BE1027869B1 - Polymeer vloerelement - Google Patents

Abstract

Polymeer vloerelement omvattende een decoratieve toplaag op een substraat uit polymeer, het vloerelement heeft een rechthoekig of vierkant oppervlak met een langste zijde kleiner dan 3.0 m en groter dan 0.4 m, waarvoor geldt dat voor een strook van het vloerelement met een eerste punt Q gedefinieerd als een hoekpunt van de strook, en een punt P op een afstand van 40 cm ten opzichte van Q langsheen een zijde van de strook, opgehangen over een staaf met diameter 2 cm met zijn zijde op dewelke P en Q gedefinieerd zijn, loodrecht op de as van de staaf, zodat - P gelegen is in verticale zin op het hoogste punt waar het vloerelement de staaf raakt; en - de strook met punt Q langsheen een zijde van de staaf onder eigen gewicht van de strook neerhangt; de rechte PQ met de verticale door P snijdt onder een hoek kleiner dan 15°.

Description

POLYMEER VLOERELEMENT Technisch gebied De uitvinding is gerelateerd aan polymere vloerelementen en vloerbekleding omvattende dergelijke polymere vloerelementen.

Stand van de techniek Polymere vloerelementen zijn gekend in de techniek.

Vaak zijn dit grote oppervlaktes, zoals kamerbreed vinyl, die op de chape worden gelijmd met een permanente lijm.

Bij beschadiging of slijtage ervan, dienen de gehele oppervlaktes terug te worden verwijderd, wat kost en arbeidsintensief is.

Andere polymere vloerelementen zijn polymere planken uit bijvoorbeeld PVC, die via een koppelmechanisme aan de zijkanten aan elkaar gekoppeld worden om aldus een groter oppervlak van vloerbekleding te voorzien.

Ook hier is het herstellen van beschadigde of versleten vloerelementen een uitdaging.

Er is dus een nood aan een meer flexibel legbaar vloerbekledingstype, hetwelk toelaat om vlug de vloerelementen die delen van een groter oppervlak voorzien, te vervangen.

Samenvatting van de uitvinding Volgens een eerste onafhankelijk aspect van de uitvinding wordt voorzien in een polymeer vloerelement, het vloerelement omvattende een decoratieve toplaag op een substraat uit polymeer, het vloerelement heeft een rechthoekig of vierkant oppervlak met een langste zijde kleiner dan 3.0 m en groter dan 0.4 m, waarvoor geldt dat voor een strook van het vloerelement met een eerste punt Q gedefinieerd als een hoekpunt van de strook, en een punt P op een afstand van 40 cm ten opzichte van Q langsheen een zijde van de strook, opgehangen over een staaf met diameter 2 cm met zijn zijde op dewelke P en Q gedefinieerd zijn, loodrecht op de as van de staaf, zodat e P gelegen is in verticale zin op het hoogste punt waar het vloerelement de staaf raakt; en e de strook met punt Q langsheen een zijde van de staaf onder eigen gewicht van de strook neerhangt; de rechte PQ met de verticale door P snijdt onder een hoek kleiner dan 15°.

Het is duidelijk dat de meting gebeurt nadat de strook de tijd heeft gekregen om in een stabiele hangende toestand te komen. Dit kan enkele minuten duren. De meting wordt uitgevoerd in een geconditioneerde omgeving van 23°C en 50% RV. De zijde waar P en Q op gelegen zijn, maakt dus contact met de staaf. De lengte van de over de staaf overhangende strook is dus 40cm. Bij voorkeur is de hoek tussen de rechte PQ en de verticale door P kleiner dan 11°.

Dergelijke vloerelementen die extreem flexibel zijn, hebben als voordeel dat de vloerelementen zich zeer makkelijk laten verleggen op een ondergrond voorzien van een niet permanente lijm (ofte tackifier). Ze vertonen weinig tot geen neiging om naar boven op te krullen eens gelegd, en hebben geen nood aan een permanente lijm om hen op hun plaats te houden. Een niet permanente lijm is voldoende. Aldus kunnen dergelijke vloerelementen ook eenvoudig verwijderd te worden uit een vloerbekleding die uit dergelijke zij-aan-zij gelegde vloerelementen is opgebouwd.

De toplaag omvat typisch een decoratieve laag, een slijtlaag en eventueel een coating op de buitenzijde.

Volgens sommige uitvoeringsvormen kan het vloerelement een rechthoekig of vierkant oppervlak hebben met korte zijde kleiner dan 0.5m en groter dan 0.08 m.

Bij voorkeur is de lange zijde gelegen in het bereik van 0.4 tot 2.5 m , zoals in het bereik van 0.4tot 2.0 m. De korte zijde is bij voorkeur in het bereik van 0.1 tot 0.45 m zoals in het bereik van 0.15 tot 0.45 m.

Vloerelementen met dergelijke afmetingen zijn makkelijk verhandelbaar en manipuleerbaar .

Volgens sommige uitvoeringsvormen kan het vloerelement een oppervlaktegewicht hebben tussen de 1500 g/m? en 3000 g/m°.

Bij voorkeur is het oppervlaktegewicht gekozen tussen de 1900 g/m? en 2600 g/m?, zoals tussen de 2050 g/m? en 2500 g/m°.

Vloerelementen met dergelijke oppervlaktegewichten hebben het voordeel dat hun gewicht helpt bij het stabieler verleggen om een ondergrond, zeker indien deze voorzien is van een niet permanente lijm.

Volgens sommige uitvoeringsvormen kan het vloerelement een dikte hebben gelegen tussen de 1mm en 8mm. Volgens sommige uitvoeringsvormen kan het polymeer polyvinyl chloride zijn.

PVC verwijst naar polyvinyl chloride of een copolymeer van vinyl chloride en vinyl acetaat. PVC heeft bij voorkeur een K-waarde tussen de 50 en 90. Bij voorkeur wordt voor de uitvinding zacht polymeer, zoals zacht PVC gebruikt. Binnen het kader van deze uitvinding wordt met zacht polymeer, zoals zachte PVC, bedoeld een polymeer dat 40 of meer dan 40 phr weekmakers omvat. Met semi-harde of semi- zachte polymeren, bijvoorbeeld semi-zachte of semi-harde PVC, wordt bedoeld een polymeer dat tussen de 10 en 40 phr weekmakers omvat, daar waar harde polymeren, zoal harde PVC, minder dan of juist 10 phr weekmaker omvat.

Inhet algemeen in het kader van deze uitvinding zijn weekmakers onder andere esters van carbonzuren (bijvoorbeeld esters van ftaalzuur, iso- of tereftaalzuur, trimelietzuur en adipinezuur) , bijvoorbeeld diisononylftalaat (DINP), dioctyl tereftalaat (DOTP), di- isononyl-1,2-cyclohexaandicarboxylaat (DINCH), esters van fosforzuur, bijvoorbeeld triaryl- of trialkylarylfosfaten, bijvoorbeeld tricresylfosfaat, al of niet gechloreerde koolwaterstoffen, ethers, polyesters, polyglycolen, sulfonamides, of combinaties van deze. Volgens sommige uitvoeringsvormen kan het vloerelement sheet vinyl zijn.

De sheet vinyl gebruikt in dit aspect van de uitvinding, is typisch gelaagd opgebouwd, en omvat e een optionele backlayer uit zacht polymeer, bij voorkeur PVC, e één of meerdere zachte of semi-harde PVC lagen, aan of in dewelke mogelijks minstens één versterkingslaag is aangehecht of ingebed, en e een afwerkingslaag omvattende typisch een decoratieve laag, een slijtlaag en eventueel een coating op de buitenzijde. Eventueel omvat de zachte of semi-harde PVC laag of lagen een versterkingslaag, bijvoorbeeld een textiele versterkingslaag, bijvoorbeeld een glasvezelvlies of weefsel.

De zachte of semi-harde PVC laag kan vulstoffen omvatten tussen 10 en 70 %w. Vulstoffen kunnen onder andere glasvezels, calciumhydroxide (gebluste kalk), calciumcarbonaat en calciumwaterstofcarbonaat, en/of CaMg(CO:s)2 , talk, of ook lichtgewicht vulstoffen zoals holle microsfeertjes (Expancel) zijn. Het bovengemelde gewichtspercent (%w), en tenzij anders uitgedrukt, elk gewichtsprocent vermeld in dit document, wordt uitgedrukt als het gewicht van de vulstof ten opzichte van het gewicht van de gehele polymeerformulatie , desgevallend PVC formulatie, in hetwelke de vulstof zich bevindt.

Verder kan in het polymeer van de eerste en/of desgevallend tweede polymeerlaag additieven omvatten zoals pigmenten en kleurstoffen, bewaarmiddelen, anti-fungi, thermische stabilisatoren, UV-stabilisatoren, blaasmiddelen, viscositeitsregelaars, en dergelijk.

De optionele backlayer bestaat uit zacht PVC en heeft typisch een dikte van meer dan

0.5mm, bijvoorbeeld tussen de 0.5mm en 5mm, bijvoorbeeld tussen de 0.75mm en

2.5mm. Het materiaal waaruit deze backlayer bestaat omvat naast PVC ook vulstoffen (tot 60%w tov gehele PVC materiaal, bijvoorbeeld ongeveer 50%w) en additieven, en bij voorkeur meer dan 40 phr weekmaker, meer bepaald meer dan 50 phr weekmaker.

De backlayer kan al of niet geschuimd zijn, en kan een densiteit tussen 0.3 g/cm? en 1.9 g/cm hebben.

De zachte of semi-harde PVC laag of lagen, aan of in dewelke eventueel een versterkingslaag is aangehecht of ingebed omvat of is bij voorkeur een vezelvlies welk met PVC is geïmpregneerd. De PVC gebruikt om het glasvezelvlies deels of bij voorkeur geheel te impregneren is bij voorkeur zachte PVC. De PVC omvat naast het polymeer ook vulstoffen (tot bijvoorbeeld 75%w of tot 50%w tov gehele PVC materiaal, bijvoorbeeld tot ongeveer 40%w) en additieven, en bij voorkeur meer dan 40 phr weekmaker, meer bepaald meer dan 50 phr weekmaker. De dikte van deze laag kan oplopen tot 0.6mm maar is bij voorkeur tussen de 0.20mm en 0.40mm, zoals ongeveer

0.30mm. de densiteit van het gebruikte PVC is bij voorkeur onder de 1.9 g/cm?, zoals bijvoorbeeld tussen de 1.4 g/cm* en 1.7cm°, bijvoorbeeld tussen 1.5g/cm* en 1.6g/cm°. Als vlies wordt bij voorkeur een glasvezelvlies (nonwoven) gebruikt die ongeveer dezelfde dikte heeft als deze laag. Het voorkeursvlies heeft een dikte van 0.3 mmm en 5 een oppervlaktegewicht van 35 g/m°. De zachte of semi-zachte PVC van de sheet vinyl kan gelaagd zijn aangebracht door middel van PVC plastisol, met een eerste PVC laag zijnde PVC plastisol geïmpregneerd in de versterkingslaag, en één of meerdere lagen PVC plastisol aangebracht op deze geïmpregneerde versterkingslaag. De PVC laag of lagen kunnen al of niet opgeschuimd zijn, en in geschuimde toestand liefst tot een schuim met gesloten cellen. Dit opschuimen kan mechanisch opschuimen zijn (bijvoorbeeld door inbrengen van gas- of luchtbellen), door chemisch opschuimen met een blaasmiddel (bijvoorbeeld azodicarbonamide ofte ADCA), of door inmengen van expandeerbare of geëxpandeerde cellen (bijvoorbeeld Expancell). De densiteit van het PVC is bij voorkeur in het bereik van 0.5 tot 2.1 kg/l, bijvoorbeeld tussen de 0.8 tot 2,0 kg/l.

De afwerkingslaag omvat typisch een decoratieve laag, een slijtlaag en eventueel een coating op de buitenzijde. De decoratieve laag omvat mogelijkerwijze zachte PVC met een dikte van tussen de

0.09mm en 0.6mm, bijvoorbeeld tussen de 0.4mm en 0.6mm. Het kan een PVC laag zijn, (bijvoorbeeld een folie) die bedrukt is met een decoratief motief. Het gebruikte PVC kan zacht PVC zijn. Naast polymeer omvat deze PVC laag ook additieven en vulstoffen (tot 50%w tov de gehele PVC compositie), en weekmakers bij voorkeur meer dan 40 phr, meer bepaald meer dan 50 phr weekmaker. De PVC kan al of niet geschuimd zijn, maar is bij voorkeur geschuimd. Ingeval een geschuimd PVC materiaal wordt gebruikt kan de PVC laag een densiteit hebben onder de 1 g/cm?, zoals tussen de 0.5 en 0.8 g/cm. Bij ongeschuimde PVC is de densiteit liefst tussen de 1 g/cm? en 1.9 g/cm’, zoals tussen de 1.3 g/cm en 1.6 g/cm3. De laag kan aangeleverd worden als al of niet op voorhand geprinte folie, als emulsie- of (micro-) suspensiepolymerisatielagen, door kalanderen of als plastisol laag.

Eventueel is de decoratieve laag een printlaag rechtstreeks op de zachte of semi-harde PVC laag geprint. Dit is vooral van toepassing indien de zachte of semi-harde PVC laag van een PVC laag (al of niet geschuimd) is voorzien, bovenop een versterkingslaag van glasvezelvlies geïmpregneerd met PVC.

Op deze decoratieve laag is een slijtlaag voorzien die in dikte kan gekozen worden bijvoorbeeld tussen de 0.15 mm en 1.0 mm, bijvoorbeeld tussen de 0.2 mm en 0.55mm. Het kan bij voorkeur een zachte of semi harde PVC laag zijn, bijvoorbeeld een folie. Bij voorkeur worden geen vulstoffen toegevoegd of gebruikt, en is de laag transparant.

Naast polymeer omvat deze PVC laag ook additieven en weekmakers bij voorkeur meer dan 20 phr, meer bepaald meer dan 30 phr weekmaker. Weekmakers tot 40 phr kunnen worden voorzien in deze PVC. Voorkeursbereiken voor weekmakers zijn 20 tot 45 phr, meer bij voorkeur 35 tot 40 phr. De PVC kan een densiteit hebben liefst tussen de 1 g/cm: en 1.5 g/cm’, zoals tussen de 1.2 g/cm: en 1.3 g/cm:.

De slijtlaag is eventueel voorzien van slijtpartikels, bijvoorbeeld Al2O:- partikels. De PVC is typisch vrij van vulstoffen. De laag kan aangeleverd worden als folie of als emulsie- of (micro-) suspensiepolymerisatielagen, door kalanderen of als plastisol laag.

Als afwerkingslaag kan de sheet vinyl verder nog een laklaag ofte coating omvatten bovenop de slijtlaag, die bestaat uit Polyurethaan (PU), bijvoorbeeld een thermische of UV uithardende PU laag. De dikte kan tot 20, zelfs 30um oplopen, maar is bij voorkeur ongeveer 10um dik.

Volgens een tweede onafhankelijk aspect van de uitvinding wordt voorzien in een vloerelement zijnde een sheet vinyl vloerelement, het vloerelement heeft een rechthoekig of vierkant oppervlak met een langste zijde kleiner dan 3.0 m en groter dan 04m.

Volgens sommige uitvoeringsvormen kan het vloerelement een rechthoekig of vierkant oppervlak hebben met korte zijde kleiner dan 0.5m en groter dan 0.08 m. Bij voorkeur is de lange zijde gelegen in het bereik van 0.4 tot 2.5 m , zoals in het bereik van 0.4 tot 2.0 m. De korte zijde is bij voorkeur in het bereik van 0.1 tot 0.45 m zoals in het bereik van 0.15 tot 0.45 m.

Volgens een derde onafhankelijk aspect van de uitvinding wordt er voorzien in een vloerbekleding omvattende een veelvoud van vloerelementen volgens het eerste en/of tweede aspect van de uitvinding. Volgens sommige uitvoeringsvormen kunnen de vloerelementen gelijmd zijn op een ondervloer. Dit kan met al of niet permanente lijm.

Volgens sommige uitvoeringsvormen kunnen de vloerelementen gelijmd zijn op een ondervloer door middel van een niet permanente lijm. Een ondervloer is typisch een product welk op vel of rol wordt aangeleverd, en onder de vloerbekledingselementen wordt aangebracht. Het heeft als functie om voornamelijk oneffenheden op de dragende vloerconstructie te maskeren, en eventueel verder akoestische of geluids- of thermisch isolerende eigenschappen toe te voegen aan de vloerbekleding. Volgens sommige uitvoeringsvormen kan de ondervloer een geschuimde polymere ondervloer zijn. De ondervloer omvat een geschuimde polymeerlaag en bij voorkeur minstens één versterkingslaag. Deze minstens één versterkingslaag van de ondervloer kan een een glasvezelvlies of glasvezelweefsel zijn.

De geschuimde polymeerlaag van de ondervloer kan een polymeerlaag uit PVC, PU (polyurethaan), PE (polyethyleen) of PVB (polyvinylbutyral) zijn. De eventueel minstens één versterkingslaag heeft bij voorkeur een oppervlaktegewicht van minstens 15 g/m?, en bij voorkeur een oppervlaktegewicht van minstens 25 g/m2. Eventueel zijn twee of meer dergelijke versterkingslagen voorzien in de ondervloer. De densiteit van de ondervloer is bij voorkeur tussen de 1000 en 3000 g/m, zoals tussen de 1400 en 2600 g/m°. Volgens sommige uitvoeringsvormen kunnen de vloerelementen gelijmd zijn op de dragende vloerstructuur.

Dit kan gelijmd zijn met al of niet permanente lijm. Volgens sommige uitvoeringsvormen kunnen de vloerelementen gelijmd zijn op de dragende vloerstructuur door middel van een niet permanente lijm.

De niet permanente lijm is bij voorkeur een watergedragen, solvent vrije, acryl-hars disperisielijm De onafhankelijke en afhankelijke conclusies geven specifieke en geprefereerde kenmerken van de uitvoeringsvormen van de uitvinding weer. Kenmerken van de afhankelijke conclusies kunnen gecombineerd worden met kenmerken van de onafhankelijke en afhankelijke conclusies, of met kenmerken hierboven en/of hierna beschreven, en dit op om het even welke geschikte manier zoals duidelijk zou zijn voor een vakman.

De bovengemelde en andere kenmerken, eigenschappen en voordelen van de onderhavige uitvinding zullen worden verduidelijkt met behulp van volgende voorbeelden van uitvoeringsvormen, eventueel in combinatie met de tekeningen.

De beschrijving van deze voorbeelden van uitvoeringsvormen is gegeven als verduidelijking, zonder de intentie de omvang van de uitvinding te beperken. De referentiecijfers in de hierna volgende beschrijving refereren naar de tekeningen. Zelfde referentiecijfers in eventueel verschillende figuren refereren naar identieke of gelijkaardige elementen.

Korte beschrijving van de figuren Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin: e Figuren 1 en 2 tonen vloerbekledingen volgens de uitvinding.

e Figuur 3 toont een schematische dwarssnede van een vloerelement volgens de uitvinding.

e Figuur 4 toont schematisch de testopstelling waar vloerelementen volgens de uitvinding aan worden onderworpen.

Beschrijving van voorbeelden van uitvoeringsvormen De onderhavige uitvinding wordt hierna beschreven gebruik makende van specifieke uitvoeringsvormen.

Het moet opgemerkt dat de term "omvattende", zoals bijvoorbeeld gebruikt in de conclusies, niet mag geïnterpreteerd worden in beperkende zin, beperkend tot de daarna volgende elementen, kenmerken en/of stappen. De term "omvattende" sluit niet de aanwezigheid van andere elementen, kenmerken of stappen uit.

Dus de omvang van een uitdrukking "een voorwerp omvattende de elementen A en B", is niet gelimiteerd tot een voorwerp dat enkel de elementen A en B bevat. De omvang van een uitdrukking "een methode omvattende de stappen A en B", is niet gelimiteerd tot een methode die enkel de stappen A en B bevat.

In het licht van de onderhavige uitvinding betekenen deze uitdrukkingen enkel dat de relevante elementen respectievelijk stappen voor de uitvinding de elementen respectievelijk stappen A en B zijn.

In de hierna volgende specificatie wordt referentie gemaakt naar "een uitvoeringsvorm” of "de uitvoeringsvorm". Dergelijke referentie betekent dat een specifiek element of kenmerk, beschreven aan de hand van deze uitvoeringsvorm, is omvat in minstens deze ene Uitvoeringsvorm.

Het voorkomen van de termen "in een uitvoeringsvorm” of "in de uitvoeringsvorm“ op verschillende plaatsen in deze beschrijving, refereert echter niet noodzakelijkerwijze naar dezelfde uitvoeringsvorm, hoewel het echter wel kan refereren naar een zelfde uitvoeringsvorm.

Voorts kunnen de eigenschappen of de kenmerken op om het even welke geschikte manier in een of meerdere uitvoeringsvormen worden gecombineerd, zoals duidelijk zou zijn voor de vakman.

Een vloerbekleding 10 en 11 volgens een aspect van de uitvinding is getoond in figuren 1 en 2. In figuur 1 bestaat de vloerbekleding 10 uit zij-aan-zij gelegde vloerelementen

100 die met een niet permanente lijm 102 gehecht zijn aan de chape van een onderliggende dragende vloerstructuur 104. De niet permanente lijm is een zogenaamde tackifier, bijvoorbeeld MAPEI Ultrabond eco Tack en werd aangebracht in een hoeveelheid van 100 tot 200 g/m?. De individuele vloerelementen 100 hebben de vorm van een rechthoek met afmeting 988 mm op 163 mm. deze vloerelementen worden verder toegelicht in figuur 3. In figuur 2 bestaat de vloerbekleding 11 uit zij-aan-zij gelegde vloerelementen 100 die met een niet permanente lijm 102 gehecht zijn aan een ondervloer 105. Deze ondervloer 105 ligt vrij op de chape van een onderliggende dragende vloerstructuur 104. De niet permanente lijm kan identiek of gelijkaardig zijn in aard en hoeveelheid zoals beschreven voor figuur 1. De individuele vloerelementen 100 hebben de vorm van een rechthoek met afmeting 988 mm op 163 mm. deze vloerelementen worden verder toegelicht in figuur 3.

De ondervloer is een ondervloer uit geschuimd PU met als oppervlaktegewicht 2.5 à 3 kg/m2. In een alternatief kunnen de vloerelementen met een permanente lijm, bijvoorbeeld een pressure sensative adhesive (PSA lijm), op de chape verlijmd zijn. De lijm wordt aangebracht met een hoeveelheid van 70 g/m°. Zoals meer in detail getoond in figuur 3, is het vloerelement 100 een rechthoekig stuk sheet vinyl, met afmetingen L zijnde 988mm B zijnde 163 mm en dikte D van 2 mm. Het heeft een oppervlaktegewicht van 2170 g/m?. Het vloerelement 100 is opgebouwd uit een toplaag 210 die zelf bestaat uit een thermisch uithardende PU coating 201 van 10 Um dik, gelegen op een slijtlaat 202 uit zachte PVC (40 phr weekmaker) met een densiteit 1.2 à 1.3 g/cm? en dikte 0.3mm. Onder deze slijtlaag ligt zelf op een decoratieve laag 203 Deze toplaag 210 ligt op een substraatlaag 211 die zelf ook gelaagd is. Het substraat 211 omvat zachte en geschuimde PVC. Aan de bovenzijde bevind zich een laag 204 van zachte en geschuimde PVC met een densiteit van 0.5 à 0.8 g/cm? en een dikte van ongeveer 0.45mm. De hoeveelheid weekmaker in deze PVC is 60 phr, en het omvat verder 40 %w vulstof. De vulstof is bij voorkeur wit, zodat deze laag bij voorkeur een witte kleur kan hebben. Dit zachte en geschuimde PVC kan zelf opgebouwd zijn uit een aantal lagen zachte en geschuimde PVC (niet getoond in figuur 3). In een alternatieve uitvoeringsvorm is deze laag 204 niet geschuimd en heeft ze een densiteit van goed 1.6 à 1.6 g/cm®. De decoratieve laag 203 kan een zeer dunne harde PVC folie zijn voorzien van een decor opdruk, maar is in deze uitvoeringsvorm een opdruk rechtstreeks opgedrukt op de bovenzijde van de PVC laag 204. Aan de onderzijde van deze zachte en geschuimde PVC bevindt zich een laag 205 met een glasvezelvlies met oppervlaktegewicht van 35 g/m? die als versterkingslaag optreedt. Dit glasvezelvlies is volledig geïmpregneerd met zachte PVC en is ongeveer

0.3mm dik.

Het gebruikte polymeer voor deze versterkingslaag is PVC met een densiteit van 1.5 à

1.6 g/cm3, omvat goed 60 phr weekmaker en ongeveer 40%w vulstof. Onderaan het substraat bevindt zich nog een backlaag 206 dat bestaat uit zachte PVC van ongeveer

0.95mm dikte, een 60 phr weekmaker en ongeveer 50%w vulstof. De laag kan geschuimd zijn en een densiteit hebben van goed 1 à 1.3 g/cm3, of kan ongeschuimd zijn met een densiteit van 1.5 tot 1.9 g/cm:. Alle PVC polymeer heeft een K waarde tussen de 50 en 90. Dit vloerelement 100 werd om flexibiliteit getest zoals getoond in figuur 4. Het vloerelement 100 heeft een boven- en onderzijde respectievelijk 111 en 110. Op de onderzijde en langsheen de zijkant 112 wordt een punt P en Q gedefinieerd. Punt Q is het hoekpunt van het rechthoekige vloerelement aan de onderzijde van het vloerelement. Punt P ligt op een afstand van 40 cm van dit punt Q langsheen de zijde

112.het vloerelement wordt geconditioneerd bij 23°C en 50% RV. Het wordt opgehangen over een staaf 300 met diameter 2cm, zoals getoond in figuur 4. Punt P is gelegen in verticale zin 150 op het hoogste punt waar het vloerelement de staaf raakt. Op de figuur 4 rechts naast de staaf hangt 40 cm van het vloerelement vrij onder inwerking van de zwaartekracht die in verticale zin 150 op dit vloerelement werkt. Tussen de verticale lijn 151 door punt P en de lijn 152 die punt P en Q verbindt (lijn PQ), wordt een hoek a opgemeten, nadat het vloerelement de tijd kreeg om in een stabiele hangende toestand te komen. De hoek gemeten voor vloerelement 100 is 9°. Een alternatief vloerelement is een vloerelement met dezelfde afmetingen en oppervlaktegewicht als deze beschreven voor het vloerelement 100. Het alternatieve vloerelement is identiek opgebouwd als deze getoond in figuur 3, maar de slijtlaag 202 heeft een dikte van 0.5mm, daar waar de backlaag 206 slechts 0.75 mm dik is. Deze uitvoeringsvorm heeft een oppervlaktegewicht van 2240 g/m°.

De hoekmeting zoals weergegeven in figuur 4 geeft hier een hoek a van 7°.

Het is duidelijk dat, hoewel de uitvoeringsvormen en/of de materialen voor het verstrekken van uitvoeringsvormen volgens de onderhavige uitvinding zijn besproken, diverse wijzigingen of veranderingen kunnen worden aangebracht zonder af te wijken van het werkingsgebied en/of de geest van deze uitvinding. De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen, doch kan volgens verschillende varianten worden gerealiseerd zonder buiten het kader van de huidige uitvinding te treden.

Claims (14)

Conclusies

1.- Polymeer vloerelement omvattende een decoratieve toplaag op een substraat uit polymeer, het vloerelement heeft een rechthoekig of vierkant oppervlak met een langste zijde kleiner dan 3.0 m en groter dan 0.4 m, waarvoor geldt dat voor een strook van het vloerelement met een eerste punt Q gedefinieerd als een hoekpunt van de strook, en een punt P op een afstand van 40 cm ten opzichte van Q langsheen een zijde van de strook, opgehangen over een staaf met diameter 2 cm met zijn zijde op dewelke P en Q gedefinieerd zijn, loodrecht op de as van de staaf, zodat e P gelegen is in verticale zin op het hoogste punt waar het vloerelement de staaf raakt; en e de strook met punt Q langsheen een zijde van de staaf onder eigen gewicht van de strook neerhangt; de rechte PQ met de verticale door P snijdt onder een hoek kleiner dan 15°.

2.- Polymeer vloerelement volgens conclusie 1, waarbij het vloerelement een rechthoekig of vierkant oppervlak heeft met korte zijde kleiner dan 0.5m en groter dan

0.08 m.

3.- Polymeer vloerelement volgens één van de conclusies 1 tot 3, waarbij het vloerelement een oppervlaktegewicht heeft tussen de 1500 g/m? en 3000 g/m°.

4- Polymeer vloerelement volgens één van de conclusies 1 tot 3, waarbij het vloerelement een dikte heeft gelegen tussen de 1mm en 8mm.

5.- Polymeer vloerelement volgens één van de conclusies 1 tot 4, waarbij het polymeer polyvinyl chloride is.

6.- Polymeer vloerelement volgens één van de conclusies 1 tot 5, waarbij het vloerelement sheet vinyl is.

7.- Een vloerelement zijnde een sheet vinyl vloerelement, het vloerelement heeft een rechthoekig of vierkant oppervlak met een langste zijde kleiner dan 3.0 m en groter dan 0.4 m.

8.- Een vloerelement volgens conclusie 7, waarbij het vloerelement een rechthoekig of vierkant oppervlak heeft met korte zijde kleiner dan 0.5m en groter dan 0.08 m.

9.- Een vloerbekleding omvattende een veelvoud van vloerelementen volgens één van de conclusies 1 tot 8.

10.- Een vloerbekleding volgens conclusie 9, waarbij de vloerelementen gelijmd zijn op een ondervloer.

11.- Een vloerbekleding volgens conclusie 10, waarbij de vloerelementen gelijmd zijn op een ondervloer door middel van een niet permanente lijm.

12.- Een vloerbekleding volgens conclusie 10 of 11, waarbij de ondervloer een geschuimde polymere ondervloer is.

13.- Een vloerbekleding volgens conclusie 9, waarbij de vloerelementen gelijmd zijn op de dragende vloerstructuur.

14.- Een vloerbekleding volgens conclusie 13, waarbij de vloerelementen gelijmd zijn op de dragende vloerstructuur door middel van een niet permanente lijm.