BE1027640A1 - Een vloerbekleding - Google Patents

Een vloerbekleding Download PDF

Info

Publication number
BE1027640A1
BE1027640A1 BE20195675A BE201905675A BE1027640A1 BE 1027640 A1 BE1027640 A1 BE 1027640A1 BE 20195675 A BE20195675 A BE 20195675A BE 201905675 A BE201905675 A BE 201905675A BE 1027640 A1 BE1027640 A1 BE 1027640A1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
layer
floor
pvc
reinforcement
polymer
Prior art date
Application number
BE20195675A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1027640B1 (nl
Inventor
Lepeleer Els De
Vlassenrode Kristof Van
Original Assignee
Ivc Bv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Ivc Bv filed Critical Ivc Bv
Priority to BE20195675A priority Critical patent/BE1027640B1/nl
Priority to EP20799823.8A priority patent/EP4041966A1/en
Priority to US17/765,118 priority patent/US20220403670A1/en
Priority to PCT/IB2020/059459 priority patent/WO2021070105A1/en
Publication of BE1027640A1 publication Critical patent/BE1027640A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1027640B1 publication Critical patent/BE1027640B1/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04FFINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
    • E04F15/00Flooring
    • E04F15/02Flooring or floor layers composed of a number of similar elements
    • E04F15/10Flooring or floor layers composed of a number of similar elements of other materials, e.g. fibrous or chipped materials, organic plastics, magnesite tiles, hardboard, or with a top layer of other materials
    • E04F15/107Flooring or floor layers composed of a number of similar elements of other materials, e.g. fibrous or chipped materials, organic plastics, magnesite tiles, hardboard, or with a top layer of other materials composed of several layers, e.g. sandwich panels
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04FFINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
    • E04F15/00Flooring
    • E04F15/02Flooring or floor layers composed of a number of similar elements
    • E04F15/10Flooring or floor layers composed of a number of similar elements of other materials, e.g. fibrous or chipped materials, organic plastics, magnesite tiles, hardboard, or with a top layer of other materials
    • E04F15/105Flooring or floor layers composed of a number of similar elements of other materials, e.g. fibrous or chipped materials, organic plastics, magnesite tiles, hardboard, or with a top layer of other materials of organic plastics with or without reinforcements or filling materials
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04FFINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
    • E04F15/00Flooring
    • E04F15/18Separately-laid insulating layers; Other additional insulating measures; Floating floors
    • E04F15/182Underlayers coated with adhesive or mortar to receive the flooring

Abstract

Een vloerbekleding omvattende a. een flexibele ondervloer omvattende minstens een geschuimde polymeerlaag; b. één of meer rigide LVT vloerelementen, elk vloerelement hebbende een gelaagde opbouw omvattende een uit hard of semi-hard PVC gevormde kernlaag, waaraan of waarin optioneel één of meerdere versterkingslagen zijn aangehecht of ingebed; c. een adhesieflaag die de ondervloer en de één of meerdere vloerelementen aan elkaar verbind.

Description

EEN VLOERBEKLEDING Technisch gebied De huidige vinding heeft betrekking op vloerbekledingen, meer bepaald vloerbekledingen die minstens een rigide luxuary vinyl tile (LVT) vloerelement en een ondervloer omvatten.
Stand van de techniek Vloerbekledingen omvattende rigide LVT zijn gekend.
Vloeren opgebouwd uit dergelijke LVT elementen hebben vaak te lijden onder hinderend geluid bij belopen.
Samenvatting van de uitvinding Het is een doelstelling van de uitvinding om een vloerbekleding te voorzien die minder onderhevig zijn aan geluid bij beloping.
Een vloerbekleding volgens een eerste aspect van de uitvinding omvat a. een flexibele ondervloer omvattende minstens een geschuimde polymeerlaag;
b. één of meer rigide LVT vloerelementen, elk vloerelement hebbende een gelaagde opbouw omvattende een uit hard of semi-hard PVC gevormde kernlaag, waaraan of waarin optioneel één of meerdere versterkingslagen zijn aangehecht of ingebed;
c. een adhesieflaag die de ondervloer en de één of meerdere vloerelementen aan elkaar verbind.
Volgens sommige uitvoeringsvormen, wanneer meer dan één rigide LVT vloerelement is omvat in de vloerbekleding, zijn de rigide LVT vloerelementen bij voorkeur naast elkaar liggende vloerelementen.
De rigide vloerelementen kunnen voorzien zijn aan één of meerdere zijden van een koppelmiddel om twee vloerelementen aan elkaar te koppelen.
Dit koppelmiddel kan eender welk koppelmiddel zijn zoals gekend in de stand van de techniek, bijvoorbeeld tand-en-groef koppelmiddelen, koppelmiddelen omvattende kliksystemen, koppelmiddelen omvattende fall-down systemen, koppelmiddelen omvattende wentelprofielen, en gelijkaardige.
Volgens sommige uitvoeringsvormen kan het totale oppervlaktegewicht van de één of meerdere versterkingslagen van de vloerelementen minstens 60 g/m°, bijvoorbeeld minstens 80 gram per m° vloerelement zijn, meer bij voorkeur minstens 100 g/m2.
In het kader van deze uitvinding betekent flexibel dat de producten, wanneer een strook product aan één zijde geklemd is en aan de andere tegenovergestelde zijde vrij kan hangen, zal doorhangen onder hun eigen gewicht. Flexibel betekent dan ook dat een product meer dan 35 centimeters per meter overstekende lengte zal doorhangen onder eigen gewicht. Bij voorkeur zal een product meer dan 40 centimeters per meter overstekende lengte doorhangen onder eigen gewicht, zoals meer dan 50 centimeter per meter overstekende lengte. Rigide ofte stijf betekent anderzijds dat een product minder dan 35 centimeters per meter overstekende lengte zal doorhangen onder eigen gewicht.
De ondervloer is bij voorkeur in zijn geheel flexibel. De minstens ene geschuimde polymeerlaag is bij voorkeur flexibel.
Ondervloeren zijn ook wel gekend als onderlagen voor vloerbekleding.
De laag adhesief, ook wel adhesielaag of adhesieflaag, dient voor het verkleven van de vloerelementen op de ondervloer.
Volgens sommige uitvoeringsvormen kan de laag adhesief zich aan een eerste zijde van de eerste polymeerlaag bevinden. Volgens sommige uitvoeringsvormen kan aan de tweede zijde van de eerste polymeerlaag een vezellaag zijn aangebracht.
Deze vezellaag kan een nonwoven zijn, bijvoorbeeld een spunbond of naaldvilt nonwoven. De vezellaag wordt bij voorkeur uitgevoerd uit polyester, polyamide of polyolefine vezels, of glasvezel. De vezellaag kan een dikte hebben die bij voorkeur varieert tussen de 0.1 en 1 mm, zoals bij voorbeeld 0.7mm. Bijvoorbeeld is dit een nonwoven, bijvoorbeeld genaaldvilte polyestervezellaag, met een oppervlaktegewicht tussen de 50 en 200 g/m?, bijvoorbeeld tussen de 100 en 150 g/m°, e.g. ongeveer 120 — g/m°. Bij voorkeur is dit een spunbond polyester, bijvoorbeeld een spunbond polyester met een dikte tussen de 0.1 en 03mm. Deze spunbond polyester kan een oppervlaktegewicht hebben van tussen de 10 en 30 g/m°, bijvoorbeeld 20 g/m2.
De vezellaag kan aan de polymeerlaag gehecht zijn met behulp van adhesief, of kan in het polymere materiaal al of niet deels ingebed zijn tijdens de productie, zodat het polymeer deels in het vezellaag is ingedrongen. Het polymere materiaal kan tot over halfweg de dikte van de vezellaag, bijvoorbeeld tot 0.5mm diep ingedrongen zijn. Volgens sommige uitvoeringsvormen kan de ondervloer in of op zijn geschuimde polymeerlaag minstens één versterkingslaag omvatten.
Het kan zich op de polymeerlaag bevinden of aan het oppervlakte geïmpregneerd zijn in de polymeerlaag. Volgens andere uitvoeringsvormen kan de minstens éne versterkingslaag ingebed zijn in de polymeerlaag, al of niet halfweg de dikte van de polymeerlaag. In dat geval is de versterkingslaag bij voorkeur geheel geïmpregneerd in het polymeer van de polymeerlaag. De minstens éne versterkingslaag kan zich tussen de geschuimde polymeerlaag en de adhesieflaag bevinden in geval de adhesieflaag op de ondervloer is aangebracht. Volgens sommige uitvoeringsvormen kan de minstens één versterkingslaag van de ondervloer een glasvezelvlies of glasvezelweefsel zijn. De minstens éne versterkingslaag is bij voorkeur een textiele versterkingslaag. Deze textiele laag omvat bij voorkeur een glasvezeltextiel, bijvoorbeeld een nonwoven glasvezeltextiel of een geweven glasvezeltextiel. Dit glasvezeltextiel heeft bij voorkeur een oppervlaktegewicht van 15 tot 80 g/m?, zoals van 25 tot 55 g/m?, zoals van 35 tot 65 g/m? of van 25 tot 40 g/m?. Een geweven glasvezeltextiel heeft bij voorkeur een open structuur, bijvoorbeeld een gaasstructuur of gaasweefsel. Bij voorkeur kan de open ruimte tussen opeenvolgende ketting- of inslaggarens tussen de 1 mm en 1 cm liggen. De polymeer geïmpregneerde textiele versterkingslaag heeft bij voorkeur een dikte van tussen de 0.2 en 0.5 mm, meer bij voorkeur tussen de 0.3 en 0.4 mm. In geval de laag adhesief aan de ondervloer is aangebracht, kan volgens sommige uitvoeringsvormen tussen de eerste polymeerlaag en de laag adhesief, zich deze textiele versterkingslaag bevinden.
Volgens sommige uitvoeringsvormen kan de textiele versterkingslaag een textielproduct omvatten welk zich aan de oppervlakte van de eerste polymeerlaag bevindt.
Volgens sommige uitvoeringsvormen kan de textiele versterkingslaag een textielproduct omvatten welk geheel of deels is ingebed in de eerste polymeerlaag.
Geheel ingebed betekent dat het polymere materiaal van de eerste polymeerlaag volledig doorheen het textielproduct is doorgedrongen, dit is vanaf de eerste zijde van het textielproduct welke georiënteerd is naar de eerste polymeerlaag, tot aan en eventueel voorbij de tegenovergestelde zijde van het textielproduct, welke is afgekeerd van de eerste polymeerlaag.
Deels ingebed betekent dat het polymere materiaal van de eerste polymeerlaag slechts is doorgedrongen tot op een zekere diepte van het textielproduct, dit is vanaf de eerste zijde van het textielproduct welke georiënteerd is naar de eerste polymeerlaag, in de richting van maar niet tot aan de tegenovergestelde zijde van het textielproduct, welke is afgekeerd van de eerste polymeerlaag.
Volgens sommige uitvoeringsvormen kan de textiele versterkingslaag een textielproduct omvatten welk met polymeer is geïmpregneerd.
Tussen de eerste polymeerlaag en de laag adhesief, of op de eerste polymeerlaag, kan zich dus een met polymeer geïmpregneerde textiele versterkingslaag bevinden.
Volgens sommige uitvoeringsvormen kan de polymeer geïmpregneerde textiele versterkingslaag in contact zijn met de eerste zijde van de eerste polymeerlaag.
Volgens sommige uitvoeringsvormen kan de geschuimde polymeerlaag van de ondervloer een polymeerlaag uit PVC, PU of PVB zijn.
PU verwijst naar polyurethaan.
PVB verwijst naar polyvinylbutyral.
Volgens sommige uitvoeringsvormen kan de ondervloer zijn geschuimde polymeerlaag een PVC laag zijn.
PVC verwijst naar polyvinyl chloride of een copolymeer van vinyl chloride en vinyl acetaat.
Bij voorkeur is deze PVC polymeerlaag uit PVC plastisol vervaardigd, nog meer bij voorkeur vervaardigd uit zacht PVC.
In een alternatief is deze PVC polymeerlaag geëxtrudeerd. Het PVC heeft bij voorkeur een densiteit van 200 tot 1200 kg/m?, zoals van 300 tot 700 kg/m°.
In geval de eerste polymeerlaag een PVC laag is, en er een polymeer geïmpregneerde 5 textiele versterkingslaag wordt voorzien, is bij voorkeur de polymeer geïmpregneerde textiele versterkingslaag een met PVC geïmpregneerde textiele laag. Hierbij wordt bij voorkeur zacht PVC gebruikt, dit is PVC met minstens 40 phr weekmaker bijvoorbeeld ftalaat.
Bij voorkeur is de eerste geschuimde PVC polymeerlaag uit PVC plastisol vervaardigd, nog meer bij voorkeur vervaardigd uit zacht PVC. Deze PVC laag in geschuimde vorm, kan bij voorkeur een dikte hebben van tussen de 0.3 en 1.6 mm, zoals tussen de 0.6 en
1.4mm. Met zacht PVC wordt hier bedoeld PVC met minstens 40 phr aan weekmaker.
Binnen het kader van deze uitvinding wordt met phr bedoeld “parts per houndred resin”, dit is de hoeveelheid gewichtsdelen van de component per honderd gewichtsdelen polymeer, in dit geval per honderd gewichtsdelen PVC.
Verder binnen het kader van deze uitvinding wordt met zachte PVC bedoeld PVC die 40 of meer dan 40 phr weekmakers omvat. Met semi-harde of semi-zachte PVC wordt bedoeld PVC die tussen de 10 en 40 phr weekmakers omvat, daar waar harde PVC minder dan of juist 10 phr omvat.
In geval de ondervloer meer dan één versterkingslaag omvat, kan één versterkingslaag zich op de geschuimde polymeerlaag of tussen de geschuimde polymeerlaag en de adhesieflaag bevinden (in geval de adhesieflaag op de ondervloer is aangebracht), of kan aan het oppervlakte geïmpregneerd zijn in de polymeerlaag, terwijl een tweede versterkingslaag geheel of deels geïmpregneerd in het polymeer van de polymeerlaag, al of niet centrisch in de polymeerlaag. De verdere versterkingslagen kunnen versterkingslagen zijn zoals beschreven voor de eerste versterkingslaag.
In geval er een textiele versterkingslaag aanwezig is dewelke een textielproduct omvat welk geheel of deels is ingebed in de eerste polymeerlaag, kan een tweede laag polymeer zich op deze textiele versterkingslaag bevinden of tussen de adhesieflaag en deze textiele versterkingslaag bevinden. Bij voorkeur is het polymeer van deze tweede polymeerlaag gelijk aan het polymeer van de eerste polymeerlaag.
Volgens sommige uitvoeringsvormen kan de tweede polymeerlaag een tweede PVC laag zijn, zeker in geval de eerste polymeerlaag een PVC laag is. Bij voorkeur is de tweede polymeerlaag uit PVC vervaardigd, meer bepaald uit PVC plastisol, nog meer bij voorkeur vervaardigd uit zacht PVC, nog bij voorkeur geschuimd PVC. Deze tweede polymeerlaag in geschuimde of niet geschuimde vorm, kan een dikte hebben van tussen de 0.1 en 1.3 mm, zoals tussen de 0.3 en 0.7 mm. In niet geschuimde vorm geniet een dikte van 0.15 tot 0.25 mm de voorkeur. Volgens nog verdere uitvoeringsvormen kan de ondervloer een tweede textiele versterkingslaag omvatten dewelke een textielproduct omvat. Deze tweede textiele versterkingslaag kan bijvoorbeeld ingebed zitten in de diepte van de eerste, geschuimde polymeerlaag, bijvoorbeeld doch niet noodzakelijk goed halfweg de dikte van deze eerste polymeerlaag. Dergelijke ingebedde tweede textiele versterkingslaag kan bekomen worden tijdens het proces voor het maken van de eerste, eventueel flexibele, geschuimde polymeerlaag, waarbij een eerste sublaag van al of niet geschuimd polymeer wordt voorzien, waarop de textiele versterkingsmateriaal wordt gelegd en eventueel geheel of deels ingebed wordt, en waarna er een tweede sublaag van al of niet geschuimd polymeer wordt voorzien. In geval dit in ongeschuimde vorm gebeurd, wordt er tijdens de verdere productiestappen nog opgeschuimd. In geval de ondervloer een tweede polymeerlaag omvat, bijvoorbeeld een tweede PVC laag, dan kan deze tweede textiele versterkingslaag gepositioneerd worden tussen de tweede polymere laag en de adhesieflaag. Deze textiele laag omvat bij voorkeur een glasvezeltextiel, bijvoorbeeld een nonwoven glasvezeltextiel of een geweven glasvezeltextiel. Dit glasvezeltextiel heeft bij voorkeur een oppervlaktegewicht van 15 tot 80, zoals van 25 tot 55 g/m?. Ze kan doch hoeft niet — noodzakelijkerwijs gelijk te zijn aan de textiele laag van de eerste versterkingslaag. Volgens sommige uitvoeringsvormen kan de eerste en eventueel verdere polymeerlaag weekmakers omvatten in een hoeveelheid van 15 tot 120 phr. In geval van een tweede PVC laag, kan het polymeer materiaal van deze tweede polymeerlaag weekmakers omvatten in een hoeveelheid van 15 tot 120 phr. Bij voorkeur omvat het polymeer materiaal van de eerste en/of desgevallend de tweede polymeerlaag 20 tot 100 phr weekmakers.
In het algemeen in het kader van deze uitvinding zijn weekmakers onder andere esters van carbonzuren (bijvoorbeeld esters van ftaalzuur, iso- of tereftaalzuur, trimelietzuur en adipinezuur) , bijvoorbeeld diisononylftalaat (DINP), dioctyl tereftalaat (DOTP), di- isononyl-1,2-cyclohexaandicarboxylaat (DINCH), esters van fosforzuur, bijvoorbeeld triaryl- of trialkylarylfosfaten, bijvoorbeeld tricresylfosfaat, al of niet gechloreerde koolwaterstoffen, ethers, polyesters, polyglycolen, sulfonamides, of combinaties van deze.
De polymeer van de eerste en/of desgevallend tweede polymeerlaag kan vulstoffen omvatten tussen 10 en 70 %w. Vulstoffen kunnen onder andere glasvezels, calciumhydroxide (gebluste kalk), calciumcarbonaat en calciumwaterstofcarbonaat, en/of CaMg(CO:3)2 , talk, of ook lichtgewicht vulstoffen zoals holle microsfeertjes (Expancel) zijn. Het bovengemelde gewichtspercent (%w) wordt uitgedrukt als het gewicht van de vulstof ten opzichte van het gewicht van het polymeer, desgevallend PVC, in hetwelke de vulstof zich bevindt.
Verder kan in het polymeer van de eerste en/of desgevallend tweede polymeerlaag additieven omvatten zoals pigmenten en kleurstoffen, bewaarmiddelen, anti-fungi, thermische stabilisatoren, UV-stabilisatoren, blaasmiddelen, viscositeitsregelaars, en dergelijk.
Het polymeer van de eerste en/of tweede polymeerlaag kan een geëxtrudeerde polymeerlaag zijn, of een combinatie van verschillende al of niet geco-extrudeerde polymere lagen. In geval het polymeer PVC is, kan de eerste en/of de tweede PVC laag gevormd zijn uit één of meerdere lagen PVC plastisol via een coatingproces.
Een tweede polymeerlaag, bij voorkeur PVC laag, kan waterdicht zijn.
Het polymeer van de eerste, eventueel flexibele, laag polymeer is geschuimd. Het polymeer van de tweede, eventueel flexibele, laag poymeer kan ook geschuimd zijn. Met een geschuimde laag wordt een laag bedoeld die holle ruimtes bevat, bij voorkeur In een hoeveelheid dat de densiteit van het materiaal met minstens 10%, en bij voorkeur zelfs minstens 25% is verminderd ten opzichte van het gewicht van een gelijk volume thermoplastisch materiaal zonder holle ruimtes. Bij voorkeur betreft het zogenaamde “closed cell” schuim. Met niet-geschuimde laag wordt een laag bedoeld zonder holle ruimtes, of, althans toch hoogstens met een aandeel holle ruimtes zodanig dat de densiteit van het materiaal niet, of niet meer dan 10%, verminderd, en bij voorkeur zelfs niet meer dan 2%. Het polymeer van de eerste en/of tweede geschuimde polymeerlaag heeft bij voorkeur een densiteit van 200 tot 1200 kg/m3, zoals van 300 tot 700 kg/m°. Dit is in bijzonder het geval indien het polymeer PVC is. Het polymeer kan chemisch of mechanisch geschuimd zijn. Volgens een eerste mogelijkheid is de geschuimde laag minstens door middel van een mechanisch schuimingsproces bekomen. Hiermee wordt bedoeld dat in de betreffende laag holtes worden gevormd door het thermoplastisch materiaal weg te duwen en te vervangen door een gas(bijvoorbeeld lucht), vaak onder invloed van een mechanische actie of door inblazen van een gas (bijvoorbeeld lucht) onder druk. Of het kan verkregen worden door het gebruik van expanderende korrels in een polymere laag.
Volgens een tweede mogelijkheid is de geschuimde laag minstens door middel van een chemisch schuimingsproces bekomen. Hiermee wordt bedoeld dat in de betreffende laag holtes worden gevormd door middel van een gasvormig reactieproduct. Er kan bijvoorbeeld gebruik gemaakt worden van azodicarbonamide. Deze stof heeft bij opwarming stikstofgas vrij dat in de vorm van bellen in de geschuimde laag aanwezig blijft. Volgens een derde mogelijkheid is de geschuimde laag minstens door middel van vulmiddelen bekomen, waarbij deze vulmiddelen op zich één of meerdere holtes omvatten. Hierbij kan bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt van de geëxpandeerde toestand van de eerder al vermelde microsferen. Meer speciaal kan gebruik gemaakt worden van de microsferen bekend uit WO 2013/178561.
Volgens sommige uitvoeringsvormen kan de ondervloer een dikte hebben tussen 1.25 en 2.5 mm. Bij voorkeur heeft de ondervloer een dikte tussen de 1.4 en 2.2 mm, bijvoorbeeld tussen de 1.7 en 1.9 mm. Bij voorkeur heeft de ondervloer een densiteit tussen de 400 en 1800 g/m°, zoals tussen de 600 en 1200 kg/m°. Volgens sommige uitvoeringsvormen kan de ondervloer een “punctual conformability” hebben die groter is dan 0.5. De “punctual conformability” ofte PC wordt bepaald door CEN/TS 16354:2013 en wordt berekend met de formule PC = (100-shoreA)/thickness waarbij “thickness” de dikte van het de ondervloer is en deze dikte wordt gesteld op
2.5mm in geval de effectieve dikte van de ondervloer kleiner is dan 2.5mm. conform de norm wordt de shoreA gemeten op de onderzijde van de ondervloer Volgens sommige uitvoeringsvormen kan het adhesief een adhesief zijn gekozen uit de groep die bestaat uit PSA adhesieven en acrylaat adhesieven. PSA adhesieven zijn “pressure sensitive adhesives”. Volgens sommige uitvoeringsvormen kan het adhesief aanwezig zijn in een hoeveelheid van 5 tot 90 g/m°. Bij voorkeur is het adhesief aanwezig in een hoeveelheid van 25 tot 75 g/m2. Het adhesief kan aan de onderzijde van de vloerelementen worden voorzien, of aan de bovenzijde van de ondervloer. In het geval het adhesief aan de bovenzijde van de ondervloer wordt voorzien kan volgens uitvoeringsvormen er onder de adhesief een waterdichte folie worden voorzien, bijvoorbeeld een polymeerfolie, zoals een PET folie. Deze folie bevindt zich bij voorkeur tussen de adhesieflaag en de eerstvolgende laag van de ondervloer. Deze polymeerfolie kan bijvoorbeeld aan de eerstvolgende laag van de ondervloer gelijmd zijn met een verdere adhesieflaag. Volgens sommige uitvoeringsvormen kan de onderlaag aan een eerste rand voorzien zijn van een uitsparing aan de zijde waar het adhesief aanwezig is, en waarbij de onderlaag aan een tweede rand, tegenovergesteld aan de eerste rand, voorzien is van een uitsparing aan de zijde tegenover de zijde waar het adhesief aanwezig is, zodanig dat in geval de uitsparing aan de eerste zijde van een eerste onderlaag voor vloerbekleding in contact wordt gebracht met de uitsparing aan de tweede zijde van een tweede onderlaag voor vloerbekleding, de twee onderlagen voor vloerbekleding substantieel coplanair zijn.
Bij voorkeur is de ondervloer opgebouwd uit één of meerdere stroken ondervloer, bijvoorbeeld stroken met een breedte tussen de 0.5 en 2 m.
Teneinde te voorzien in dergelijke stroken, kunnen rollen ondervloer voorzien worden.
Dergelijke rollen kunnen een lengte hebben tot 10 meter, zelfs tot 15 meter.
Bij voorkeur hebben de rollen een lengte tussen de 5 en 10 meter, bijvoorbeeld 5, 6, 7, 8, 9 of 10 meter.
Om een strook ondervloer te voorzien, wordt een rol afgerold en op lengte afgesneden, waarna en verdere, naastliggende strook op gelijkaardige wijze wordt voorzien.
De zijkanten worden bij voorkeur nauw aansluitend bij elkaar gelegd.
Een ondervloer volgens het eerste aspect van de uitvinding, heeft als voordeel dat de ondervloeren substantieel volledig recyclebaar zijn en/of bovengemiddeld stabiel zijn en/of goed bestand zijn tegen restindruk en/of een verbetering van de akoestische eigenschappen van de erop liggende vloerbekleding kan veroorzaken.
De ondervloeren volgens de uitvinding kunne een grotere vlakheid vertonen dan de gekende ondervloeren.
De ondervloeren kunnen bijdragen aan een betere akoestische performante van de vloer, dit is een grotere geluidsdemping.
De ondervloeren volgens de uitvinding vertonen ook een betere waterbestendigheid ter hoogte van de voegen tussen twee op elkaar aansluitende ondervloeren.
Bij voorkeur is het polymeer van de eerste en desgevallend de tweede polymeerlaag zacht polymeer.
Binnen het kader van deze uitvinding wordt met zachte polymeer bedoeld polymeer dat 40 of meer dan 40 phr weekmakers omvat.
Met semi-hard of semi-zacht polymeer wordt bedoeld polymeer die tussen de 10 en 40 phr weekmakers omvat, daar waar hard polymeer minder dan of juist 10 phr omvat.
Il BE2019/5675 Verder kan in het polymeer additieven omvatten zoals pigmenten en kleurstoffen, bewaarmiddelen, anti-fungi, thermische stabilisatoren, UV-stabilisatoren, blaasmiddelen, viscositeitsregelaars, en dergelijk.
De vloerbekleding volgens de vinding omvat verder minstens één rigide LVT vloerelement. PVC voor de LVT vloerelementen is typisch polyvinyl chloride of een copolymeer van vinyl chloride en vinyl acetaat.
De één of meer naast elkaar liggende rigide LVT vloerelementen hebben elk een gelaagde opbouw omvattende een kernlaag uit harde of semi-harde PVC, en een afwerkingslaag of toplaag. Luxuary vinyl tiles ofte “LVT” zijn PVC vloerelementen die uit een gelaagde structuur bestaan. Ze omvatten een toplaag die op zich ook gelaagd is en typisch een decoratieve laag omvat, op dewelke een slijtlaag en eventueel een coating is aangebracht. De decoratieve laag kan een PVC laag zijn, eventueel een folie, die voorzien is van een decor. De decoratieve laag, bijvoorbeeld folies, met dikte tussen de 0.08mm en 0.3mm uit zachte of semi-harde PVC of harde PVC zijn dergelijke decoratieve lagen. In geval van dunnere decoratieve lagen (met diktes tot ongeveer 0.15mm), wordt eerder semi- harde PVC gebruikt met relatief weinig vulstoffen (tot 25% w tov totale PVC), daar waar voor dikkere lagen, bijvoorbeeld folies, (boven de 0.15mm) eerder zachte PVC wordt gebruikt met vulstoffen tot 150 phr Dunnere decoratieve lagen zijn bij voorkeur PVC folies, daar waar dikkere decoratieve lagen eerder emulsie- of (micro-) suspensiepolymerisatielagen worden gebruikt.
De slijtlaag is typisch een harde of semi harde transparante PVC laag met dikte tussen de 0.15mm en 1mm (bijvoorbeeld tussen 0.2mm en 0.55mm) en eventueel voorzien van slijtpartikels, bijvoorbeeld Al2O:- partikels. Weekmakers tot 40 phr worden voorzien in deze PVC. Voorkeursbereiken voor weekmakers is minder dan 40 phr, meer bij voorkeur 25 tot 35 phr. De PVC is typisch vrij van vulstoffen. De laag kan aangeleverd worden als folie of als emulsie- of (micro-) suspensiepolymerisatielagen, door kalanderen of als plastisol laag.
Op deze slijtlaag kan een coating worden voorzien, bijvoorbeeld een PU laag, bijvoorbeeld een UV uithardende PU laag. De dikte kan tot 20, zelfs tot 30um oplopen, maar is bij voorkeur ongeveer 10um dik.
Deze PVC vloerelementen omvatten onder de toplaag een kernlaag, ook wel substraat genoemd. In het kader van deze uitvinding betekent flexibel en rigide ook hier dat de vloerelementen, wanneer een strook product aan één zijde geklemd is en aan de andere tegenovergestelde zijde vrij kan hangen, al of niet veel zal doorhangen onder hun eigen gewicht. Flexibel betekent dan ook dat een product meer dan 35 centimeters per meter overstekende lengte zal doorhangen onder eigen gewicht. Bij voorkeur zal een product meer dan 40 centimeters per meter overstekende lengte doorhangen onder eigen gewicht, zoals meer dan 50 centimeter per meter overstekende lengte. Rigide ofte stijf betekent dan ook dat een product minder dan 35 centimeters per meter overstekende lengte zal doorhangen onder eigen gewicht.
Voor rigide LVT vloerelementen, zal de kernlaag voornamelijk harde of semi-zachte PVC omvatten. De kernlaag kan één of meerdere, bijvoorbeeld twee, versterkingslagen omvatten die op of tussen de harde of semi-zachte PVC laag of -lagen ingebed zit. De versterkingslaag of -lagen omvat een vezelvlies, veelal een glasvezelvlies, in hetwelk de harde of semi-harde PVC deels of geheel is geïmpregneerd. Glasvezelvliezen met een oppervlaktegewicht tussen de 25 en 150 g/m? kunnen gebruikt-worden, bijvoorbeeld vliezen met een oppervlaktegewicht tussen de 30 en 75 g/m2.
Volgens de uitvinding is het totale oppervlaktegewicht van de één of meerdere versterkingslagen minstens 60 g/m°, bij voorkeur minstens 80 gram per m? vloerelement zijn, meer bij voorkeur minstens 100 g/m2.
De kernlaag omvat harde of semi-harde PVC, die in totaal tussen de 2mm en 6mm dik is, bijvoorbeeld tussen de 3mm en 4.5mm, in of aan dewelke de versterkingslagen zijn ingewerkt. Zo kan bijvoorbeeld één van de versterkingslagen de onderzijde van het vloerelement voorzien.
Een deel van de PVC kan aanwezig zijn in de kernlaag boven het bovenste van de één of meerdere glasvezelvliezen. De dikte van deze PVC laag boven het bovenste van de één of meerdere glasvezelvliezen kan tussen de 0.3mm en 0.7mm zijn. De dikte van de PVC laag tussen het bovenste en onderste glasvezelvlies, in geval meerdere glasvezelvliezen worden voorzien, kan variëren tussen bijvoorbeeld 2 en 4 mm. Een deel van de PVC kan aanwezig zijn in de kernlaag onder het onderste van de één of meerdere glasvezelvliezen. De dikte van deze PVC laag onder het onderste van de één of meerdere glasvezelvliezen kan tussen de 0.3mm en 0.7mm zijn. In geval één versterkingslaag wordt voorzien, kan deze laag centrisch of excentrisch van de laag harde of semi-harde PVC zitten. De harde of semi-harde PVC omvat bij voorkeur tot 15phr weekmaker, liefst tussen de 7 en 10 phr. De harde of semiharde PVC omvat bij voorkeur tot 70%w vulstoffen (tov volledige gewicht van de PVC compositie).
Aan de zijde van de kernlaag die de toplaag contacteert, kan verder nog een laag zachte of semi-harde PVC aanwezig zijn, -bij voorkeur met een dikte tussen de 0.25 en 0.75 mm, zoals bijvoorbeeld tussen de 0.35mm en 0.55mm. Deze PVC omvat bij voorkeur meer dan 30 phr weekmaker (bijvoorbeeld tussen de 30 en 50 phr weekmaker) en kan meer dan 50%w vulstoffen omvatten. De dikte van deze laag kan variëren tussen de 0.3 en 1mm, bijvoorbeeld tussen de 0.35mm en 0.75 mm.
Rigide LVT vloerelementen hebben veelal een beperkte oppervlakteafmeting. Ze kunnen worden uitgevoerd als “planken” , zijnde bij voorkeur rechthoekige oppervlakten met een breedte tussen de 8 en 50 cm en lengte tussen de 50 en 200 cm, bij voorkeur tussen 1.0 en 1.2 m lang en tussen de 0.12 en 0.23 m breed.
De verschillende lagen kunnen vervaardigd worden door middel van PVC plastisol. In alternatieve vorm zijn de lagen geëxtrudeerde PVC lagen, of zijn ze gevormd door het aan elkaar smelten van PVC partikels of zijn gevormd door kalanderen.
De al of niet geheel geïmpregneerde versterkingslaag in de rigide LVT vloerelementen kan een textiele versterkingslaag zijn. Deze textiele laag omvat bij voorkeur een glasvezeltextiel, bijvoorbeeld een nonwoven glasvezeltextiel of een geweven glasvezeltextiel. Dit glasvezeltextiel heeft bij voorkeur een oppervlaktegewicht van 15 tot 80, zoals van 25 tot 55 g/m?2. Het LVT vloerelement kan meerdere dergelijke versterkingslagen, bijvoorbeeld textiele versterkingslagen omvatten, zodat de totale som van de oppervlaktegewichten van deze versterkingslagen meer dan 65 g/m? is.
Bij voorkeur heeft een geweven glasvezeltextiel een open structuur, bijvoorbeeld een gaasstructuur of gaasweefsel. Bij voorkeur kan de open ruimte tussen opeenvolgende ketting- of inslaggarens tussen de 1 mm en 1 cm liggen.
Rigide LVT vloerelementen hebben veelal een beperkte oppervlakteafmeting. Ze kunnen worden uitgevoerd als “planken” , zijnde bij voorkeur rechthoekige oppervlakten met een breedte tussen de 8 en 50 cm en lengte tussen de 50 en 200 cm.
De verschillende lagen kunnen vervaardigd worden door middel van PVC plastisol. In alternatieve vorm zijn de lagen geëxtrudeerde PVC lagen, of zijn ze gevormd door het aan elkaar smelten van PVC partikels of via kalanderen of extrusie.
De vloerelementen kunnen aan hun bovenzijde voorzien zijn van een reliëf hetwelk er ingeperst kan worden tijdens productie via embossing.
Volgens de uitvinding omvatten de één of meerdere rigide LVT elementen eventueel minstens één, doch mogelijks twee of meer versterkingslagen.
Volgens sommige uitvoeringsvormen kan één van de minstens één versterkingslaag in de kernlaag ingebed zijn.
Volgens sommige uitvoeringsvormen kan één van de minstens één versterkingslaag tussen de kernlaag en de afwerkingslaag gepositioneerd zijn.
Volgens sommige uitvoeringsvormen kunnen de LVT vloerelementen minstens twee versterkingslagen omvatten.
Volgens sommige uitvoeringsvormen kan één van de twee versterkingslaag ingebed zijn in de kernlaag, en één versterkingslaag is tussen de kernlaag en de afwerkingslaag gepositioneerd .
Volgens sommige uitvoeringsvormen kan de minstens één versterkingslaag van de vloerelementen een eerste en een tweede versterkingslaag omvatten, dewelke telkens een oppervlaktegewicht van minstens 15 g/m? heeft, en bij voorkeur telkens een oppervlaktegewicht van minstens 25 g/m? hebben.
Volgens sommige uitvoeringsvormen kan de één of meerdere versterkingslagen van de vloerelementen glasvezelvliezen of glasvezelweefsels zijn.
Volgens sommige uitvoeringsvormen kan het LVT vloerelement geen versterkingslaag omvatten. Bij voorkeur wort dit LVT vloerelement verkregen via extrusie.
Volgens sommige uitvoeringsvormen kan de ondervloer één versterkingslaag omvatten en waarbij elk van de minstens ene LVT vloerelementen minstens één versterkingslaag omvat.
Een vloerbekleding volgens een tweede aspect van de uitvinding omvat a. een flexibele ondervloer omvattende minstens een geschuimde polymeerlaag, en minstens één versterkingslaag; b. één of meer naast elkaar liggende rigide LVT vloerelementen, elk vloerelement hebbende een gelaagde opbouw omvattende een kernlaag uit PVC, waaraan of waarin minstens één versterkingslaag is aangehecht of ingebed, en een afwerkingslaag op deze kernlaag; c. een adhesieflaag die de ondervloer en de één of meerdere vloerelementen aan elkaar verbind waarvoor het totale oppervlaktegewicht van de versterkingslagen van de ondervloer en het vloerelement minstens 65 gram per m? bedraagt.
Het totale oppervlaktegewicht van de versterkingslagen van de ondervloer en het vloerelement bedraagt bij voorkeur minstens 80 gram per m2, meer bij voorkeur minstens 100 gram per m2.
De LVT vloerelementen gebruikt voor dit tweede aspect van de uitvinding, kan de kenmerken hebben zoals beschreven voor LVT vloerelementen gebuikt in de vloerbekleding volgens het eerste aspect van de uitvinding.
De ondervloer gebruikt voor dit tweede aspect van de uitvinding, kan de kenmerken hebben zoals beschreven voor de ondervloer gebuikt in de vloerbekleding volgens het eerste aspect van de uitvinding, met het bijkomende kenmerk dat de ondervloer minstens één versterkingslaag omvat dat eventueel ingebed is in de polymeerlaag.
De versterkingslaag kan zich op de polymeerlaag bevinden of aan het oppervlakte geïmpregneerd zijn in de polymeerlaag. Volgens andere uitvoeringsvormen kan de minstens éne versterkingslaag ingebed zijn in de polymeerlaag, al of niet halfweg de dikte van de polymeerlaag. In dat geval is de versterkingslaag bij voorkeur geheel geïmpregneerd in het polymeer van de polymeerlaag. De minstens éne versterkingslaag kan zich tussen de flexibele geschuimde polymeerlaag en de adhesieflaag bevinden in geval de adhesieflaag op de ondervloer is aangebracht.
De versterkingslaag kan een textiele versterkingslaag zijn, bijvoorbeeld een glasvezeltextiel zijn, bijvoorbeeld een nonwoven of weefsel, met een oppervlaktegewicht tussen 15 en de 80 g/m°, meer bij voorkeur tussen de 25 en 40 g/m2. De textiele versterkingslaag kan met polymeer geïmpregneerd zijn, en bij voorkeur geïmpregneerd met het zelfde type polymeer (eventueel identiek polymeer) als het polymeer van de polymeerlaag van de ondervloer.
De ondervloer kan ook twee of meerdere, onderling identieke of verschillende versterkingslagen omvatten.
De PVC lagen en materialen beschreven in het kader van het eerste of tweede aspect van de uitvinding omvatten bij veerkeur PVC met een K-waarde tussen de 50 en 90. Volgens een derde aspect wordt voorzien in een set van onderdelen, omvattende een ondervloer en minstens één vloerelement.
Een set van onderdelen omvat een ondervloer en minstens een vloerelement, welke set van onderdelen geschikt is voor het maken van een vloerbekleding volgens één van de voorgaande conclusies.
De vloerbekledingen volgens het eerste en tweede aspect van de uitvinding hebben goede eigenschappen wat betreft thermische uitzetting. Er werd gevonden dat het kleven van één of meerdere sheet vinyl elementen volgens het eerste of tweede aspect van de uitvinding op een ondervloer, de thermische uitzetting van het geheel positief beïnvloedt, i.e. vermindert.
Volgens sommige uitvoeringsvormen kan de adhesieflaag aangebracht zijn aan de geschuimde polymeerlaag van de ondervloer, en waarbij optioneel de adhesieflaag voorzien is van een schutfolie.
Volgens sommige uitvoeringsvormen kan de adhesieflaag aangebracht zijn aan een zijde van de LVT vloerelementen, en waarbij optioneel de adhesieflaag voorzien is van een schutfolie.
Een schutfilm is een film die op het adhesief is aangebracht en die verwijderd dient te worden teneinde het adhesief zijn adhesiekracht te kunnen laten uitvoeren. Dergelijke schutfilm wordt ook wel “release film” genoemd. De ondervloer en de één of meerdere vloerelementen, en alle mogelijke uitvoeringsvormen en mogelijke kenmerken, zijn deze die beschreven worden met betrekking tot het eerste en tweede aspect van de uitvinding. Het adhesief en de adhesieflaag volgens dit derde aspect van de uitvinding is deze zoals beschreven voor het eerste en tweede aspect van de uitvinding. Volgens een vierde aspect wordt er voorzien in een vloerbekleding omvattende a. een flexibele ondervloer omvattende minstens een geschuimde polymeerlaag; b. één of meer rigide vloerelementen, elk vloerelement hebbende een gelaagde opbouw omvattende een uit polymeer gevormd kernlaag, waaraan of waarin eventueel één of meerdere versterkingslagen zijn aangehecht of ingebed, en een afwerkingslaag op deze kernlaag, het totale oppervlaktegewicht van de één of meerdere versterkingslagen zijnde minstens 60 gram per m? vloerelement; c. een adhesieflaag die de ondervloer en de één of meerdere vloerelementen aan elkaar verbind. Aspecten beschreven voor het eerste, tweede of derde aspect van de uitvinding zijn ook toepasselijk voor dit vierde aspect, tenzij technisch niet compatibel.
Meerdere vloerelementen zijn bij voorkeur naast elkaar liggende vloerelementen.
Het polymeer waaruit de kernlaag is gemaakt, kan bijvoorbeeld PVC, polypropyleen (PP) of polyethyleen (PE) zijn.
De vloerelementen kunnen rigide LVT vloerelementen zijn.
De onafhankelijke en afhankelijke conclusies geven specifieke en geprefereerde kenmerken van de uitvoeringsvormen van de uitvinding weer.
Kenmerken van de afhankelijke conclusies kunnen gecombineerd worden met kenmerken van de onafhankelijke en afhankelijke conclusies, of met kenmerken hierboven en/of hierna beschreven, en dit op om het even welke geschikte manier zoals duidelijk zou zijn voor een vakman.
De bovengemelde en andere kenmerken, eigenschappen en voordelen van de onderhavige uitvinding zullen worden verduidelijkt met behulp van volgende voorbeelden van uitvoeringsvormen, eventueel in combinatie met de tekeningen.
De beschrijving van deze voorbeelden van uitvoeringsvormen is gegeven als verduidelijking, zonder de intentie de omvang van de uitvinding te beperken.
De referentiecijfers in de hierna volgende beschrijving refereren naar de tekeningen.
Zelfde referentiecijfers in eventueel verschillende figuren refereren naar identieke of gelijkaardige elementen.
Korte beschrijving van de figuren Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin: e Figuur 1 toont schematisch een ondervloer volgens de uitvinding. ;
Beschrijving van voorbeelden van uitvoeringsvormen De onderhavige uitvinding wordt hierna beschreven gebruik makende van specifieke uitvoeringsvormen.
Het moet opgemerkt dat de term "omvattende", zoals bijvoorbeeld gebruikt in de conclusies, niet mag geïnterpreteerd worden in beperkende zin, beperkend tot de daarna volgende elementen, kenmerken en/of stappen. De term "omvattende" sluit niet de aanwezigheid van andere elementen, kenmerken of stappen uit.
Dus de omvang van een uitdrukking "een voorwerp omvattende de elementen A en B", is niet gelimiteerd tot een voorwerp dat enkel de elementen A en B bevat. De omvang van een uitdrukking "een methode omvattende de stappen A en B", is niet gelimiteerd tot een methode die enkel de stappen A en B bevat.
In het licht van de onderhavige uitvinding betekenen deze uitdrukkingen enkel dat de relevante elementen respectievelijk stappen voor de uitvinding de elementen respectievelijk stappen A en B zijn.
In de hierna volgende specificatie wordt referentie gemaakt naar "een uitvoeringsvorm” of "de uitvoeringsvorm". Dergelijke referentie betekent dat een specifiek element of kenmerk, beschreven aan de hand van deze uitvoeringsvorm, is omvat in minstens deze ene Uitvoeringsvorm.
Het voorkomen van de termen "in een uitvoeringsvorm” of "in de uitvoeringsvorm“ op verschillende plaatsen in deze beschrijving, refereert echter niet noodzakelijkerwijze naar dezelfde uitvoeringsvorm, hoewel het echter wel kan refereren naar een zelfde uitvoeringsvorm.
Voorts kunnen de eigenschappen of de kenmerken op om het even welke geschikte manier in een of meerdere uitvoeringsvormen worden gecombineerd, zoals duidelijk zou zijn voor de vakman.
Een dwarsdoorsnede van een vloerbekleding 100 volgens de uitvinding is schematisch getoond in figuur 1.
De vloerbekleding 100 omvat een flexibele ondervloer 200 en enkele vinyl ofte PVC vloerelementen 300. In deze uitvoeringsvorm zijn twee naast elkaar gelegen vloerelementen 300 getoond. Als voorbeeld zijn deze vloerelementen dryback elementen.
De ondervloer 200 is voorzien van een eerste flexibel en geschuimde PVC laag 202, die aan een eerste zijde 212 voorzien is van de textiele versterkingslaag 230. De textiele versterkingslaag 230 omvat een textielproduct 232 welk volledig is ingebed in de eerste PVC laag 202. Aan een eerste buitenzijde van de ondervloer is een laag adhesief 204 voorzien. Aan de tweede, tegenovergestelde zijde 214, is de ondervloer voorzien van een nonwoven structuur 206. Deze nonwoven structuur 206 is deels ingebed in de eerste PVC laag 202. De zijde 214 is in contact met de vloer 400 waarop de bekleding is aangebracht.
Het adhesief 204 van de adhesieflaag is bijvoorbeeld een drukgevoelige lijm (pressure sensitive adhesive ofte PSA lijm) aangebracht in een hoeveelheid van 70 g/m2?. Als alternatief kan een acrylaat adhesief gebruikt worden, bijvoorbeeld in een hoeveelheid van 30 g/m?. Als verder alternatief kan een lijm, bijvoorbeeld een acrylaat lijm, met oneindig lange open tijd gebruikt worden. In de textiele versterkingslaag 230 is een glasvezel nonwoven volledig ingebed in de eerste PVC laag 202. Dit glasvezelvlies heeft een dikte van 0.3mm en een oppervlaktegewicht van 35 g/m? De eerste PVC laag 202 heeft een dikte van T van liefst tussen de 0.6 en 1.4 mm. De PVC is gemaakt uit een emulsie polymerisatie van PVC met een K-waarde van tussen de 57 en 86. De vullingsgraad (dit is het gewicht van de vulstof ten opzichte van het gewicht van de gehele formulatie van het polymeer, desgevallend PVC, in hetwelke de vulstof zich bevindt) is tussen de 10 en 70%W, waarbij calciumcarbonaat als vulstof is gebruikt. Er is 80 tot 120 phr weekmaker gebuikt, van het type DINP De densiteit van de eerste PC laag is om en bij de 650 kg/m3. het opschuimen gebeurde met azodicarbonamide Het textielproduct 206 hoeft niet, maar is bij voorkeur voorzien. Het textielproduct 206 is een spunbond of naaldvilt nonwoven bij voorkeur uit polyester, polyamide polyolefine of glasvezel, waarbij de dikte kan variëren tussen de 0.1mm en 1 mm, bijvoorbeeld 0.7 mm, en een oppervlaktegewicht tussen de 15 en 200 g/m? bij voorkeur wordt gekozen. Het textielproduct is deels ingebed in de eerste PVC laag. Als voorbeeld wordt gekozen voor een polyester naaldvilt met oppervlakte gewicht van 120 g/m°. Als alternatief wordt een polyester spunbond vlies gebruikt, met een dikte tussen de 0.1 en 0.3mm en een oppervlaktegewicht van 20 g/m°.
De afmeting van de onderlaag zijn bij voorkeur ongeveer één meter breedte en 6 tot 20 meter lengte. Typisch is deze onderlaag in opgerolde vorm beschikbaar gemaakt en dient deze uitgerold te worden op de te bekleden vloer 400, waarna de release film (niet getoond in figuur 1) dient te worden verwijderd en de vloerelementen te worden aangebracht.
Twee naast elkaar gelegen onderlagen 200 uit figuur 1 zijn weergegeven in figuur 2. De vakman begrijpt dat meerdere dergelijke onderlagen verder naast elkaar kunnen gelegd worden. De onderlagen zijn hier nog voorzien van hun release film 3000.
De onderlaag 2001 is aan een eerste rand 2011 voorzien is van een uitsparing aan de zijde 2021 waar het adhesief aanwezig is. De onderlaag 2001 is aan een tweede rand 2012, tegenovergesteld aan de eerste rand 2011, voorzien is van een uitsparing aan de zijde 2022 tegenover de zijde 2021 waar het adhesief aanwezig is De onderlaag 2002 is eveneens aan zijn corresponderende zijden van dergelijke uitsparingen voorzien.
Als de uitsparing aan de eerste zijde van een eerste onderlaag 2001 voor vloerbekleding in contact wordt gebracht met de uitsparing aan de tweede zijde van een tweede onderlaag 2002 voor vloerbekleding zijn de twee onderlagen voor vloerbekleding substantieel coplanair en in he vlak 2200 gelegen.
De vloerelementen 300 in figuur 1 zijn dryback elementen. Bij voorbeeld zijn de getoonde vloerelementen 300 twee naast elkaar gelegen LVT elementen.
het vloerelement omvat een toplaag bestaande uit een PU laklaag (UV hardend) met een dikte van 10um, een hieronder gelegen slijtlaag met tussen de 30 en 38 phr weekmaker en zonder vulstoffen. Deze laag heeft een dikte tussen de 0.2 en 0.55mm. Verder omvat de toplaag een decoratieve laag zijnde een met een decor bedrukte PVC folie van met dikte 0.09mm. de PVC van deze folie omvat tussen de 10 en 15phr weekmaker en tot 15 %w vulstof.
Onder deze toplaag bevindt zich een PVC geëxtrudeerde laag PVC die een dikte heeft van tussen de 0.3 en 0.7mm.
De PVC omvat naast ongeveer 35 phr weekmaker, tot 75%w vulstof.
Onder deze laag, maar bovenop de verstekingslaag, bevindt zich een laag rigide PVC met dikte van ongeveer 0.4 à 05 mm en omvattende PVC met ongeveer 10phr weekmaker en ongeveer 66%w vulstof.
Hierna volgen twee versterkingslagen zijnde glasvezelvliezen met oppervlaktegewicht van ongeveer 60 g/m? die ingebed zijn in de verdere onderliggende rigide PVC lagen.
Deze onderliggende rigide PVC lagen is verkregen door het samen persen onder temperatuursverhoging boven de glastransitietemperatuur van de PVC korrels.
De glasvezelvliezen werden in de verweekte PVC ingeduwd tijdens het vormen van de laag.
De samenstelling van de PVC korrels is naast PVC ongeveer 10phr weekmaker en tot 75%w vulstof; de verkregen laag heeft een dikte tussen de 3mm en 4.25mm. de twee glasvezelvliezen zijn tussen de 1.7 à 3mm uit elkaar verwijderd.
Dit vloerelement is een rigide LVT uitvoeringsvorm.
Het is duidelijk dat, hoewel de uitvoeringsvormen en/of de materialen voor het verstrekken van uitvoeringsvormen volgens de onderhavige uitvinding zijn besproken, diverse wijzigingen of veranderingen kunnen worden aangebracht zonder af te wijken van het werkingsgebied en/of de geest van deze uitvinding.
De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen, doch kan volgens verschillende varianten worden gerealiseerd zonder buiten het kader van de huidige uitvinding te treden.

Claims (17)

Conclusies
1. Een vloerbekleding omvattende a. een flexibele ondervloer omvattende minstens een geschuimde polymeerlaag; b. één of meer rigide LVT vloerelementen, elk vloerelement hebbende een gelaagde opbouw omvattende een uit hard of semi-hard PVC gevormde kernlaag, waaraan of waarin optioneel één of meerdere versterkingslagen zijn aangehecht of ingebed; c. een adhesieflaag die de ondervloer en de één of meerdere vloerelementen aan elkaar verbind.
2. Een vloerbekleding volgens conclusie 1, waarbij de ondervloer in of op zijn geschuimde polymeerlaag minstens één versterkingslaag omvat.
3. Een vloerbekleding volgens conclusie 2, waarbij de minstens één versterkingslaag van de ondervloer een glasvezelvlies of glasvezelweefsel is.
4. Een vloerbekleding volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de geschuimde polymeerlaag van de ondervloer een polymeerlaag uit PVC, PU of PVB is.
5. Een vloerbekleding volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de ondervloer zijn geschuimde polymeerlaag een PVC laag is.
6. Een vloerbekleding volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij één van de minstens één versterkingslaag in de kernlaag is ingebed. .
7. Een vloerbekleding volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij één van de minstens één versterkingslaag tussen de kernlaag en de afwerkingslaag is gepositioneerd.
8. Een vloerbekleding volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de LVT vloerelementen minstens twee versterkingslagen omvat.
9. Een vloerbekleding volgens conclusie 8, waarbij één van de twee versterkingslaag is ingebed in de kernlaag, en één versterkingslaag is tussen de kernlaag en de afwerkingslaag gepositioneerd .
10. Een vloerbekleding volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de minstens één versterkingslaag van de vloerelementen een eerste en een tweede versterkingslaag omvat, dewelke telkens een oppervlaktegewicht van minstens 15 g/m? heeft, en bij voorkeur telkens een oppervlaktegewicht van minstens 25 g/m? hebben.
11. Een vloerbekleding volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de één of meerdere versterkingslagen van de vloerelementen glasvezelvliezen of glasvezelweefsels zijn.
12. Een vloerbekleding volgens één van de conclusies 1 tot 5, waarbij het LVT vloerelement geen versterkingslaag omvat.
13. Een vloerbekleding volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de ondervloer één versterkingslaag omvat en waarbij elk van de minstens ene LVT vloerelementen minstens één versterkingslaag omvat.
14. Een vloerbekleding omvattende a. een flexibele ondervloer omvattende minstens een geschuimde polymeerlaag, en minstens één versterkingslaag; b. één of meer naast elkaar liggende rigide LVT vloerelementen, elk vloerelement hebbende een gelaagde opbouw omvattende een kernlaag uit PVC, waaraan of waarin minstens één versterkingslaag is aangehecht of ingebed, en een afwerkingslaag op deze kernlaag; c. een adhesieflaag die de ondervloer en de één of meerdere vloerelementen aan elkaar verbind waarvoor het totale oppervlaktegewicht van de versterkingslagen van de ondervloer en het vloerelement minstens 65 gram per m? bedraagt.
15.Een set van onderdelen omvattende een ondervloer en minstens een vloerelement, welke set van onderdelen geschikt is voor het maken van een vloerbekleding volgens één van de voorgaande conclusies.
16. Een set van onderdelen volgens conclusie 13, waarbij de adhesieflaag aangebracht is aan de geschuimde polymeerlaag van de ondervloer, en waarbij optioneel de adhesieflaag voorzien is van een schutfolie.
17.Een set van onderdelen volgens conclusie 13, waarbij de adhesieflaag aangebracht is aan een zijde van de LVT vloerelementen, en waarbij optioneel de adhesieflaag voorzien is van een schutfolie.
BE20195675A 2019-10-10 2019-10-10 Een vloerbekleding BE1027640B1 (nl)

Priority Applications (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20195675A BE1027640B1 (nl) 2019-10-10 2019-10-10 Een vloerbekleding
EP20799823.8A EP4041966A1 (en) 2019-10-10 2020-10-08 Floor covering and set of components for such a floor covering
US17/765,118 US20220403670A1 (en) 2019-10-10 2020-10-08 Floor covering and set of components for such a floor covering
PCT/IB2020/059459 WO2021070105A1 (en) 2019-10-10 2020-10-08 Floor covering and set of components for such a floor covering

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20195675A BE1027640B1 (nl) 2019-10-10 2019-10-10 Een vloerbekleding

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1027640A1 true BE1027640A1 (nl) 2021-05-05
BE1027640B1 BE1027640B1 (nl) 2021-05-10

Family

ID=68426041

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE20195675A BE1027640B1 (nl) 2019-10-10 2019-10-10 Een vloerbekleding

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE1027640B1 (nl)

Citations (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2013178561A2 (en) 2012-05-30 2013-12-05 Akzo Nobel Chemicals International B.V. Microspheres

Family Cites Families (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5578363A (en) * 1992-07-23 1996-11-26 Armstrong World Industries, Inc. Floor covering underlayment
US6586066B1 (en) * 2000-03-21 2003-07-01 Awi Licensing Company Preglued underlayment composite and associated flooring installation system
PL2710202T3 (pl) * 2011-05-16 2020-01-31 Diversified Foam Products, Inc. System podłogowy luksusowych płytek winylowych
FR3073539B1 (fr) * 2017-11-13 2020-05-15 Gerflor Panneau rigide pour la realisation d'un revetement de sol

Patent Citations (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2013178561A2 (en) 2012-05-30 2013-12-05 Akzo Nobel Chemicals International B.V. Microspheres

Also Published As

Publication number Publication date
BE1027640B1 (nl) 2021-05-10

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US10704270B2 (en) Rigid multilayer tile and production method thereof
RU2509849C2 (ru) Съемное поверхностное покрытие
BE1024723A1 (nl) Vloerpaneel en werkwijze voor het vervaardigen van een vloerpaneel.
BE1026702B1 (nl) Ondervloer
EP0596681A1 (en) Masonry-bondable membranes, their manufacture and use
US20160032597A1 (en) Non-skid underlayment
US9415565B2 (en) Underlayment with of non-woven polyethylene mesh
US20220403670A1 (en) Floor covering and set of components for such a floor covering
US9169659B1 (en) Underlayment including extruded sheet material with expanded microspheres and metalized PET film
BE1027642B1 (nl) Een vloerbekleding
BE1027640B1 (nl) Een vloerbekleding
BE1027650B1 (nl) Een vloerbekleding
BE1027842A9 (nl) Methode voor het maken van wand- of vloerbekleding
EP3735348B1 (en) Underlay mat for floor coverings
BE1027894B1 (nl) Vloerelement
BE1027869B1 (nl) Polymeer vloerelement
JPWO2016027799A1 (ja) 粘着層付屋根下葺材
US11220827B2 (en) Floor underlayment
RU2770579C1 (ru) Способы изготовления напольного покрытия
JP2018184818A (ja) 硬質床材
BE1027843B1 (nl) Vloerelement
GB2595665A (en) Improvements in or relating to organic material
EP2736715A1 (en) Wall or floor covering for wet rooms, and method for manufacturing such a wall or floor covering
EA045442B1 (ru) Половая панель и способ изготовления половой панели

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20210510

PD Change of ownership

Owner name: FLOORING INDUSTRIES LIMITED, SARL; LU

Free format text: DETAILS ASSIGNMENT: CHANGE OF OWNER(S), ASSIGNMENT; FORMER OWNER NAME: IVC BV

Effective date: 20210903