BE1025716A1 - Modulaire vloer voor het bieden van ondersteuning aan voertuigen en mensen op een oneffen of zachte ondergrond, en plank, installatiewerkwijze, en productiewerkwijze daarvoor - Google Patents

Modulaire vloer voor het bieden van ondersteuning aan voertuigen en mensen op een oneffen of zachte ondergrond, en plank, installatiewerkwijze, en productiewerkwijze daarvoor Download PDF

Info

Publication number
BE1025716A1
BE1025716A1 BE20175808A BE201705808A BE1025716A1 BE 1025716 A1 BE1025716 A1 BE 1025716A1 BE 20175808 A BE20175808 A BE 20175808A BE 201705808 A BE201705808 A BE 201705808A BE 1025716 A1 BE1025716 A1 BE 1025716A1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
connecting element
hook
recess
width direction
board
Prior art date
Application number
BE20175808A
Other languages
English (en)
French (fr)
Other versions
BE1025716B1 (nl
Inventor
Beek Jeroen Van
Philippe Leys
Original Assignee
Roadrunner Concert Service Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Roadrunner Concert Service Nv filed Critical Roadrunner Concert Service Nv
Publication of BE1025716A1 publication Critical patent/BE1025716A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1025716B1 publication Critical patent/BE1025716B1/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E01CONSTRUCTION OF ROADS, RAILWAYS, OR BRIDGES
    • E01CCONSTRUCTION OF, OR SURFACES FOR, ROADS, SPORTS GROUNDS, OR THE LIKE; MACHINES OR AUXILIARY TOOLS FOR CONSTRUCTION OR REPAIR
    • E01C9/00Special pavings; Pavings for special parts of roads or airfields
    • E01C9/08Temporary pavings
    • E01C9/083Temporary pavings made of metal, e.g. plates, network
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E01CONSTRUCTION OF ROADS, RAILWAYS, OR BRIDGES
    • E01CCONSTRUCTION OF, OR SURFACES FOR, ROADS, SPORTS GROUNDS, OR THE LIKE; MACHINES OR AUXILIARY TOOLS FOR CONSTRUCTION OR REPAIR
    • E01C9/00Special pavings; Pavings for special parts of roads or airfields
    • E01C9/08Temporary pavings
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04CSTRUCTURAL ELEMENTS; BUILDING MATERIALS
    • E04C2/00Building elements of relatively thin form for the construction of parts of buildings, e.g. sheet materials, slabs, or panels
    • E04C2/30Building elements of relatively thin form for the construction of parts of buildings, e.g. sheet materials, slabs, or panels characterised by the shape or structure
    • E04C2/34Building elements of relatively thin form for the construction of parts of buildings, e.g. sheet materials, slabs, or panels characterised by the shape or structure composed of two or more spaced sheet-like parts
    • E04C2/36Building elements of relatively thin form for the construction of parts of buildings, e.g. sheet materials, slabs, or panels characterised by the shape or structure composed of two or more spaced sheet-like parts spaced apart by transversely-placed strip material, e.g. honeycomb panels
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04FFINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
    • E04F15/00Flooring
    • E04F15/02Flooring or floor layers composed of a number of similar elements
    • E04F15/02038Flooring or floor layers composed of a number of similar elements characterised by tongue and groove connections between neighbouring flooring elements
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E01CONSTRUCTION OF ROADS, RAILWAYS, OR BRIDGES
    • E01CCONSTRUCTION OF, OR SURFACES FOR, ROADS, SPORTS GROUNDS, OR THE LIKE; MACHINES OR AUXILIARY TOOLS FOR CONSTRUCTION OR REPAIR
    • E01C2201/00Paving elements
    • E01C2201/16Elements joined together
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04FFINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
    • E04F15/00Flooring
    • E04F15/02Flooring or floor layers composed of a number of similar elements
    • E04F15/02177Floor elements for use at a specific location
    • E04F15/02183Floor elements for use at a specific location for outdoor use, e.g. in decks, patios, terraces, verandas or the like
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04FFINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
    • E04F2201/00Joining sheets or plates or panels
    • E04F2201/02Non-undercut connections, e.g. tongue and groove connections
    • E04F2201/023Non-undercut connections, e.g. tongue and groove connections with a continuous tongue or groove
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04FFINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
    • E04F2203/00Specially structured or shaped covering, lining or flooring elements not otherwise provided for
    • E04F2203/04Specially structured or shaped covering, lining or flooring elements not otherwise provided for comprising a plurality of internal elongated cavities arranged in substantially parallel rows

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Floor Finish (AREA)
  • Road Paving Structures (AREA)
  • Body Structure For Vehicles (AREA)
  • Bridges Or Land Bridges (AREA)

Abstract

Een modulaire vloer voor het bieden van ondersteuning aan een voertuig en/of een menigte op een oneffen of zachte ondergrond van een dragend terrein is beschreven. De modulaire vloer omvat ten minste twee planken, waarbij elke plank een bovenste en een onderste plaat omvat die zijn gescheiden door een veelvoud aan afstandsplaten. Een eerste plank omvat een mannelijk verbindingselement en een tweede plank omvat een vrouwelijk verbindingselement voor het onderling verbinden van de eerste en tweede planken. De verbindingselementen zijn geconfigureerd om het bieden van een modulaire vloer van onderling vergrendelde planken zowel aan een rand omvattende een mannelijk verbindingselement als aan een rand omvattende een vrouwelijk verbindingselement. Een plank is bij voorkeur een component uit één stuk, omvattende aluminimumlegering of plastic.

Description

MODULAIRE VLOER VOOR HET BIEDEN VAN ONDERSTEUNING AAN VOERTUIGEN EN MENSEN OP EEN ONEFFEN OF ZACHTE ONDERGROND, EN PLANK, INSTALLATIEWERKWIJZE, EN PRODUCTIEWERKWIJZE DAARVOOR
Technisch gebied
Een modulaire vloer voor het bieden van ondersteuning aan een voertuig en/of een menigte op een oneffen of zachte ondergrond van een dragend terrein is beschreven. De modulaire vloer omvat ten minste twee planken, waarbij elke plank een bovenste en een onderste plaat omvat die zijn gescheiden door een veelvoud aan afstandsplaten. Een eerste plank omvat een mannelijk verbindingselement en een tweede plank omvat een vrouwelijk verbindingselement voor het onderling verbinden van de eerste en tweede planken. De verbindingselementen zijn geconfigureerd om het bieden van een modulaire vloer van onderling vergrendelde planken zowel aan een rand omvattende een mannelijk verbindingselement als aan een rand omvattende een vrouwelijk verbindingselement. Een plank is bij voorkeur een component uit één stuk, omvattende aluminimumlegering of plastic.
Achtergrond
US 3.301.147 beschrijft voertuigondersteunende matten en een plank daarvoor. De plank is een geëxtrudeerd element dat is gevormd uit een enkel stuk materiaal, bij voorkeur 6061 aluminiumlegering dat met warmte behandeld is tot de T-6 conditie. De plank omvat een onderste ondersteunende plaat en een vlakke bedekte bovenste afdekplaat verbonden door webben die zijn geplaatst in rechte hoeken ten opzichte van de twee platen. De webben zijn onderling parallel geplaatst zodat ze co-extensief lopen met de extrusie. De dwarsdoorsnede van de plank bestaat dus uit een veelvoud van gelijkaardige vaksecties, waarbij aangrenzende vaksecties een web gemeenschappelijk hebben. De onderste steunplaat en webben hebben een uniforme en minimum dikte van 0,140 inch met gefileerde verbindingshoeken. De dekplaat moet vlak bedekt blijven en wordt verstevigd tussen de webben om ervoor te zorgen dat het vlak is en is daarom voorzien van een diepere dwarsdoorsnede waar verhoogde buigbelastingen voorkomen.
De plank van het Amerikaanse octrooischrift US 3.301.147 omvat verder een mannelijke en vrouwelijke rand. De mannelijke rand omvat een gewijzigd marginaal web omvattende een opwaarts openingskanaal aan de dekplaat en een naar beneden gerichte schouder die naar boven ingesprongen is vanuit de onderste steunplaat. Het kanaal heeft een bodem in een vlak dat gescheiden is onder de dekplaat, het heeft een binnenwand die verbonden is met de dekplaat aan een afgeronde hoek, en het heeft
BE2017/5808 een buitenwand die parallel loopt met de binnenwand en die eindigt in een vlak onder de plaat. De schouder heeft een vlakke uitsparing die is gevormd door een inwaarts gebogen marginale sectie van de onderste steunplaat en het is integraal verbonden met het marginale web. De mannelijke rand van de plank heeft een mannelijke elementconfiguratie in dwarsdoorsnede. Aan de tegenoverliggende vrouwelijke rand van de plank zijn de onderste steunplaat en de vlakke bedekte bovenste dekplaat verlengd voor het vormen van delen om te passen met de mannelijke rand. Het verlengde van de bovenste dekplaat heeft een naar beneden gedraaide flens, met afgeronde hoeken, die is aangepast om neer te hangen in het kanaal voor haakse koppeling van aangrenzende planken. De mannelijke en vrouwelijke randen zijn verder geconfigureerd om vergrendelde koppeling van het verlengde van de onderste steunplaat van de vrouwelijke rand in de uitsparing en tegen de schouder van de mannelijke rand te hebben. De planken zijn gemaakt om los te passen en beweging toe te laten, zodat het zich zal aanpassen aan de omtrekken van het dragende terrein, hetzij concaaf hetzij convex.
Op Figuur 2 van het Amerikaanse octrooischrift US 3.301.147 is te zien dat de geëxtrudeerde planken onderling vergrendeld kunnen zijn in een zigzagconfiguratie.
Het Amerikaanse octrooischrift US 3.301.147 is echter specifiek gericht op landingsinstallaties voor vliegtuigen, en vereist een vlakke bedekte dekplaat, die vrij is van openingen en/of uitsteeksels. De planken zijn daarom niet voorzien van middelen om slippen van voertuigen en/of personeel op de vlakke bedekte dekplaat te voorkomen. Dit is in het bijzonder gevaarlijk wanneer de dekplaat nat wordt omwille van, bijvoorbeeld, regen. De planken zijn verder niet voorzien van middelen om beweging van een plank ten opzichte van een steunoppervlak te voorkomen.
Daarnaast steekt het verlengde van de onderste steunplaat aan de vrouwelijke rand verder uit het vrouwelijke randweb dan de naar beneden gedraaide flens van de vrouwelijke rand. Dit beperkt de plaatsing van de planken, zoals duidelijk is aangegeven door de randnummering (10, 11) op Figuur 2 van het Amerikaanse octrooischrift US 3.301.147, tot de plaatsing van een mannelijke rand in de vrouwelijke rand van een reeds gepositioneerde plank. Een gedeeltelijk aangelegde landingsinstallatie kan daarom enkel verlengd worden aan de zijde omvattende de vrouwelijke randen van de planken. Daarnaast, terwijl de verlenging van de onderste steunplaat aan de vrouwelijke rand een kleine helling omvat aan het onderste oppervlak ervan, is de helling niet voldoende lang om plaatsing van een vrouwelijke rand rond een mannelijke rand van een reeds gepositioneerde plank toe te laten.
BE2017/5808 Het Amerikaanse octrooischrift US 3.301.147 biedt verder geen middelen om buiging van de uitstekende elementen aan de mannelijke en vrouwelijke randen omwille van, bijvoorbeeld, grote impacts te voorkomen.
Het Amerikaanse octrooischrift US 3.301.147 biedt ook geen middelen om voertuigen of luchtvaartuigen op en/of van de landingsinstallatie te verplaatsen.
De onderhavige uitvinding heeft als doel het oplossen van ten minste sommige van de bovengenoemde problemen.
Samenvatting van de uitvinding
In een eerste aspect heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een modulaire vloer voor het bieden van ondersteuning aan een voertuig en/of een menigte op een oneffen of zachte ondergrond van een dragend terrein, zoals is beschreven in conclusie 1.
In een tweede aspect heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een plank voor het bieden van ondersteuning aan een voertuig en/of een menigte op een oneffen of zachte ondergrond van een dragend terrein, zoals is beschreven in conclusie 12.
In een derde aspect heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een werkwijze voor het installeren van een modulaire vloer voor het bieden van ondersteuning aan een voertuig en/of een menigte op een oneffen of zachte ondergrond van een dragend terrein, zoals is beschreven in conclusie 13.
In een vierde aspect van de onderhavige uitvinding wordt een werkwijze voorzien de productie van een plank volgens het tweede aspect, zoals is beschreven in conclusie 15.
De onderhavige uitvinding is om verschillende redenen voordelig. Het schuine buitenste oppervlakdeel van een onderste uitsparingswand van het vrouwelijke verbindingselement van een plank is geconfigureerd voor het plaatsen van de uitsparing van het vrouwelijke verbindingselement over de haak van een mannelijk verbindingselement van een andere plank die reeds is gepositioneerd op een ondergrond, zonder gehinderd te worden door de ondergrond. Als alternatief kan de haak van het mannelijke verbindingselement van een plank ook ingebracht worden in de uitsparing van het vrouwelijke verbindingselement op een reeds gepositioneerde plank, zonder gehinderd te worden door de genoemde ondergrond. Een wegmat omvattende onderling verbonden planken en omvattende een rand omvattende een mannelijk verbindingselement en een rand omvattende een vrouwelijk verbindingselement, kan daarom worden verlengd aan beide randen, waardoor de wegmat op een snellere en flexibelere manier kan worden verlengd.
BE2017/5808
BESCHRIJVING VAN DE FIGUREN
Figuur 1 toont een schematische voorstelling van een dwarsdoorsnede van een plank volgens een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding.
Figuur 2 toont een schematische voorstelling van een dwarsdoorsnede van een plank volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding.
Figuur 3 toont een schematische voorstelling van een dwarsdoorsnede van een vrouwelijke helling omvattende een vrouwelijk verbindingselement volgens een voorkeur dragende uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding.
Figuur 4 toont een schematische voorstelling van een dwarsdoorsnede van een mannelijke helling omvattende een mannelijk verbindingselement volgens een voorkeur dragende uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding.
Figuren 5a tot 5g tonen een schematische voorstelling van een dwarsdoorsnede van de koppeling van de uitsparing van het vrouwelijke verbindingselement van een eerste plank over de haak van het mannelijke verbindingselement van een tweede plank volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding, waarbij de tweede plank op een ondergrond is gepositioneerd.
Figuren 6a tot 6e tonen een schematische voorstelling van een dwarsdoorsnede van de koppeling van de haak van het mannelijke verbindingselement van een tweede plank in de uitsparing van het vrouwelijke verbindingselement van een eerste plank volgens een voorkeur dragende uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding, waarbij de eerste plank op een ondergrond is gepositioneerd.
Figuren 7a en 7b tonen een schematisch perspectiefzicht van onderling vergrendelde planken volgens voorkeurdragende uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding.
Figuur 8 toont een schematische voorstelling omvattende een gedetailleerde dwarsdoorsnede van een mannelijk verbindingselement volgens een voorkeur dragende uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding.
Figuur 9 toont een schematische voorstelling omvattende een gedetailleerde dwarsdoorsnede van een vrouwelijk verbindingselement volgens een voorkeur dragende uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding.
Gedetailleerde beschrijving van de uitvinding
De onderhavige uitvinding heeft in een eerste aspect betrekking op een modulaire vloer voor het bieden van ondersteuning aan een voertuig en/of een menigte op een oneffen
BE2017/5808 of zachte ondergrond van een dragend terrein. In een tweede aspect heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een plank voor de modulaire vloer. In een derde aspect heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een werkwijze voor het installeren van de modulaire vloer. In een vierde aspect heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een werkwijze voor het produceren van een plank van de modulaire vloer. Er wordt een samenvatting van de uitvinding gegeven in de overeenkomstige sectie. In hetgeen hierna volgt, wordt een gedetailleerde beschrijving van de uitvinding gegeven, worden er voorkeur dragende uitvoeringsvormen besproken, en wordt de uitvinding geïllustreerd aan de hand van een voorbeeld.
Tenzij anders gedefinieerd hebben alle termen die zijn gebruikt in de beschrijving van de uitvinding, inclusief technische en wetenschappelijke termen, de betekenis die algemeen wordt begrepen door een vakman in het gebied waarop deze uitvinding betrekking heeft. Verder zijn de definities van de termen opgenomen om de beschrijving van de onderhavige uitvinding beter te begrijpen.
Zoals hier gebruikt, hebben de volgende termen de volgende betekenis:
Een, de en het zoals hier gebruikt, verwijzen zowel naar het enkelvoud als het meervoud, tenzij de context anders aangeeft. Een compartiment verwijst, bij wijze van voorbeeld, naar één of meer dan één compartiment.
Ongeveer zoals hier gebruikt, dat verwijst naar een meetbare waarde zoals een parameter, een hoeveelheid, een tijdsduur en dergelijke, is bedoeld om variaties te omvatten van +/-20% of minder, bij voorkeur +/-10% of minder, meer bij voorkeur +/-5% of minder, zelfs meer bij voorkeur +/-1% of minder, en nog meer bij voorkeur +/-0,1% of minder van de gespecificeerde waarde, voor zover dergelijke variaties geschikt zijn om uit te voeren in de beschreven uitvinding. Het zal echter duidelijk zij dat de waarde waarop de modificeerder ongeveer betrekking heeft, zelf ook specifiek beschreven wordt.
Omvatten, omvattende en omvat en bestaande uit zoals hier gebruikt, zijn synoniem met bevatten, bevattende of bevat en zijn inclusieve of open termen die de aanwezigheid specificeren van wat volgt bijv, een component en sluiten de aanwezigheid van aanvullende, niet-genoemde componenten, kenmerken, elementen, delen, stappen, die welbekend zijn in de stand der techniek of daarin beschreven zijn, niet uit.
Het citeren van numerieke bereiken door eindpunten omvat alle getallen en breuken die zijn opgenomen binnen dat bereik, evenals de genoemde eindpunten.
BE2017/5808
De uitdrukking % in gewicht, gewichtsprocent, %gew. of gew.% verwijzen, hier en doorheen de beschrijving tenzij anders gedefinieerd, naar het relatieve gewicht van de respectievelijke component gebaseerd op het totale gewicht van de formule.
Voertuig zoals hier gebruikt, omvat enige gemotoriseerde of niet-gemotoriseerde rijdende inrichting. Een niet-beperkende lijst van voertuigen omvat een auto, een SUV, een vrachtwagen, een kraan, een vorklift, een bus, een bestelwagen, een tractor, een ziekenwagen, een brandweerwagen, een motorfiets, een fiets, een kruiwagen en dergelijke. Een rijdende inrichting kan enig middel omvatten dat kan rijden. Een kraan kan, bijvoorbeeld, voorzien zijn van wielen en/of rupsbanden. Naast voertuigen en/of mensen kan de modulaire vloer ook worden gebruikt voor het ondersteunen van andere apparatuur. Het kan, bijvoorbeeld, worden gebruikt als een landingsplatform voor helikopters.
Een niet-beperkende lijst van oneffen of zachte ondergronden omvat een weide, een bouwwerf, een strand, een duin, een woestijn, een onverharde weg, een helling en dergelijke. Zware apparatuur en/of mensen kunnen ten minste gedeeltelijk wegzakken in zachte ondergronden, in het bijzonder na regenval of bij zwaar voorafgaand gebruik. Het kan daarnaast moeilijk zijn grip te hebben op zachte en/of oneffen oppervlakken zoals natte weiden, duinen en dergelijke. De onderhavige uitvinding biedt een bedekkingsmiddel voor het bieden van ondersteuning en voor het bieden van grip.
Een vakman zal begrijpen dat de vier aspecten van de onderhavige uitvinding betrekking hebben op slechts één uitvinding. De modulaire vloer van het eerste aspect kan een veelvoud aan planken volgens het tweede aspect omvatten, die onderling vergrendeld kunnen zijn volgens het derde aspect en die zijn geproduceerd volgens het vierde aspect. De modulaire vloer omvat bij voorkeur ten minste twee, of meer bij voorkeur een veelvoud aan, in essentie identieke planken volgens het tweede aspect.
De planken zijn bij voorkeur geproduceerd door extrusie. Daarom omvatten ze een lengte- en extrusierichting en een in essentie uniforme dwarsdoorsnede loodrecht op de lengterichting. Om een plank te produceren zijn een extrusiematrijs en extrusiemateriaal voorzien. Het extrusiemateriaal wordt door de extrusiematrijs geduwd voor het produceren van de plank. Het extrusiemateriaal is bij voorkeur één van een metaallegering en een plastic. Een niet-beperkende lijst van metalen omvat aluminium, messing, koper, lood, magnesium, nikkel, staal, niet-gelegeerd staal, gelegeerd staal, roestvrijstaal, tin, titanium en zink. Een niet-beperkende lijst van plastic omvat acetal, acryl, acrylonitriel butadieen styreen, nylon, polycarbonaat, polyethyleen, polypropyleen, polystyreen en polyvinylchloride. Het extrusiemateriaal is bij voorkeur één van een aluminimumlegering en een plastic, voor het bieden van een optimale
BE2017/5808 wisselwerking tussen gewicht en sterkte. Aluminium of een aluminiumlegering kan warm of koud geëxtrudeerd zijn. Als het warm geëxtrudeerd is, wordt het gewoonlijk verwarmd tot 300 tot 600°C. Extrusie is voordeling omvat (1) het extrudaten kan produceren omvattende erg complexe dwarsdoorsneden; (2) het extrusiemateriaal enkel compressie- en schuifspanningen ondervindt; (3) het delen met een uitstekende oppervlakafwerking vormt; en (4) in metalen zoals, bijvoorbeeld, aluminium of aluminiumlegering, het extrusieproces ook de sterkte van het materiaal kan verhogen. Omwille van het extrusieproces is elke plank een component uit één stuk. Als alternatief voor extrusie kan er ook een plank geproduceerd worden door het vormen van een metaal of een plastic, bijvoorbeeld door spuitgieten. Voor metalen wordt spuitgieten ook drukgieten genoemd.
Een dwarsdoorsnede van een uitvoeringsvorm van een plank is getoond op Figuur 1. Naast de lengte- of extrusierichting omvat de plank een breedterichting (x) en een hoogterichting (z). De lengte-, breedte- en hoogterichting zijn onderling orthogonaal. De plank omvat een bovenzijde en een onderzijde die gescheiden zijn in de hoogterichting (z). De plank omvat verder een bovenste plaat (1) vlakbij de bovenzijde en een onderste plaat (2) vlakbij de onderzijde. De bovenste en onderste platen (1, 2) strekken zich in de breedterichting (x) en zijn onderling gescheiden door een veelvoud aan afstandsplaten (3) die in essentie parallel lopen met de hoogterichting (z). De plank omvat verder een mannelijk verbindingselement (4, 5, 8, 9, 18) en een vrouwelijk verbindingselement (11, 12, 13, 16, 19) die gescheiden zijn in de breedterichting (x) door de bovenste en onderste platen (1, 2) en die verbonden zijn met de bovenste en onderste platen (1, 2). De mannelijke en vrouwelijke verbindingselementen worden hierbij verbonden aan tegenoverliggende randen van de bovenste en onderste platen (1, 2), waarbij de tegenoverliggende randen gescheiden zijn in de breedterichting (x). Het mannelijke verbindingselement omvat een haakverbindingswand (8, 9) die zich uitstrekt vanuit de onderste plaat (2) naar de bovenste plaat (1) en een haak omvattende een eerste haakdeel (5) dat zich naar buiten uitstrekt ten minste in hoofdzaak in de breedterichting (x) van de haakverbindingswand (8, 9) naar een hoekhaakdeel (18) en een tweede haakdeel (4) dat zich uitstrekt ten minste in hoofdzaak in de hoogterichting (z) van het hoekhaakdeel (18) en naar de bovenzijde. Het vrouwelijke verbindingselement omvat een uitsparing (29) die is gevormd door een onderste uitsparingswand (12) die zich naar buiten uitstrekt ten minste in hoofdzaak in de breedterichting (x) van de onderste plaat (2) tot en onderste uitsparingswanduiteinde, een achterste uitsparingswand (13) die zich uitstrekt van de onderste plaat (2) tot de bovenste plaat (1), en een bovenste uitsparingswand omvattende een eerste uitsparingsdeel (16) dat zich naar buiten uitstrekt ten minste in
BE2017/5808 hoofdzaak in de breedterichting (x) van de bovenste plaat (1) tot een hoekuitsparingsdeel (19) en een tweede uitsparingsdeel (11) dat zich uitstrekt ten minste in hoofdzaak in de hoogterichting (z) van het hoekuitsparingsdeel (19) en naar de onderste uitsparingswand (12). De uitsparing (29) van het vrouwelijke verbindingselement en de haak (4, 5, 18) van het mannelijke verbindingselement zijn geconfigureerd voor het los onderling vergrendelen van aangrenzende planken, waardoor een modulaire vloeropbouw van onderling vergrendelde aangrenzende planken mogelijk is om zich aan te passen aan de omtrekken van het dragende terrein, hetzij concaaf hetzij convex.
In alternatieve uitvoeringsvormen kan de modulaire vloer een plank omvatten omvattende twee vrouwelijke verbindingselementen die gescheiden zijn in de breedterichting van de plank en/of een plank omvattende twee mannelijke verbindingselementen die gescheiden zijn in de breedterichting van de plank. In een andere uitvoeringsvorm kan de modulaire vloer enkel bestaan uit planken omvattende twee vrouwelijke of twee mannelijke verbindingselementen. In het laatste geval moeten de planken van het mannelijke type afgewisseld worden met planken van het vrouwelijke type. Dit vereist echter een juiste afwisselende stapeling van de planken voor het goed uitleggen van de modulaire vloer.
In een voorkeur dragende uitvoeringsvorm omvat de onderste uitsparingswand (12) een buitenste oppervlak (14, 15) omvattende een schuin deel (15) dat zich uitstrekt van een deflectielijn (17) naar het genoemde onderste uitsparingswanduiteinde en ten minste gedeeltelijk in de hoogterichting (z) naarde genoemde bovenzijde. Hierbij omvat het schuine buitenste oppervlakdeel (15) een hellingsgrootte in de breedterichting die gelijk is aan ten minste 50% van het vrouwelijke verbindingselement in de breedterichting, voor het toelaten van koppeling van de uitsparing (29) over de haak van het mannelijke verbindingselement van een andere plank die is gepositioneerd op een ondergrond. De hellingsgrootte in de breedterichting is gelijk aan ten minste 50% van het vrouwelijke verbindingselement in de breedterichting, zoals 50%, 51%, 52%, 53%, 54%, 55%, 56%, 57%, 58%, 59%, 60%, 61%, 62%, 63%, 64%, 65%, 67,5%, 70%, 72,5%, 75%, 77,5%, 80%, 85%, 90%, 95%, of enig hoger percentage of daartussen, van de grootte van het vrouwelijke verbindingselement in de breedterichting. De hellingsgrootte in de breedterichting is bij voorkeur gelijk aan ten minste 62,5% van de grootte van het vrouwelijke verbindingselement in de breedterichting.
Het is voordelig aangezien het toelaat een nieuwe plank te vergrendelen met een modulaire vloer omvattende onderling vergrendelde planken met enige een van de
BE2017/5808 mannelijke en vrouwelijke verbindingselementen daarvan, zoals besproken is in de samenvatting van de uitvinding en hieronder. Figuren 5a tot 5g tonen een schematische voorstelling van een dwarsdoorsnede van de koppeling van de uitsparing van het vrouwelijke verbindingselement van een eerste plank (51) over de haak van het mannelijke verbindingselement van een tweede plank (50), waarbij de tweede plank (50) op een ondergrond (52) is gepositioneerd. Figuren 6a tot 6e tonen een schematische voorstelling van een dwarsdoorsnede van de koppeling van de haak van het mannelijke verbindingselement van een tweede plank (50) in de uitsparing van het vrouwelijke verbindingselement van een eerste plank (51), waarbij de eerste plank (51) op een ondergrond (52) is gepositioneerd. Figuur 5g illustreert dat de eerste plank (51) en de tweede plank (50) onderling los vergrendeld zijn, waardoor een modulaire vloeropbouw van onderling vergrendelde aangrenzende planken mogelijk is om zich aan te passen aan de omtrekken van het dragende terrein, hetzij concaaf hetzij convex.
Zoals is getoond op Figuur 5a omvat de plaatsing van de uitsparing (29) van de eerste plank (51) over de haak van de tweede plank (50) de plaatsing van een tweede uitsparingsdeel (11) van de eerste plank (51) achter het tweede haakdeel (4) van de tweede plank (50), waardoor een losse koppeling van het type scharnier wordt gecreëerd tussen het tweede uitsparingsdeel (11) van de eerste plank (51) en het tweede haakdeel (4) van de tweede plank (50), waarrond de eerste plank (51) roterend kan worden vergrendeld met de tweede plank (50), zoals is getoond op Figuurreeks 5a tot 5g, waarbij de onderste uitsparingswand (12) van de eerste plank (51) is geplaatst onder het eerste haakdeel (5) van de tweede plank (50) terwijl de genoemde losse koppeling van het type scharnier wordt behouden.
De aanvrager heeft gevonden dat wanneer het schuine buitenste oppervlakdeel (15) niet voldoende ver reikt over de breedte van de onderste uitsparingswand (12), de onderste uitsparingswand (12) van de eerste plank (51) in hoofdzaak schuurt tegen en/of uitsteekt in de ondergrond (52) waarop de tweede plank (50) rust bij roterende koppeling van de uitsparing (29) van de eerste plank (51) over de haak van de tweede plank (50). De aanvrager heeft gevonden dat een hellingsgrootte die gelijk is aan ten minste 50% van de grootte van het vrouwelijke verbindingselement in de breedterichting voldoende is om het genoemde schuren tegen en/of het uitsteken in de ondergrond te voorkomen.
In een voorkeur dragende uitvoeringsvorm omvat het genoemde schuine buitenste oppervlakdeel (15) van de genoemde onderste uitsparingswand (12) een hoek (ai) ten opzichte van de breedterichting (x) van ten minste 5 graden, bij voorkeur ten minste 7 graden, zoals 7 graden, 8 graden, 9 graden, 10 graden, 11 graden, of enige waarde
BE2017/5808 daarboven of daartussen. Naast een hellend buitenste oppervlakdeel (15) dat voldoende ver reikt in de breedterichting (x) helpt een toenemende hoek tussen het schuine buitenste oppervlakdeel (15) en de breedterichting (x) ook bij het voorkomen van het genoemde schuren tegen en/of het uitsteken in de ondergrond van de genoemde onderste uitsparingswand (12). Daarnaast kan de genoemde hoek niet te groot worden, aangezien de onderste uitsparingswand voldoende sterk moet blijven vlakbij het onderste uitsparingswanduiteinde daarvan. De maximumhoek is afhankelijk van materiaalkenmerken, de dikte van de onderste uitsparingswand vlakbij de deflectielijn (17), en de gewenste sterkte vlakbij de onderste uitsparingswand.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm sterkt de bovenste uitsparingswand van het vrouwelijke verbindingselement (omvattende het eerste uitsparingsdeel (16), het hoekuitsparingsdeel (19), en het tweede uitsparingsdeel (11)) zich naar buiten in de breedterichting ten minste tot aan het onderste uitsparingswanduiteinde van het vrouwelijke verbindingselement. De bovenste uitsparingswand en de onderste uitsparingswand strekken zich bij voorkeur in essentie even ver naar buiten in de breedterichting, waarbij het een gemeenschappelijk raakvlak omvat parallel met de hoogterichting. Wanneer de onderste uitsparingswand zich verder uitstrekt dan de bovenste uitsparingswand in de breedterichting, is het meer waarschijnlijk dat het schuurt tegen en/of uitsteekt in de ondergrond van het dragende terrein. Daarom is het beter de omvang ervan te beperken in de breedterichting op de manier die hierboven is beschreven.
In een voorkeur dragende uitvoeringsvorm omvat de mannelijke verbindingswand een buitenste oppervlak in essentie parallel met de hoogterichting (z), en omvat het mannelijke verbindingselement verder een bovenste gefileerde verbindingshoek (6) en een onderste gefileerde verbindingshoek (7) aan de bevestiging van het eerste haakdeel (5) met het buitenste oppervlak van de haakverbindingswand, waarbij de hoekverbindingswand voor elk van de genoemde bovenste en onderste gefileerde verbindingshoeken (6, 7) een aangrenzend gerichte inwaartse uitstrekkende verdikking (8, 9) omvat. De verdikkingen gaan hierbij in elkaar over in een confluentiedeel (10) van de haakverbindingswand omvattende een dikte die kleiner is dan elk van de maximum diktes in de breedterichting van de genoemde verdikkingen van de haakverbindingswand.
De mannelijke en vrouwelijke verbindingselementen zijn vaak onderhevig aan substantiële spanningen. De haak steekt in de breedterichting uit weg van de haakverbindingswand. De bovenste en onderste uitsparingswanden steken in de breedterichting uit weg van de achterste uitsparingswand. Deze wanden stoten daarom
BE2017/5808 vaak tegen andere objecten tijdens het transport, bijvoorbeeld, wanneer een plank valt en de grond raakt. Bovendien, wanneer ze onderling vergrendeld zijn, ervaren ze ook substantiële krachten in gebruik, bijvoorbeeld, wanneer een voertuig over een modulaire vloer van onderling vergrendelde planken rijdt. Deze elementen moeten daarom voldoende sterkte omvatten om zelf niet te plooien, bijvoorbeeld aan het hoekhaakdeel of het hoekuitsparingsdeel, noch aan de verbinding met de rest van de plank, bijvoorbeeld, waar het eerste haakdeel is vastgemaakt aan de haakverbindingswand. Deze elementen worden daarom ten minste gedeeltelijk dikker gemaakt dan de plankplaten. Specifieke dimensionale details van een voorkeur dragende uitvoeringsvorm zijn in het onderstaande voorbeeld gegeven. De aanvrager heeft sterkteberekeningen uitgevoerd, op basis waarvan hij opgemerkt heeft dat de haakverbindingswand minder dik gemaakt kan worden aan een hoogte tussen de hoogtes van de bovenste en onderste gefileerde hoeken zonder significant sterkte te verliezen. Daarom is het mogelijk te besparen op zowel materiaal als plankgewicht om een in essentie sterke verbinding van de haak met de rest van de plank te verkrijgen, hetgeen tot het hierboven beschreven design leidt.
In een voorkeur dragende uitvoeringsvorm omvatten de bovenste plaat (1) en de onderste plaat (2) een veelvoud aan ribben die zich uitstrekken in de lengterichting en verspreid gelegd zijn met kanalen (20, 21). Een schematische voorstelling van een dwarsdoorsnede van een plank omvattende bovenste en onderste planken omvattende ribben en kanalen is gegeven op Figuur 2. De kanalen zijn om verschillende redenen voordelig. Ze laten, bijvoorbeeld, gedeeltelijke drainage van regenwater en andere fluïda toe, die anders op de bovenste plaat zouden blijven en ervoor zouden zorgen dat de bovenste plaat glad is. Daarnaast bieden de kanalen grip, zowel voor personen als voor voertuigen die op de bovenste plaat rijden en voor de plank ten opzichte van de ondergrond. Uitsteeksels van de ondergrond, zolen van schoenen, en wielen van voertuigen kunnen ten minste gedeeltelijk in een kanaal gaan, waardoor ze grip van het haaktype bieden en ongewenste verplaatsing loodrecht op de lengterichting voorkomen.
In een voorkeur dragende uitvoeringsvorm omvat elke rib een buitenste riboppervlak en omvat elk van de bovenste en onderste platen een kanaalbodemwand en twee kanaalzijwanden. De kanaalbodemwand omvat een kanaalbodemoppervlak (20) dat in essentie parallel loopt met de buitenste riboppervlakken van de twee aangrenzende ribben. Elk van de genoemde twee kanaalzijwanden omvat een kanaalzijoppervlak (21) dat zich uitstrekt van het kanaalbodemoppervlak naar het buitenste riboppervlak van een van de genoemde aangrenzende ribben. Het kanaalbodemoppervlak (20), de twee zijoppervlakken (21) en een open bovenste vlak in essentie in hetzelfde vlak als de buitenste riboppervlakken van de genoemde twee aangrenzende ribben begrenzen een
BE2017/5808 kanaal. Elk van de bovenste en onderste platen omvat bij voorkeur een veelvoud aan kanaalbodemwanden en overeenkomstige paren van kanaalzijwanden, die een veelvoud aan kanalen definiëren. De twee kanaalzijoppervlakken (21) van een kanaal omvatten hierbij een hoek van ten minste 120 graden met het kanaalbodemoppervlak (20), zoals een hoek van 120 graden, 125 graden, 130 graden, 135 graden, 140 graden, 145 graden, 150 graden, en enige waarde daartussen. Meest bij voorkeur omvat elk van de genoemde twee kanaalzijoppervlakken (21) een hoek van in essentie 135 graden met het kanaalbodemoppervlak (20). Bijgevolg zijn de genoemde twee kanaalzijoppervlakken in essentie onderling loodrecht. Dit is voordelig aangezien schuine kanaalzijwanden (21) ten opzichte van het kanaalbodemoppervlak (20), zoals hierboven is beschreven, de hoeveelheid vuil beperken die kan worden geaccumuleerd in de hoeken tussen kanaalzijwanden en de kanaalbodemwand. Bovendien zorgt het er ook voor dat geaccumuleerd vuil gemakkelijk uit de kanalen kan worden verwijderd. Een wasproces voor het verwijderen van geaccumuleerd vuil kan het opvangen omvatten van regelwater in een bekken omvattende een rijhelling, het brengen van een of meerdere platen in het bekken, het wassen van de platen, en het verwijderen van de een of meerdere platen uit het bekken.
Een buitenste riboppervlak omvat een ribbreedte in de breedterichting. Een open bovenzijde van een kanaal omvat een bovenste breedte van het kanaal in de breedterichting. In een voorkeur dragende uitvoeringsvorm is de bovenste breedte van het kanaal gelijk aan maximum 100% van de genoemde ribbreedte, bij voorkeur maximum 80% van de genoemde ribbreedte, meest bij voorkeur maximum 60% van de genoemde ribbreedte. De aanvrager heeft gevonden dat een verbrede ribbreedte ten opzichte van de bovenste breedte van het kanaal voordelig is om uitglijden van personen die schoenen met een in essentie vlakke zool dragen, te voorkomen, aangezien het contactoppervlak met de buitenste riboppervlakken vergroot is, waardoor een groter contactgebied wordt geboden waar wrijving tussen een schoenzool en de buitenste riboppervlakken mogelijk is. Ook voor schoenen omvattende een erg geribbeld zoolprofiel leidt de combinatie van zooluitsteeksels die grijpen in plankkanalen met het vergrote contactoppervlak tussen de zool en de buitenste riboppervlakken tot minder kans op uitglijden.
In een voorkeur dragende uitvoeringsvorm omvat elk van de bovenste en onderste platen een veelvoud aan kanaalbodemwanden, waarbij elke afstandsplaat (3) van het genoemde veelvoud aan afstandsplaten is verbonden (23) met een kanaalbodemwand van de bovenste plaat en een kanaalbodemwand van de onderste plaat. Omdat een bodemwand verbonden is via schuine kanaalzijwanden met de ribben en daarom de rest van de bovenste of onderste plaat, worden schuif- en compressiekrachten (in de
BE2017/5808 breedte- en/of hoogterichting van de plank) overgebracht naar het genoemde rest onder twee opeenvolgende schuine hoeken, waardoor een meer geleidelijke overgang van de genoemde krachten wordt geboden het geen minder spanning op de onderlinge verbindingen tussen een afstandsplaat en de bovenste en/of onderste plaat veroorzaakt.
In een voorkeur dragende uitvoeringsvorm omvat de modulaire vloer ook ten minste één mannelijke helling, naast de genoemde planken. Een schematische voorstelling van een mannelijke helling is getoond op Figuur 4. Een mannelijke helling omvat ook een lengterichting, een breedterichting, en een hoogterichting die onderling orthogonaal zijn, en een in essentie uniforme dwarsdoorsnede loodrecht op de lengterichting, aangezien het bij voorkeur geproduceerd is door extrusie, en bij voorkeur in hetzelfde materiaal als de genoemde planken. De mannelijke helling omvat verder een onderste plaat (31) die zich in de breedterichting uitstrekt, een hellingsplaat (30) omvattende een niet-nul hoek (02) met de onderste plaat (31), en een mannelijk verbindingselement (4, 5, 8, 9, 18) dat verbonden is met de genoemde onderste en hellingsplaten en dat is geconfigureerd voor het onderling vergrendelen van de genoemde mannelijke helling met een plank van de modulaire vloer via het vrouwelijke verbindingselement van de genoemde plank. Een vakman zal begrijpen dat specifieke kenmerken van voorkeur dragende uitvoeringsvormen van het mannelijke verbindingselement van een plank, zoals, bijvoorbeeld, de gefileerde verbindingshoeken (6, 7) en de overeenkomstige verdikkingen (8, 9) die in elkaar overgaan in een smaller confluentiedeel (10) van de hoekverbindingswand, ook betrekking kunnen hebben op de genoemde mannelijke helling. Een vakman zal verder ook begrijpen dat specifieke kenmerken van voorkeur dragende uitvoeringsvormen van de bovenste en onderste platen van een plank, zoals, bijvoorbeeld, de ribben die gespreid geplaatst zijn met kanalen (20, 21) ook betrekking kunnen hebben op de genoemde mannelijke helling.
In een voorkeur dragende uitvoeringsvorm omvat de modulaire vloer ook ten minste één vrouwelijke helling, naast de genoemde planken. Een schematische voorstelling van een vrouwelijke helling is getoond op Figuur 3. Een vrouwelijke helling omvat ook een lengterichting, een breedterichting, en een hoogterichting die onderling orthogonaal zijn, en een in essentie uniforme dwarsdoorsnede loodrecht op de lengterichting, aangezien het bij voorkeur geproduceerd is door extrusie, en bij voorkeur in hetzelfde materiaal als de genoemde planken. De vrouwelijke helling omvat verder een onderste plaat (31) die zich in de breedterichting uitstrekt, een hellingsplaat (30) omvattende een niet-nul hoek (02) met de onderste plaat (31), en een vrouwelijk verbindingselement (11, 12, 16, 19, 18) dat verbonden is met de genoemde onderste en hellingsplaten en dat is geconfigureerd voor het onderling vergrendelen van de genoemde vrouwelijke helling met een plank van de modulaire vloer via het mannelijke verbindingselement
BE2017/5808 van de genoemde plank. Een vakman zal begrijpen dat specifieke kenmerken van voorkeur dragende uitvoeringsvormen van het vrouwelijke verbindingselement van een plank, zoals, bijvoorbeeld, de kenmerken gerelateerd aan het schuine buitenste oppervlakdeel (15) van de onderste uitsparingswand (12) ook betrekking kunnen hebben op de genoemde vrouwelijke helling. Een vakman zal verder ook begrijpen dat specifieke kenmerken van voorkeur dragende uitvoeringsvormen van de bovenste en onderste platen van een plank, zoals, bijvoorbeeld, de ribben die gespreid geplaatst zijn met kanalen (20, 21) ook betrekking kunnen hebben op de genoemde vrouwelijke helling.
De mannelijke en vrouwelijke hellingen zijn voordelig omdat ze toegang tot een modulaire vloer van onderling vergrendelde planken vergemakkelijken, voor het rijden op en/of van de modulaire vloer met een voertuig.
In een voorkeur dragende uitvoeringsvorm van de werkwijze voor het installeren van een modulaire vloer voor het bieden van ondersteuning aan een voertuig en/of een menigte op een oneffen of zachte ondergrond van een dragend terrein, waarbij de werkwijze de volgende stappen omvat:
- het voorzien van ten minste drie in essentie identieke planken, waarbij elke plank een mannelijk verbindingselement omvattende een haak en een vrouwelijk verbindingselement omvat een uitsparing omvat, waarbij de genoemde haak en de genoemde uitsparing zijn geconfigureerd voor het onderling vergrendelen van aangrenzende planken;
- het positioneren van een eerste plank van de genoemde ten minste drie planken op de genoemde ondergrond;
- het koppelen van de haak van het mannelijke verbindingselement van een tweede plank van de genoemde ten minste drie planken ten minste gedeeltelijk in de uitsparing van het vrouwelijke verbindingselement van de genoemde eerste plank die is gepositioneerd op de genoemde ondergrond; en
- het koppelen van de uitsparing van het vrouwelijke verbindingselement van een derde plank van de genoemde ten minste drie planken ten minste gedeeltelijk over de haak van het mannelijke verbindingselement van de genoemde eerste plank die is gepositioneerd op de genoemde ondergrond.
De werkwijze volgens deze voorkeur dragende uitvoeringsvorm is voordelig aangezien het toelaat een plank onderling te vergrendelen met een reeds gepositioneerde plank op een ondergrond, met hetzij een van het mannelijke en vrouwelijke verbindingselement van de genoemde plank. Daarnaast kan een modulaire vloer aan
BE2017/5808 beide zijden tegelijkertijd verlengd worden, waardoor een snelle en flexibele lay-out van de modulaire vloer mogelijk is.
In een voorkeur dragende uitvoeringsvorm van de werkwijze omvatten de genoemde ten minste drie planken een vierde plank die in essentie identiek is aan elk van de genoemde ten minste drie planken, en omvat de werkwijze ten minste een van de volgende stappen :
- het koppelen van de haak van het mannelijke verbindingselement van de genoemde tweede plank gedeeltelijk in de uitsparing van het vrouwelijke verbindingselement van de genoemde eerste plank en gedeeltelijk in de uitsparing van het vrouwelijke verbindingselement van de genoemde vierde plank; en
- het koppelen van de uitsparing van het vrouwelijke verbindingselement van de genoemde derde plank gedeeltelijk over de haak van het mannelijke verbindingselement van de genoemde eerste plank en gedeeltelijk over de haak van het mannelijke verbindingselement van de genoemde vierde plank.
De modulaire vloer kan bijgevolg gelegd worden in een rechte configuratie, zoals is geïllustreerd op Figuur 7a, waar een haak van een mannelijk verbindingselement in essentie volledig vergrendelt in de uitsparing van een vrouwelijk verbindingselement, of als alternatief in een zigzagconfiguratie, zoals is geïllustreerd op Figuur 7b, waar een verbindingselement van een plank gedeeltelijk kan worden vergrendeld met het dubbele verbindingselement van elk van twee andere planken. De zigzagconfiguratie is voordelig voor modulaire vloeren die zich in hoofdzaak in essentie in de lengterichting (y) van de onderling vergrendelde planken uitstrekken voor het bieden van meer vergrendelingsstabiliteit evenals voor het voorkomen van substantiële hoogteveranderingen tussen naburige planken in de lengterichting (y). Om een modulaire vloer in zigzagconfiguratie te leggen omvattende een vaste dimensie in essentie in de lengterichting (y) van de onderling vergrendelde planken, kan de modulaire vloer een veelvoud aan planken omvatten omvattende een eerste lengte in de lengterichting en een veelvoud aan planken omvattende een tweede lengte in de lengterichting, waarbij de tweede lengte in essentie gelijk is aan de helft van de eerste lengte.
De uitvinding zal verder beschreven worden door het volgende niet-limitatieve voorbeeld dat de uitvinding verder illustreert, en dat niet is bedoeld, en niet mag worden geïnterpreteerd als zijnde een beperking van het bereik van de uitvinding.
BE2017/5808
Bijvoorbeeld
Het voorbeeld heeft betrekking op een modulaire vloer omvattende:
- een veelvoud aan planken, waarbij elke plank een in essentie uniforme dwarsdoorsnede heeft loodrecht op de lengte- of extrusierichting (y) van de plank zoals is getoond op Figuur 2;
- ten minste één vrouwelijk helling, waarbij elke vrouwelijke helling een in essentie uniforme dwarsdoorsnede heeft loodrecht op de lengte- of extrusierichting (y) van de vrouwelijke helling zoals is getoond op Figuur 3; en
- ten minste één mannelijke helling, waarbij elke mannelijke helling een in essentie uniforme dwarsdoorsnede heeft loodrecht op de lengte- of extrusierichting (y) van de mannelijke helling zoals is getoond op Figuur 4.
Het veelvoud aan planken, de ten minste één vrouwelijke helling, en de ten minste één mannelijke helling zijn componenten uit één stuk, geproduceerd door het extruderen van aluminumlegering 6005A dat met warmte wordt behandeld tot de T-6 conditie (aluminumlegering EN AW-6005AT6).
Figuren 5a tot 5g tonen een dwarsdoorsnede van de koppeling van de uitsparing van het vrouwelijke verbindingselement van een eerste plank (51) van het modulaire systeem van dit voorbeeld over de haak van het mannelijke verbindingselement van een tweede plank (50) van het modulaire systeem van dit voorbeeld, waarbij de tweede plank (50) op een ondergrond (52) is gepositioneerd.
Figuren 6a tot 6e tonen een dwarsdoorsnede van de koppeling van de haak van het mannelijke verbindingselement van een tweede plank (50) van het modulaire systeem van dit voorbeeld in de uitsparing van het vrouwelijke verbindingselement van een eerste plank (51) van het modulaire systeem van dit voorbeeld, waarbij de eerste plank (51) op een ondergrond is gepositioneerd.
De planken van de modulaire vloer van dit voorbeeld kunnen onderling vergrendeld worden in reguliere configuratie (Figuur 7a) of in zigzagconfiguratie (Figuur 7b).
Figuren 8 en 9 tonen een gedetailleerde doorsnede van respectievelijk het mannelijke verbindingselement en het vrouwelijke verbindingselement van een plank van het modulaire systeem van dit voorbeeld.
Een vakman zal daarom begrijpen dat enige kenmerken die beschreven zijn in de gedetailleerde beschrijving van dit document met betrekking tot, en getoond op, Figuren 2 tot 9 ook betrekking hebben op dit voorbeeld. Hierna zullen dimensionale details met betrekking tot de verschillende componenten van de modulaire vloer gegeven worden.
BE2017/5808 Een plank omvat een lengte (I) van ongeveer 3000 mm in de lengte- of extrusierichting (y), een totale breedte (w3) van ongeveer 621,8 mm in de breedterichting (x), en een totale hoogte (hl) van ongeveer 45 mm in de hoogterichting (z). De totale hoogte (hl) kan ook kleiner of groter zijn. In bepaalde uitvoeringsvormen kan de plank een totale hoogte (hl) van 20 mm, 25 mm, 30 mm, 35 mm, 40 mm, 45 mm, 50 mm, 55 mm, 60 mm, 65 mm, 70 mm, 75 mm, 80 mm, 85 mm, 90 mm, 95 mm, 100 mm, of enige waarde daarboven of daartussen omvatten. De plank kan gewoonlijk beter weerstaan aan buigingsspanningen naarmate de totale hoogte (hl) toeneemt. In de uitvoeringsvorm in dit voorbeeld bedraagt de totale hoogte (hl) 45 mm. De totale breedte (w3) bestaat uit de breedte van de plankverbinding (wl) van ongeveer 600 mm tussen de haakverbindingswand en het vrouwelijke verbindingselement en de lengte van het uitsteeksel (w9) van ongeveer 21,8 mm van de haak in de breedterichting. De afstand (w2) tussen twee naburige en in essentie parallelle afstandsplaten bedraagt ongeveer 69 mm. De dikte van de bovenste plaatribben (d2), kanaalbodemwanden van de bovenste plaat (dl), en kanaalzijwanden van de bovenste plaat (d3) bedraagt ongeveer 4 mm. De dikte van de onderste plaatribben (d5), kanaalbodemwanden van de onderste plaat (d4), en kanaalzijwanden van de onderste plaat (d6) bedraagt ongeveer 3 mm. De dikte van de afstandsplaten bedraagt ongeveer 3 mm. De bovenste plaat omvat daarom een dikte die groter is dan de diktes van de afstandsplaten en de onderste plaat. De kanalen omvatten een diepte (h2, h3) in de hoogterichting (z) van ongeveer 2 mm. De bovenste breedte van het kanaal (w4) bedraagt ongeveer 9 mm en de ribbreedte (w5) bedraagt ongeveer 15 mm. Daarom is de bovenste breedte van het kanaal gelijk aan ongeveer 60% van de bovenste breedte van het kanaal. De kanaalzijwanden omvattende een hoek met de overeenkomstige kanaalbodemwand van ongeveer 135 graden. Daarom omvat het bodemoppervlak van het kanaal een kanaalbodembreedte (wl3) van ongeveer 5 mm. Omwille van de verschillende diktes van de bovenste en onderste platen omvat de naar binnen gerichte zijde van de kanaalbodemwand aan de bovenste plaat een breedte (w6) van ongeveer 8,3 mm, die groter is dan de breedte (w7) van ongeveer 7,5 mm van de naar binnen gerichte zijde van de kanaalbodemwand aan de onderste plaat. Het vrouwelijke verbindingselement omvat een wanddikte aan de onderste uitsparingswand (h9), de achterste uitsparingswand (wl8) en de bovenste uitsparingswand (w6, h7) van ten minste ongeveer 7 mm. De verdikkingen van de haakverbindingswand omvatten een breedte (wil) van ongeveer 8 mm, hetgeen significant meer is dan de breedte (wl2) van ongeveer 5 mm van het confluentiedeel van de haakverbindingswand. Het eerste haakdeel omvat een breedte in de hoogterichting van ongeveer 12 mm. Het vrouwelijke verbindingselement omvat een grootte van het vrouwelijke verbindingselement in de breedterichting (wl7 + wl8) van ongeveer 30,3 mm. De schuine grootte in de
BE2017/5808 breedterichting (w20) bedraagt ongeveer 18,94 mm. Daarom is de schuine grootte gelijk aan ongeveer 62,51% van de grootte van het vrouwelijke verbindingselement. Het schuine buitenste oppervlakdeel omvat een hoek (cu) ten opzichte van de breedterichting van 9 graden. De plank omvat acht vakachtige secties die zijn gevormd door de zeven afstandsplaten.
De vrouwelijke en mannelijke hellingen omvatten een hellingsverbindingsbreedte (w22) van ongeveer 220 mm. De totale breedte van een mannelijke helling (w23) bedraagt ongeveer 241,8 mm omwille van de lengte van het uitsteeksel (w9) van de haak van ongeveer 21,8 mm. De hellingsplaat (30) en de onderste plaat (31) omvatten een hoek tussen (a2) van ongeveer 10,78 graden. De hellingsplaat (30) omvat een dikte (dl, d2, d3) van ongeveer 4 mm, terwijl de onderste plaat (31) en de afstandsplaten een dikte (d4, d5, d6, d7) van ongeveer 3 mm omvatten.
Verdere dimensionale aspecten met betrekking tot de plank en de hellingen kunnen worden gehaald uit Tabel 1. Parameters die beginnen met R in Tabel 1 hebben betrekking op de kromtestraal van het overeenkomstige element. Parameters die beginnen met de letter d, h of w komen overeen met lineaire groottes. Een vakman zal begrijpen dat een parameter in de eerste kolom van Tabel 1 een waarde van ongeveer de overeenkomstige grootte in de tweede kolom van Tabel 1 omvat.
Tabel 1 - Parameters zoals getoond op Figuren 2 tot 9
Parameter Grootte (in millimeter)
hl 45
h2 2
h3 2
h4 12,5
h5 24,5
h6 34,2
h7 9,3
h8 19
h9 8
hlO 11
dl 4
d2 4
d3 4
d4 3
d5 3
BE2017/5808
d6 3
d7 3
wl 600
w2 69
w3 621,8
w4 9
w5 15
w6 8,3
w7 7,5
w8 30,8
w9 21,8
wlO 8,2
wil 8
wl2 5
wl3 5
wl4 17
wl5 9
wl6 7
W17 22,3
wl8 8
wl9 4,3
w20 18,94
w21 24
w22 220
w23 241,8
R1 4,1
R2 2
R3 15
R4 2
R5 15
R6 7
R7 9,8
R8 2
R9 2
RIO 11
Ril 3
R12 6,5
BE2017/5808
R13 3
R14 3
R15 13,5
R16 16
R17 17
R18 2
R19 2,5
R20 2
R21 8
R22 5,5
R23 5,5
R24 3
R25 2
R26 15

Claims (15)

  1. Conclusies
    1. Modulaire vloer voor het bieden van steun aan een voertuig en/of een menigte op een oneffen of zachte ondergrond van een dragend terrein, omvattende ten minste twee planken, waarbij elke plank een lengterichting (y), een breedterichting (x), en een hoogterichting (z) omvat die onderling orthogonaal zijn, een bovenzijde en een onderzijde die gespatieerd zijn in de hoogterichting (z), een in essentie uniforme dwarsdoorsnede loodrecht op de lengterichting (y), een bovenste plaat (1) nabij de bovenzijde en een onderste plaat (2) nabij de onderzijde, waarbij de bovenste en onderste platen (1, 2) zich uitstrekken in de breedterichting (x) en onderling gescheiden zijn door een veelheid van afstandsplaten (3) in essentie parallel aan de hoogterichting (z), waarbij een eerste plank van de ten minste twee planken een mannelijk verbindingselement (4, 5, 8, 9, 18) omvat verbonden aan een rand van de eerste plank met de bovenste en onderste platen (1, 2), waarbij het mannelijke verbindingselement een haakverbindingswand (8, 9) omvat die zich uitstrekt van de onderste plaat (2) naar de bovenste plaat (1), waarbij het mannelijke verbindingselement verder een haak (4, 5, 18) omvat omvattende een eerste haakdeel (5) dat zich naar buiten uitstrekt ten minste in hoofdzaak in de breedterichting (x) van de haakverbindingswand (8, 9) tot een hoekhaakdeel (18) en een tweede haakdeel (4) dat zich ten minste in hoofdzaak in de hoogterichting (z) uitstrekt van het hoekhaakdeel (18) en naarde bovenzijde, waarbij een tweede plank van de ten minste twee planken een vrouwelijk verbindingselement (11, 12, 13, 16, 19) omvat verbonden aan een rand van de tweede plank met de bovenste en onderste platen (1, 2), waarbij het vrouwelijke verbindingselement een uitsparing (29) omvat die is gevormd door een onderste uitsparingswand (12) die zich naar buiten uitstrekt ten minste in hoofdzaak in de breedterichting (x) van de onderste plaat (2) naar een onderste uitsparingswanduiteinde, een achterste uitsparingswand (13) die zich uitstrekt van de onderste plaat (2) naar de bovenste plaat (1), en een bovenste uitsparingswand omvattende een eerste uitsparingsdeel (16) dat zich naar buiten uitstrekt ten minste in hoofdzaak in de breedterichting (x) van de bovenste plaat (1) tot een hoekuitsparingsdeel (19) en een tweede uitsparingsdeel (11) dat zich ten minste in hoofdzaak in de hoogterichting (z) uitstrekt van het hoekuitsparingsdeel (19) en naar de onderste uitsparingswand (12), waarbij de uitsparing (29) van het vrouwelijke verbindingselement en de haak (4, 5, 18) van het mannelijke verbindingselement zijn geconfigureerd voor het los vergrendelen van de eerste en de tweede plank waardoor de modulaire vloer zich kan aanpassen aan de omtrekken van het genoemde dragende terrein, hetzij concaaf hetzij convex, waarbij de genoemde ten minste twee planken bij
    BE2017/5808 voorkeur identiek zijn waarbij elke plank een mannelijk verbindingselement (4, 5, 8, 9, 18) en een vrouwelijk verbindingselement (11, 12, 13, 16, 19) omvat die gescheiden zijn in de breedterichting (x) door de bovenste en onderste platen (1, 2) en verbonden zijn met de bovenste en onderste platen (1, 2), met het kenmerk dat, de onderste uitsparingswand (12) een buitenste oppervlak (14, 15) omvat omvattende een schuin deel (15) dat zich uitstrekt van een deflectielijn (17) naar het genoemde onderste uitsparingswanduiteinde en ten minste gedeeltelijk in de hoogterichting (z) naarde genoemde bovenzijde, waarbij het genoemde schuine deel een hellingsgrootte in de breedterichting omvat die gelijk is aan ten minste 50% van de grootte van het vrouwelijke verbindingselement in de breedterichting, waarbij de genoemde hellingsgrootte bij voorkeur gelijk is aan ten minste 62,5% van de grootte van het genoemde vrouwelijke verbindingselement, voor het laten koppelen van de genoemde uitsparing (29) van het vrouwelijke verbindingselement van de tweede plank over de haak van het mannelijke verbindingselement van de eerste plank wanneer de eerste plank is gepositioneerd op de genoemde ondergrond.
  2. 2. Modulaire vloer volgens conclusie 1, met het kenmerk dat, het genoemde schuine buitenste oppervlakdeel van de genoemde onderste uitsparingswand een hoek (ai) ten opzichte van de breedterichting van ten minste 5 graden, bij voorkeur ten minste 7 graden, zoals 7 graden, 8 graden, 9 graden, 10 graden, 11 graden, of enige waarde daarboven of daartussen omvat.
  3. 3. Modulaire vloer volgens een der conclusies 1 en 2, met het kenmerk dat, de genoemde bovenste uitsparingswand van het genoemde vrouwelijke verbindingselement zich naar buiten uitstrekt in de breedterichting ten minste tot het genoemde onderste uitsparingswanduiteinde van het genoemde vrouwelijke element, waarbij de genoemde onderste uitsparingswand en de genoemde bovenste uitsparingswand bij voorkeur een gemeenschappelijk raakvlak omvatten dat parallel loopt met de hoogterichting.
  4. 4. Modulaire vloer volgens een der conclusie 1 tot 3, waarbij de genoemde haakverbindingswand een buitenste oppervlak omvat dat in essentie parallel loopt met de hoogterichting, waarbij het genoemde mannelijke verbindingselement een bovenste en een onderste afgeronde verbindingshoek (6, 7) omvat aan de bevestiging van de genoemde haak aan het genoemde buitenste oppervlak van de genoemde haakverbindingswand, met het kenmerk dat, de genoemde haakverbindingswand voor elk van de genoemde bovenste en onderste afgeronde verbindingshoeken (6, 7) een aangrenzend naar binnen gerichte verdikking (8, 9)
    BE2017/5808 omvat, waarbij de genoemde verdikkingen (8, 9) samenkomen in een confluentiedeel (10) van de haakverbindingswand omvattende een dikte die kleiner is dan elk van de maximum diktes van de genoemde verdikkingen van de haakverbindingswand.
  5. 5. Modulaire vloer volgens een der conclusies 1 tot 4, met het kenmerk dat, de bovenste en de onderste plaat een veelvoud aan ribben omvatten die zich uitstrekken in de lengterichting en die gespreid zijn door kanalen.
  6. 6. Modulaire vloer volgens conclusie 5, waarbij elke rib een buitenste riboppervlak omvat, waarbij de bovenste en de onderste plaat elk een kanaalbodemwand en twee kanaalzijwanden omvatten, waarbij de genoemde kanaalbodemwand een kanaalbodemoppervlak (20) omvat dat in essentie parallel loopt met de buitenste riboppervlakken van de twee aangrenzende ribben, waarbij elk van de genoemde twee kanaalzijwanden een kanaalzijoppervlak (21) omvat dat zich uitstrekt van het genoemde kanaalbodemoppervlak tot het buitenste riboppervlak van een van de genoemde aangrenzende ribben, waarbij het genoemde kanaalbodemoppervlak (20), de genoemde twee kanaalzijoppervlakken (21), en een open bovenzijde die in essentie in hetzelfde vlak liggen met de genoemde buitenste riboppervlakken van de genoemde twee aangrenzende ribben een kanaal afbakenen, met het kenmerk dat, elk van de genoemde twee kanaalzijoppervlakken (21) een hoek van ten minste 120 graden met het kanaalbodemoppervlak (20) omvat.
  7. 7. Modulaire vloer volgens conclusie 6, waarbij een buitenste riboppervlak een ribbreedte in de breedterichting omvat, waarbij de genoemde open bovenzijde een bovenste breedte van het kanaal in de breedterichting omvat, met het kenmerk dat, de genoemde bovenste breedte van het kanaal gelijk is aan maximum 100% van de genoemde ribbreedte, bij voorkeur maximum 80% van de genoemde ribbreedte, meest bij voorkeur maximum 60% van de genoemde ribbreedte.
  8. 8. Modulaire vloer volgens een der conclusies 6 en 8, waarbij de bovenste en de onderste platen een veelheid van kanaalbodemwanden omvatten, met het kenmerk dat, elke afstandsplaat (3) van de genoemde veelheid van afstandsplaten is verbonden (23) met een kanaalbodemwand van de bovenste plaat en een kanaalbodemwand van de onderste plaat.
  9. 9. Modulaire vloer volgens een der conclusies 1 tot 8, met het kenmerk dat, elke plank een component uit één stuk is, bij voorkeur omvattende een geëxtrudeerde aluminimumlegering of een geëxtrudeerd plastic.
    BE2017/5808
  10. 10. Modulaire vloer volgens een der conclusies 1 tot 9, met het kenmerk dat, de modulaire vloer verder ten minste één mannelijke helling omvat, waarbij een mannelijke helling een lengterichting, een breedterichting en een hoogterichting omvat die onderling orthogonaal zijn, waarbij de mannelijke helling verder een in essentie uniforme doorsnede loodrecht op de lengterichting omvat, een onderste plaat (31) die zich uitstrekt in de breedterichting, een hellingsplaat (30) omvattende een niet-nul hoek (a2) ten opzichte van de onderste plaat (31), en een mannelijk verbindingselement (4, 5, 8, 9, 18) verbonden met de genoemde onderste plaat en hellingsplaat en geconfigureerd voor het onderling vergrendelen van de genoemde mannelijke helling met de tweede plank van de modulaire vloer omvattende het genoemde vrouwelijke verbindingselement.
  11. 11. Modulaire vloer volgens een der conclusies 1 tot 10, met het kenmerk dat, de modulaire vloer verder ten minste één vrouwelijke helling omvat, waarbij een vrouwelijke helling een lengterichting, een breedterichting en een hoogterichting omvat die onderling orthogonaal zijn, waarbij de vrouwelijke helling verder een in essentie uniforme doorsnede loodrecht op de lengterichting omvat, een onderste plaat (31) die zich uitstrekt in de breedterichting, een hellingsplaat (30) omvattende een niet-nul hoek (a2) ten opzichte van de onderste plaat (31), en een vrouwelijke verbindingselement (11, 12, 16, 9, 19) verbonden met de genoemde onderste plaat en hellingsplaat en geconfigureerd voor het onderling vergrendelen van de genoemde vrouwelijke helling met de eerste plank van de modulaire vloer omvattende het genoemde mannelijke verbindingselement.
  12. 12. Plank voor het bieden van steun aan een voertuig en/of een menigte op een oneffen of zachte ondergrond van een dragend terrein, de plank omvattende een lengterichting (y), een breedterichting (x), en een hoogterichting (z) die onderling orthogonaal zijn, een bovenzijde en een onderzijde die gespatieerd zijn in de hoogterichting (z), de plank verder omvattende een in essentie uniforme dwarsdoorsnede loodrecht op de lengterichting (y), een bovenste plaat (1) nabij de bovenzijde en een onderste plaat (2) nabij de onderzijde, waarbij de bovenste en onderste platen (1, 2) zich uitstrekken in de breedterichting (x) en onderling gescheiden zijn door een veelheid van afstandsplaten (3) in essentie parallel met de hoogterichting (z), waarbij de plank verder een mannelijk verbindingselement (4, 5, 8, 9, 18) en een vrouwelijk verbindingselement (11, 12, 13, 16, 19) omvat gescheiden in de breedterichting (x) door de bovenste en onderste platen (1, 2) en verbonden met de bovenste en onderste platen (1, 2), waarbij het mannelijke verbindingselement een haakverbindingswand (8, 9) omvat die zich uitstrekt van de onderste plaat (2) naar de bovenste plaat (1), waarbij het mannelijke
    BE2017/5808 verbindingselement verder een haak (4, 5, 18) omvat omvattende een eerste haakdeel (5) dat zich naar buiten uitstrekt ten minste in hoofdzaak in de breedterichting (x) van de haakverbindingswand (8, 9) tot een hoekhaakdeel (18) en een tweede haakdeel (4) dat zich ten minste in hoofdzaak in de hoogterichting (z) uitstrekt van het hoekhaakdeel (18) en naar de bovenzijde, waarbij het vrouwelijke verbindingselement een uitsparing (29) omvat gevormd door een onderste uitsparingswand (12) die zich naar buiten uitstrekt ten minste in hoofdzaak in de breedterichting (x) van de onderste plaat (2) naar een onderste uitsparingswanduiteinde, een achterste uitsparingswand (13) die zich uitstrekt van de onderste plaat (2) naarde bovenste plaat (1), en een bovenste uitsparingswand omvattende een eerste uitsparingsdeel (16) dat zich naar buiten uitstrekt ten minste in hoofdzaak in de breedterichting (x) van de bovenste plaat (1) tot een hoekuitsparingsdeel (19) en een tweede uitsparingsdeel (11) dat zich ten minste in hoofdzaak in de hoogterichting (z) uitstrekt van het hoekuitsparingsdeel (19) en naar de onderste uitsparingswand (12), waarbij de uitsparing (29) van het vrouwelijke verbindingselement en de haak (4, 5, 18) van het mannelijke verbindingselement zijn geconfigureerd voor het los vergrendelen van aangrenzende in essentie identieke planken voor het vormen van een modulaire vloer die zich kan aanpassen aan de omtrekken van het genoemde dragende terrein, hetzij concaaf hetzij convex, met het kenmerk dat, de genoemde onderste uitsparingswand (12) een buitenste oppervlak (14, 15) omvat omvattende een schuin deel (15) dat zich uitstrekt van een deflectielijn (17) naar het genoemde onderste uitsparingswanduiteinde en ten minste gedeeltelijk in de hoogterichting (z) naar de genoemde bovenzijde, waarbij het genoemde schuine deel een hellingsgrootte in de breedterichting omvat die gelijk is aan ten minste 50% van de grootte van het vrouwelijke verbindingselement in de breedterichting, waarbij de genoemde hellingsgrootte bij voorkeur gelijk is aan ten minste 62,5% van de grootte van het genoemde vrouwelijke verbindingselement, voor het laten koppelen van de genoemde uitsparing (29) over de haak van het mannelijke verbindingselement van een andere in essentie identiek plank die is gepositioneerd op de genoemde ondergrond.
  13. 13. Werkwijze voor het installeren van een modulaire vloer voor het bieden van ondersteuning aan een voertuig en/of een menigte op een oneffen of zachte ondergrond van een dragend terrein, omvattende de volgende stappen:
    - het voorzien van ten minste drie in essentie identieke planken volgens conclusie 12, waarbij elke plank een mannelijk verbindingselement omvattende een haak en een vrouwelijk verbindingselement omvat een
    BE2017/5808 uitsparing omvat, waarbij de genoemde haak en de genoemde uitsparing zijn geconfigureerd voor het onderling vergrendelen van aangrenzende planken;
    - het positioneren van een eerste plank van de genoemde ten minste drie planken op de genoemde ondergrond;
    - het koppelen van de haak van het mannelijke verbindingselement van een tweede plank van de genoemde ten minste drie planken ten minste gedeeltelijk in de uitsparing van het vrouwelijke verbindingselement van de genoemde eerste plank die is gepositioneerd op de genoemde ondergrond; en
    - het koppelen van de uitsparing van het vrouwelijke verbindingselement van een derde plank van de genoemde ten minste drie planken ten minste gedeeltelijk over de haak van het mannelijke verbindingselement van de genoemde eerste plank die is gepositioneerd op de genoemde ondergrond.
  14. 14. Werkwijze volgens conclusie 13, waarbij de genoemde ten minste drie planken een vierde plank omvatten die in essentie identiek is aan elk van de genoemde ten minste drie planken, waarbij de werkwijze ten minste een van de volgende stappen omvat:
    - het koppelen van de haak van het mannelijke verbindingselement van de genoemde tweede plank gedeeltelijk in de uitsparing van het vrouwelijke verbindingselement van de genoemde eerste plank en gedeeltelijk in de uitsparing van het vrouwelijke verbindingselement van de genoemde vierde plank; en
    - het koppelen van de uitsparing van het vrouwelijke verbindingselement van de genoemde derde plank gedeeltelijk over de haak van het mannelijke verbindingselement van de genoemde eerste plank en gedeeltelijk over de haak van het mannelijke verbindingselement van de genoemde vierde plank.
  15. 15. Werkwijze voor het produceren van een plank volgens conclusie 12 omvattende de volgende stappen:
    - het voorzien van een extrusiematrijs;
    - het voorzien van een extrusiemateriaal, waarbij het extrusiemateriaal één is van een metaallegering en een polymeer, waarbij het extrusiemateriaal bij voorkeur één is van een aluminimumlegering of een plastic; en
    - het duwen van het genoemde extrusiemateriaal door de genoemde extrusiematrijs.
BE2017/5808A 2017-05-08 2017-11-08 Modulaire vloer voor het bieden van ondersteuning aan voertuigen en mensen op een oneffen of zachte ondergrond, en plank, installatiewerkwijze, en productiewerkwijze daarvoor BE1025716B1 (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
EP17170002.4A EP3401441B1 (en) 2017-05-08 2017-05-08 Modular floor for providing support to vehicles and crowds on an uneven or soft subsurface, and plank, installation method, and production method therefor
EP17170002.4 2017-05-08

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1025716A1 true BE1025716A1 (nl) 2019-06-12
BE1025716B1 BE1025716B1 (nl) 2019-06-20

Family

ID=58692420

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2017/5808A BE1025716B1 (nl) 2017-05-08 2017-11-08 Modulaire vloer voor het bieden van ondersteuning aan voertuigen en mensen op een oneffen of zachte ondergrond, en plank, installatiewerkwijze, en productiewerkwijze daarvoor

Country Status (9)

Country Link
US (1) US11198976B2 (nl)
EP (1) EP3401441B1 (nl)
AU (1) AU2018264962B2 (nl)
BE (1) BE1025716B1 (nl)
CA (1) CA3061561C (nl)
ES (1) ES2816052T3 (nl)
IL (1) IL270430B1 (nl)
PT (1) PT3401441T (nl)
WO (1) WO2018206597A2 (nl)

Families Citing this family (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
BE1027024B1 (nl) * 2019-02-04 2020-09-02 Flooring Ind Ltd Sarl Vloerpaneel en werkwijze voor het vervaardigen ervan
CN111874792A (zh) * 2020-07-31 2020-11-03 中国十九冶集团有限公司 吊装路基箱装置
CN111959457A (zh) * 2020-08-26 2020-11-20 中国十九冶集团有限公司 重型装载车辆防陷支撑装置
DE102021117145A1 (de) 2021-07-02 2023-01-05 Cteam Consulting & Anlagenbau Gmbh Modularer Bodenbelag

Family Cites Families (21)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3301147A (en) 1963-07-22 1967-01-31 Harvey Aluminum Inc Vehicle-supporting matting and plank therefor
US3385182A (en) * 1965-09-27 1968-05-28 Harvey Aluminum Inc Interlocking device for load bearing surfaces such as aircraft landing mats
US3385183A (en) * 1965-10-22 1968-05-28 Harvey Aluminum Inc Keylock-typical section
US3348459A (en) * 1967-01-03 1967-10-24 Harvey Aluminum Inc Interlocking matting and coupling bar therefor
US3377931A (en) * 1967-05-26 1968-04-16 Ralph W. Hilton Plank for modular load bearing surfaces such as aircraft landing mats
US3450010A (en) * 1968-03-08 1969-06-17 Harvey Aluminum Inc Landing mat
US3557670A (en) * 1968-05-27 1971-01-26 Paul Thomas Sutton Patch assembly for rapid repair of bomb-damaged runways and pavements
US3572224A (en) * 1968-10-14 1971-03-23 Kaiser Aluminium Chem Corp Load supporting plank system
US3614915A (en) * 1969-01-21 1971-10-26 Kaiser Aluminium Chem Corp Panel assembly and method
USRE27147E (en) * 1969-11-04 1971-06-22 Landing mat
US3784312A (en) * 1972-06-12 1974-01-08 Us Navy Flotation beam for matting construction
IL129834A (en) * 1999-05-06 2001-09-13 Ackerstein Ind Ltd Ground surface cover system with flexible interlocking joint for erosion control
DE60037661T2 (de) * 1999-07-02 2009-01-08 Excellent Systems A/S Vorrichtung zur einfachen Überwindung von Höhendifferenzen, insbesondere bei Türschwellen, durch Rollstuhlfahrer
US6526614B2 (en) * 2001-04-09 2003-03-04 The United States Of America As Represented By The Secretary Of The Navy Portable and lightweight ramp structure
US7370452B2 (en) * 2002-09-16 2008-05-13 Rogers Melissa B Mat assembly for heavy equipment transit and support
US7090430B1 (en) * 2003-06-23 2006-08-15 Ground Floor Systems, Llc Roll-up surface, system and method
US7364383B2 (en) * 2004-06-23 2008-04-29 Ground Floor Systems, Llc Roll-up surface, system and method
ES2536511T3 (es) * 2007-01-25 2015-05-26 Eps Holding Gmbh Revestimiento para pisos
US8336146B1 (en) * 2011-06-13 2012-12-25 Berbash Khaled M Forced air heated mat
US10519654B2 (en) * 2013-11-07 2019-12-31 Csr Building Products Limited Building component
US10907348B2 (en) * 2013-11-07 2021-02-02 Csr Building Products Limited Building component

Also Published As

Publication number Publication date
CA3061561C (en) 2023-11-28
IL270430B1 (en) 2024-04-01
PT3401441T (pt) 2020-09-04
EP3401441A1 (en) 2018-11-14
EP3401441B1 (en) 2020-07-01
BE1025716B1 (nl) 2019-06-20
AU2018264962A1 (en) 2019-11-28
ES2816052T3 (es) 2021-03-31
US11198976B2 (en) 2021-12-14
WO2018206597A2 (en) 2018-11-15
AU2018264962B2 (en) 2023-08-03
IL270430A (nl) 2020-01-30
WO2018206597A3 (en) 2018-12-20
CA3061561A1 (en) 2018-11-15
US20210148060A1 (en) 2021-05-20

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1025716B1 (nl) Modulaire vloer voor het bieden van ondersteuning aan voertuigen en mensen op een oneffen of zachte ondergrond, en plank, installatiewerkwijze, en productiewerkwijze daarvoor
US9447547B2 (en) Mat construction with environmentally resistant core
US4087948A (en) Flooring elements
US10273639B2 (en) Hybrid industrial mats having side protection
US20190242068A1 (en) Hybrid industrial mats
AU2016235980B2 (en) Mat construction with environmentally resistant core
GB2569385A (en) Non-slip surface assembly
EP0067024B1 (en) Floor coverings
US20160298302A1 (en) Industrial mats having plastic or elastomeric side members
JP4085480B2 (ja) 産業車両
BE1027050B1 (nl) Voetgangersbrug voor het overbruggen van bouwputten en dergelijke
RU197135U1 (ru) Плита модульного дорожного покрытия для сборно-разборных временных дорог и площадок
KR20110007013U (ko) 배수용 그레이팅
AU2012100748A4 (en) Warning fence for road safety
KR101187982B1 (ko) 작업용 안전발판
PL177084B1 (pl) Podłoga rusztowania
KR102193705B1 (ko) 데크 패널용 사이드 보호구
TWM348809U (en) Grille board
JP2002250191A (ja) 梯子用滑止具
BE1017540A3 (nl) Inrichting voor het nivelleren van de bodem waarop een tent of dergelijke geplaatst wordt.
TWM339544U (en) Grid board
JP2011001801A (ja) グレーチング及びそれに使用する滑り止め部材
DE20100832U1 (de) Fahrtreppe oder Fahrsteig
AU2021236429A1 (en) Step Definition System
DE20022974U1 (de) Sicherheitswand

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20190620

MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20211130