BE1027640B1 - Een vloerbekleding - Google Patents

Een vloerbekleding Download PDF

Info

Publication number
BE1027640B1
BE1027640B1 BE20195675A BE201905675A BE1027640B1 BE 1027640 B1 BE1027640 B1 BE 1027640B1 BE 20195675 A BE20195675 A BE 20195675A BE 201905675 A BE201905675 A BE 201905675A BE 1027640 B1 BE1027640 B1 BE 1027640B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
layer
floor
pvc
reinforcement
elements
Prior art date
Application number
BE20195675A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1027640A1 (nl
Inventor
Lepeleer Els De
Vlassenrode Kristof Van
Original Assignee
Ivc Bv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Ivc Bv filed Critical Ivc Bv
Priority to BE20195675A priority Critical patent/BE1027640B1/nl
Priority to US17/765,118 priority patent/US20220403670A1/en
Priority to EP20799823.8A priority patent/EP4041966A1/en
Priority to PCT/IB2020/059459 priority patent/WO2021070105A1/en
Publication of BE1027640A1 publication Critical patent/BE1027640A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1027640B1 publication Critical patent/BE1027640B1/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04FFINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
    • E04F15/00Flooring
    • E04F15/02Flooring or floor layers composed of a number of similar elements
    • E04F15/10Flooring or floor layers composed of a number of similar elements of other materials, e.g. fibrous or chipped materials, organic plastics, magnesite tiles, hardboard, or with a top layer of other materials
    • E04F15/107Flooring or floor layers composed of a number of similar elements of other materials, e.g. fibrous or chipped materials, organic plastics, magnesite tiles, hardboard, or with a top layer of other materials composed of several layers, e.g. sandwich panels
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04FFINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
    • E04F15/00Flooring
    • E04F15/02Flooring or floor layers composed of a number of similar elements
    • E04F15/10Flooring or floor layers composed of a number of similar elements of other materials, e.g. fibrous or chipped materials, organic plastics, magnesite tiles, hardboard, or with a top layer of other materials
    • E04F15/105Flooring or floor layers composed of a number of similar elements of other materials, e.g. fibrous or chipped materials, organic plastics, magnesite tiles, hardboard, or with a top layer of other materials of organic plastics with or without reinforcements or filling materials
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04FFINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
    • E04F15/00Flooring
    • E04F15/18Separately-laid insulating layers; Other additional insulating measures; Floating floors
    • E04F15/182Underlayers coated with adhesive or mortar to receive the flooring

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Floor Finish (AREA)
  • Laminated Bodies (AREA)

Abstract

Een vloerbekleding omvattende a. een flexibele ondervloer omvattende minstens een geschuimde polymeerlaag; b. één of meer rigide LVT vloerelementen, elk vloerelement hebbende een gelaagde opbouw omvattende een uit hard of semi-hard PVC gevormde kernlaag, waaraan of waarin optioneel één of meerdere versterkingslagen zijn aangehecht of ingebed; c. een adhesieflaag die de ondervloer en de één of meerdere vloerelementen aan elkaar verbind.

Description

Technisch gebied De huidige vinding heeft betrekking op vloerbekledingen, meer bepaald vicerbekledingen die minstens een rigide luxury vinyl te (LVT) vloerelement en een ondervloer omvatten.
Stand van de techniek Vloerbekledingen omvattende rigide LVT zijn gekend.
Vloeren opgebouwd uit dergelijke LVT elementen hebben vaak te lijden onder hinderend geluid bij belopen.
Samenvatting van de uitvinding Het is een doelstelling van de uitvinding om een vloerbekleding te voorzien die minder onderhevig zijn aan geluid bij beloping.
Een vloerbekleding volgens een eerste aspect van de uitvinding omvat a. een flexibele ondervloer omvattende minstens een geschuimde polymeerlaag;
b. één of meer rigide LVT vloerelementen, eik vloerelement hebbende een gelaagde opbouw omvattende een uit hard of semi-hard PVC gevormde kerniaag, waaraan of waarn optioneel één of meerdere versterkingslagen zijn aangehecht of ingebed;
c een adhesieflaag die de ondervloer en de één of meerdere vicerelementen aan elkaar verbindt.
Volgens sommige uitvoeringsvormen, wanneer meer dan één rigide LVT vloerelement is omvat in de vloerbekieding, zijn de rigide LVT vioerelementen bij voorkeur naast — sikaar liggende vloerslementen.
De rigide vloereiementen kunnen voorzien zijn aan één of meerdere zijden van een koppelmiddel om twee vloerslementen aan elkaar te koppelen.
Dit koppelmiddel kan eender welk koppelmiddel zijn zoals gekend in de stand van de techniek, bijvoorbeeld tand-en-groef koppelmiddelen, koppelmiddelen omvatiende kiksyslemen, koppelmiddelen omvatiende fold-down systemen, koppelmiddelen omvattende wenteiprofielen, en gelijkaardige. Volgens sommige uitvoeringsvormen kan het totale oppervlaktegewicht van de één of meerdere versterkingsiagen van de vloerelementen minstens OÙ g/m?, bijvoorbeeld minstens 80 gram per m° vloerelement zijn, meer bij voorkeur minstens 100 gt. In het kader van deze uitvinding betekent flexibel dat de producten, wanneer een strook product aan één zijde geklemd is en aan de andere tegenovergestelde zijde vrij kan ia hangen, zal doorhangen onder hun eigen gewicht. Flexibel betekent dan ook dat een product meer dan 35 centimeters per meter overstekende lengte zal doorhangen onder eigen gewicht. Bij voorkeur zal sen product meer dan 40 centimeters per meter overstekende lengte doorhangen onder eigen gewicht, zoals meer dan 50 centimeter per meter overstekende lengte. Rigide ofte stijf betekent anderzijds dat een product minder dan 35 centimeters per meter overstekende lengte zal doorhangen onder eigen gewicht.
De ondervloer is bij voorkeur in zijn geheel flexibel. De minstens ene geschuimde polymeerlaag is bij voorkeur flexibel.
Ondervioeren zijn ook wel gekend als onderlagen voor vloerbekleding.
De laag adhesief, ook wel adhesielaag of adhesieflaag, dient voor het verkleven van de vicereilementen op de ondervloer.
Volgens sommige uitvoeringsvormen kan de laag adhesief zich aan sen eerste zijde van de eerste polymeerlaag bevinden. Volgens sommige uitvoeringsvormen kan aan de tweede zijde van de eerste polymeerlaag een vezellaag zijn aangebracht.
Deze vezellaag kan een nonwoven zijn, bijvoorbeeld een spunbond of naaldvilt nonwoven. De vezellaag wordt bij voorkeur uigevoerd uit polyester, polyamide of polyolefine vezels, of glasvezel. De vezellaag kan een dikte hebben die bij voorkeur varieert tussen de 0.1 en 1 mm, zoals bij voorbeeld 0.7mm, Bijvoorbeeld is dit sen nonwoven, bijvoorbeeld genaaldvilte polyestervezellaag, met een opperviaktegewicht tussen de 50 en 200 g/m°, bijvoorbeeld tussen de 100 en 150 g/m°, e.g. ongeveer 120 gmt. Bij voorkeur is dit een spunbond polyester, bijvoorbeeld een spunbond polyester met een dikte tussen de 0.1 en O03mm.
Deze spunbond polyester kan een oppervlaktegewicht hebben van tussen de 10 en 30 g/m°, bijvoorbeeld 20 g/m: De vezsliaag kan aan de polymeerlaag gehecht zijn met behuip van adhesief, of kan in het polymere materiaal al of niet deels ingebed zijn tijdens de productie, zodat het polymeer deels in het vezellaag is ingedrongen.
Het polymere materiaal kan tot over halfweg de dikte van de vezellaag, bijvoorbeeld tot 0.5mm diep ingedrongen zijn.
Volgens sommige uitvoeringsvormen kan de ondervloer in of op zijn geschuimde polymeeriaag minstens één versterkingslaag omvatten.
Het kan zich op de polymeerlaag bevinden of aan het oppervlakte geïmpregneerd zijn in de polymeerlaag.
Volgens andere uitvoeringsvormen kan de minstens éne versterkingslaag ingebed zijn in de polymeerlaag, al of niet halfweg de dikie van de polymeerlaag.
In dal geval is de versterkingsiaag bij voorkeur geheel geïmpregneerd in het polymeer van de polymeerlaag.
De minstens éne versterkingsiaag kan zich tussen de geschuimde polymeerlaag en de adhesieflaag bevinden in geval de adhesieflaag op de ondervloer is aangebracht.
Volgens sommige uitvosringsvormen kan de minstens een versterkingsiaag van de ondervloer een glasvezelvlies of glasvezelweefsel zijn.
De minstens éne versterkingslaag is bij voorkeur een textiele versterkingsiaag.
Deze textiele laag omvat bij voorkeur een glasvezellexiei, bijvoorbeeld een nonwoven glasvezeltextiel of een geweven glasvezeltextiel.
Dit glasvezeltextiel heeft bij voorkeur een oppervlaktegewicht van 15 tot 80 g/m?, zoals van 25 tot 55 g/m”, zoals van 35 tot 65 g/m? of van 25 tot 40 g/m°. Een geweven glasvezeltextiel heeft bij voorkeur een open structuur, bijvoorbeeid een gaasstructuur of gaasweefsel.
Bij voorkeur kan de open ruimte tussen opeenvolgende ketting- of inslaggarens tussen de 1 mm en 1 cm liggen.
De polymeer geïmpregneerde textiele versterkingsiaag heeft bij voorkeur een dikte van tussen de 0.2 en 0.5 mm, meer bij voorkeur tussen de 2.3 en 0.4 mm.
In geval de laag adhesief aan de ondervloer is aangebracht, kan volgens sommige ultvoeringsvormen tussen de eerste polymeerlaag en de laag adhesief, zich deze textiele versierkingsiaag bevinden.
Volgens sommige uityoeringsvormen kan de textiele versterkingslaag een textielproduct omvatten welk zich aan de oppervlakte van de eerste polymeerlaag bevindt.
Voigens sommige uitvoeringsvormen kan de textiele versierkingsiaag een textielproduct omvatten welk geheel of deels is ingebed in de eerste polymeerlaag.
Geheel ingebed betekent dat het polymere materiaal van de eerste polymeerlaag volledig doorheen het textielproduci is doorgedrongen, dit is vanaf de eerste zijde van het textieiproduct welke georiënteerd is naar de eerste polymeerlaag, tot aan en eventueel voorbij de tegenovergestelde zijde van het textielproduct, welke is afgekeerd van de eerste polymeerlaag.
Deels ingebed betekent dat het polymere materiaal van de eerste polymeerlaag slechts is doorgedrongen tot op een zekere diepte van het textielproduct, dit is vanaf de eerste zijde van het textielproduct welke georiënteerd is naar de eerste polymeerlaag, in de richting van maar niet tot aan de tegenovergestelde zijde van het textielproduct, welke is afgekeerd van de eerste polymeerlaag.
Volgens sommige uityoeringsvormen kan de textiele versterkingslaag een textielproduct omvatien welk met polymeer is geïmpregneerd.
Tussen de eerste polymeerlaag en de laag adhesief, of op de eerste polymeerlaag, kan zich dus een met polymeer geïmpregneerde lexliele verslerkingslaag bevinden.
Volgens sommige uitvoeringsvormen kan de polymeer geïmpregneerde textiele versterkingslaag in contact zijn met de eerste zijde van de eerste polymeerlaag.
Volgens sommige uitvoeringsvormen kan de geschuimde polymeerlaag van de ondervloer een polymeerlaag uit PVC, PU of PVB zijn.
PU verwijst naar polyurethaan.
PVB verwijst naar polyvinylbutyral.
Volgens sommige uitvoeringsvormen kan de ondervicer zijn geschuimde polymeerlaag een PVC laag zijn.
PVC verwijst naar polyvinyl chloride of een copolymeer van vinyl chloride en vinyl acetaat.
Bij voorkeur is deze PVC polymeerlaag uit PVC plastisol vervaardigd, nog meer bij voorkeur vervaardigd uit zacht PVC.
In een alternatief is deze PVC polymeerlaag geëxtrudeerd. Het PVC heeft bij voorkeur een densiteit van 200 tot 1200 kg/m’, zoals van 300 tot 700 kg/m’. In geval de eerste polymeerlaag een PVC laag is, en er een polymeer geïmpregneerde 5 textiele versierkingsiaag wordt voorzien, is bij voorkeur de polymeer geïmpregneerde textiele versterkingsiaag een met PVC geïmpregneerde textiele laag. Hierbij wordt bij voorkeur zacht PVC gebruikt, dit is PVC met minstens 40 phr weekmaker bijvoorbeeld ftaiaat.
Bij voorkeur is de eerste geschuimde PVC polymeerlaag uit PVC plastisoi vervaardigd, nog meer bij voorkeur vervaardigd uit zacht PVC. Deze PVC laag in geschuimde vorm, kan bij voorkeur een dikte hebben van tussen de 0.3 en 1.6 mm, zoals tussen de 0.5 en 14mm. Met zacht PVC wordt hier bedoeld PVC met minstens 40 phr aan weekmaker.
Binnen het kader van deze uitvinding wordt met phr bedoeld “parts per hundred resin’, dit is de hoeveelheid gewichtsdelen van de component per honderd gewichtsdelen polymeer, in dit geval per honderd gewichtsdelen PVC.
Verder binnen het kader van deze uitvinding wordt met zachte PVC bedoeld PVC die 40 of meer dan 40 phr weekmakers omvat. Met semi-harde of semi-zachte PVC wordt bedoeld PVC die tussen de 10 en 40 phr weekmakers omvat, daar waar harde PVC minder dan of juist 10 phr omvat.
In geval de ondervloer meer dan een versterkingslaag omvat, kan sen versterkingsiaag zich op de geschuimde polymeerlaag of tussen de geschuimde polymeerlaag en de adhesieflaag bevinden (in geval de adhesieflaag op de ondervloer is aangebracht), of kan aan het oppervlakte geïmpregneerd zijn in de polymeerlaag, terwijj een tweede versterkingsiaag geheel of deels geïmpregneerd in het polymeer van de polymeerlaag, al of niet centrisch in de polymeerlaag. De verdere versterkingslagen kunnen versterkingsiagen zijn zoals beschreven voor de eerste versterkingsiaag.
In geval er een textiele versterkingslaag aanwezig is dewelke een textielproduct omvat welk geheel of deels is Ingebed in de eerste polymeerlaag, kan een tweede laag polymeer zich op deze textiele versterkingsiaag bevinden of tussen de adhesieflaag en deze textiele versterkingsiaag bevinden.
Bij voorkeur is het polymeer van deze tweede polymeerlaag gelijk aan het polymeer van de eerste polymeerlaag.
Volgens sommige uitvoeringsvormen kan de tweede polymeerlaag een tweede PVC laag zijn, zeker in geval de eerste polymeerlaag een PVC laag is.
Bij voorkeur is de tweede polymeerlaag uit PVC vervaardigd, meer bepaald uit PVC piastisol, nog meer bij voorkeur vervaardigd uit zacht PVC, nog bij voorkeur geschuimd PVC.
Deze tweede polymeerlaag in geschuimde of niet geschuimde vorm, kan een dikte hebben van tussen de 0.1 en 1.3 mm, zoals tussen de 0.3 en 0.7 mm.
In niel geschuimde vorm geniet een dikte van 0.15 tot 0.25 mm de voorkeur.
Volgens nog verdere uitvoerngsvormen kan de ondervloer een tweede textiele versterkingslaag omvatten dewelke een textielproduct omvat.
Deze tweede textiele versterkingslaag kan bijvoorbeeld ingebed zitten in de diepte van de eerste, geschuimde polymeerlaag, bijvoorbeeld doch niet noodzakelijk goed halfweg de dikte van deze eerste polymeerlaag.
Dergelijke ingebedde tweede textiele versterkingsiaag kan bekomen worden tijdens het proces voor het maken van de eerste, eventueel flexibele, geschuimde bolymeerlaag, waarbij een eerste sublaag van al of niet geschuimd polymeer wordt voorzien, waarop de textiele versterkingsmateriaal wordt gelegd en eventueel geheel of deels ingebed wordt, en waarna er een tweede sublaag van al of niet geschuimd polymeer wordt voorzien.
In geval dit in ongeschuimde vorm gebeurd, wordt er tijdens de verdere productiestappen nog opgeschuimd.
In geval de ondervloer een tweede polymeerlaag omvat, bijvoorbeeld een tweede PVC laag, dan kan deze tweede textiele versterkingslaag gepositioneerd worden tussen de tweede polymere laag en de adhesieflaag.
Deze textiele laag omvat bij voorkeur een glasvezeltextiel, bijvoorbeeld sen nonwoven glasvezeltextiel of een geweven glasvezeltextiel.
Dit glasvezeltextiel heeft bij voorkeur een opperviaktegewicht van 15 tot 80, zoals van 25 tot 55 g/m°. Ze kan doch hoeft niet — noodzakelijkerwijs gelijk te zijn aan de textiele laag van de eerste versterkingsiaag.
Volgens sommige uitvoeringsvormen kan de eerste en eventueel verdere polymeerlaag weekmakers omvatten in een hoeveelheid van 15 tot 120 phr.
In geval van sen twesde PVC laag, kan het polymeer materiaal van deze tweede polymeerlaag weekmakers omvatten in een hoeveelheid van 15 tot 120 phr.
Bij voorkeur omvat het polymeer materiaal van de eerste en/of desgevallend de tweede polymeerlaag 20 tot 100 phr weekmakers. In het algemeen in het kader van deze uitvinding zijn weekmakers onder andere esters van carbonzuren (bijvoorbeeld esters van flaalzuur, iso- of tereftaalzuur, trimelietzuur en adipinezuur) , bijvoorbeeld diisononylftalaat (DINP), dioctyl tereftalaat (DOTP), di isononyl-1,2-cyclohexaandicarboxylaat (DINCH), esters van fosforzuur, bijvoorbeeld triaryl- of trialkylarylifosfaten, bijvoorbeeld tricresylfosfaat, al of niet gechloreerde koolwaterstoffen, ethers, polyesters, polygiycolen, sulfonamides, of combinaties van deze.
De polymeer van de eerste en/of desgevallend tweede polymeerlaag kan vulstoffen omvatten {ussen 10 en 70 %w. Vulstoffen kunnen onder andere glasvezels, calciumhydroxide (gebluste kalk), calciumcarbonaat en calciumwaterstofcarbonaat, en/of CaMg(CO:)2 , talk, of ook lichigewicht vulstoffen zoals holle microsfeerijes (Expancel) zijn. Het bovengemelde gewichtspercent (%w) wordt uitgedrukt als het gewicht van de vulstof ten opzichte van het gewicht van het polymeer, desgevallend PVC, In hetwelke de vulstof zich bevindt.
Verder kan in het polymeer van de eerste en/of desgevallend tweede polymeerlaag additieven omvatten zoals pigmenten en kleurstoffen, bewaarmiddelen, anti-fungi, thermische stabilisatoren, UV-stabilsatoren, blaasmiddelen, viscositeiisregelaars, en dergelijk.
Het polymeer van de eerste en/of tweede polymeerlaag kan een geëxtrudeerde polymeerlaag zijn, of een combinatie van verschilende al of niet geco-exirudeerde polymere lagen. In geval het polymeer PVC is, kan de eerste en/of de tweede PVC laag gevormd zijn uit één of meerdere lagen PVC plastisol via een coatingproces.
Een tweede polymeerlaag, bij voorkeur PVC laag, kan waterdicht zijn.
Het polymeer van de eerste, eventueel flexibele, laag polymeer is geschuimd. Het polymeer van de tweede, eventueel flexibele, laag poymeer kan ook geschuimd zijn. Met een geschuimde laag wordt een laag bedoeld die holle ruimtes bevat, bij voorkeur ineen hoeveelheid dat de densiteit van het materiaal met minstens 10%, en bij voorkeur zelfs minstens 25% is verminderd ten opzichte van het gewicht van een gelijk volume thermoplastisch materiaal zonder holle ruimtes. Bij voorkeur betreft het zogenaamde “closed cell” schuim, Met niet-geschuimde laag wordt een laag bedoeld zonder holle ruimtes, of, althans toch hoogstens met een aandeel holle ruimtes zodanig dat de densiteit van het materiaal niet, of niet meer dan 10%, verminderd, en bij voorkeur zelfs niet meer dan 2%. Het polymeer van de eerste en/of tweede geschuimde polymeerlaag heeft bij voorkeur een densiteit van 200 tot 1200 kg/m’, zoals van 300 tot 700 kg/m3. Dit is In bijzonder het geval indien het polymeer PVC is. Het polymeer kan chemisch of mechanisch geschuimd zijn. Volgens een eerste mogelijkheid is de geschuimde laag minstens door middel van een mechanisch schuimingsproces bekomen, Hiermee wordt bedoeld dat in de betreffende laag holtes worden gevormd door het thermoplastisch materiaal weg te duwen en te vervangen door een gas(bijvoorbeeld lucht), vaak onder invloed van een mechanische actie of door inblazen van een gas (bijvoorbeeld lucht) onder druk. Of het kan verkregen worden door het gebruik van expanderende korrels in een polymere laag.
Volgens een tweede mogelijkheid is de geschuimde laag minstens door middel van een chemisch schuimingsproces bekomen. Hiermee wordt bedoeld dat in de betreffende laag holtes worden gevormd door middel van een gasvormig reactieproduct. Er kan bijvoorbeeld gebruik gemaakt worden van azodicarbonamide. Deze stof heeft bij Opwarming stikstofgas vrij dat in de vorm van bellen in de geschuimde laag aanwezig DIR. Volgens een derde mogelijkheid is de geschuimde laag minstens door midde! van vulmiddelen bekomen, waarbij deze vulmiddelen op zich één of meerdere holtes omvatten. Hierbij kan bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt van de geëxpandeerde toestand van de eerder al vermelde microsferen. Meer speciaal kan gebruik gemaakt worden van de microsferen bekend uit WO 2013/178561.
Volgens sommige uitvoeringsvormen kan de ondervloer een dikte hebben tussen 1.25 en 25 mm. Bij voorkeur heeft de ondervloer een dikte {ussen de 1.4 en 2.2 mm, bijvoorbeeld tussen de 1.7 en 1.9 mm. Bij voorkeur heeft de ondervloer een densiteit tussen de 400 en 1800 g/m, zoals tussen de 600 en 1200 kg/m. Volgens sommige uitvoeringsvormen kan de ondervloer een “punctual conformability” hebben die groter is dan 0.5. De “punctual conformability” ofte PC wordt bepaald door CEN/TS 10354:2013 en wordt berekend met de formule PC = (100-shoreA)}fhickness waarbij “thickness” de dikte van het de ondervloer is en deze dikte wordt gesteld op
2.5rnm in geval de effectieve dikte van de ondervloer kleiner is dan 2.5mm. conform de norm wordt de shore gemeten op de onderzijde van de ondervloer Volgens sommige uitvoeringsvormen kan het adhesief een adhesief zijn gekozen uit de groep die bestaat uit PSA adhesieven en acrylaat adhesieven. PSA adhesieven zijn “pressure sensitive adhesives”. Volgens sommige uitvoeringsvormen kan het adhesief aanwezig zijn in een hoeveelheid van 5 tot 90 g/m°. Bij voorkeur is het adhesief aanwezig in een hoeveelheid van 25 tot 75 gm. Het adhesief kan aan de onderzijde van de vloerslementen worden voorzien, of aan de bovenzijde van de ondervloer. In het geval het adhesief aan de bovenzijde van de ondervloer wordt voorzien kan volgens uitvoeringsvormen er onder de adhesief een waterdichte folie worden voorzien, bijvoorbeeld een polymeerfole, zoals een PET folie. Deze folie bevindt zich bij voorkeur tussen de adhesieflaag en de eerstvolgende laag van de ondervloer. Deze polymeerfolie kan bijvoorbeeld aan de eerstvolgende laag van de ondervloer gelijmd zijn met sen verdere adhesieflaag. Volgens sommige uitvoeringsvormen kan de onderlaag aan een eerste rand voorzien zijn van een uilsparing aan de zijde waar het adhesief aanwezig is, en waarbij de onderiaag aan een tweede rand, tegenovergesteld aan de eerste rand, voorzien is van een uitsparing aan de zijde tegenover de zijde waar hel adhesief aanwezig is, zodanig dat in geval de uitsparing aan de eerste zijde van een eerste onderlaag voor vloerbekleding in contact wordt gebracht met de uitsparing aan de tweede zijde van een tweede onderlaag voor vloerbekleding, de twee onderlagen voor vloerbekleding subsiantieel coplanair zijn.
Bij voorkeur is de ondervloer opgebouwd uit één of meerdere stroken ondervicer, bijvoorbeeld stroken met een breedte tussen de 0.5 en 2 m.
Teneinde te voorzien in dergelijke stroken, kunnen rollen ondervloer voorzien worden.
Dergelijke rollen kunnen een lengte hebben tot 10 meter, zelfs tot 15 meter.
Bij voorkeur hebben de rollen een lengte tussen de 5 en 10 meter, bijvoorbeeld 5, 6, 7, 8, 9 of 10 meter.
Om een strook ondervloer te voorzien, wordt een rol afgerold en op lengte afgesneden, waarna en verdere, naastliggende strook op gelijkaardige wijze wordt voorzien.
De zijkanten worden bij voorkeur nauw aansluitend bij elkaar gelegd.
Een ondervloer volgens het eerste aspect van de uitvinding, heeft als voordeel dat de ondervloeren substantieel volledig recyclebaar zijn en/of bovengemiddeld stabiel zijn en/of goed bestand zijn tegen restindruk en/of een verbetering van de akoestische eigenschappen van de erop liggende vloerbekleding kan veroorzaken.
De ondervloeren volgens de uitvinding kunne een grotere vlakheid vertonen dan de gekende ondervloeren.
De ondervloeren kunnen bijdragen aan een betere akoestische performante van de vloer, dit is een grotere geluidsdemping.
De ondervloeren volgens de uitvinding vertonen ook een betere waterbestendigheid ter hoogte van de voegen tussen twee op elkaar aansluitende ondervloeren.
Bij voorkeur is het polymeer van de eerste en desgevallend de tweede polymeerlaag zacht polymeer.
Binnen het kader van deze uitvinding wordt met zachte polymeer bedoeld polymeer dat 40 of meer dan 40 phr weekmakers omvat.
Met semi-hard of semi-zacht polymeer wordt bedoeld polymeer die lussen de 10 en 40 phr weekmakers omvat, daar waar hard polymeer minder dan of juist 10 phr omvat.
Verder kan in het polymeer additieven omvatten zoals pigmenten en kleurstoffen, bewaarmiddelen, anti-fungi, thermische stabliisatoren, UV-stabilisatoren, blaasmiddelen, viscositeitsregelaars, en dergelijk.
De vloerbekleding volgens de vinding omvat verder minstens één rigide LVT vicerelement. PVC voor de LVT vioerelementen is typisch polyvinyl chloride of een copolymeer van vinyl chloride en vinyl acetaat.
De één of meer naast elkaar liggende rigide LVT vioerelemenien hebben elk een gelaagde opbouw omvattende een kernlaag uit harde of semi-harde PVC, en een afwerkingslaag of toplaag. Luxury vinyl tiles ofte “LVT” zijn PVC vioerelementen die uit een gelaagde structuur bestaan. Ze omvallen een toplaag die op zich ook gelaagd is en typisch een decoratieve laag omvat, op dewelke een slijtlaag en eventueel een coating is aangebracht. De decoratieve laag kan een PVC laag zijn, eventueel een folie, die voorzien is van een decor. De decoratieve laag, bijvoorbeeld folies, met dikte tussen de 0.08mm en 0.3mm uit zachte of semi-harde PVC of harde PVC zijn dergelijke decoratieve lagen. In geval van dunnere decoratieve lagen (met diktes tot ongeveer C.15mm), wordt eerder semi- harde PVC gebruikt met relatief weinig vulstoffen (tot 25% w tov totale PVC), daar waar voor dikkere lagen, bijvoorbeeld folies, (boven de 0.15mm) eerder zachte PVC wordt gebruikt met vulstoffen tot 150 phr Dunnere decoratieve lagen zijn bij voorkeur PVC folies, daar waar dikkere decoratieve lagen eerder emulsie- of {micro-) suspensiepolymerisatielagen worden gebruikt.
De slijtlaag is typisch een harde of semi harde transparante PVC laag met dikte tussen de 0.15mm en 1mm {bijvoorbeeld iussen 0.2mm en 0.55mm) en eventueel voorzien van slijtpartikels, bijvoorbeeld ALO-- partikels. Weekmakers tot 40 phr worden voorzien in deze PVC. Voorkeursbereiken voor weekmakers is minder dan 40 phr, meer bij voorkeur 25 tot 35 phr. De PVC is typisch vrij van vulstoffen. De laag kan aangeleverd worden ais folie of als emulsie- of (micro-) suspensiepolymerisatielagen, door kalanderen of als plastisoi laag.
Op deze slijtlaag kan een coating worden voorzien, bijvoorbeeld een PU laag, bijvoorbeeld een UV uithardende PU laag. De dikte kan tot 20, zelfs tot 30um oplopen, maar is bij voorkeur ongeveer 10um dik. Deze PVC vloerelementen omvatten onder de toplaag een kernlaag, ook wel substraat genoemd. In het kader van deze uitvinding betekent flexibel en rigide ook hier dat de vloerslementen, wanneer een strook product aan één zijde geklemd is en aan de andere tegenovergestelde zijde vrij kan hangen, al of niet veel zal doorhangen onder hun eigen gewicht. Flexibel betekent dan ook dat sen product meer dan 35 centimeters per meter overstekende lengte zal doorhangen onder eigen gewicht. Bij voorkeur zal een product meer dan 40 centimeters per meter overstekende lengte doorhangen onder eigen gewicht, zoals meer dan 50 centimeter per meter overstekende lengte. Rigide ofte stijf betekent dan ook dat een product minder dan 35 centimeters per meter overstekende lengte zal doorhangen onder eigen gewicht.
Voor rigide LVT vloerelementen, zal de kernlaag voornamelijk harde of semi-zachte PVC omvatten. De kerniaag kan één of meerdere, bijvoorbeeld twee, versterkingslagen omvatten die op of tussen de harde of serni-zachte PVC laag of -lagen ingebed zit. De versterkingsiaag of -lagen omvat een vezelvlies, veelal een glasvezelvlies, in hetwelk de harde of semi-harde PVC deels of geheel is geïmpregneerd. Glasvezelvliezen met een opperviaktegewicht iussen de 25 en 150 g/m? kunnen gebruikt-worden, bijvoorbeeld vliezen met een oppervlaktegewicht tussen de 30 en 75 g/m”.
Volgens de uitvinding is het totale oppervlaklegewicht van de één of meerdere versterkingsiagen minstens 60 g/m”, bij voorkeur minstens 50 gram per m° vloerelement zijn, meer bij voorkeur minstens 100 g/m.
De kerniaag omvat harde of semi-harde PVC, die in totaal tussen de 2mm en 6mm dik is, bijvoorbeeld tussen de 3mm en 4.5mm, in of aan dewelke de versterkingsiagen zijn ingewerkt. Zo kan bijvoorbeeld één van de versterkngslagen de onderzijde van het vicersiement voorzien.
Een deel van de PVC kan aanwezig zijn in de kernlaag boven het bovenste van de één of meerdere glasvezelvliezen. De dikte van deze PVC laag boven het bovenste van de een of meerdere glasvezelviiezen kan tussen de 0.3mm en 0.7mm zijn. De dikte van de PVC laag tussen het bovenste en onderste glasvezelvlies, in geval meerdere glasvezelviiezen worden voorzien, kan variëren tussen bijvoorbeeld 2 en 4 mm. Een deel van de PVC kan aanwezig zijn in de kernlaag onder het onderste van de eén of Mmeerdere glasvezelvliezen. De dikte van deze PVC laag onder het onderste van de één of meerdere glasvezelviiezen kan tussen de 0.3mm en 0.7mm zijn. in geval éen versterkingsiaag wordt voorzien, kan deze laag centrisch of excentrisch van de laag harde of semi-harde PVC zitten.
De harde of semi-harde PVC omvat bij voorkeur tot 15phr weekmaker, liefst tussen de 7 en 10 phr. De harde of semiharde PVC omvat bij voorkeur tot 70%w vulstoffen (tov volledige gewicht van de PVC compositie).
Aan de zijde van de kernlaag die de toplaag contacteert, kan verder nog een laag zachte of semi-harde PVC aanwezig zijn, -bij voorkeur met een dikte tussen de 0.25 en 0.75 mm, zoals bijvoorbeeld tussen de 0.35mm en 0.55mm, Deze PVC omvat bij voorkeur meer dan 30 phr weekmaker (bijvoorbeeld tussen de 30 en 50 phr weekmaker) en kan meer dan 50%w vulstoffen omvatten. De dikte van deze laag kan variëren {ussen de 0.3 en 1mm, bijvoorbeeld tussen de 0.35mm en 0.75 mm.
Rigide LVT vioerelementen hebben veelal een beperkte onpervlakteafmeting. Ze kunnen worden uitgevoerd als “planken” , zijnde bij voorkeur rechthoekige oppervlakten met een breedte tussen de 8 en 50 cm en lengte tussen de 50 en 200 cm, bij voorkeur tussen 1.0 en 1.2 m lang en tussen de 0.12 en 0.23 m breed.
De verschillende lagen kunnen vervaardigd worden door middel van PVC plastisol. In alternatieve vorm zijn de lagen geëxtrudeerde PVC lagen, of zijn ze gevormd door het aan elkaar smelten van PVC partikels of zijn gevormd door kalanderen.
De al of niet geheel geïmpregneerde versterkingsiaag in de rigide LVT vloerslementen kan een textiele versterkingsiaag zijn. Deze textiele laag omvat bij voorkeur een glasvezeltextiel, bijvoorbeeld een nonwoven glasvezeliextiel of een geweven glasvezeltextiel. Dit glasvezeltextiel heeft bij voorkeur een oppervlaktegewicht van 15 tot 80, zoals van 25 tot 55 g/m°. Het LVT vloerslement kan meerdere dergelijke versterkingslagen, bijvoorbeeld textiele versterkingslagen omvatten, zodat de totale som van de opperviaktegewichten van deze versterkingslagen meer dan 65 g/m? is.
Bij voorkeur heeft een geweven glasvezeltextiel een open structuur, bijvoorbeeld een gaasstructuur of gaasweefsel. Bij voorkeur kan de open ruimte tussen opeenvolgende ketting- of inslaggarens tussen de 1 mm en 1 cm liggen.
Rigide LVT vicerelementen hebben veelal een beperkte opperviakteaîmeting. Ze kunnen worden uitgevoerd als “planken” , zijnde bij voorkeur rechthoekige oppervlakten met een breedte tussen de 8 en 50 cm en lengte tussen de 50 en 200 om.
De verschilende lagen kunnen vervaardigd worden door middel van PVC plastisol. In alternatieve vorm zijn de lagen geëxtrudeerde PVC lagen, of zijn ze gevormd door het aan elkaar smelten van PVC partikels of via kalanderen of extrusie.
De vloerelementen kunnen aan hun bovenzijde voorzien zijn van een reliëf hetwelk er Ingeperst kan worden tijdens productie via embossing.
Volgens de uitvinding omvatten de één of meerdere rigide LVT elementen eventueel minstens één, doch mogelijks twee of meer versterkingslagen.
Volgens sommige uitvoeringsvormen kan één van de minstens één versterkingsiaag in de kernlaag ingebed zijn.
Volgens sommige uitvoeringsvormen kan één van de minstens één versterkingsiaag tussen de kerniaag en de afwerkingslaag of toplaag gepositioneerd zijn.
Volgens sommige uitvoeringsvormen kunnen de LVT vloerslementen minstens twee versterkingsiagen omvatten.
Volgens sommige uitvoeringsvormen kan één van de twee versterkingslaag ingebed zijn in de kerniaag, en één versterkingsiaag is tussen de kerniaag en de afwerkingslaag gepositioneerd.
Volgens sommige uitvoeringsvormen kan de minstens één versterkingsiaag van de vicersiementen een eerste en een tweede versterkingsiaag omvatten, dewelke telkens een oppervlakiegewicht van minstens 15 g/m? heeft, en bij voorkeur telkens een oppervlaktegewicht van minstens 25 g/m? hebben.
Volgens sommige uitvoeringsvormen kan de één of meerdere versterkingslagen van de vloerelementen glasvezelvliezen of glasvezelweefsels zijn.
Volgens sommige uitvoeringsvormen kan de ondervioer één versterkingsiaag omvatten en waarbij elk van de minstens ene LVT vloerelementen minstens één versterkingslaag omvat Een vloerbekleding volgens een tweede aspect van de uitvinding omvat a. een flexbsle ondervloer omvattende minstens een geschuimde polymeerlaag, en minstens één versterkingslaag; b. één of meer naast elkaar liggende rigide LVT vloerslementen, elk vicerelement hebbende een gelaagde opbouw omvattende een kermlaag uit PVC, waaraan of waarin minstens één versterkingsiaag is aangehecht of ingebed, en een afwerkingslaag op deze kermmliaag; c een adhesieflaag die de ondervloer en de één of meerdere vloerelementen aan elkaar verbindt waarvoor het totale oppervlaktegewicht van de versterkingslagen van de ondervloer en het vicerelement minstens 65 gram per m° bedraagt.
Het totale oppervlaktegewicht van de versterkingsiagen van de ondervloer en het vloerelement! bedraagt bij voorkeur minstens S0 gram per m?, meer bij voorkeur minstens 100 gram per m? De LVT vicerelementen gebruikt voor dit tweede aspect van de uitvinding, kan de kenmerken hebben zoals beschreven voor LVT vloerelementen gebuikt in de vloerbekleding volgens het eerste aspect van de uitvinding.
De ondervloer gebruikt voor dit tweede aspect van de uitvinding, kan de kenmerken hebben zoals beschreven voor de ondervloer gebuikt in de vloerbekleding volgens het eerste aspect van de uitvinding, met het bijkomende kenmerk dat de ondervloer minstens één versterkingsiaag omvat dat eventueel ingebed is in de polymeerlaag.
De versterkingslaag kan zich op de polymeerlaag bevinden of aan het oppervlakte geïmpregneerd zijn in de polymeerlaag. Volgens andere Litvoeringsvormen kan de minstens éne versterkingsiaag ingebed zijn in de polymeerlaag, al of niet halfweg de dikte van de polymeerlaag. in dat geval is de versterkingsiaag bij voorkeur geheel! geïmpregneerd in het polymeer van de polymeerlaag. De minstens éne versterkingsiaag kan zich tussen de fiexibele geschuimde polymeerlaag en de adhesieflaag bevinden in geval de adhesieflaag op de ondervloer is aangebracht. De versterkingsiaag kan een textiele versterkingsiaag zijn, bijvoorbeeld een glasvezeitextiel zijn, bijvoorbeeld een nonwoven of weefsel, met een oppervlaktegewicht tussen 15 en de S0 g/m°, meer bij voorkeur tussen de 25 en 40 g/m. De textiele versterkingslaag kan met polymeer geïmpregneerd zijn, en bij voorkeur geïmpregneerd met het zelfde type polymeer (eventueel identiek polymeer) ais het polymeer van de polymeerlaag van de ondervloer. De ondervloer kan ook twee of meerdere, onderling identieke of verschilende versterkingslagen omvatten. De PVC lagen en materialen beschreven in het kader van het eerste of tweede aspect van de uitvinding omvatten bij veerkeur PVC met een K-waarde tussen de 50 en 90.
Volgens een derde aspect wordt voorzien in een set van onderdelen, omvattende een ondervloer en minstens één vioerelement. Een set van onderdelen omvat een ondervloer en minstens een vioerelement, welke set van onderdelen geschikt is voor het maken van een vloerbekleding volgens één van de voorgaande conclusies. De vloerbekiedingen volgens het eerste en tweede aspect van de uitvinding hebben goede eigenschappen wat betreft thermische uitzetting. Er werd gevonden dat het kleven van één of meerdere sheet vinyl elementen volgens het eerste of tweede aspect van de uitvinding op een ondervloer, de thermische uitzeiting van het geheel positief beinvloedt, Le. vermindert.
Volgens sommige uitvoeringsvormen kan de adhesieflaag aangebracht zijn aan de geschuimde polymeerlaag van de ondervloer, en waarbij optioneel de adhesieflaag voorzien is van een schutfolie.
Volgens sommige uilvoeringsvormen kan de adhesieflaag aangebracht zijn aan een zijde van de LVT vioerelementen, en waarbij optioneel de adhesieflaag voorzien is van een schutfolie.
Een schutfijm is een film die op het adhesief is aangebracht en die verwijderd dient te worden teneinde het adhesief zijn adhesiekracht te kunnen laten uitvoeren. Dergelijke schutfilm wordt ook wel “release film” genoemd. De ondervloer en de één of meerdere vloerslementen, en ale mogelijke uitvoeringsvormen en mogelijke kenmerken, zijn deze die beschreven worden met betrekking tot het eerste en tweede aspect van de uitvinding. Het adhesief en de adhesieflaag volgens dit derde aspect van de uitvinding is deze zoals beschreven voor het eerste en tweede aspect van de uitvinding. Volgens een vierde aspect wordt er voorzien in een vloerbekleding omvattende a. een flexbsle ondervloer omvattende minstens een geschuimde polymeerlaag; b. één of meer rigide vloerslementen, elk vioerelement hebbende een gelaagde opbouw omvattende een uit polymeer gevormd kemlaag, waaraan of waarin eventueel een of meerdere versterkingsiagen zijn aangehecht of ingebed, en een afwerkingslaag op deze kerniaag, het totale oppervlaktegewicht van de één of meerdere versterkingslagen zijnde minstens 60 gram per m” vloerslement; c een adhesieflaag die de ondervloer en de één of meerdere vloerslementen aan elkaar verbindt Aspecten beschreven voor het eerste, tweede of derde aspect van de uitvinding zijn ook toepasselijk voor dit vierde aspect, tenzij technisch niet compatibel.
Meerdere vloerelementen zijn bij voorkeur naast elkaar liggende vloereiementen.
Het polymeer waaruit de kerniaag is gemaakt, kan bijvoorbeeld PVC, polypropyleen (PP) of polyethyleen (PE) zijn.
De vloerelementen kunnen rigide LVT vioerelementen zijn.
De onafhankelijke en afhankelijke conclusies geven specifieke en genrefereerde kenmerken van de uitvoeringsvormen van de uitvinding weer.
Kenmerken van de afhankeliike conclusies kunnen gecombineerd worden met kenmerken van de onafhankelijke en afhankelijke conclusies, of met kenmerken hierboven en/of hiema beschreven, en dit op om het even welke geschikte manier zoals duidelijk zou zijn voor sen vakman.
De bovengemelde en andere kenmerken, eigenschappen en voordelen van de onderhavige uitvinding zullen worden verduidelijkt met behulp van volgende voorbeelden van uitvoeringsvormen, eventueel in combinatie met de tekeningen.
De beschrijving van deze voorbeelden van uitvoeringsvormen is gegeven als verduidelijking, zonder de intentie de omvang van de uitvinding te beperken.
De referentieciifers in de hierna volgende beschrijving refereren naar de tekeningen.
Zelfde referentiecijfers in eventueel verschilende figuren refereren naar identieke of gelijkaardige elementen.
Korte beschrijving van de figuren Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, enkele = voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin: e Figuur 1 toont schematisch een ondervloer volgens de uitvinding.
Beschrijving van voorbeelden van uitvoeringsvormen De onderhavige uitvinding wordt hiema beschreven gebruik makende van specifieke uitvoeringsvormen.
Het moet opgemerkt dat de term “omvattende”, zoals bijvoorbeeld gebruikt in de conclusies, niet mag geïnterpreteerd worden in beperkende zin, beperkend tot de daama volgende elementen, kenmerken en/of stappen. De term "omvattende" sluit niet de aanwezigheid van andere elementen, kenmerken of stappen uit. Dus de omvang van een uildrukking "een voorwerp omvattende de elementen A en B”. is niet gelimiteerd tot een voorwerp dat enkel de elementen À en B bevat, De omvang van een uitdrukking "een methode omvattende de stappen A en 8”, is niet gelimiteerd tot een methode die enkel de stappen À en B beval. In het licht van de onderhavige uitvinding betekenen deze uitdrukkingen enkel dat de relevante slemenien respectievelijk stappen voor de uitvinding de elementen respectievelijk stappen A en B zijn.
In de hierna volgende specificatie wordt referentie gemaakt naar "een Uitvoeringsvorm” of "de uitvoeringsvorm”. Dergelijke referentie betekent dat een specifiek element of kenmerk, beschreven aan de hand van deze uitvoeringsvorm, is omvat in minstens deze ene uitvoeringsvorm.
Het voorkomen van de termen "in een uityvoeringsvorm” of "in de uitvoeringsvorm“ op verschilende plaatsen in deze beschrijving, refereert echter niet noodzakelijkerwijze naar dezelfde uitvoeringsvorm, hoewel het echter wel kan refereren naar een zelfde uitvoeringsvorm.
Voorts kunnen de eigenschappen of de kenmerken op om het even welke geschikte manier in een of meerdere uitvoeringsvormen worden gecombineerd, zoals duidelijk zou zijn voor de vakman.
Een dwarsdoorsnede van sen vloerbekleding 100 volgens de uitvinding is schematisch getoond in figuur 1.
De vloerbekleding 100 omvat een flexibele ondervloer 200 en enkele vinyl ofte PVC vloerslementen 300. In deze uitvoeringsvorm zijn twee naast elkaar gelegen vicersiementen 300 getoond. Als voorbeeld zijn deze vloerslementen dryback elementen.
De ondervloer 200 is voorzien van een eerste flexibel en geschuimde PVC laag 202, die aan een eerste zijde 212 voorzien is van de textiele versterkingslaag 230. De textiele versterkingsiaag 230 omvat een textielproduct 232 welk volledig is ingebed in de eerste PVC laag 202. Aan een eerste buitenzijde van de ondervloer is een laag adhesief 204 voorzien.
Aan de tweede, tegenovergestelde zijde 214, is de ondervloer voorzien van een nonwoven structuur 206. Deze nonwoven structuur 206 is deels ingebed in de eerste PVC laag 202. De zijde 214 is in contact met de vloer 400 waarop de bekleding is aangebracht.
Het adhesief 204 van de adhesieflaag is bijvoorbeeld een drukgevoelige lijm (pressure sensitive adhesive ofte PSA lijm) aangebracht in een hoeveelheid van 70 g/m? Als aiternatief kan een acrylaat adhesief gebruikt worden, bijvoorbeeld in een hoeveelheid van 30 g/m?. Als verder alternatief kan een lijm, bijvoorbeeld een acrylaat lijm, met oneindig lange open tijd gebruikt worden.
In de textiele versierkingsiaag 230 is een glasvezel nonwoven volledig ingebed in de eerste PVC laag 202. Dit glasvezelvlies heeft een dikte van 0.3mm en een oppervlaktegewicht van 35 g/m?
De eerste PVC laag 202 heeft een dikte van T van liefst tussen de 0.5 en 1.4 mm.
De PVC is gemaakt uit een emulsie polymerisatie van PVC met een K-waarde van tussen de 57 en 86. De vullingsgraad (dit is het gewicht van de vulstof ten opzichte van het gewicht van de gehele formulatie van het polymeer, desgevallend PVC, in hetwelke de vulstof zich bevindt) is tussen de 10 en 70%W, waarbij calciumcarbonaat als vulstof is gebruikt Er is 80 tot 120 phr weekmaker gebuikt, van het type DINP De densiteit van de eerste PC laag is om en bij de 850 kg/m. het opschuimen gebeurde met azodicarbonamide Het texiielproduct 206 hoeft niet, maer is bij voorkeur voorzien.
Het textieiproduct 206 is een spunbond of naaldvilt nonwoven bij voorkeur uit polyester, polyamide polyolefine of glasvezel, waarbij de dikte kan variëren tussen de 0.1mm en 1 mm, bijvoorbeeld 0.7 mm, en een oppervlaktegewicht tussen de 15 en 200 g/m° bij voorkeur wordt gekozen.
Het textielproduct is deels ingebed in de eerste PVC laag.
Als voorbeeld wordt gekozen voor een polyester naaldvilt met oppervlakte gewicht van 120 g/m?. Als alternatief wordt een polyester spunbond vlies gebruikt, met een dikte lussen de 0.1 en C.3mm en een oppervlaktegewicht van 20 g/m.
De afmeting van de onderlaag zijn bij voorkeur ongeveer één meter breedte en 6 tot 20 meter lengte. Typisch is deze onderlaag in opgerolde vorm beschikbaar gemaakt en dient deze uitgerold te worden op de te bekleden vloer 400, waarna de release film (niet getoond in figuur 1) dient te worden verwijderd en de vicerelementen te worden aangebracht.
De vakman begrijpt dat meerdere dergelijke onderlagen verder naast elkaar kunnen gelegd worden. De onderlagen zijn hier nog voorzien van hun release film. De onderlaag is aan een eerste rand voorzien is van een uitsparing aan de zijde waar het adhesief aanwezig is. De onderlaag is aan een tweede rand ‚ tegenovergesteld aan de eerste rand, voorzien is van sen uitsparing aan de zijde tegenover de zijde waar het adhesief aanwezig is De onderlaag is eveneens aan zijn corresponderende zijden van dergelijke uitsparingen voorzien.
Als de uitsparing aan de eerste zijde van een eerste onderlaag voor vloerbekleding in contact wordt gebracht met de uitsparing aan de tweede zijde van een tweede onderlaag voor vloerbekleding zijn de twee onderlagen voor vloerbekleding substantieel! coplanair en in he vlak gelegen.
De vloerelementen 300 in figuur 1 zijn dryback elementen. Bij voorbeeld zijn de getoonde vicereiementen 200 twee naast elkaar gelegen LVT elementen. het vloerslement omvat een {oplaag bestaande uit een PU laklaag (UV hardend) met een dikte van 10um, een hieronder gelegen slijtlaag met tussen de 30 en 38 phr weekmaker en zonder vulstoffen. Deze laag heeft een dikte tussen de 0.2 en 0.55mm. Verder omvat de toplaag een decoratieve laag zijnde een met een decor bedrukte PVC folie van met dikte 0.09mm. de PVC van deze folie omvat tussen de 10 en 15phr weekmaker en tot 15 %w vulstof.
Onder deze toplaag bevindt zich een PVC geëxtrudeerde laag PVC die een dikte heeft van tussen de 0.3 en 0.7mm.
De PVC omvat naast ongeveer 35 phr weekmaker, tot 75%w vulstof.
Onder deze laag, maar bovenop de verstekingsiaag, bevindt zich een laag rigide PVC met dikte van ongeveer 0.4 à 05 mm en omvattende PVC met ongeveer 10phr weekmaker en ongeveer 68% w vulstof.
Hierna volgen twee versterkingsiagen zijnde glasvezelvliezen met oppervlaktegewicht van ongeveer 60 g/m? die ingebed zijn in de verdere onderliggende rigide PVC lagen.
Deze onderliggende rigide PVC lagen Is verkregen door het samen persen onder temperatuursverhoging boven de glastransitietemperatuur van de PVC korrels.
De giasvezelviiezen werden in de verweekte PVC ingeduwd tijdens het vormen van de laag.
De samenstelling van de PVC korrels is naast PVC ongeveer 10phr weekmaker en tot 75%w vulstof; de verkregen laag heeft een dikte tussen de 3mm en À Z5mm. de twee glasvezelvliezen zijn tussen de 1.7 à 3mm uit elkaar verwijderd.
Dit vloerelement is een rigide LVT uitvoeringsvorm.
Het is duidelijk dat, hoewel de uivoeringsvormen en/of de materialen voor het verstrekken van uitvoeringsvormen volgens de onderhavige uitvinding zijn besproken, diverse wijzigingen of veranderingen kunnen worden aangebracht zonder af te wijken van het werkingsgebied en/of de geest van deze uitvinding.
De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen, doch kan volgens verschilende varianten worden gerealiseerd zonder bullen het kader van de huidige uitvinding te treden.

Claims (16)

Conciusies
1. Een vloerbekleding omvattende a. een flexibele ondervicer (200) omvattende minstens een geschuimde polymeerlaag (202); b. één of meer rigide LVT vloersiementen (300), eik vioerelement hebbende sen gelaagde opbouw omvattende een uit hard of semi-hard PVC gevormde kermlaag en een afwerkingslaag op deze kerniaag, waaraan of waarin optioneel één of meerdere versterkingslagen zijn aangehecht of ingebed; c. een adhesieflaag (204) die de ondervloer en de één of meerdere vloerslementen aan elkaar verbindt
2. Een vloerbekleding volgens conclusie 1, waarbij de ondervloer (200) in of op zijn geschuimde polymeerlaag (202) minstens één versterkingsiaag omvat.
3. Een vloerbekleding volgens conclusie 2, waarbij de minstens één versterkingslaag (204) van de ondervloer een glasvezelvlies of giasvezelweefsel is.
4. Een vloerbekleding volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de geschuimde polymeerlaag (202) van de ondervicer een polymeerlaag uit PVC, PU of PVB is.
5. Een vloerbekieding volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de ondervicer zijn geschuimde polymeerlaag (202) een PVC laag is.
6. Een vloerbekleding volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij één van de één of meerdere versterkingslagen van de vloerelementen in de kernlaag zijn ingebed...
7. Een vloerbekleding volgens Sen van de voorgaande conclusies, waarbij één van de één of meerdere versterkingslagen van de vloerelementen (300) tussen de kerniaag en de afwerkingslaag is gepositioneerd.
8. Een vloerbekleding volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de LVT vloerelementen (300) minstens twee versterkingsiagen omvat.
9. Een vloerbekleding volgens conclusie 8, waarbij één van de twee versterkingslaag is Ingebed in de kerniaag, en één versterkingslaag is tussen de kernlaag en de afwerkingslaag gepositioneerd .
10. Een vloerbekleding volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de vioerelementen minstens een eerste en een tweede versterkingsiaag omvatten, dewelke telkens een oppervlaktegewicht van minstens 15 g/m? heeft, en bij voorkeur telkens een oppervlaktegewicht van minstens 25 g/m? hebben.
11. Een vloerbekleding volgens éen van de voorgaande conclusies, waarbij de één of meerdere versterkingslagen van de vloerelementen (300) glasvezelviiezen of glasvezelweefsels zijn.
12. Een vloerbekleding volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de ondervicer één versterkingslaag omvat en waarbij elk van de minstens ene LVT vicerelementen(300) minstens éen versterkingslaag omvat.
13. Een vloerbekleding omvattende a. een flexibele ondervloer (200) omvattende minstens een geschuimde polymeeriaag (202), en minstens één versterkingslaag; b. één of meer naast elkaar liggende rigide LVT vloerslementen (300), elk vioerelement hebbende een gelaagde opbouw omvattende een kernlaag uit PVC, waaraan of waarin minstens een versterkingsiaag is aangehecht of ingebed, en een afwerkingslaag op deze kernlaag; ©. een adhesieflaag (204) die de ondervloer (200) en de één of meerdere vioersiementen aan elkaar verbindt waarvoor het totale oppervlaktegewicht van de versterkingsiagen van de ondervloer en het vloerelement minstens 65 gram per m? bedraagt.
14. Een set van onderdelen omvattende een ondervloer (200) en minstens een vloerelement (300), welke set van onderdelen geschikt is voor het maken van een vioerbekleding (100) volgens één van de voorgaande conclusies.
15. Een set van onderdelen volgens conclusie 14, waarbij de adhesieflaag aangebracht is aan de geschuimde polymeerlaag (202) van de ondervloer (200), en waarbij optioneel de adhesieflaag voorzien is van een schutfolie.
16. Een set van onderdelen volgens conclusie 14, waarbij de adhesieflaag aangebracht is aan een zijde van de LVT vioerelementen (300), en waarbij optioneel de adhesieflaag (204) voorzien is van een schutfolie).
BE20195675A 2019-10-10 2019-10-10 Een vloerbekleding BE1027640B1 (nl)

Priority Applications (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20195675A BE1027640B1 (nl) 2019-10-10 2019-10-10 Een vloerbekleding
US17/765,118 US20220403670A1 (en) 2019-10-10 2020-10-08 Floor covering and set of components for such a floor covering
EP20799823.8A EP4041966A1 (en) 2019-10-10 2020-10-08 Floor covering and set of components for such a floor covering
PCT/IB2020/059459 WO2021070105A1 (en) 2019-10-10 2020-10-08 Floor covering and set of components for such a floor covering

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20195675A BE1027640B1 (nl) 2019-10-10 2019-10-10 Een vloerbekleding

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1027640A1 BE1027640A1 (nl) 2021-05-05
BE1027640B1 true BE1027640B1 (nl) 2021-05-10

Family

ID=68426041

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE20195675A BE1027640B1 (nl) 2019-10-10 2019-10-10 Een vloerbekleding

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE1027640B1 (nl)

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5578363A (en) * 1992-07-23 1996-11-26 Armstrong World Industries, Inc. Floor covering underlayment
US20020081410A1 (en) * 2000-03-21 2002-06-27 Armstrong World Industries, Inc. Preglued underlayment composite and associated flooring installation system
US20140305057A1 (en) * 2011-05-16 2014-10-16 Craig Patrick Keane Luxury vinyl tile flooring system
EP3483358A1 (fr) * 2017-11-13 2019-05-15 Gerflor Panneau rigide pour la realisation d'un revetement de sol

Family Cites Families (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JP6043427B2 (ja) 2012-05-30 2016-12-14 アクゾ ノーベル ケミカルズ インターナショナル ベスローテン フエンノートシャップAkzo Nobel Chemicals International B.V. 微小球体

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5578363A (en) * 1992-07-23 1996-11-26 Armstrong World Industries, Inc. Floor covering underlayment
US20020081410A1 (en) * 2000-03-21 2002-06-27 Armstrong World Industries, Inc. Preglued underlayment composite and associated flooring installation system
US20140305057A1 (en) * 2011-05-16 2014-10-16 Craig Patrick Keane Luxury vinyl tile flooring system
EP3483358A1 (fr) * 2017-11-13 2019-05-15 Gerflor Panneau rigide pour la realisation d'un revetement de sol

Also Published As

Publication number Publication date
BE1027640A1 (nl) 2021-05-05

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1026702B1 (nl) Ondervloer
RU2509849C2 (ru) Съемное поверхностное покрытие
US20190323242A1 (en) Floor panel for forming a floor covering
US20220403670A1 (en) Floor covering and set of components for such a floor covering
US9415565B2 (en) Underlayment with of non-woven polyethylene mesh
KR20140045906A (ko) 개선된 바닥재용 지지층
BE1027640B1 (nl) Een vloerbekleding
US7608319B2 (en) Nonslip floor for heavy traffic and the process for the obtaining thereof
BE1027642B1 (nl) Een vloerbekleding
BE1027842A9 (nl) Methode voor het maken van wand- of vloerbekleding
JP2019120014A (ja) 内装シート、及びその製造方法
BE1027650B1 (nl) Een vloerbekleding
US20090029096A1 (en) Lay Flat Flooring Products and Methods
US20230007825A1 (en) Floor element
JP7282429B2 (ja) 硬質床材
EP3735348B1 (en) Underlay mat for floor coverings
KR20180077462A (ko) 내구성 및 시공성이 향상된 미끄럼방지용 바닥판재 및 이의 제조방법
RU2770579C1 (ru) Способы изготовления напольного покрытия
RU2820949C1 (ru) Элемент пола
US20200198304A1 (en) Multilayer structure for the creation of a multipurpose sports flooring
BE1027869B1 (nl) Polymeer vloerelement
BE1027843B1 (nl) Vloerelement
GB2595665A (en) Improvements in or relating to organic material
JPH0625328Y2 (ja) 内装材用下地材
EA045442B1 (ru) Половая панель и способ изготовления половой панели

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20210510

PD Change of ownership

Owner name: FLOORING INDUSTRIES LIMITED, SARL; LU

Free format text: DETAILS ASSIGNMENT: CHANGE OF OWNER(S), ASSIGNMENT; FORMER OWNER NAME: IVC BV

Effective date: 20210903

PD Change of ownership

Owner name: UNILIN BV; BE

Free format text: DETAILS ASSIGNMENT: CHANGE OF OWNER(S), ASSIGNMENT; FORMER OWNER NAME: IVC BV

Effective date: 20240320