddelde diametergrootte van 0.5 tot 5 um.

De hoeveelheid strontiumferrietdeeltjes in het mengsel, en dus in de gestrooide laag, is tussen de 15 en 75%v, bijvoorbeeld 50%v. Op dit eerste laagje wordt een tweede laag PVC deeltjes gestrooid. Vervolgens wordt een glasvezelvlies van ongeveer 0.05 mm dikte op deze twee laagjes gelegd, waarna een verder laagje PVC deeltjes wordt gestrooid op het glasvezelvlies. De PVC deeltjes van de tweede en derde laag worden gekenmerkt door een gemiddelde diametergrootte van 100 tot 750 um De PVC gebruikt voor deze lagen, is typisch een K64, K60, K57 of K50 PVC met De gebruikte PVC'’s hebben bij voorkeur een K-waarde (Fikentscher) van minder dan of gelijk aan 85, bijvoorbeeld minder dan of gelijk aan 60, bijvoorbeeld minder dan 58, zoals bijvoorbeeld een K-waarde 57 of 50. Dergelijk PVC kan eveneens een copolymeer zijn van vinylchloride (VC) en vinylacetaat (VA), bijvoorbeeld copolymeren met en VCNA ratio van 70/30 tot 50/50 Voor elke 100 gewichtsdelen PVC omvat de samenstelling 36 tot 50 gewichtsdelen weekmakers zoals DOPT, DINCH en/of DINP, 210 gewichtsdelen vulstof, typisch calcium carbonaat en verder enkele gewichtsdelen additieven, zoals stabilisatoren, bv. thermische stabilisatoren en processing aids, kleurstoffen en/of koolstof zwart, etc... Eventueel kan een schuimvormend additief worden toegevoegd. De gestapelde laagjes wordt in de productspleet gebracht en door de beweging van de transportbanden tussen de verwarmingselementen van de verwarmingszone geleid. De PVC deeltjes smelten tot en PVC matrix, terwijl in de onderste deel, de strontiumferriet deeltjes ingebed worden in deze PVC-matrix. In de perszone worden de lagen gecompacteerd door middel van een S-bocht. Daarna worden de gecompacteerde lagen gekoeld door de platen van de koelzone. De hoeveelheden van de PVC en de strontiumferriet deeltjes werden zo gekozen, zodat na de koelzone bijvoorbeeld een PVC intermediair product wordt verkregen met een totale dikte van ongeveer 1.65mm, waarbij het glasvezelvlies twee zones scheidt, aan de ene zijde een PVC zone met enkel aan de buitenzijde met strontiumferriet geladen deeltjes van goed 1.45 mm dikte en aan de andere zijde een PVC zone met een dikte van goed

0.15mm. In alternatieve uitvoeringsvormen wordt de hoeveelheid PVC zo gekozen zodat een PVC intermediair product wordt verkregen met een totale dikte van ongeveer

1.9mm, waarbij het glasvezelvlies twee zones scheidt, aan de ene zijde een PVC zonemet enkel aan de buitenzijde met strontiumferriet geladen deeltjes van goed 1.55 mm dikte en aan de andere zijde een PVC zone met een dikte van goed 0.3mm. In nog een andere alternatieve uitvoeringsvormen wordt de hoeveelheid PVC zo gekozen zodat een PVC intermediair product wordt verkregen, waarbij het glasvezelvlies twee zones scheidt, aan de ene zijde een PVC zone met enkel aan de buitenzijde met strontiumferriet geladen deeltjes van goed 2.55 mm dikte en aan de andere zijde een PVC zone met een dikte die kan gekozen worden tussen 1.25mm en 1.55mm. Na het verlaten van de koelzone wordt een PVC geprinte decoratieve laag 120 en een PVC transparante slijtlaag 130 op de bovenste, derde laag gelamineerd via thermisch lamineren. Typische diktes voor de PVC geprinte decoratieve laag 120 zijn ongeveer

0.1mm en een slijtlaag 130 met dikte gekozen tussen de 0.2 en 0.55mm.

Hierna wordt de slijtlaag ingeprint ofte ingedrukt (embossed) en daarna wordt een UV handende PU-harslaag 140 aangebracht. Ten slotte wordt de eindeloos lange slab gesneden tot panelen en voorzien van koppelmiddelen op gekende wijze.

In een volgende stap worden de strontiumferriet deeltjes magnetisch georiënteerd, waardoor ze magnetisch werken, ttz. elk van hen al een magneet werkzaam is, en waarbij de magnetische velden van naast elkaar gelegen deeltjes op elkaar zijn afgestemd zodat dit oppervlak in zijn geheel ook een magnetische werking heeft.

De aldus verkregen panelen hebben in dwarse doorsnede een gelaagde structuur. De onderste laag 105, weg van de buitenzijde gevormd door het hars van de PU-harslaag 140 , is een PVC laag met aan de onderzijde een zone die met strontiumferriet geladen is.

Aldus wordt een paneel verkregen met een PVC kern, waarin eventueel de koppelmiddelen 116 zijn ingewerkt, bijvoorbeeld door frezen.

Op een gelijkaardige wijze kunnen panelen vervaardigd worden met dezelfde instrumenten. In plaats van een mengsel van thermoplastische PVC deeltjes en ferromagnetische strontiumferriet deeltjes wordt eerst een laagje ferromagnetische strontiumferriet deeltjes gestrooid. De strontiumferrietdeeltjes worden gekenmerkt door een gemiddelde diametergrootte van 0.5 tot 5 um.

Op deze laag strontiumferriet deeltjes, wordt een eerste laag thermoplastische deeltjes, zijnde PVC deeltjes, uitgestrooid. De PVC deeltjes worden gekenmerkt door een gemiddelde diametergrootte van 100 tot 750 um, bijvoorbeeld 300um. De PVC deeltjes zijn zo gezeefd dat er geen deeltjes met een diameter groter dan 1000um aanwezig zijn. In een alternatieve uitvoeringsvorm worden de PVC deeltjes vervangen door PVC granulaten, die bijvoorbeeld een essentieel cilindrische vorm hebben, met een diameter van tussen de 2.8 en 3.2mm, en een hoogte van ongeveer 0.5mm. De hoeveelheid strontiumferrietdeeltjes in het mengsel, en dus in de gestrooide laag, is tussen de 15 en 75% v, bijvoorbeeld 50%v. Vervolgens wordt een glasvezelvlies van ongeveer 0.05 mm dikte op deze twee laagjes gelegd, waarna een verder laagje PVC deeltjes wordt gestrooid op het glasvezelvlies. Deze derde laag kan opnieuw uit PVC deeltjes bestaan die worden gekenmerkt door een gemiddelde diametergrootte van 100 tot 750 um, bijvoorbeeld 300um. De PVC deeltjes zijn zo gezeefd dat er geen deeltjes met een diameter groter dan 1000um aanwezig zijn. Opnieuw als alternatief worden de PVC deeltjes vervangen door PVC granulaten, die bijvoorbeeld een essentieel cilindrische vorm hebben, met een diameter van tussen de 2.8 en 3.2mm, en een hoogte van ongeveer 0.5mm.

De gebruikte PVC is identiek als de hierboven vermelde samenstelling. De gestapelde laagjes wordt in de productspleet van de pers gebracht en vervolgens wordt een paneel bekomen door gelijke stappen als boven beschreven.

In een verdere alternatieve uitvoeringsvorm worden de strontiumferriet deeltjes ingebed in een PVC smelt, die geëxtrudeerd wordt tot granulaten met een cilindrische vorm met een grootte van typisch 1.2 tot 3.2 mm diameter en lengte van om en bij de 0.5 tot 1 mm. Deze PVC omvattende granulaten worden gestrooid, welde granulaten dus een combinatie zijn van de PVC compound en de strontium ferrietdeeltjes. Opnieuw worden bij voorkeur granulaten gebruikt die bijvoorbeeld een essentieel cilindrische vorm hebben, met een diameter van tussen de 2.8 en 3.2mm, en een hoogte van ongeveer

0.5mm. Op de eerste laag granulaten, geladen met strontium ferrietdeeltjes, wordt een glasvezelvlies van ongeveer 0.05 mm dikte gelegd, waarna een verder laagje PVC deeltjes wordt gestrooid op het glasvezelvlies. Deze laag kan opnieuw uit PVCgranulaten bestaan, die bijvoorbeeld een essentieel cilindrische vorm hebben, met een diameter van tussen de 2.8 en 3.2mm, en een hoogte van ongeveer 0.5mm. deze granulaten omvatten geen strontium ferrietdeeltjes.

Al deze panelen hebben dus aan één zijde, (de onderzijde) een met strontium ferriet geladen zone, waar deze deeltjes ingebed zijn in de polymere matrix die ook in de kern van het paneel voorzien. De strontium ferriet deeltjes zijn ingesmolten in deze polymeermatrix, waardoor de deeltjes moeilijk te scheiden zijn van het oppervlak van het paneel.

Deze bekomen panelen, dewelke magnetisch zijn aan de onderzijde, kunnen worden vastgehecht via magnetisme, aan een vloer- of wandoppervlak die aan hun oppervlak een metallisch karakter hebben. Bij voorbeeld kan dit oppervlak voorzien zijn van een coating, bijvoorbeeld verflaag, dewelke metallische deeltjes omvat.

Eventueel kan een ondervloer 200 volgens de uitvinding worden voorzien, die in de laag 210 die haar bovenoppervlak voorziet, strontiumferrietdeeltjes of andere ferro- of ferrimagnetische deeltjes omvat. Dergelijke ondervloer kan een ondervloer zijn die uit bijvoorbeeld drie lagen bestaat, een eerste laag zijnde een textiele drager 230 uit bijvoorbeeld een nonwoven polyester textielmateriaal, op hetwelk een zachte en geschuimde PU laag 220 werd geëxtrudeerd, en op dewelke op haar beurt wordt voorzien via extrusie van een geschuimde, zachte PU laag 210 die 15 tot 75%v, bijvoorbeeld 50%v strontiumferriet of andere ferro- of ferrimagnetische deeltjes met een gemiddelde diametergrootte van 0.5 tot 5 um omvat.

De ondervloer kan eventueel voorzien zijn van ferro- of ferrimagnetische deeltjes en eigenschappen door het voorzien in een ondervloer zoals beschreven in EP2671853B1. Het is duidelijk dat, hoewel de uitvoeringsvormen en/of de materialen voor het verstrekken van uitvoeringsvormen volgens de onderhavige uitvinding zijn besproken, diverse wijzigingen of veranderingen kunnen worden aangebracht zonder af te wijken van het werkingsgebied en/of de geest van deze uitvinding. De huidige uitvinding isgeenszins beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen, doch kan volgens verschillende varianten worden gerealiseerd zonder buiten het kader van de huidige uitvinding te treden.

Claims

Conclusies

1. Een methode voor het vervaardigen van een vloer- of wandpaneel, omvattende e Het voorzien van een eerste thermoplastische polymeerlaag die een polymeermatrix en ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes omvat, e Het voorzien van een tweede thermoplastisch polymeerlaag, waarbij de tweede laag in contact is met de eerste laag langsheen een zijde van de eerste laag; e Het eventueel voorzien van één of meerdere verdere thermoplastisch polymeerlagen aan de zijde van de tweede laag, tegenovergesteld aan de zijde in contact met de eerste laag; e Het aan elkaar hechten van de eerste, de tweede en de eventueel verdere lagen polymeerlagen onder invloed van verhoogde temperatuur en druk; e Het voorzien van een decoratieve laag aan de zijde van de tweede laag, tegenovergesteld aan de zijde in contact met de eerste laag of desgevallend aan de zijde van één van de verdere polymeerlagen, welke zijde is georiënteerd weg van de eerste polymeerlaag; e Het eventueel voorzien van een doorzichtige of transparante slijtlaag in contact met de decoratieve laag.

2. Een methode volgens conclusie 1, waarbij de eerste en/of tweede polymeerlaag voorzien wordt door extruderen, mogelijkerwijze co-extruderen.

3. Een methode volgens conclusie 1, waarbij in een dubbele bandpers wordt voorzien die opeenvolgend een verwarmingszone, een perszone en een koelzone omvat en waarbij een onderste en bovenste, samenwerkende transportband een productspleet vormen die doorheen deze verarmings-, pers- en koelzone strekt, en waarbij het voorzien van de eerste polymeerlaag het voorzien in een eerste deeltjeslaag omvattende ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes en polymeerdeeltjes omvat, waarbij deze deeltjeslaag wordt omgevormd naar een polymeerlaag omvattende een polymeermatrix en de genoemde ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes door inwerking van temperatuur en druk in de productspleet.

4. Een methode volgens conclusie 3, waarbij de eerste deeltjeslaag omvattende ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes en polymeerdeeltjes wordt gestrooid op de onderste van de twee transportbanden.

5. Een methode volgens één van de conclusies 3 tot 4, waarbij de tweede laag polymeerdeeltjes wordt gestrooid op de deeltjeslaag omvattende ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes en polymeerdeeltjes en waarbij deze tweede laag polymeerdeeltjes in de dubbele bandpers wordt omgevormd tot de tweede thermoplastisch polymeerlaag.

6. Een methode volgens één van de conclusies 1 tot 5, waarbij de polymere materialen van de eerste en tweede polymeerlaag polyvinyl chloride (PVC) omvat.

7. Een methode volgens één van de conclusies 1 tot 6, waarbij het tweede thermoplastisch materiaal ongeschuimd thermoplastisch materiaal is.

8. Een methode volgens één van de conclusies 1 tot 6, waarbij het tweede thermoplastisch materiaal geschuimd thermoplastisch materiaal is.

9. Een methode volgens één van de conclusies 1 tot 8, waarbij, na het vormen van de minstens eerste en tweede en desgevallend verdere thermoplastische polymeerlagen, een decoratieve laag wordt gelamineerd op de zijde van de tweede laag, tegenovergesteld aan de zijde in contact met de eerste laag of desgevallend aan de zijde van één van de verdere polymeerlagen, welke zijde is georiënteerd weg van de eerste polymeerlaag.

10. Een methode volgens conclusie 9, waarbij een transparante of doorzichtige slijtlaag wordt gelamineerd op de decoratieve laag.

11. Een methode volgens conclusie 10, waarbij de slijtlaag een transparante of doorzichtige PVC laag is, die eventueel slijtvaste partikels omvat.

12. Een methode volgens conclusie 10 of 11, waarbij de bovenzijde wordt voorzien van een laklaag

13. Een methode volgens één van de conclusies 1 tot 12, waarbij de methode ook een stap omvat waarbij de genoemde ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes worden gemagnetiseerd.

14. Een methode volgens één van de conclusies 1 tot 13, waarbij tussen de eerste thermoplastische polymeerlaag en de tweede thermoplastisch polymeerlaag, of in de eerste thermoplastische polymeerlaag en/of de tweede thermoplastisch polymeerlaag minstens één versterkingslaag wordt aangebracht.

15. Een methode volgens één van de conclusies 1 tot 14, waarbij de methode verder omvat het versnijden van de verkregen gelaagde structuur tot panelen.

16. Een methode volgens conclusie 15, waarbij de panelen aan één of meerdere zijden voorzien wordt van een koppelsysteem.

17.Een methode volgens conclusie 15, waarbij de panelen een vierkante, parallellogramvormige, trapeziumvormige, ruitvormige of rechthoekige omtrek hebben, en waarbij de zijden vrij zijn van koppelmiddel.

18. Een vloer- of wandpaneel verkregen volgens een methode volgens één van de conclusies 1 tot 17.

19. Een vloer- of wandpaneel waarbij het paneel een boven- en een onderzijde omvat, het paneel omvattende kern uit thermoplastisch polymeermateriaal die het vloerpaneel van zijn onderzijde voorziet, waarbij de het thermoplastisch polymeermateriaal een polymeermatrix en ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes omvat.

20.Een vloer- of wandpaneel volgens conclusie 19 waarbij de kern uit thermoplastisch polymeermateriaal uit verschillende lagen bestaat.

21. Een vloer- of wandpaneel volgens conclusie 20 waarbij het paneel een boven- en een onderzijde omvat, het paneel omvattende een eerste laag van een eerste thermoplastisch polymeermateriaal en minstens een tweede laag van eentweede thermoplastisch polymeermateriaal, waarbij deze eerste laag het vloerpaneel van zijn onderzijde voorziet, de tweede laag in contact is met de eerste laag langsheen de zijde van de eerste laag, verschillend van de onderzijde, waarbij de eerste laag van een eerste thermoplastisch polymeermateriaal een polymeermatrix en ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes omvat, waarbij het thermoplastisch polymeermateriaal van de tweede laag en de polymeermatrix van de eerste laag zijn met elkaar versmolten zijn.

22. Een vloer- of wandpaneel volgens één van de conclusies 19 tot 21, waarbij het eerste thermoplastisch polymeermateriaal polyvinylchloride is.

23. Een vloer- of wandpaneel volgens één van de conclusies 19 tot 22, waarbij het tweede thermoplastisch polymeermateriaal polyvinylchloride is.

24. Een vloer- of wandpaneel volgens één van de conclusies 19 tot 23, waarbij de deeltjes permanente magnetische deeltjes zijn.

25. Een vloer- of wandpaneel volgens één van de conclusies 19 tot 24, waarbij de deeltjes ferriet deeltjes zijn.

26. Een vloer- of wandpaneel volgens één van de conclusies 19 tot 25, waarbij de deeltjes strontiumferriet deeltjes zijn.

27. Een vloer- of wandpaneel volgens één van de conclusies 19 tot 26, waarbij de eerste laag een dikte heeft van 0.5 tot 3 mm.

28. Een vloer- of wandpaneel volgens één van de conclusies 19 tot 27, waarbij de hoeveelheid ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes in het bereik van 15 tot 75 %v ligt.

29. Een vloer- of wandpaneel volgens één van de conclusies 19 tot 28, waarbij de ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes een gemiddelde grootte hebben van 0.5 tot 5 um.

30. Een vloer- of wandpaneel volgens één van de conclusies 19 tot 29, waarbij het tweede thermoplastisch materiaal ongeschuimd thermoplastisch materiaal is.

31. Een vloer- of wandpaneel volgens één van de conclusies 19 tot 30, waarbij het tweede thermoplastisch materiaal geschuimd thermoplastisch materiaal is.

32. Een vloer- of wandpaneel volgens één van de conclusies 19 tot 31, waarbij het paneel een aan de bovenzijde zichtbare, decoratieve laag omvat.

33. Een vloer- of wandpaneel volgens conclusie 32, waarbij de decoratieve laag een geprinte PVC folie omvat.

34. Een vloer- of wandpaneel volgens conclusie 32 of 33, waarbij op de decoratieve laag, neer de bovenzijde toe, een slijtlaag is voorzien.

35. Een vloer- of wandpaneel volgens conclusie 34, waarbij de slijtlaag een transparanten of doorzichtige PVC laag is, die eventueel slijtgade partikels omvat.

36. Een vloer- of wandpaneel volgens één van de conclusies 19 tot 35, waarbij de bovenzijde wordt voorzien door een laklaag, eventueel voorzien van indrukkingen ofte embossing.

37. Een vloer- of wandpaneel volgens één van de conclusies 19 tot 36, waarbij tussen of in de eerste laag van een eerste thermoplastisch materiaal en de minstens tweede laag van een tweede thermoplastisch materiaal minstens één versterkingslaag aanwezig is.

38. Een vloer- of wandpaneel volgens één van de conclusies 19 tot 37, waarbij het paneel een vierkante, parallellogramvormige, trapeziumvormige, ruitvormige of rechthoekige omtrek heeft.

39. Een vloer- of wandpaneel volgens conclusie 38, waarbij het betreffende vloerpaneel aan minstens twee tegenoverliggende randen voorzien is vankoppelmiddelen die toelaten twee van dergelijke vloerpanelen aan elkaar te koppelen.

40. Een vloer- of wandpaneel volgens conclusie 39, waarbij het betreffende vloerpaneel aan de minstens twee andere tegenoverliggende randen voorzien is van koppelmiddelen die toelaten twee van dergelijke vloerpanelen aan elkaar te koppelen.

41. Een vloer- of wandpaneel volgens één van de conclusies 19 tot 40, waarbij de ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes magnetisch zijn.

42. Bekleding van een vloer- of wandoppervlak, waarbij de vloer- of wandoppervlak voorzien is van een structuur met ferromagnetische of ferrimagnetische eigenschappen, en waarbij één of meerdere vloer- of wandpanelen volgens een van de conclusies 19 tot 41 op deze structuur is gehecht via een magnetische kracht.

43.Een bekleding volgens conclusie 42, waarbij de structuur een coating is aangebracht op de vloer- of wandoppervlak.

44. Een bekleding volgens conclusie 42, waarbij de structuur een metalen plaat is aangebracht op de vloer- of wandoppervlak.

45. Een bekleding volgens conclusie 42, waarbij de structuur een flexibele polymeerstructuur is, bijvoorbeeld een ondervloer, die met een eerste zijde is aangebracht op de vloer- of wandoppervlak, en waarbij de tweede zijde ferromagnetische of ferrimagnetische eigenschappen bezit.

46. Een bekleding volgens conclusie 45, waarbij de polymeerstructuur minstens aan de tweede zijde ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes omvat.

47. Een bekleding volgens één van de conclusies 42 tot 46, waarbij de structuur magnetisch is en de één of meerdere vloer- of wandpanelen aan de onderzijde ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes omvat

48. Een bekleding volgens één van de conclusies 42 tot 47, waarbij de structuur ferromagnetisch en/of ferrimagnetisch is en de één of meerdere vloer- of wandpanelen aan de onderzijde ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes omvat die magnetisch gemaakt zijn.

49. Een ondervloer omvattende een flexibele, gelaagde polymeerstructuur, waarbij de structuur minstens twee lagen omvat, waarbij de laag die voorziet in de bovenzijde ferromagnetische of ferrimagnetische deeltjes omvat.

50. Een ondervloer volgens conclusie 49, waarbij de polymeerstructuur PVC omvat.

51. Een ondervloer volgens conclusie 49 of 50, waarbij de laag die voorziet in de bovenzijde geschuimd polymeer is.

52. Een ondervloer volgens één van de conclusies 49 tot 51, waarbij één of meerdere lagen, welke lagen zijn die niet in de bovenzijde van de ondervloer voorzien, geschuimd zijn.

53. Een ondervloer volgens één van de conclusies 49 tot 52, waarbij de bovenzijde verder voorzien is van een lijmlaag.

54. Een ondervloer volgens conclusie 53, waarbij de lijm een herbruikbare lijm is.

55. Een ondervloer volgens één van de conclusies 49 tot 54, waarbij de ferromagnetische of ferrimagnetische deeltjes magnetisch zijn.

56. Een methode voor het vervaardigen van een vloer- of wandpaneel, omvattende o Het voorzien van een houtvezel-gebaseerde kern omvattende minstens een eerste zijde van de kern; o Het voorzien van een decoratieve laag aan de zijde van de kern, tegenovergesteld aan de minstens ene zijde van de kern; o Het eventueel voorzien van een doorzichtige of transparante slijtlaag in contact met de decoratieve laag; o Heteventueel voorzien van een balanceerlaag aan de minstens ene zijde van de kern;

waarbij ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes worden voorzien aan de minstens ene zijde van de kern en/of desgevallend in de balanceerlaag.

57.Een methode volgens conclusie 56, waarbij de ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes voorzien zijn in aan de minstens ene zijde van de kern door het strooien van ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes tijdens het vervaardigen van de kern.

58. Een methode volgens conclusie 57, waarbij de houtvezel-gebaseerde kern vervaardigd wordt uit beliimde houtvezels, de ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes zijn omvat in de lijm.

59. Methode volgens conclusie 57 of 58, waarbij de kern minstens twee lagen houtvezel omvat, waarbij de eerste laag de minstens ene zijde van de kern voorzien en waarbij de ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes worden gestrooid voor of tijdens het strooien van de houtvezels van deze eerste laag.

60. Methode volgens conclusie 59, waarbij de tweede en eventueel verdere lagen houtvezel vrij zijn van ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes.

61. Methode volgens één van de conclusies 56 tot 60, waarbij ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes worden voorzien in de balanceerlaag.

62. Methode volgens conclusie 61, waarbij de balanceerlaag een met hars geïmpregneerd papier omvat, waarbij de ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes in het papier zijn vervat.

63. Methode volgens conclusie 61 of 62, waarbij de balanceerlaag een met hars geïmpregneerd papier omvat, waarbij de ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes in het hars zijn vervat.

64. Methode volgens één van de conclusies 56 tot 63, waarbij de ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes worden voorzien op de balanceerlaag, bij voorkeur door strooien, voor het voorzien van een balanceerlaag aan de minstens ene zijde van de kern.

65. Een vloer- of wandpaneel, het paneel omvattende een houtvezel-gebaseerde kern omvattende minstens een eerste zijde van de kern; een decoratieve laag aan de zijde van de kern, tegenovergesteld aan de minstens ene zijde van de kern; eventueel een doorzichtige of transparante slijtlaag in contact met de decoratieve laag en een balanceerlaag aan de minstens ene zijde van de kern waarbij ferromagnetische en/of ferrimagnetische deeltjes worden voorzien in dekern aan de minstens ene zijde en/of in de balanceerlaag.