BE1025653A1 - Multifunctioneel profiel voor traprenovatie - Google Patents

Multifunctioneel profiel voor traprenovatie Download PDF

Info

Publication number
BE1025653A1
BE1025653A1 BE20175750A BE201705750A BE1025653A1 BE 1025653 A1 BE1025653 A1 BE 1025653A1 BE 20175750 A BE20175750 A BE 20175750A BE 201705750 A BE201705750 A BE 201705750A BE 1025653 A1 BE1025653 A1 BE 1025653A1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
stair
panel
carrier material
transition
filler
Prior art date
Application number
BE20175750A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1025653B1 (nl
Inventor
Pieter Karel Klaas Buyck
Marieke Camilla Roos Callens
Alexander Achiel Decruy
Frederik Lieven Ludwig Decruy
André DECRUY
Original Assignee
Decruy Nv
Floorify Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Decruy Nv, Floorify Nv filed Critical Decruy Nv
Priority to BE2017/5750A priority Critical patent/BE1025653B1/nl
Publication of BE1025653A1 publication Critical patent/BE1025653A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1025653B1 publication Critical patent/BE1025653B1/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04FFINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
    • E04F11/00Stairways, ramps, or like structures; Balustrades; Handrails
    • E04F11/02Stairways; Layouts thereof
    • E04F11/104Treads
    • E04F11/16Surfaces thereof; Protecting means for edges or corners thereof
    • E04F11/17Surfaces
    • E04F11/175Covering panels for tread restoration
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04FFINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
    • E04F11/00Stairways, ramps, or like structures; Balustrades; Handrails
    • E04F11/02Stairways; Layouts thereof
    • E04F11/104Treads
    • E04F11/1045Treads composed of several layers, e.g. sandwich panels

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Steps, Ramps, And Handrails (AREA)

Abstract

Multifunctioneel trapsysteem geschikt voor het bekleden van traptreden omvattende twee paneelvormige traptrede elementen (1,2), waarbij het eerste element (1) een bovenvlak (Vb) heeft en in gebruik hoofdzakelijk het horizontaal gedeelte van een traptrede bedekt en waarbij het tweede element een voorvlak (V2) heeft en in gebruik hoofdzakelijk het verticaal gedeelte van een traptrede bedekt, waarbij de genoemde elementen (1, 2) voorzien zijn van mannelijke of vrouwelijke verbindingsmiddelen geschikt om de uiteinden van beide elementen met elkaar te verbinden door aangrijping van de mannelijke in de vrouwelijke verbindingsmiddelen, waarbij het tweede element kantelbaar is ten opzichte van het eerste element waardoor de hoek (Beta) tussen het bovenvlak en voorvlak instelbaar is tussen 65° en 90°.

Description

MULTIFUNCTIONEEL PROFIEL VOOR TRAPRENOVATIE
Deze uitvinding heeft tot doel het vervaardigen van een profiel of systeem om een trap te renoveren. Meer in het bijzonder betreft de uitvinding een multifunctioneel traprenovatiesysteem omvattende minstens twee paneelvormige elementen (profielen) die in of aan elkaar bevestigd kunnen worden, bij voorkeur via een klikverbinding, zodat er meerdere mogelijkheden beschikbaar zijn om een trap af te werken.
Stand der techniek
De vakman heeft om een trap te renoveren verschillende mogelijkheden. Zo bestaan er profielen die op een bestaande trap gelijmd kunnen worden. Meestal bestaan deze uit twee delen (panelen), namelijk een deel dat hoofdzakelijk het horizontaal gedeelte van de traptrede bekleed en veelal beschikt over een trapneus (neusdeel), en een tweede deel dat hoofdzakelijk het verticale deel van de trap bekleed. Het tweede deel die hoofdzakelijk het verticale deel van de traptrede moet bedekken is veelal gemonteerd achter de trapneus van het eerste deel die hoofdzakelijk het horizontale deel van de traptrede bekleedt. Het tweede deel die het verticale deel van de traptrede bedekt kan men tevens schuin monteren zodat de trede iets groter wordt.
Bij een gekende alternatieve manier kan het verticale paneel onderaan het horizontale paneel geklikt worden onder een hoek van 90°, waardoor het verticale deel zo goed als naadloos op het horizontale deel aansluit, zodat een meer strakker geheel bekomen wordt doordat men de trapneus ontwijkt.
De panelen of profielen kunnen vervaardigd zijn uit MDF, spaanplaat, een op hout gebaseerde plaat, een WPC, een kunststof, een massief of een half massief paneel of profiel. Deze panelen kunnen al dan niet van een decoratieve bekledingslaag voorzien zijn bestaande uit bijvoorbeeld: CPL, HPL, LVT, een fineer, een massief houten toplaag, een cushion vinyl, een krasvast papier enz... Deze bekledingslagen zijn veelal voorzien van een krasvaste toplaag onder de vorm van een transparante toplaag,
BE2017/5750 een lak, een transparantie slijtlaag die het trapprofiel moet beschermen tegen krassen en/of slijtage.
Een andere reeds gekende manier is dat men gebruikt maakt van een extra hoekprofiel die de hoek vormt tussen het horizontale en het verticale paneel. Dit hoekprofiel kan vervaardigd zijn uit een metaal, een kunststof, uit hout of uit een op hout gebaseerd profiel, al dan niet voorzien van een decoratieve bekledingslaag. Tevens kunnen deze profielen en/of de trapprofïelen voorzien zijn van een antislip zone.
De trapprofïelen worden op de bestaande trap gemonteerd met behulp van een lijm of silicone en/of d.mv. nagels of vijzen.
De verschillende mogelijke afwerkingsmogelijkheden zijn in grote lijnen: een rechte trapafwerking (90° t.o.v. van het bovenvlak van de trede), een Z-trap (±105° t.o.v. het bovenvlak van de trede) en een trapneus (het verticale paneel achter de trapneus van het horizontale paneel die onder 90° of onder een andere hoek staat t.o.v. het bovenvlak van de trede). Tevens is er nog een mogelijkheid voor een open trap te kiezen, bij deze afwerking wordt het verticaal deel weggelaten.
De hierboven beschreven afwerkingsmogelijkheden of traprenovatie profielen hebben telkens een groot nadeel, en dat is dat de vakman naar afwerking zeer beperkt is. De bestaande trapprofïelen zijn zodanig vervaardigd dat de vakman ofwel met een trapneus moet werken, ofwel volgens een rechte (90°) trap moet werken, ofwel een Ztrap bekomt, waarbij het verticale deel die onder een hoek(+-105°) staat. Men heeft met andere woorden telkens verschillende profielen nodig om aan de wensen van de klant te voldoen.
De doelstelling van deze uitvinding is het verschaffen van een multifunctioneel traprenovatie systeem (profiel) die de vakman of plaatser toelaat een trap te renoveren volgens een rechte trap (90°), een Z-trap (+-105°) of met een trapneus.
BE2017/5750
Het doel van de uitvinding wordt bereikt met het multifunctioneel trapsysteem zoals omschreven in de onafhankelijke conclusie. Voorkeurdragende uitvoeringsvormen zijn beschreven in de afhankelijke conclusies.
Bij de ontwikkeling van een dergelijk systeem dient ment met verschillende zaken rekening te houden.
Bij een Z-trap en bij een rechte trap (90°) is het de uitdaging dat de overgang van het horizontale deel naar het verticale deel zo naadloos mogelijk is, en dit zowel bij 90° alsook bij een Z-trap(hoek alfa = ±105°).
1) Eenvoudige montage en eenvoudig op maat te zagen
Een heel belangrijk item is dat de plaatster in staat moet zijn om zowel het paneel die het horizontale vlak van de traptrede bedekt alsook het paneel die het verticale deel van de traptrede bedekt op maat kan verzagen. Het is immers zo dat de panelen vaste afmetingen hebben en dat de trapprofïel moet aangepast of afgezaagd worden al naar gelang de trap die hij moet bedekken. Meestal gebeurd dit d.mv. een decoupeerzaag of met een cirkelzaag.
Indien we een oplossing voor de boven beschreven gestelde doelstelling zouden aanreiken onder de vorm van een trapprofïel waarbij het horizontaal deel en het verticaal deel in 1 stuk zijn, dat zou dit zeer onpraktisch zijn om dit trapprofïel op juiste afmeting af te korten.
Het opmeten van deze maten doet men met een speciaal mal of werkstuk die de afmetingen van de traptrede opmeet en die men dan vervolgens op het trapprofïel plaatst om deze op de juiste afmetingen af te korten, dit maakt het voor de doe-hetzelver en voor de vakman relatief eenvoudig. De beoogde doestelling kan dus het best gehaald worden door een systeem aan te bieden die bestaat uit twee aparte panelen die eenvoudig in elkaar kunnen geklikt of verbonden worden.
BE2017/5750
2) Naadloze verbinding tussen het horizontaal deel en het verticaal deel
Zoals reeds vermeld is het van heel groot belang om een systeem te ontwikkelen die maakt dat de verbinding tussen het horizontaal paneel naar het verticaal paneel zo naadloos mogelijk gebeurd. Een gekende manier om dit te bereiken is d.m.v. een kliksysteem of klemsysteem. In de vloerbekledingssector is die een welgekende techniek om 2 of meer panelen zonder lijm met elkaar te verbinden.
De techniek die wij gebruiken leunt daar heel dicht bij aan, echter moet het kliksysteem zodanig ontworpen zijn dat het verticaal paneel verder dan 90° kan doorgelooid kan worden en tevens moet ook in dit geval de verbinding tussen de 2 panelen perfect zijn(zo goed mogelijk aansluiten.
3) Oplossing tegen het kromtrekken van de trapprofielen
Een traprenovatieprofïel is meestal voorzien van een decorlaag. Dit kan een CPL, een HPL, een LVT, een Vinyl of een papieren decorlaag zijn die de nodige krasvastheid bezit.
Al naar gelang deze trapprofielen eenzijdig gekleefd zijn of met een backing voorzien zijn zullen deze panelen, zij het heel licht, kromtrekken aangezien er verschillende materialen gebruikt worden. Het kliksysteem die het horizontaal paneel met het verticaal moet verbinden moet van die aard zijn dat de 2 panelen nog steeds gemakkelijk in elkaar klikken. Tevens moet het kliksysteem ervoor zorgen dat de kromming rechtgetrokken wordt om na montage een quasi naadloze overgang te krijgen van het horizontaal paneel naar het verticaal paneel.
In de hierna volgende gedetailleerde beschrijving van het product alsook van de werkwijze volgens deze uitvinding en de aldus gevormde trapprofielen worden de kenmerken en voordelen van de uitvinding verder verduidelijkt. Het weze duidelijk dat de enige bedoeling van deze beschrijving erin bestaat om de algemene principes van deze uitvinding door een concreet voorbeeld te verduidelijken, en dat niets in deze beschrijving dus kan geïnterpreteerd worden als een beperking van de draagwijdte van
BE2017/5750 de in de conclusies opgeëiste octrooirechten, noch van het toepassingsgebied van deze uitvinding.
In de hierna volgende beschrijving wordt door middel van referentiecijfers verwezen naar de hierbij gevoegde figuren, waarbij :
Fig. 1 : Traprenovatie systeem volgens de uitvinding. Op de afbeelding zijn 2 panelen (1,2) afgebeeld.
Fig. 2a/2b: Detail van de verbindingsmiddelen (koppelmiddelen (Kl en K2)) volgens de uitvinding. Het koppelmiddel(K2) van het 2de paneel(2) is klembaar opgenomen in het koppelmiddel(Kl) van het eerste paneel(l) , in de uitvoering van een rechte trap.
Fig 3a/3b: Detail van de koppelmiddelen (Kl en K2) volgens de uitvinding. Het koppelmiddel(K2) van het 2de paneel(2) is klembaar opgenomen in het koppelmiddel(Kl) van het eerste paneel(l) , in de uitvoering van een Z-trap.
Fig 4a/4b: Montage manier van 2 panelen(l,2) volgens de uitvinding. De montage van de 2 panelen gebeurd in dit geval dmv een wentelbeweging(Tl).
Fig. 5a/5b: Montage manier van 2 panelen(l,2) volgens de uitvinding. De montage van de 2 panelen gebeurd in dit geval dmv een snapbeweging(Tl).
Fig. 6a/6b:Detail van de koppelmiddelen (Kl en K2) volgens de uitvinding. Het koppelmiddel(K2) van het 2de paneel(2) is klembaar opgenomen in het koppelmiddel(Kl) van het eerste paneel(l) waardoor het eerste paneel en het 2de paneel(2) met elkaar verbonden zijn.
Fig 7: Detail van de koppelmiddelen (Kl en K2) volgens de uitvinding. Het koppelmiddel(K2) van het 2de paneel(2) is klembaar opgenomen in het
BE2017/5750 koppelmiddel(Kl) van het eerste paneel(l) waardoor het eerste paneel en het 2de paneel(2) met elkaar verbonden zijn.
Fig 8: Detail van de koppelmiddelen (Kl en K2) volgens de uitvinding. Het koppelmiddel(K2) van het 2de paneel(2) is klembaar opgenomen in het koppelmiddel(Kl) van het eerste paneel(l) waardoor het eerste paneel en het 2de paneel(2) met elkaar verbonden zijn.
Fig. 9a: Detail van 2 gekoppelde panelen(l,2) voor traprenovatie. De 2 panelen zijn in gekoppelde toestand en de punten PI en P2 maken contact met elkaar.
Fig. 9b: Detail van 2 gekoppelde panelen(l,2) voor traprenovatie. De 2 panelen zijn in gekoppelde toestand en de punten PI en P2 maken contact met elkaar. Het vlak (VI) ligt niet in hetzelfde vlak als het vlak (V2) van het 2de paneel.
Fig. 9c: Detail van 2 gekoppelde panelen(l,2) voor traprenovatie. De 2 panelen zijn in gekoppelde toestand en de punten PI en P2 maken contact met elkaar. Het vlak (VI) ligt niet in hetzelfde vlak als het vlak (V2) van het 2de paneel.
Fig. lOa/lOa’; Detail van 2 gekoppelde panelen(l,2) voor traprenovatie. De 2 panelen zijn in gekoppelde toestand en de punten PI en P2 maken contact met elkaar. Het vlak (VI) ligt in hetzelfde vlak als het vlak (V2) van het 2de paneel.
Fig. lOb/lOb’: .Detail van 2 gekoppelde panelen(l,2) voortraprenovatie. De 2 panelen zijn in gekoppelde toestand en de punten PI en P2 maken contact met elkaar. Het vlak (VI) ligt niet in hetzelfde vlak als het vlak (V2) van het 2de paneel.
Fig. 11: 2 panelen(l,2) voor traprenovatie volgens de uitvinding. Het koppelmiddel(K2) van het 2de paneel(2) is klembaar opgenomen in het koppelmiddel(Kl) van het eerste paneel(l) waardoor het eerste paneel en het 2de paneel(2) met elkaar verbonden zijn.
BE2017/5750
Fig. 12a/12b: 2 panelen(l,2) voor traprenovatie volgens de uitvinding. Het koppeldeel(K2) van het 2de paneel(2) is klembaar opgenomen in het koppeldeel(Kl) van het eerste trappaneel(l) waardoor het eerste trappaneel en het 2de trappaneel(2) met elkaar verbonden zijn.
Fig. 13a 2 Manier van vervaardigen van het eerste trapprofïel(l) volgens de uitvinding. Een paneelvormig element wordt aangevoerd. Dit paneelvormig element is opgebouwd uit 2 verschillende soorten dragermateriaal(10’ en 10”).
Fig. 13b : Manier van vervaardigen van het eerste trapprofïel(l) volgens de uitvinding. Een paneelvormig element wordt aangevoerd. Dit paneelvormig element is opgebouwd uit 2 verschillende soorten dragermateriaal(10’ en 10”).
Fig. 13c : Manier van vervaardigen van het eerste trapprofiel(l) volgens de uitvinding. Een paneelvormig element wordt aangevoerd. Dit paneelvormig element is opgebouwd uit 2 verschillende soorten dragermateriaal(10’ en 10”).
Fig. 14a/14b: 2 panelen(l,2) voor traprenovatie volgens de uitvinding. Het koppeldeel(K2) van het 2de paneel(2) is klembaar opgenomen in het koppeldeel(Kl) van het eerste trappaneel(l) waardoor het eerste trappaneel en het 2de trappaneel(2) met elkaar verbonden zijn.
Fi2. 15: Het eerste trapprofïel(l) volgens de uitvinding. Dit trapprofïel(l) is opgebouwd uit 2 verschillende soorten dragermateriaal(10’ en 10”). De eerste soort dragermateriaal(lO’) kan een LVT achtig product zijn met bvb een dikte van 3mm of meer.
Fig. 16a: Een voorbeeld van hoe het laagvormig materiaal geplooid kan worden om een trapprofïelprofiel te vervaardigen volgens de uitvinding. In vergelijking met de eerder besproken profielen heeft de overgang (11) een minimale radius.
BE2017/5750
Fig. 16b: Een oplossing op het boven besproken probleem is de overgang, in plaats van in een punt, in vlak te frezen met een zekere breedte b.
Fig. 16c: Plaatmateriaal die bestaat uit verschillende lagen dragermateriaal(10’, 10”).
Fig. 17a/b/c/d/e/f: Details van de overgang van het bovenvlak(Vb) naar het verticaal vlak(Vl) van het eerste trapprofïel(l) volgens de uitvinding.
Fig. 18a/18b: Voorbeeld van een uitvoering van een trapbekleding volgens de uitvinding.
Het 2de paneel(2) staat loodrecht op het bovenvlak (Vb) van het eerste paneel(l). Deze uitvoering is gekend als een rechte trap.
Fig. 19a/19b: Voorbeeld van een uitvoering van een trapbekleding volgens de uitvinding.
Het 2de paneel(2) staat onder een hoek Alfa tov een loodrechte op het bovenvlak (Vb) van het eerste paneel(l).
Fig. 20a/20b: Voorbeeld van een uitvoering van een trapbekleding volgens de uitvinding.
Het 2de paneel (2) staat loodrecht op het bovenvlak (Vb) van het eerste paneel(l), echter is het 2de paneel een kort paneel.
Fig.21a: 2 panelen(l,2) voor traprenovatie volgens de uitvinding. Op de figuur is te zien dat het dragermateriaal opgebouwd is uit 2 verschillende dragermaterialen( 10’ en 10”). Fig.21b/c/d/e: Verschillende afwerkingsmogelijkheden met traprenovatieprofielen volgens de uitvinding voor het vormen van een rechte trap, een Z-trap, een trapneus en een trapneus voor een Z-trap.
BE2017/5750
Fig. 22a: Paneel(l) voor traprenovatie volgens de uitvinding. Op de figuur is te zien dat het dragermateriaal opgebouwd is uit 2 verschillende dragermaterialen (10’ en
10”). Fig. 22b en Fig 22c verduidelijken het afsnijden van de trapneus.
Fig. 23a/b: 2 panelen (1,2) voor traprenovatie volgens de uitvinding. Ten opzichte van de voorgaande tekeningen is de tand(Kl) en de groef(K2) omgewisseld.
Fig. 24a/b: 2 panelen (1,2) voor traprenovatie volgens de uitvinding. Ten opzichte van de voorgaande tekeningen is de tand (KI) en de groef (K2) omgewisseld.
Fig. 25a/b/c: 2 panelen (1,2) voor traprenovatie volgens de uitvinding. Ten opzichte van de voorgaande tekeningen is de tand (7) van de tandzijde (KI) iets langer waardoor dit voor een snellere montage kan zorgen.
Fig 1: Traprenovatie systeem volgens de uitvinding. Op de afbeelding zijn 2 panelen (1,2) afgebeeld. De 2 profielen (1,2) beschikken over een dragermateriaal (10) waarop een decoratieve toplaag(3) is aangebracht. Deze decoratieve toplaag(3) kan opgebouwd zijn uit een decoratieve laag met daarop een krasvaste toplaag of kan een decoratieve laag zijn die al voldoende krasvast is. Deze toplagen zijn reeds lang gekend en kunnen papierfolies zijn, een kunststoffolie (PVC, PP, pet...), een CPL, een HPL , een LVT, een vinyl, fineer, hout.. .enz. Deze decoratieve toplagen(3) kunnen voorzien zijn van een welbepaald decor zoals een houtimitatie, een steenimitatie of iets dergelijks. Het weze duidelijk dat de decoratieve toplaag (3) niet noodzakelijk krasvast hoeft te zijn. Zo kan men ook de profielen na het monteren voorzien van een lak of een olie die het geheel voldoende krasvast maakt. Tevens weze het duidelijk dat volgens de uitvinding de decoratieve toplaag (3) niet noodzakelijk is. Zo kan het zijn dat de afwerkingslaag erop wordt gebracht na de montage van trapprofielen. Denk maar aan het bekleden van vinyl of tapijt op de trapprofielen. De achterzijde van de panelen of profielen (1,2) kan voorzien zijn van een backing (4)(folie aan de rugzijde), ook dit is echter in vele gevallen niet noodzakelijk. Het dragermateriaal (10) kan verschillend van aard zijn, zo kunnen deze profielen opgebouwd zijn uit een PVC, een
BE2017/5750 kunststof, een MDF, een LDF een HDF, spaanplaat of een ander op hout gebaseerd plaatmateriaal of massief hout. De profielen kunnen vervaardig zijn dmv extrusie of dmv het profileren van een plaatmateriaal zoals later in dit document verder wordt besproken.
Het eerste profiel (1) bestaat hoofdzakelijk uit een horizontaal gedeelte die aan de rechterzijde naar beneden toe verderloopt naar een korter verticaal gedeelte. Dit verticaal gedeelte kan men beschouwen als een neusdeel die een klein deel van het verticaal gedeelte van de traptrede bedekt. Het horizontaal gedeelte van het eerste trapprofïel (1) heeft een bovenvlak (Vb). Dit bovenvlak is na montage hoofdzakelijk horizontaal en zal in dit document beschouwd worden als referentievlak om bepaalde hoeken te definiëren. De langsuiteinde van dit relatief kort verticaal gedeelte is voorzien van een koppeldeel (KI) die dienst doet om het 2de paneel (2) klembaar op te nemen. Dit korte verticaal deel kan tevens beschouwd worden als een neusdeel. Het weze duidelijk dat andere uitvoeringen van dit eerste profiel (1) mogelijk zijn. Zo kan het koppeldeel (KI) direct in het horizontaal gedeelte voorzien zijn zonder dat er een kort verticaal deel aanwezig is. Het verticaal deel kan wel in welbepaalde gevallen aangewezen zijn op vlak van esthetiek en/of sterkte van het trapprofïel, hierop wordt nog later in dit document dieper op ingegaan.
Het kort verticaal deel van het eerste paneel (1) bevat een vlak VI die eindigt in punt Pl. Gemakkelijks halve kunnen we stellen dat het koppeldeel(Kl) zich aan de onderzijde van het eerste paneel (1) of profiel bevindt. Tevens is het zo dat niet iedere uitvoering over een verticaal vlak (VI) zal beschikken, zo kan de overgang van het horizontaal bovenvlak (Vb) naar het punt (Pl) een boog zijn.
Het 2de profiel (2) is hoofdzakelijk verticaal opgebouwd tov het bovenvlak (Vb) van het eerste paneel (1). De bovenzijde van het verticaal deel (2) bevat een koppeldeel (K2) die klembaar opgenomen kan worden in het koppeldeel (KI) van het eerste paneel (1). Het dragermateriaal (10) van het 2de paneel(2) kan dezelfde opbouw hebben als het dragermateriaal (10) van het lste paneel, maar kan ook verschillend zijn, evenals de decoratieve toplaag(3) van het 2de paneel (2). De 2 koppeldelen (K1,K2) zijn zodanig ontworpen of uitgevoerd dat de 2 panelen of profielen (1,2) klembaar
BE2017/5750 gekoppeld kunnen worden op die manier dat het vlak(Vl) van het eerste paneel(l) en het voorvlak (V2) van het 2de paneel(2) in gekoppelde toestand parallel lopen t.o.v. elkaar en dat de 2 punten(Pl en P2) met elkaar contact maken. Tevens is het zo dat het vlak (VI) loodrecht staat t.o.v. het bovenvlak (Vb). Het 2de paneel(2) kan men, al naar gelang de gewenste uitvoering van de traprenovatie, nog verder draaien of roteren met contactpunten(Pl en P2) als centerpunt tot de gewenste hoek tussen de 2 vlakken (Vb en V2) is bereikt. Zowel in de gekoppelde toestand waarbij de vlakken (Vb en V2) loodrecht lopen alsook in de gekoppelde toestand waarbij het vlak (V2) onder een hoek(Alfa + 90°) staan t.o.v. het vlak (Vb) is het de bedoeling dat de punten(Pl en P2) contact maken. Deze uitvoering wordt nog verder in de document toegelicht. Het is wel te verstaan dat er toleranties kunnen optreden waardoor een minimale speling tussen de 2 contactpunten (PI en P2) kan optreden, maar dit heeft echter heel weinig effect op het esthetische van het eindresultaat en doet aldus geen afbreuk aan het innovatieve en vernieuwende karakter van deze uitvinding.
Fig. 2a: Transvstccm volgens de uitvinding volgens een rechte trap uitvoering. Het koppelmiddel(K2) van het 2de paneel(2) is klembaar opgenomen in het koppelmiddel(Kl) van het eerste paneel(l) waardoor het eerste paneel en het 2de paneel(2) met elkaar verbonden zijn. Het eerste paneel (1) en het 2de paneel(2) zijn met elkaar verbonden zowel in de richting (Dl) alsook in de richting (D2). Het vlak (Vb) van het eerste paneel(l) en het vlak(V2) van het 2de paneel(2) staan nagenoeg loodrecht t.o.v. elkaar. Deze uitvoering van traprenovatie is gekend als een rechte trap. Een andere gekende uitvoering is een Z-trap waarbij het 2de paneel(2) verder wordt gedraaid dan +-90° t.o.v. bovenvlak (Vb). Deze uitvoering wordt verder in dit document toegelicht. Op de detail van de klemdelen (Kl en K2) kunnen we zien dat de punten (PI en P2) contact met elkaar maken. Het eerste klemdeel (KI) bezit een groef, die aan de bovenzijde begrensd is door lip(6) en aan de onderzijde begrensd is door lip (5).
Fig 2b: Detail A van figuur 2a van het klemdelen (Kl en K2) volgens de uitvinding. Op het detail A is duidelijk waarneembaar dat lip (5) voorbij de lip (6) uitsteekt. Dit
BE2017/5750 heeft als reden om een gemakkelijk montage en demontage te waarborgen. Tevens kan het een voordeel zijn dat de onderste lip(5) elastisch of flexibel is, dit heeft als voordeel dat het klemdeel(Kl) toleranties kan op vangen en tevens laat deze flexibiliteit ertoe dat men de 2 panelen kan monteren d.mv. een snapbeweging (SI; zie fïguur5).
De punten (PI en P2) liggen in hetzelfde vlak als (VI en V2). Dit hoeft echter geen noodzaak te zijn, zo kunnen de vlakken (VI en V2) wel evenwijdig zijn aan elkaar, maar niet in hetzelfde vlak liggen, tevens kan het zijn dat de punten (PI en P2) niet in hetzelfde vlak liggen als de vlakken(Vl en/of V2). Dit wordt nog verder in dit document behandelt.
Fig 3a: Trapsysteem volgens de uitvinding volgens een Z-trap uitvoering. Het koppelmiddel(K2) van het 2de paneel (2) is klembaar opgenomen in het koppelmiddel(Kl) van het eerste paneel (1) waardoor het eerste paneel en het 2de paneel (2) met elkaar verbonden zijn. Het vlak(V2) van het 2de paneel is over een hoek alfa verder gedraaid t.o.v. vlak (VI). Deze vorm van trap uitvoering heef een Z-trap. Gemiddeld is de hoek alfa 15°. Echter kan dit van trap tot trap verschillend zijn. De hoek (Beta) is de hoek die gevormd wordt tussen het bovenvlak (Vb) van het eerste element en het voorvlak(V2) van het tweede element. Zoals reeds aangegeven is deze dus instelbaar tussen 65° en 90°, bij voorkeur tussen 75° en 90°. Het kan ook meer zijn, zoals bvb 55°, alhoewel het merendeel van de Z-trappen gemiddeld een Beta hoek van 75° zullen hebben. Ook hier zien we dat de punten PI en P2 contact maken en zowel in het vlak (VI) liggen alsook in het vlak (V2) liggen. Dit hoeft echter ook in dit geval niet te zijn zoals zal blijken in figuren 9a tem 9b.
Fig 3b: Detail A van fig. 3a van de koppelmiddelen (Kl en K2) volgens de uitvinding. Het vlak (V2) van het 2de paneel is over een hoek alfa verder gedraaid t.o.v. vlak (VI). Deze vorm van trap uitvoering heef een Z-trap. Gemiddeld is de hoek alfa 15°. Echter kan dit van trap tot trap verschillend zijn. Ook hier zien we dat de punten PI en P2 contact maken en zowel in het vlak (VI) liggen alsook in het vlak (V2) liggen. Dit hoeft echter ook in dit geval niet te zijn zoals zal blijken in figuren 9a tem 9b.
BE2017/5750
Uit op de detail is duidelijk waarneembaar dat dit verder draaien mogelijk gemaakt wordt d.mv. aanwezige luchtholtes. Deze luchtholtes worden ver verduidelijkt in fig.
6b, 7 en 8.
Fig 4a/4b: Montage manier van 2 panelen(l,2) volgens de uitvinding. De montage van de 2 panelen gebeurd in dit geval d.mv. een wentelbeweging (Tl). De koppeling wordt gecreëerd op het moment dat lip (7) van het 2de koppeldeel (K2) achter lip 6 van het eerste koppeldeel (KI) komt en vlak(V7) van lip 5 contact maakt met vlak (V8) van het 2de koppeldeel (K2). In een ideaal geval moet er hierbij een minimale spanning overwonnen worden. De spanning wordt opgevangen door de flexibiliteit of elasticiteit van lip(5) van het eerste koppelmiddel (KI), deze lip (5) wordt immers licht achteruitgeduwd bij de montage. Door de gecreëerde drukkracht van lip 5 worden punten PI en P2 tegen elkaar gedrukt in de richting D2, en wordt lip 7 tegen lip 6 gedrukt hoofdzakelijk in de richtingen Dl en in mindere mate ook in richting D2. Deze spanning of kracht kan heel weinig zijn waardoor de verplaatsing van lip 5, zoals aangegeven op figuur 4b, met het blote ook niet zichtbaar is. Het is wel te verstaan dat er nog andere manieren van montage mogelijk zijn mits eventueel een ander profiel te voorzien. Zo wordt het 2de element langs de voorzijde in het eerste element gewenteld, maar men zou kunnen binnen dezelfde toepassing een systeem maken waarbij het 2de element(2) langs de achterzijde van het eerste element(l) gewenteld wordt. Dit kan bepaalde voordelen met zich meebrengen, een groot nadeel zou dan echter zijn dat, indien het eerste element (1) reeds op de trede gemonteerd is, het 2de element niet meer gemonteerd kan worden. Indien het 2de element (2) langs de voorzijde in het eerste element(l) gewenteld moet worden kan dit wel nog achteraf gemonteerd worden.
Fig. 5a/5b: Montage manier van 2 panelen(l,2) volgens de uitvinding. De montage van de 2 panelen gebeurd in dit geval d.mv. een snapbeweging (Tl). De koppeling wordt gecreëerd op het moment dat lip(7) van het 2de koppeldeel (K2) achter lip 6 van het eerste koppeldeel (KI) komt en vlak(V7) van lip 5 contact maakt met vlak (V8) van het 2de koppeldeel (K2). Om dit te bereiken wordt bij in vooruitduwen van koppeldeel (K2) lip 5 van koppeldeel (KI) achteruitgeduwd (Kracht Fl) tot dat vlak
BE2017/5750 (V8) tot bij vlak (V7) komt. In principe wanneer de weerhaken die zich bevinden op lip (5) van koppeldeel (KI) en op koppeldeel (K2) overwonnen zijn. In het ideale geval zal lip(5) in gemonteerde toestand altijd een kleine spanning blijven uitoefenen. Door de gecreëerde drukkracht van lip 5 worden punten PI en P2 tegen elkaar gedrukt in de richting D2, en wordt lip 7 tegen lip 6 gedrukt hoofdzakelijk in de richtingen Dl en in mindere mate ook in richting D2. Deze spanning of kracht kan heel weinig zijn waardoor de verplaatsing van lip 5, zoals aangegeven op figuur 4b, met het blote ook niet zichtbaar is.
Fig. 6a/6b:Detail van de koppelmiddelen (Kl en K2) volgens de uitvinding. Het koppelmiddel (K2) van het 2de paneel (2) is klembaar opgenomen in het koppelmiddel (KI) van het eerste paneel (1) waardoor het eerste paneel en het 2de paneel(2) met elkaar verbonden zijn. Het eerste paneel (1) en het 2de paneel(2) zijn met elkaar verbonden zowel in de richting (Dl) alsook in de richting (D2). Het vlak(Vl) van het eerste paneel (1) en het vlak (V2) van het 2de paneel(2) zijn nagenoeg evenwijdig. Deze uitvoering van traprenovarie is gekend als een rechte trap. Deze uitvoering wordt verder in dit document toegelicht. Op de detail van de klemdelen(Kl en K2) kunnen we zien dat de punten (PI en P2) contact met elkaar maken. Het eerste klemdeel(Kl) bezit een groef, die aan de bovenzijde begrensd is door lip(6) en aan de onderzijde begrensd is door lip (5). Op het detail is duidelijk waarneembaar dat lip (5) voorbij de lip (6) uitsteekt. Dit heeft als reden om een gemakkelijk montage en demontage te waarborgen. Typisch aan een verbinding tussen de koppelmiddelen(Kl en K2) volgens de uitvinding is dat er zich minsten 2 luchtholtes (LI en L2) vormen Luchtholte (LI) bevindt zich juist onder de contactpunten PI en P2. De 2de luchtholte bevindt zich tussen lip 5 van het 2de koppeldeel (K2) en de onderzijde van koppeldeel (K2). Deze luchtholtes(Ll en L2) hebben 2 füncties, nl. een eerste fünctie is om weg te kunnen met de vuiligheid, zaag en/of profïleerresten zodat deze geen invloed kunnen hebben op de toleranties en/of de montage niet kunnen verhinderen. Een 2de reden is dat koppeldeel(Kl) plaats moet kunnen bieden aan koppeldeel(K2) indien vlak(V2) van het 2de paneel(2) verder wordt gedraaid dan vlak(Vl) , om bij vb. een Z-trap te creëren. Het eindpunt of de maximale hoek ( Alfa Max) wordt bereikt indien vlak (V6) tegen
BE2017/5750 vlak (V5) aanduwt. Het is wel te verstaan dat dit eindpunt ook anders kan bereikt worden, zo zou men het eindpunt ook kunnen maken tussen vlak (V3) en vlak (V4).
Het eindpunt kan in principe overal gelegd worden.
Fig 7: Detail van de koppelmiddelen (Kl en K2) volgens de uitvinding. Het koppelmiddel (K2) van het 2de paneel (2) is klembaar opgenomen in het koppelmiddel (KI) van het eerste paneel(l) waardoor het eerste paneel en het 2de paneel (2) met elkaar verbonden zijn. Het eerste paneel (1) en het 2de paneel (2) zijn met elkaar verbonden zowel in de richting (Dl) alsook in de richting (D2). Het vlak (VI) van het eerste paneel(l) en het vlak (V2) van het 2de paneel (2) zijn niet evenwijdig, maar staat onder een hoek Alfa t.o.v. elkaar. Echter is te zien dat de maximale hoek nog niet bereikt is aangezien het vlak (V6) nog niet tegen vlak (V5) aandrukt. Deze uitvoering van traprenovatie is gekend als een Z-trap. Op de detail van de klemdelen (Kl en K2) kunnen we zien dat de punten (PI en P2) contact met elkaar maken. Het eerste klemdeel(Kl) bezit een groef, die aan de bovenzijde begrensd is door lip(6) en aan de onderzijde begrensd is door lip (5). Op het detail is duidelijk waarneembaar dat lip (5) voorbij de lip (6) uitsteekt. Dit heeft als reden om een gemakkelijk montage en demontage te waarborgen. Typisch aan een verbinding tussen de koppelmiddelen(Kl en K2) volgens de uitvinding is dat er zich minsten 2 lichtholtes(Ll en L2) vormen. Luchtholte (LI) bevindt zich juist onder de contactpunten PI en P2. De 2de luchtholte bevindt zich tussen lip 5 van het eerste koppeldeel (KI) en de onderzijde van koppeldeel (K2). Deze luchtholtes (LI en L2) hebben 2 functies, nl. een eerste functie is om weg te kunnen met de vuiligheid, zaag en/of profïleerresten zodat deze geen invloed kunnen hebben op de toleranties en/of de montage niet kunnen verhinderen. Een 2de reden is dat koppeldeel (KI) plaats moet kunnen bieden aan koppeldeel(K2) indien vlak (V2) van het 2de paneel (2) verder wordt gedraaid dan vlak (VI) , om bvb een Z-trap te creëren. Het eindpunt of de maximale hoek ( Alfa Max) wordt bereikt indien vlak (V6) tegen vlak (V5) aanduwt. Het is wel te verstaan dat dit eindpunt ook anders kan bereikt worden, zo zou men het eindpunt ook kunnen maken tussen vlak (V3) en vlak (V4). Het eindpunt kan in principe overal gelegd worden. Op de detail is tevens duidelijk te zien dat bij het uitvoeren van de draaiing of rotatie van het 2de
BE2017/5750 paneel(2) tov het eerste paneel(l) met de punten PI en P2 als middelpunt of centerpunt, vlakken (V7/V8) hoofdzakelijk tegen elkaar wrijven volgens een radius (R2) en vlakken (V9/V10) tegen elkaar wrijven volgens radius (Rl). De vlakken (V8,V7) zijn dan ook hoofdzakelijk uitgevoerd volgens een radius (R2), en de vlakken (V9/V10) zijn hoofdzakelijk uitgevoerd volgens radius (Rl).
Fig 8: Detail van de koppelmiddelen (Kl en K2) volgens de uitvinding. Het koppelmiddel(K2) van het 2de paneel (2) is klembaar opgenomen in het koppelmiddel(Kl) van het eerste paneel(l) waardoor het eerste paneel en het 2de paneel(2) met elkaar verbonden zijn. Het eerste paneel (1) en het 2de paneel(2) zijn met elkaar verbonden zowel in de richting (Dl) alsook in de richting (D2). Het vlak(Vl) van het eerste paneel (1) en het vlak(V2) van het 2de paneel(2) zijn niet evenwijdig, maar staat onder een hoek Alfa Max t.o.v. elkaar. De maximale hoek is bereikt aangezien het vlak (V6) tegen vlak (V5) aandrukt. Deze uitvoering van traprenovatie is gekend als een Z-trap. Gemiddeld is deze hoek 15°, echter kan dit verschillend zijn al naar gelang de gewenste uitvoering. Op de detail van de klemdelen(Kl en K2) kunnen we zien dat de punten (PI en P2) contact met elkaar maken. Het eerste klemdeel(Kl) bezit een groef, die aan de bovenzijde begrensd is door lip(6) en aan de onderzijde begrensd is door lip (5). Op het detail is duidelijk waarneembaar dat lip (5) voorbij de lip (6) uitsteekt. Dit heeft als reden om een gemakkelijk montage en demontage te waarborgen. Typisch aan een verbinding tussen de koppelmiddelen(Kl en K2) volgens de uitvinding is dat er zich minsten 2 lichtholtes(Ll en L2) vormen. Luchtholte (LI) bevindt zich juist onder de contactpunten PI en P2. De 2de luchtholte bevindt zich tussen lip 5 van het eerste koppeldeel (KI) en de onderzijde van koppeldeel (K2). Deze luchtholtes (LI en L2) hebben 2 functies, nl. een eerste functie is om weg te kunnen met de vuiligheid, zaag en/of profileerresten zodat deze geen invloed kunnen hebben op de toleranties en/of de montage niet kunnen verhinderen. Een 2de reden is dat koppeldeel (KI) plaats moet kunnen bieden aan koppeldeel (K2) indien vlak (V2) van het 2de paneel (2) verder wordt gedraaid dan vlak (VI) , om bvb een Z-trap te creëren. Het eindpunt of de maximale hoek ( Alfa Max) wordt bereikt indien vlak (V6) tegen vlak (V5) aanduwt. Het is wel te verstaan dat dit eindpunt ook
BE2017/5750 anders kan bereikt worden, zo zou men het eindpunt ook kunnen maken tussen vlak (V3) en vlak (V4). Het eindpunt kan in principe overal gelegd worden. Op de detail is tevens duidelijk te zien dat bij het uitvoeren van de draaiing of rotatie van het 2de paneel (2) tov het eerste paneel(l) met de punten Pl en P2 als middelpunt of centerpunt, vlakken (V7/V8) hoofdzakelijk tegen elkaar wrijven volgens een radius (R2) en vlakken (V9/V10) tegen elkaar wrijven volgens radius (Rl). De vlakken (V8,V7) zijn dan ook hoofdzakelijk uitgevoerd volgens een radius(R2), en de vlakken (V9/V10) zijn hoofdzakelijk uitgevoerd volgens radius (Rl). Een dergelijke uitvoering is echter geen noodzaak.
Fig. 9a: Detail van 2 gekoppelde panelen(l,2) voor traprenovatie. De 2 panelen zijn in gekoppelde toestand en de punten Pl en P2 maken contact met elkaar. Het vlak (VI) ligt niet in hetzelfde vlak als het vlak (V2) van het 2de paneel. Het contactpunt Pl ligt niet in het vlak V1 van het eerste paneel, maar ligt meer links van vlak V1 van het eerste paneel. In de koppeling van de 2 panelen zien we hoofdzakelijk 2 luchtholtes, nl een eerste luchtholte(Ll) juist onder contactpunten (P1,P2) en een 2de luchtholte(L2) boven lip 5. Aangezien lip 5 geen losse lip is kan deze weinig spanning of toleranties opvangen. Om dit op te lossen kan men eventueel nog een groef frezen achter lip 5, zodat deze meer kan bewegen. Het vlak (VI) is hoofdzakelijk evenwijdig met het vlak (V2). Anders dan de vorige voorbeelden ligt vlak VI dus niet in hetzelfde vlak als vlak V2 van het 2de paneel. Dit wijst erop dat deze uitvinding dus ook met een andere uitvoering als de eerder besproken uitvoeringen gebruikt kan worden.
Deze uitvoering kan meer gebruikt worden indien het eerste paneel bvb een massief of hals massief houten paneel is, of indien men een trapneus wil creëren waarbij het 2de paneel perfect aan de onderzijde van de trapneus aansluit.
Fig. 9b: Detail van 2 gekoppelde panelen (1,2) voor traprenovatie. De 2 panelen zijn in gekoppelde toestand en de punten Pl en P2 maken contact met elkaar. Het vlak (VI) ligt niet in hetzelfde vlak als het vlak (V2) van het 2de paneel. Het contactpunt Pl ligt niet in het vlak V1 van het eerste paneel, maar ligt meer links van vlak V1 van het eerste paneel. In de koppeling van de 2 panelen zien we hoofdzakelijk 2 luchtholtes,
BE2017/5750 nl een eerste luchtholte (LI) juist onder contactpunten (P1,P2) en een 2de luchtholte (L2) boven lip 5. Aangezien lip 5 geen losse lip is kan deze weinig spanning of toleranties opvangen. Om dit op te lossen kan men eventueel nog een groef frezen achter lip 5, zodat deze meer kan bewegen. Het vlak (V2) is niet evenwijdig met het vlak (VI) maar staat onder een hoek (Alfa) t.o.v. het vlak (VI). Anders dan de vorige voorbeelden ligt vlak VI dus niet in hetzelfde vlak als vlak V2 van het 2de paneel. Dit wijst erop dat deze uitvinding dus ook met een andere uitvoering als de eerder besproken uitvoeringen gebruikt kan worden. De hoek (Beta) is de hoek die gevormd wordt tussen het bovenvlak (Vb) van het eerste element en het voorvlak(V2) van het 2de element. Zoals reeds aangegeven is deze dus instelbaar tussen 75° en 90°. Het kan ook meer zijn, zoals bvb 65°, alhoewel het merendeel van de Z-trappen gemiddeld een Beta hoek van 75° zullen hebben. Het is wel te verstaan dat voor andere uitvoeringen, deze innovatie ook gebruikt kan worden om allerlei verschillende hoeken te vormen gelegen tussen de 0° tot de 90°.
Deze uitvoering kan gebruikt worden indien het eerste paneel bvb een massief of half massief houten paneel is, of indien men een trapneus wil creëren waarbij het 2de paneel perfect aan de onderzijde van de trapneus aansluit.
Fig. 9c: Detail van 2 gekoppelde panelen(l,2) voor traprenovatie. De 2 panelen zijn in gekoppelde toestand en de punten PI en P2 maken contact met elkaar. Het vlak (VI) ligt niet in hetzelfde vlak als het vlak (V2) van het 2de paneel. Het contactpunt PI ligt niet in het vlak V1 van het eerste paneel, maar ligt meer links van vlak V1 van het eerste paneel. In de koppeling van de 2 panelen zien we hoofdzakeiijk 2 luchtholtes, nl een eerste luchtholte(Ll) juist onder contactpunten (P1,P2) en een 2de luchtholte (L2) boven lip 5. Men heeft een groef G aangebracht juist naast lip 5 waardoor deze nu flexibel is en meer toleranties kan opvangen. Het vlak (V2) is niet evenwijdig met het vlak (VI) maar staat onder een hoek (Alfa) t.o.v. het vlak (VI). Anders dan de vorige voorbeelden ligt vlak VI dus niet in hetzelfde vlak als vlak V2 van het 2de paneel. Dit wijst erop dat deze uitvinding dus ook met een andere uitvoering als de eerder besproken uitvoeringen gebruikt kan worden. De hoek (Beta) is de hoek die gevormd wordt tussen het bovenvlak (Vb) van het eerste element en het voorvlak (V2)
BE2017/5750 van het 2de element. Zoals reeds aangegeven is deze dus instelbaar tussen 75° en 90°.
Het kan ook meer zijn, zoals bvb 65°, alhoewel het merendeel van de Z-trappen gemiddeld een Beta hoek van 75° zullen hebben.
Deze uitvoering kan gebruikt worden indien het eerste paneel bvb een massief of half massief houten paneel is, of indien men een trapneus wil creëren waarbij het 2de paneel perfect aan de onderzijde van de trapneus aansluit.
Fig. 10a: 2 gekoppelde panelen (1,2) voor traprenovatie volgens de uitvinding. De 2 panelen zijn in gekoppelde toestand en de punten PI en P2 maken contact met elkaar. Het vlak (VI) ligt in hetzelfde vlak als het vlak (V2) van het 2de paneel. Het contactpunt PI ligt niet in het vlak VI van het eerste paneel, maar ligt meer links van vlak VI van het eerste paneel. Het punt P2 ligt tevens niet in het vlak V2 van het 2de paneel, maar ligt tevens meer links van het vlak V2. De overgang van het eerste paneel naar het 2de paneel is nu uitgevoerd met een V-groef. Hierdoor liggen de contactpunten niet in de vlakken VI en V2 meer liggen meer links. Deze V- groeikan afgewerkt worden met een lak, een verf, een transferfolie of kan in het dragermateriaal geperst zijn. Dergelijke afwerkingen zijn al gekend bij laminaatvloer panelen en/of vinylvloer panelen. In de koppeling van de 2 panelen zien we hoofdzakelijk 2 luchtholtes, nl een eerste luchtholte (LI) juist onder contactpunten (P1,P2) en een 2de luchtholte (L2) boven lip 5. Het vlak (VI) is hoofdzakelijk evenwijdig met het vlak (V2).
Fig. 10a’; Detail van koppeldelen (Kl en K2) van fig. 10a volgens de uitvinding. De 2 panelen zijn in gekoppelde toestand en de punten PI en P2 maken contact met elkaar. Het vlak (VI) ligt in hetzelfde vlak als het vlak (V2) van het 2de paneel. Het contactpunt PI ligt niet in het vlak VI van het eerste paneel, maar ligt meer links van vlak VI van het eerste paneel. Het punt P2 ligt tevens niet in het vlak V2 van het 2de paneel, maar ligt tevens meer links van het vlak V2. De overgang van het eerste paneel naar het 2de paneel is nu uitgevoerd met een V-groef. Hierdoor liggen de contactpunten niet in de vlakken VI en V2 meer liggen meer links. Deze V- groeikan afgewerkt worden met een lak, een verf, een transferfolie of kan in het dragermateriaal geperst zijn. Dergelijke afwerkingen zijn al gekend bij laminaatvloer panelen en/of vinylvloer
BE2017/5750 panelen. In de koppeling van de 2 panelen zien we hoofdzakelijk 2 luchtholtes, nl een eerste luchtholte(Ll) juist onder contactpunten (P1,P2) en een 2de luchtholte(L2) boven lip 5. Het vlak (VI) is hoofdzakelijk evenwijdig met het vlak (V2).
Fig. 10b: 2 gekoppelde panelen (1,2) voor traprenovatie volgens de uitvinding. De 2 panelen zijn in gekoppelde toestand en de punten PI en P2 maken contact met elkaar. Het vlak (VI) ligt niet in hetzelfde vlak als het vlak (V2) van het 2de paneel. Het contactpunt PI ligt niet in het vlak VI van het eerste paneel, maar ligt meer links van vlak VI van het eerste paneel. Het punt P2 ligt tevens niet in het vlak V2 van het 2de paneel, maar ligt tevens meer links van het vlak V2. De overgang van het eerste paneel naar het 2de paneel is nu uitgevoerd met een V-groef. Hierdoor liggen de contactpunten niet in de vlakken VI en V2 meer liggen meer links. Deze V- groeikan afgewerkt worden met een lak, een verf, een transferfolie of kan in het dragermateriaal geperst zijn. Dergelijke afwerkingen zijn al gekend bij laminaatvloer panelen en/of vinylvloer panelen. In de koppeling van de 2 panelen zien we hoofdzakelijk 2 luchtholtes, nl een eerste luchtholte(Ll) juist onder contactpunten (P1,P2) en een 2de luchtholte(L2) boven lip 5. Het vlak (VI) is niet evenwijdig met het vlak (V2), maar het vlak (V2) staat onder een hoek (Alfa) tov vlak(Vl).
Fig. 10b’: Detail van koppeldelen (Kl en K2) van fig. 10b volgens de uitvinding. De 2 panelen zijn in gekoppelde toestand en de punten PI en P2 maken contact met elkaar. Het vlak (VI) ligt niet in hetzelfde vlak als het vlak (V2) van het 2de paneel. Het contactpunt PI ligt niet in het vlak VI van het eerste paneel, maar ligt meer links van vlak VI van het eerste paneel. Het punt P2 ligt tevens niet in het vlak V2 van het 2de paneel, maar ligt tevens meer links van het vlak V2. De overgang van het eerste paneel naar het 2de paneel is nu uitgevoerd met een V-groef. Hierdoor liggen de contactpunten niet in de vlakken VI en V2 meer liggen meer links. Deze V- groeikan afgewerkt worden met een lak, een verf, een transferfolie of kan in het dragermateriaal geperst zijn. Dergelijke afwerkingen zijn al gekend bij laminaatvloer panelen en/of vinylvloer panelen. In de koppeling van de 2 panelen zien we hoofdzakelijk 2 luchtholtes, nl een eerste luchtholte(Ll) juist onder contactpunten (P1,P2) en een 2de luchtholte (L2)
BE2017/5750 boven lip 5. Het vlak (VI) is niet evenwijdig met het vlak (V2), maar het vlak (V2) staat onder een hoek (Alfa) tov vlak(Vl).
Fig. 11: 2 panelen (1,2) voor traprenovatie volgens de uitvinding. Het koppelmiddel (K2) van het 2de paneel(2) is klembaar opgenomen in het koppelmiddel(Kl) van het eerste paneel (1) waardoor het eerste paneel en het 2de paneel (2) met elkaar verbonden zijn. Het eerste paneel (1) en het 2de paneel (2) zijn met elkaar verbonden zowel in de richting (Dl) alsook in de richting (D2). Het vlak (VI) van het eerste paneel(l) en het vlak (V2) van het 2de paneel (2) zijn nagenoeg evenwijdig. Deze uitvoering van traprenovatie is gekend als een rechte trap. De punten (PI en P2) liggen in hetzelfde vlak als (VI en V2). Op de figuur is te zien dat het dragermateriaal opgebouwd is uit 2 verschillende dragermaterialen (10’ en 10”). Het dragermateriaal onderaan(10”) is een op hout gebaseerd plaatmateriaal zoals MDF, spaanplaat, HDF, Multiplex...
Het dragermateriaal bovenaan (10’) is een PVC of kunststofachtig achtig dragermateriaal voorzien van een decoratieve toplaag(3). Een dergelijk materiaal is in de handel gekend als LVT (luxe vinyl tegels) of cushion vinyl.
Een dergelijke opbouw kan enkele voordelen opleveren, nl. minder lawaai bij het lopen in vergelijking met harde materialen zoals CPL, HPL of DPL; een 2de voordeel is het watervaste, aangezien de bovenste toplaag(3) en dragermateriaal(lO’) een watervaste kunststof is. Tevens is het zo dat men bij een dergelijke opbouw gebruik kan maken van zachtere of minder kwalitatievere dragermaterialen onderaan(10”) aangezien de meeste krachten opgevangen worden door het bovenste dragermateriaal(lO’).
Bij het eerste paneel (1) zien we bij de overgang(l 1) van de bovenvlak (Vb) naar de verticale zijde (VI) dat er een deel van het dragermateriaal(10’ en 10 ‘’) vervangen is door een opvulmiddel met een andere samenstelling dan het dragermateriaal(10’ en 10 ‘’). Met andere woorden, er is ter hoogte van de overgang(l 1) een uitsparing voorzien die ten minste deels opgevuld is met een opvulmiddel met een andere samenstelling dan het dragermateriaal(10’ / 10”). Dit is nodig om het traprenovatieprofiel (1) te vervaardigen uit een plaatmateriaal, zoals aangegeven op figuren 13a,13b en 13c. De decoratieve toplaag (3) loopt wel ononderbroken door over de overgang van het bovenvlak (Vb) naar het verticaal vlak(Vl) van het eerste paneel/profiel(l). Ter hoogte
BE2017/5750 van overgang (11), onder de decoratieve toplaag(3) is er nog een dun restlaagje dragermateriaal (10’) aanwezig. De dikte van dit restlaagje dragermateriaal (10’) is gedurende de gebogen overgang (11) nagenoeg constant. Op de tekening is te zien dat het op vulmiddel het restlaagje dragermateriaal (10’) in de overgang ondersteunt, dit is een groot voordeel naar stevigheid en drukkracht toe, aangezien men op deze profielen en aldus ook op deze overgang (11) loopt. Dit is echter niet altijd noodzakelijk, indien het dragermateriaal (10’) sterk genoeg is hoeft het opvulmiddel en/of kleefstof (36) de overgang niet te ondersteunen. Wel zal er altijd ter hoogte van de overgang een uitsparing aanwezig zijn die ten minste deel met een opvulmiddel (36) opgevuld is. Dit opvulmiddel kan echter overal in de uitsparing aanwezig zijn.
Fig. 12a: 2 panelen (1,2) voor traprenovatie volgens de uitvinding. Het koppeldeel (K2) van het 2de paneel (2) is klembaar opgenomen in het koppeldeel (KI) van het eerste trappaneel (1) waardoor het eerste trappaneel en het 2de trappaneel (2) met elkaar verbonden zijn. Het eerste paneel (1) en het 2de paneel (2) zijn met elkaar verbonden zowel in de richting (Dl) alsook in de richting (D2).Het vlak (VI) van het eerste profiel (1) staat loodrecht op het bovenvlak (Vb) van dit eerste profiel (Vb). Het vlak (VI) van het eerste paneel(l) en het vlak (V2) van het 2de paneel(2) zijn nagenoeg evenwijdig. Deze uitvoering van traprenovatie is gekend als een rechte trap. De punten (PI en P2) liggen in hetzelfde vlak als vlakken (VI en V2). Op de figuur is te zien dat het dragermateriaal opgebouwd is uit 2 verschillende dragermaterialen (10’ en 10”). Het dragermateriaal onderaan (10”) kan een op hout gebaseerd plaatmateriaal zoals MDF, spaanplaat, HDF, Multiplex... zijn, maar kan ook een ander paneel zijn zoals bvb een kunststof plaat.
Het dragermateriaal bovenaan (10’) is een PVC of kunststofachtig achtig dragermateriaal voorzien van een decoratieve toplaag(3). Een dergelijk materiaal is in de handel gekend als LVT (luxe vinyl tegels) of cushion vinyl.
Een dergelijke opbouw kan enkele voordelen opleveren, nl. minder lawaai bij het lopen in vergelijking met harde materialen zoals CPL, HPL of DPL; een 2de voordeel is het watervaste, aangezien de bovenste toplaag(3) en dragermateriaal(lO’) een watervaste kunststof is. Tevens is het zo dat men bij een dergelijke opbouw gebruik kan maken
BE2017/5750 van zachtere of minder kwalitatievere dragermaterialen onderaan(10”) aangezien de meeste krachten opgevangen worden door het bovenste dragermateriaal(lO’).
Fig. 12b: Detail A van fig. 12a van een trapprofïel volgens de uitvinding. Bij het eerste paneel (1) zien we bij de overgang(ll) van de bovenvlak(Vb) naar de verticale zijde(Vl) dat er een deel van het dragermateriaal(10’ en 10 ”) vervangen is door een opvulmiddel met een andere samenstelling dan het dragermateriaal(10’ en 10 ”). Dit is nodig om het traprenovatieprofïel (1) te vervaardigen uit een plaatmateriaal, zoals aangegeven op figuren 13a,13b en 13c. De decoratieve toplaag (3) loopt wel ononderbroken door over de overgang van het bovenvlak (Vb) naar het verticaal vlak(Vl) van het eerste paneel/profiel(l). Ter hoogte van overgang (11), onder de decoratieve toplaag(3) is er nog een dun restlaagje dragermateriaal (10’) aanwezig. De dikte van dit restlaagje dragermateriaal (10’) is gedurende de gebogen overgang (11) nagenoeg constant. Op de tekening is te zien dat het opvulmiddel het restlaagje dragermateriaal (10’) in de overgang ondersteunt, dit is een groot voordeel naar stevigheid en drukkracht toe, aangezien men op deze profielen en aldus ook op deze overgang (11) loopt. Dit is echter niet altijd noodzakelijk, indien het restlaagje dragermateriaal (10’) sterk genoeg is hoeft het opvulmiddel en/of kleefstof(36) de overgang niet te ondersteunen. Wel zal er altijd ter hoogte van de overgang een uitsparing aanwezig zijn die ten minste deel met een opvulmiddel (36) opgevuld is. Dit opvulmiddel kan echter overal in de uitsparing aanwezig zijn. De uitsparing loopt vanaf de onderzijde van het restlaagje dragermateriaal (10’) ter hoogte van de overgang (11) tot aan de onderzijde van het eerste trapprofïel (1).
Fig. 13a Manier van vervaardigen van het eerste trapprofïel (1) volgens de uitvinding. Een paneelvormig element wordt aangevoerd. Dit paneelvormig element is opgebouwd uit 2 verschillende soorten dragermateriaal (10’ en 10”). De eerste soort dragermateriaal(lO’) kan een LVT achtig product zijn met bvb een dikte van 3 mm of meer. LVT ( luxe vinyl tegels) is in de markt een gekend vloerbekledingsmateriaal die verschillend van opbouw kan zijn. Zo kan een LVT plaatmateriaal verschillende toplagen hebben en kunnen deze platen ook voorzien zijn van één of meer glasvliezen
BE2017/5750 of andere stabilisatoren om het product te verstevigen en/of te stabiliseren. Het 2de dragermateriaal(10”) kan een op hout gebaseerd plaatmateriaal zijn zoals een MDF, een LDF , een spaanplaat of een multiplex...
Aan de achterzijde ( de niet decorzijde) is er een uitsparing voorzien waardoor er een restdeel (11) ontstaat bestaande uit een dun restlaagje dragermateriaal (10’) en de decoratieve toplaag(3).
Aan een langs uiteinde van het aangevoerde paneel (1) is er een klemdeel (KI) voorzien. Dit klemdeel moet ervoor zien dat het 2de paneel (2) klembaar kan opgenomen worden.
Fig. 13b : Manier van vervaardigen van het eerste trapprofiel(l) volgens de uitvinding. Een paneelvormig element wordt aangevoerd. Dit paneelvormig element is opgebouwd uit 2 verschillende soorten dragermateriaal(10’ en 10”). De eerste soort dragermateriaal (10’) kan een LVT achtig product zijn met bvb een dikte van 3 mm of meer. LVT ( luxe vinyl tegels) is in de markt een gekend vloerbekledingsmateriaal die verschillend van opbouw kan zijn. Zo kan een LVT plaatmateriaal verschillende toplagen hebben en kunnen deze platen ook voorzien zijn van één of meer glasvliezen of andere stabilisatoren om het product te verstevigen en/of te stabiliseren. Het 2de dragermateriaal(10”) kan een op hout gebaseerd plaatmateriaal zijn zoals een MDF, een LDF , een spaanplaat of een multiplex...
Aan de achterzijde ( de niet decorzijde) is er een uitsparing voorzien waardoor er een restdeel (11) ontstaat bestaande uit een dun restlaagje dragermateriaal (10’) en de decoratieve toplaag (3). Er wordt een opvulmiddel (36) en/of kleefmiddel (36) in de uitsparing aangebracht. Dit opvulmiddel kan zodanig aangebracht zijn dat deze het restlaagje dragermateriaal(lO’) ter hoogte van de overgang(ll) ondersteunt, maar dit is niet altijd noodzakelijk.
Fig. 13c 2 Manier van vervaardigen van het eerste trapprofïel (1) volgens de uitvinding. Een paneelvormig element wordt aangevoerd. Dit paneelvormig element is opgebouwd uit 2 verschillende soorten dragermateriaal (10’ en 10”). De eerste soort dragermateriaal (10’) kan een LVT achtig product zijn met bvb een dikte van 3 mm of
BE2017/5750 meer. LVT (luxe vinyl tegels) is in de markt een gekend vloerbekledingsmateriaal die verschillend van opbouw kan zijn. Zo kan een LVT plaatmateriaal verschillende toplagen hebben en kunnen deze platen ook voorzien zijn van één of meer glasvliezen of andere stabilisatoren om het product te verstevigen en/of te stabiliseren. Het 2de dragermateriaal(10”) kan een op hout gebaseerd plaatmateriaal zijn zoals een MDF, een LDF , een spaanplaat of een multiplex...
Er werd een opvulmiddel (36) en/of kleefmiddel (36) in de uitsparing aangebracht. Dit opvulmiddel kan zodanig aangebracht zijn dat deze het restlaagje dragermateriaal (10’) ter hoogte van de overgang (11) ondersteunt, maar dit is niet altijd noodzakelijk. Het restdeel (11) wordt overgeplooid tot dat de gewenste radius wordt bereikt. Zo komt het verticaal vlak(Vl) onder een hoek te staan t.o.v. het bovenvlak (Vb). Deze hoek kan verschillend zijn, in het merendeel van de gevallen zal de hoek 90° zijn.
Fig. 14a: 2 panelen(l,2) voor traprenovatie volgens de uitvinding. Het koppeldeel (K2) van het 2de paneel(2) is klembaar opgenomen in het koppeldeel (KI) van het eerste trappaneel(l) waardoor het eerste trappaneel en het 2de trappaneel(2) met elkaar verbonden zijn. Het eerste paneel (1) en het 2de paneel (2) zijn met elkaar verbonden zowel in de richting (Dl) alsook in de richting (D2).Het vlak (VI) van het eerste profiel (1) staat hoofdzakelijk loodrecht op het bovenvlak (Vb) van dit eerste profiel(Vb). Het vlak(Vl) van het eerste paneel(l) en het vlak(V2) van het 2de paneel(2) zijn nagenoeg evenwijdig. Deze uitvoering van traprenovatie is gekend als een rechte trap. De punten (Pl en P2) liggen in hetzelfde vlak als vlakken (VI en V2). Op de figuur is te zien dat het dragermateriaal opgebouwd is uit 2 verschillende dragermaterialen( 10’ en 10”). Het dragermateriaal onderaan (10”) kan een op hout gebaseerd plaatmateriaal zoals MDF, spaanplaat, HDF, Munltiplex... zijn, maar kan ook een ander paneel zijn zoals bvb een kunststof plaat.
Het dragermateriaal bovenaan (10’) is een PVC of kunststofachtig achtig dragermateriaal voorzien van een decoratieve toplaag(3). Een dergelijk materiaal is in de handel gekend als LVT (luxe vinyl tegels) of cushion vinyl.
Een dergelijke opbouw kan enkele voordelen opleveren, nl. minder lawaai bij het lopen in vergelijking met harde materialen zoals CPL, HPL of DPL; een 2de voordeel is het
BE2017/5750 watervaste, aangezien de bovenste toplaag(3) en dragermateriaal(lO’) een watervaste kunststof is. Tevens is het zo dat men bij een dergelijke opbouw gebruik kan maken van zachtere of minder kwalitatievere dragermaterialen onderaan(10”) aangezien de meeste krachten opgevangen worden door het bovenste dragermateriaal(lO’).
Fig. 14b: Detail A van fig. 14a van een trapprofïel volgens de uitvinding. Bij het eerste paneel (1) zien we bij de overgang(ll) van de bovenvlak (Vb) naar de verticale zijde(Vl) dat er een deel van het dragermateriaal (10’ en 10 ”) vervangen is door een op vulmiddel met een andere samenstelling dan het dragermateriaal (10’ en 10 ‘ ’). Dit is nodig om het traprenovatieprofïel (1) te vervaardigen uit een plaatmateriaal, zoals aangegeven op figuren 13a,13b en 13c. De decoratieve toplaag (3) loopt wel ononderbroken door over de overgang van het bovenvlak (Vb) naar het verticaal vlak (VI) van het eerste paneel/profiel(l). Ter hoogte van overgang (11), onder de decoratieve toplaag (3) is er nog een dun restlaagje dragermateriaal (10’) aanwezig. Anders dan op figuur 11 en 12 is het restdeel nu geen vlak, maar een punt. Hierdoor ontstaat er ter hoogte van de overgang een kleinere radius. Op de tekening is te zien dat het opvulmiddel het restlaagje dragermateriaal(lO’) in de overgang ondersteunt, dit is een groot voordeel naar stevigheid en drukkracht toe, aangezien men op deze profielen en aldus ook op deze overgang (11) loopt. Dit is echter niet altijd noodzakelijk, indien het restlaagje dragermateriaal (10’) sterk genoeg is hoeft het opvulmiddel en/of kleefstof (36) de overgang niet te ondersteunen. Wel zal er altijd ter hoogte van de overgang een uitsparing aanwezig zijn die ten minste deel met een opvulmiddel (36) opgevuld is. Dit opvulmiddel kan echter overal in de uitsparing aanwezig zijn. De uitsparing loopt vanaf de onderzijde van het restlaagje dragermateriaal (10’) ter hoogte van de overgang (11) tot aan de onderzijde van het eerste trapprofïel (1).
Fi2. 15: Het eerste trapprofïel (1) volgens de uitvinding. Dit trapprofïel (1) is opgebouwd uit 2 verschillende soorten dragermateriaal (10’ en 10”). De eerste soort dragermateriaal(lO’) kan een LVT achtig product zijn met bvb een dikte van 3mm of meer. LVT (luxe vinyl tegels) is in de markt een gekend vloerbekledingsmateriaal die
BE2017/5750 verschillend van opbouw kan zijn. Zo kan een LVT plaatmateriaal verschillende toplagen hebben en kunnen deze platen ook voorzien zijn van één of meer glasvliezen of andere stabilisatoren om het product te verstevigen en/of te stabiliseren. Het 2de dragermateriaal(10”) kan een op hout gebaseerd plaatmateriaal zijn zoals een MDF, een LDF , een spaanplaat of een multiplex...
Er werd een opvulmiddel (36) en/of kleefmiddel (36) in de uitsparing aangebracht. Dit opvulmiddel kan zodanig aangebracht zijn dat deze het restlaagje dragermateriaal (10’) ter hoogte van de overgang (11) ondersteunt, maar dit is niet altijd noodzakelijk. Het restdeel (11) werd overgeplooid tot dat de gewenste radius wordt bereikt. Zo komt het verticaal vlak (VI) onder een hoek te staan t.o.v. het bovenvlak (Vb). Deze hoek kan verschillend zijn, in het merendeel van de gevallen zal de hoek 90° zijn.
Aan beide langs uiteinden van het profiel is er een klemdeel (K3 en KI) voorzien. Hierdoor kan men dus aan beide zijden verder bouwen. Dit profiel kan handig zijn aan de bovenste traptrede, nl. waar men moet aansluiten aan de rest van de vloerbekleding van deze verdieping.
Fig. 16a: Een voorbeeld van hoe het laagvormig materiaal geplooid kan worden om een trapprofielprofiel te vervaardigen volgens de uitvinding. In vergelijking met de eerder besproken profielen heeft de overgang (11) een minimale radius. Deze bekomt men door de uitsparing in het dragermateriaal in een puntvorm te frezen. Dit is echter niet ideaal en zal in vele gevallen resulteren in sterke trekspanningen in het restlaagje dragermateriaal (10’) en de bekledingslaag (3) in de overgang (11) Indien dit dragermateriaal (10’) één of meerdere lagen bv. Glasvezels (V) bevatten zal deze trekspanning Ft zich manifesteren in sterke schuifspanning Fs ter hoogte van deze glasvezel(v) waardoor de kans groot is dat dit dragermateriaal ter hoogte van de glasvezel zal scheuren.
Fig. 16b: Een oplossing op het boven besproken probleem is de overgang, in plaats van in een punt, in vlak te frezen met een zekere breedte b, hierdoor creëert men een restdeel (11) opgebouwd uit een restlaagje dragermateriaal (10’) en de decoratieve
BE2017/5750 toplaag(3). Dit vlak of restdeel(ll) zal zich bij het dichtplooien tot bvb. 90° vormen op een zodanige manier dat de overgang spanningsloos is.
Fig. 16c: Plaatmateriaal die bestaat uit verschillende lagen dragermateriaal(10’, 10”). Hierbij is het dragermateriaal 1 ’ die zich juist onder de bekledingslaag(2) bevindt thermoplastisch en bezit in de kern, evenwijdig met de bekledingslaag(2) een glasvezel(V). Dit is een opbouw van een LVT vloerslab. Algemeen wordt aangenomen dat de binding tussen het glasvlies(V) en het thermoplastisch dragermateriaal(l’) minder is. Doordat de uitfrezing in een punt gebeurd ontstaan er bij het dichtplooien van in de kern van de LVT slab ter hoogte van het glasvlies of glasvezel(V) grote schuifkrachten (Fs) waardoor het LVT materiaal ter hoogte van het glasvlies zal splitten. Om dit op te lossen moet men de profilering uitvoeren zoals beschreven in figuur f2b. Tevens is het zo dat, indien het opvulmiddel(36) ook fungeert als kleefstof en de kleefstof met het dragermateriaal zowel boven(l ’) als onder het glasvlies(l”) de spanning(Fs) in het glasvlies volledig weggenomen wordt waardoor de kans dat deze zal splitten volledig weggenomen wordt.
Fig. 17a: Detail van de overgang van het bovenvlak(Vb) naar het verticaal vlak(Vl) van het eerste trapprofïel(l) volgens de uitvinding. Het detail toont waar het opvulmiddel aanwezig is ter hoogte van de overgang(l 1). Onder de restlaag dragermateriaal(l) bevindt er zich een luchtholte die deels opgevuld is met een opvulmiddel of kleefstof(36).Het restlaag dragermateriaal(l) wordt niet ondersteunt door het opvulmiddel (36), maar het opvulmiddel of kleefstof(36) maakt wel dat de vorm van het restdeel en bijgevolg van de overgang(l 1) goed blijft.
In vele gevallen, zoals bij thermoplastische dragermaterialen kan het zijn het restlaagje dragermateriaal(l) nog dik genoeg is zodoende dit niet indrukbaar is.
In het midden van de laag thermoplastisch dragermateriaal (1) bevindt er zich een glasvlies(V). Op de tekening is te zien dat de kleefstof(36) zich bevindt zowel boven alsook onder de glasvezel (V). Hierdoor kunnen er geen trek en/of schuifspanningen ontstaan in, onder of boven de glasvezel (V).
BE2017/5750
Fig. 17b: Detail van de overgang van het bovenvlak (Vb) naar het verticaal vlak (VI) van het eerste trapprofiel(l) volgens de uitvinding. Het detail toont waar het opvulmiddel (36) aanwezig is ter hoogte van de overgang(l 1). Onder de restlaag dragermateriaal(lO’) bevindt er zich een luchtholte die deels opgevuld is met een opvulmiddel ofkleefstof (36). De restlaag dragermateriaal (10’) wordt niet ondersteunt door het opvulmiddel (36), maar het opvulmiddel ofkleefstof (36) maakt wel dat de vorm van het restdeel en bijgevolg van de overgang (11) goed blijft. Het opvulmiddel(36) ligt ten minste deels, zo niet volledig, dwars op de laagrichting van het dragermateriaal(10”). Hierdoor bekomt men een heel stevige verbinding zodat deze bij krachten en/of bij het afzagen niet zal breken of beschadigd geraken.
Fig. 17c: Detail van de overgang van het bovenvlak (Vb) naar het verticaal vlak (VI) van het eerste trapprofïel (1) volgens de uitvinding. Het detail toont waar het opvulmiddel(36a en 36b) aanwezig is ter hoogte van de overgang(l 1). Onder de restlaag dragermateriaal(lO’) bevindt er zich een luchtholte die deels opgevuld is met een opvulmiddel of kleefstof (36). De restlaag dragermateriaal (10’) wordt ondersteunt door het opvulmiddel (36a). Dit ter ondersteuning van het restdeel (11). Tevens bevindt er zich een kleefstof (36b ) helemaal aan het einde van de holte. Deze doet dienst om de vorm van het restdeel (11) te ondersteunen.
Fig. 17d: Detail van de overgang van het bovenvlak (Vb) naar het verticaal vlak (VI) van het eerste trapprofiel(l) volgens de uitvinding. Het detail toont waar het opvulmiddel (36) aanwezig is ter hoogte van de overgang (11). Onder de restlaag dragermateriaal (10’) bevindt er zich een luchtholte die volledig opgevuld is met een opvulmiddel of kleefstof (36). De holte bevindt zich juist onder het restlaagje dragermateriaal (10’) en strekt zich uit tot aan de achterzijde van de plint.
Fig. 17e: Detail van de overgang van het bovenvlak(Vb) naar het verticaal vlak(Vl) van het eerste trapprofïel(l) volgens de uitvinding. Het detail toont waar het
BE2017/5750 opvulmiddel(36) aanwezig is ter hoogte van de overgang (11). Onder de restlaag dragermateriaal(lO’) bevindt er zich een luchtholte die deels opgevuld is met een opvulmiddel of kleefstof (36). De restlaag dragermateriaal (10’) wordt ondersteunt door het opvulmiddel (36). Verder is der geen kleefstof (36) aanwezig.
Fig. 17f: Detail van de overgang van het bovenvlak (Vb) naar het verticaal vlak (VI) van het eerste trapprofïel (1) volgens de uitvinding. Het detail toont waar het opvulmiddel (36) aanwezig is ter hoogte van de overgang (11). Onder de restlaag dragermateriaal (10’) bevindt er zich een luchtholte die niet volledig opgevuld is met een opvulmiddel of kleefstof(36). De kleefstof bevindt zich juist onder het restlaagje dragermateriaal (10’) en strekt zich net niet uit tot volledig aan de achterzijde van het eerste trapprofïel (10’).
Fig. 18a: Voorbeeld van een uitvoering van een trapbekleding volgens de uitvinding. Het 2de paneel (2) staat loodrecht op het bovenvlak (Vb) van het eerste paneel(l). Deze uitvoering is gekend als een rechte trap. Doordat de panelen (1,2) over de volledige breedte dmv een klemkoppeling met elkaar gekoppeld zijn sluiten beide panelen zeer goed aan, ook al zit er op één of op beide panelen (1,2) een kromming.
Fig. 18b: Zijaanzicht van 2 trapprofielen (1 en 2 ) volgens de uitvinding. De 2 panelen zijn met elkaar gekoppeld en het voorvlak (V2) staat nagenoeg verticaal t.o.v. het bovenvlak (Vb). Deze koppeling is nodig voor het verkrijgen van een rechte trap.
Fig. 19a: Voorbeeld van een uitvoering van een trapbekleding volgens de uitvinding. Het 2de paneel (2) staat onder een hoek Alfa t.o.v. een loodrechte op het bovenvlak (Vb) van het eerste paneel (1). Deze uitvoering is gekend als een Z-trap. Doordat de panelen (1,2) over de volledige breedte d.mv. een klemkoppeling met elkaar gekoppeld zijn sluiten beide panelen zeer goed aan, ook al zit er op één of op beide panelen (1,2) een kromming.
BE2017/5750
Fig. 19b: Zijaanzicht van 2 trapprofielen (1 en 2)volgens de uitvinding. De 2 panelen zijn met elkaar gekoppeld en het voorvlak (V2) van het 2de paneel (2) is nog een hoek (alfa) verder gedraaid t.o.v. loodrecht op het vlak (Vb). Deze koppeling is nodig voor het verkrijgen van een Z trap.
Fig. 20a: Voorbeeld van een uitvoering van een trapbekleding volgens de uitvinding. Het 2de paneel(2) staat loodrecht op het bovenvlak (Vb) van het eerste paneel(l), echter is het 2de paneel een kort paneel. Er bevindt zich nog een 3de paneel (60) achter dit kort 2de paneel. Hierdoor bekomt men een uitvoering die gekend staat als een trapneus. Doordat de panelen (1,2) over de volledige breedte d.m.v. een klemkoppeling met elkaar gekoppeld zijn sluiten beide panelen zeer goed aan, ook al zit er op één of op beide panelen (1,2) een kromming.
Fig. 20b: Zijaanzicht van 3 trapprofielen(l,2 en 60) volgens de uitvinding. Het 2de paneel (2) staat loodrecht op het bovenvlak (Vb) van het eerste paneel (1), echter is het 2de paneel een kort paneel. Er bevindt zich nog een 3de paneel (60) achter dit kort 2de paneel. Hierdoor bekomt men een uitvoering die gekend staat als een trapneus. Doordat de panelen (1,2) over de volledige breedte d.m.v. een klemkoppeling met elkaar gekoppeld zijn sluiten beide panelen zeer goed aan, ook al zit er op één of op beide panelen (1,2) een kromming.
Fig.21a: 2 panelen(l,2) voor traprenovatie volgens de uitvinding. Op de figuur is te zien dat het dragermateriaal opgebouwd is uit 2 verschillende dragermaterialen( 10’ en 10”). Het dragermateriaal onderaan(10”) is een op hout gebaseerd plaatmateriaal zoals MDF, spaanplaat, HDF, multiplex...
Het dragermateriaal bovenaan (10’) is een PVC of kunststofachtig achtig dragermateriaal voorzien van een decoratieve toplaag(3). Een dergelijk materiaal is in de handel gekend als LVT (luxe vinyl tegels) of cushion vinyl.
De ene zijde van het eerste profiel (1) is aan de onderzijde voorzien van een klemsysteem(Kl) zoals reeds beschreven in dit document. De tegenoverliggende zijde is voorzien van een neusdeel (N) die tevens voorzien is, zowel vooraan alsook
BE2017/5750 onderaan, van een decoratieve toplaag(3). Het voordeel van een dergelijk trapprofïel(l) is dat het voor 4 trapuitvoeringen kan gebruikt worden; NI. een Rechte trap (Figuur 21b), een Z trap ( Figuur 21c), een rechte trap met trapneus ( Figuur 21d) en een Z-trap met trapneus ( Figuur 21e). Om dit mogelijk te maken moet men het eerste trapprofïel(l) aanpassen door ofwel het neusdeel(N) af te zagen(21b, 21c) ofwel door het deel met het klemdeel(Kl) af te zagen(21d, 21 e).Een voorbeeld van de plaats van de zaag is voorgesteld op de figuren (21 b,c,d,e) d.m.v. de letter C.
Fig. 22a: Paneel(l) voor traprenovatie volgens de uitvinding. Op de figuur is te zien dat het dragermateriaal opgebouwd is uit 2 verschillende dragermaterialen( 10’ en 10”). Het dragermateriaal onderaan(10”) is een op hout gebaseerd plaatmateriaal zoals MDF, spaanplaat, HDF, Multiplex...
Het dragermateriaal bovenaan (10’) is een PVC of kunststofachtig achtig dragermateriaal voorzien van een decoratieve toplaag(3). Een dergelijk materiaal is in de handel gekend als LVT (luxe vinyl tegels) of cushion vinyl. Het weze duidelijk dat de bovenliggende dragermateriaal(lO’) eender welk materiaal kan zijn.
De ene zijde van het eerste profiel(l) is aan de onderzijde voorzien van een klemsysteem(Kl) zoals reeds beschreven in dit document. De tegenoverliggende zijde is voorzien van een neusdeel (N) die tevens voorzien is, zowel vooraan alsook onderaan, van een decoratieve toplaag (3). Het voordeel van een dergelijk trapprofïel(l) is dat het voor 4 trapuitvoeringen kan gebruikt worden; NI. een Rechte trap (Figuur 21b), een Z trap ( Figuur 21c), een rechte trap met trapneus ( Figuur 21d) en een Z-trap met trapneus ( Figuur 21e). Om dit mogelijk te maken moet men het eerste trapprofïel(l) aanpassen door ofwel het neusdeel(N) af te zagen of af te snijden snijden(21b, 21c) ofwel door het deel met het klemdeel(Kl) af te zagen(21d, 21e).
Vlak naast het neusdeel (N) is er een groef (G) voorzien. Dit biedt de mogelijkheid om het neusdeel(N) eenvoudig met een cutter af te snijden. De groef (G) is voorzien langs de achterzijde van het profïel(l) en loopt een groot stuk, zo niet helemaal door het onderste dragermateriaal (10”). Het kunststof achtige dragermateriaal (10’) snijdt meestal zeer eenvoudig, eenvoudiger dan het op hout gebaseerde dragermateriaal
BE2017/5750 (10”). Het weze duidelijk dat de groef(G) niet hoeft helemaal door het onderste dragermateriaal(10”) te lopen. Het voordeel van het eenvoudig met een cutter af te snijden neusdeel (N) is dat dit neusdeel (N) quasi ongeschonden kan gebruikt worden, bvb. om de achterzijde van een open trap af te werken. Het weze duidelijk dat er meerdere groeven (G) kunnen voorkomen om het afkorten af het aanpassen van het renovatieprofïel(l) te vereenvoudigen.
Fig. 22b en fig. 22c duiden aan hoe het afsnijden van de trapneus d.mv. een cutter of zaag moet gebeuren.
Fig 23a/23b: Traprenovatie systeem volgens de uitvinding. Op de afbeelding zijn 2 panelen (1,2) afgebeeld. De 2 profielen (1,2) beschikken over een dragermateriaal(lO) waarop een decoratieve toplaag(3) is aangebracht. Deze decoratieve toplaag(3) kan opgebouwd zijn uit een decoratieve laag met daarop een krasvaste toplaag of kan een decoratieve laag zijn die al voldoende krasvast is. Deze toplagen zijn reeds lang gekend en kunnen papierfolies zijn, een kunststoffolie ( PVC, PP, pet...), een CPL, een HPL , een LVT, een vinyl, fineer, hout...enz. Deze decoratieve toplagen(3) kunnen voorzien zijn van een welbepaald decor zoals een houtimitatie, een steenimitatie of iets dergelijks. Het weze duidelijk dat de decoratieve toplaag(3) niet noodzakelijk krasvast hoeft te zijn. Zo kan men ook de profielen na het monteren voorzien van een lak of een olie die het geheel voldoende krasvast maakt. Tevens weze het duidelijk dat volgens de uitvinding de decoratieve toplaag(3) niet noodzakelijk is. Zo kan het zijn dat de afwerkingslaag erop wordt gebracht na de montage van trapprofielen. Denk maar aan het bekleden van vinyl of tapijt op de trapprofielen. De achterzijde van de panelen of profielen(l,2) kan voorzien zijn van een backing (4)(folie aan de rugzijde), ook dit is echter in vele gevallen niet noodzakelijk. Het dragermateriaal (10)kan verschillend van aard zijn, zo kunnen deze profielen opgebouwd zijn uit een PVC, een kunststof, een MDF, een LDF een HDF, spaanplaat of een ander op hout gebaseerd plaatmateriaal of massief hout. De profielen kunnen vervaardig zijn dmv extrusie of d.mv. het profileren van een plaatmateriaal zoals later in dit document verder wordt besproken.
BE2017/5750
Het eerste profïel(l) bestaat hoofdzakelijk uit een horizontaal gedeelte die aan de rechterzijde naar beneden toe verderloopt naar een korter verticaal gedeelte. Het horizontaal gedeelte van het eerste trapprofiel(l) heeft een bovenvlak (Vb). Dit bovenvlak is na montage hoofdzakelijk horizontaal en zal in dit document beschouwd worden als referentievlak om bepaalde hoeken te definiëren. De langsuiteinde van dit relatief kort verticaal gedeelte is voorzien van een koppeldeel (KI) die dienst doet om klembaar opgenomen te worden in het 2de paneel (2). Het weze duidelijk dat andere uitvoeringen van dit eerste profiel(l) mogelijk zijn. Zo kan het koppeldeel(Kl) direct in het horizontaal gedeelte voorzien zijn zonder dat er een kort verticaal deel aanwezig is. Het verticaal deel kan wel in welbepaalde gevallen aangewezen zijn op vlak van esthetiek en/of sterkte van het trapprofïel.
Het kort verticaal deel van het eerste paneel (1) bevat een vlak V1 die eindigt in punt Pl. Gemakkelijks halve kunnen we stellen dat het koppeldeel(Kl) zich aan de onderzijde van het eerste paneel (1) of profiel bevindt. Tevens is het zo dat niet iedere uitvoering over een verticaal vlak (VI) zal beschikken, zo kan de overgang van het horizontaal bovenvlak (Vb) naar het punt (Pl) een boog zijn.
Het 2de profiel (2) is hoofdzakelijk verticaal opgebouwd t.o.v. het bovenvlak (Vb) van het eerste paneel(l). De bovenzijde van het verticaal deel(2) bevat een koppeldeel(K2) waarin het eerste koppeldeel(Kl) van eerste paneel(l) klembaar kan opgenomen worden. Het dragermateriaal(lO) van het 2de paneel(2) kan dezelfde opbouw hebben als het dragermateriaal(lO) van het lste paneel, maar kan ook verschillend zijn, evenals de decoratieve toplaag (3) van het 2de paneel(2). De 2 koppeldelen (K1,K2) zijn zodanig ontworpen of uitgevoerd dat de 2 panelen of profïelen(l,2) klembaar gekoppeld kunnen worden op die manier dat het vlak (VI) van het eerste paneel(l) en het vlak (V2) van het 2de paneel (2) in gekoppelde toestand parallel lopen t.o.v. elkaar en dat de 2 punten(Pl en P2) hoofdzakelijk met elkaar contact maken. Tevens is het zo dat het vlak (VI) loodrecht staat t.o.v. het bovenvlak (Vb). Het 2de paneel(2) kan men, al naar gelang de gewenste uitvoering van de traprenovatie, nog verder draaien of roteren met contactpunten(Pl en P2) als centerpunt tot de gewenste hoek tussen de 2 vlakken (Vb en V2 ) is bereikt. Zowel in de gekoppelde toestand waarbij de vlakken (Vb en V2) loodrecht lopen alsook in de gekoppelde toestand waarbij het vlak (V2)
BE2017/5750 onder een hoek (90° - alfa) staan t.o.v. het vlak (Vb) is het de bedoeling dat de punten(Pl en P2) contact maken. Deze uitvoering wordt nog verder in de document toegelicht. Het is wel te verstaan dat er toleranties kunnen optreden waardoor een minimale speling tussen de 2 contactpunten (PI en P2) kan optreden, maar dit heeft echter heel weinig effect op het esthetische van het eindresultaat en doet aldus geen afbreuk aan het innovatieve en vernieuwende karakter van deze uitvinding.
Fig 24a/24b: Traprenovatie systeem volgens de uitvinding. Op de afbeelding zijn 2 panelen (1,2) afgebeeld. De 2 profielen(l,2) beschikken over een dragermateriaal(lO) waarop een decoratieve toplaag(3) is aangebracht. Deze decoratieve toplaag(3) kan opgebouwd zijn uit een decoratieve laag met daarop een krasvaste toplaag of kan een decoratieve laag zijn die al voldoende krasvast is. Deze toplagen zijn reeds lang gekend en kunnen papierfolies zijn, een kunststoffolie ( PVC, PP, pet...), een CPL, een HPL , een LVT, een vinyl, fineer, hout...enz. Deze decoratieve toplagen(3) kunnen voorzien zijn van een welbepaald decor zoals een houtimitatie, een steenimitatie of iets dergelijks. Het weze duidelijk dat de decoratieve toplaag(3) niet noodzakelijk krasvast hoeft te zijn. Zo kan men ook de profielen na het monteren voorzien van een lak of een olie die het geheel voldoende krasvast maakt. Tevens weze het duidelijk dat volgens de uitvinding de decoratieve toplaag(3) niet noodzakelijk is. Zo kan het zijn dat de afwerkingslaag erop wordt gebracht na de montage van trapprofielen. Denk maar aan het bekleden van vinyl of tapijt op de trapprofielen. De achterzijde van de panelen of profïelen(l,2) kan voorzien zijn van een backing (4)(folie aan de rugzijde), ook dit is echter in vele gevallen niet noodzakelijk. Het dragermateriaal (lO)kan verschillend van aard zijn, zo kunnen deze profielen opgebouwd zijn uit een PVC, een kunststof, een MDL, een LDL een HDL, spaanplaat of een ander op hout gebaseerd plaatmateriaal of massief hout. De profielen kunnen vervaardig zijn dmv extrusie of dmv het profileren van een plaatmateriaal zoals later in dit document verder wordt besproken.
Het eerste profiel(l) bestaat hoofdzakeiijk uit een horizontaal gedeelte die aan de rechterzijde naar beneden toe verderloopt naar een korter verticaal gedeelte. Het horizontaal gedeelte van het eerste trapprofïel(l) heeft een bovenvlak (Vb). Dit
BE2017/5750 bovenvlak is na montage hoofdzakelijk horizontaal en zal in dit document beschouwd worden als referentievlak om bepaalde hoeken te definiëren. De langsuiteinde van dit relatief kort verticaal gedeelte is voorzien van een koppeldeel(Kl) die dienst doet om klembaar opgenomen te worden in het 2de paneel(2). Het weze duidelijk dat andere uitvoeringen van dit eerste profïel(l) mogelijk zijn. Zo kan het koppeldeel(Kl) direct in het horizontaal gedeelte voorzien zijn zonder dat er een kort verticaal deel aanwezig is. Het verticaal deel kan wel in welbepaalde gevallen aangewezen zijn op vlak van esthetiek en/of sterkte van het trapprofïel.
Het kort verticaal deel van het eerste paneel(l) bevat een vlak VI die eindigt in punt Pl. Gemakkelijks halve kunnen we stellen dat het koppeldeel(Kl) zich aan de onderzijde van het eerste paneel(l) of profiel bevindt. Tevens is het zo dat niet iedere uitvoering over een verticaal vlak (VI) zal beschikken, zo kan de overgang van het horizontaal bovenvlak(Vb) naar het punt (Pl) een boog zijn.
Het 2de profïel(2) is hoofdzakelijk verticaal opgebouwd tov het bovenvlak (Vb) van het eerste paneel(l). De bovenzijde van het verticaal deel(2) bevat een koppeldeel(K2) waarin het eerste koppeldeel(Kl) van eerste paneel(l) klembaar kan opgenomen worden. Het dragermateriaal(lO) van het 2de paneel(2) kan dezelfde opbouw hebben als het dragermateriaal(lO) van het lste paneel, maar kan ook verschillend zijn, evenals de decoratieve toplaag(3) van het 2de paneel(2). De 2 koppeldelen(Kl ,K2) zijn zodanig ontworpen of uitgevoerd dat de 2 panelen of profïelen(l,2) klembaar gekoppeld kunnen worden op die manier dat het vlak(Vl) van het eerste paneel(l) en het vlak (V2) van het 2de paneel(2) in gekoppelde toestand parallel lopen tov elkaar en dat de 2 punten(Pl en P2) hoofdzakelijk met elkaar contact maken. Tevens is het zo dat het vlak (VI) loodrecht staat t.o.v. het bovenvlak (Vb). Het 2de paneel(2) kan men, al naar gelang de gewenste uitvoering van de traprenovatie, nog verder draaien of roteren met contactpunten(Pl en P2) als centerpunt tot de gewenste hoek tussen de 2 vlakken (Vb en V2 ) is bereikt. Zowel in de gekoppelde toestand waarbij de vlakken (Vb en V2) loodrecht staan alsook in de gekoppelde toestand waarbij het vlak (V2) onder een hoek( 90° - alfa) staan t.o.v. het bovenvlak (Vb) is het de bedoeling dat de punten(Pl en P2) hoofdzakelijk contact maken. Op deze figuur (24a/24b) is te zien dat de voorzijde(V2) van het 2de paneel (2) een hoek (Alfa) verder gedraaid is dan loodrecht
BE2017/5750 op het bovenvlak (Vb) van het eerste paneel(l). Het 2de paneel (2)staat dus onder een hoek(90°-Alfa) t.o.v. het bovenvlak (Vb) van het eerste paneel(l). Het is wel te verstaan dat er toleranties kunnen optreden waardoor een minimale speling tussen de 2 contactpunten (PI en P2) kan optreden, maar dit heeft echter heel weinig effect op 5 het esthetische van het eindresultaat en doet aldus geen afbreuk aan het innovatieve en vernieuwende karakter van deze uitvinding.
Fig. 25a/b/c: Traprenovatie systeem volgens de uitvinding. Op de afbeelding zijn koppelelementen Kl en K2 afgebeeld. Op de tekening is te zien dat de tand(7) iets 10 langer is dan op de voorgaande tekeningen. Dit kan een groot voordeel bieden voor de montage van het eerste paneel in het 2de paneel of omgekeerd. Bij voorkeur komt de tant(7) voorbij het punt (P2) Tevens is er aan het uiteinde van de flexibele lip van de groefzijde(Kl) een afschuining(50) voorzien. Deze afschuining dient als een geleiding zodat de tandzijde(K2) zich bij montage eenvoudig een weg baant in de 15 groefzijde(Kl).
Vooral bij kromme panelen kunnen boven besproken verbeteringen helpen om een eenvoudige montage te verkrijgen.
Tevens is het zo dat het verlangen van de tand (7) eventueel kan bijdragen tot een betere verankeringen van de tandzijde(K2) in de groefzijde(Kl).

Claims (34)

  1. CONCLUSIES
    1. Trapprofïel geschikt voor het bekleden van traptreden, omvattende een lichaam opgebouwd uit ten minste een dragermateriaal en een decoratieve toplaag, waarbij genoemd lichaam een eerste langszijde die in gebruik ten minste een gedeelte van de bovenzijde (Vb) van de traptrede vormt en de zijde van de toplaag is, een tweede langszijde en een neusdeel die in gebruik ten minste een gedeelte van het verticaal deel van de traptrede vormt en ten minste deels voorzien is van een decoratieve toplaag, omvat, waarbij de overgang tussen de eerste langszij de(Vl) en het neusdeel een gebogen verloop heeft en de langsuiteinde van het eerste langszijde en/of de langsuiteinde van het neusdeel voorzien is/zijn van een koppeldeel waardoor het trapprofïel gekoppeld kan worden met andere panelen/profïelen, met het kenmerk dat ter hoogte van de genoemde overgang de tweede langszijde minstens ter hoogte van de overgang, een uitsparing omvat die minstens gedeeltelijk gevuld is met een opvulmiddel met een andere samenstelling dan het dragermateriaal en dat de decoratieve toplaag (2) ter hoogte van de overgang (11) een ononderbroken verloop kent
  2. 2. Trapprofïel volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de overgang (11) opgebouwd is uit minstens een decoratieve toplaag (2) en een restlaag dragermateriaal (1).
  3. 3. Trapprofïel volgens conclusie 2, met het kenmerk dat de restlaag dragermateriaal (1) ter hoogte van de overgang een nagenoeg constante dikte heeft.
  4. 4. Trapprofïel volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de uitsparing gevormd wordt door het wegnemen van dragermateriaal.
    BE2017/5750
  5. 5. Trapprofïel volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de overgang (11) ondersteund is door het opvulmiddel (36).
  6. 6. Trapprofïel volgens één van de conclusies 1 t/m 4, met het kenmerk dat de overgang (11) niet volledig of niet ondersteund is door het opvulmiddel (36).
  7. 7. Trapprofïel volgens conclusie 6, met het kenmerk dat er zich onder de overgang (11) een niet opgevulde luchtholte bevindt die zich uitstrekt vanaf de overgang tot aan het opvulmiddel (36).
  8. 8. Trapprofïel volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat enkel het langsuiteinde van het neusdeel van een koppeldeel (K) voorzien is.
  9. 9. Trapprofïel volgens conclusies 1 tem 7, met het kenmerk dat enkel het langsuiteinde van het eerste langsdeel voorzien is van een koppeldeel.
  10. 10. Trapprofïel volgens conclusies 1 tem 7, met het kenmerk dat zowel het langsuiteinde van het neusdeel alsook het langsuiteinde van het eerste langsdeel met een koppeldeel voorzien zijn.
  11. 11. Trapprofïel volgens conclusies 7 tem 9, met het kenmerk dat de genoemde koppeldelen ervoor zorgen dat het trapprofïel verbonden kan worden met andere vloerpanelen die op hun beurt een deel van het verticaal gedeelte resp. horizontale gedeelte van de traptrede bedekken.
  12. 12. Trapprofïel volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de decoratieve toplaag (2) opgebouwd is uit een decoratieve folie (7) met daarop een krasvaste toplaag (6).
    BE2017/5750
  13. 13. Trapprofiel volgens één van de conclusies 1 t/m 10, met het kenmerk dat de decoratieve toplaag (2) enkel opgebouwd is uit een decoratieve folie (7) die voldoende krasvast is.
  14. 14. Trapprofiel volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het opvulmiddel (36) een kleefbaar materiaal is.
  15. 15. Trapprofiel volgens conclusie 14, met het kenmerk dat het kleefbaar materiaal (36) een PUR lijm, een EVA (smeltlijm), een water gedragen lijm, een twee componenten lijm of een polyolefine lijm is.
  16. 16. Trapprofiel volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat ter hoogte van de overgang, de zone die zich uitstrekt boven het opvulmiddel en gevormd uit een deel van de toplaag en een deel dragermateriaal, een dikte heeft gelegen tussen 0,1 mm. en 1 mm.
  17. 17. Trapprofiel volgens één van de voorgaande conclusies met het kenmerk dat de plint gevormd is uit een DPL-, een DLP-, een CPL-, een HPL - of WPC plaat.
  18. 18. Trapprofiel volgens conclusies 1 tem 16, met het kenmerk dat de plint gevormd is uit een PP-, een PVC-,- of een LVT plaat.
  19. 19. Trapprofiel volgens conclusie 17 of 18, met het kenmerk dat de structuur, het decor en de krasvastheid van de decoratieve toplaag (2) identiek is als deze van de vloerplaat waaruit het trapprofiel vervaardigd is.
  20. 20. Trapprofiel volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat men met het trapprofiel eventueel in combinatie met andere trapprofïelen of vloerpanelen een rechte trap, een z-trap en een trapneus kan vormen.
    BE2017/5750
  21. 21. Werkwijze voor het vormen van een trapprofïel omvattende een lichaam opgebouwd uit minstens een dragermateriaal en een decoratieve toplaag, waarbij genoemd lichaam een bovenzijde die de zijde met de toplaag is en een onderzijde omvat, waarbij de bovenzijde minstens één overgang (11) met een gebogen verloop omvat ter vorming van een neusdeel waarbij de decoratieve toplaag (2) ter hoogte van de overgang (11) een ononderbroken verloop kent en het langsuiteinde van de bovenzijde en/of van het neusdeel over een koppeldeel beschikt waardoor het trapprofïel met andere panelen/pro fielen gekoppeld kan worden, met het kenmerk dat de werkwijze de volgende stappen omvat:
    aanvoeren van een paneelvormig element omvattende een dragermateriaal (1) waarop een decoratieve toplaag (2) is voorzien en waar aan één of aan beide langsuiteinden een koppeldeel is voorzien;
    aan de achterzijde van het paneelvormig element in de langsrichting in het dragermateriaal (1) ter hoogte van de overgang een uitsparing (16) voorzien zodat een restdeel (11) gevormd wordt omvattende een restlaag dragermateriaal (1) met een nagenoeg constante dikte en een decoratieve toplaag (2);
    de genoemde uitsparing (16) ten minste deels vullen met een opvulmiddel met een andere samenstelling dan het dragermateriaal;
    het buigen van het restdeel (11) tot de gewenste radius (R) of vorm;
    het opvulmiddel (36) laten uitharden.
  22. 22. Werkwijze volgens conclusie 21, met het kenmerk dat de uitsparing gevormd wordt door het wegnemen van dragermateriaal.
  23. 23. Werkwijze volgens conclusie 21 en 22, met het kenmerk dat na het uitharden van het opvulmiddel (36) de volledige restlaag (11) ondersteund of gesterkt wordt door het opvulmiddel (36).
    BE2017/5750
  24. 24. Werkwijze volgens conclusies 21 tem 23, met het kenmerk dat na het uitharden van het opvulmiddel (36) restlaag (11) niet volledig ondersteund wordt door het op vulmiddel (36).
  25. 25. Werkwijze volgens conclusie 21 tem 24, met het kenmerk dat het opvulmiddel in vloeibare vorm aangebracht wordt.
  26. 26. Werkwijze volgens één van de conclusies 21 t/m 25, met het kenmerk dat er na het buigen van het restdeel (11) tot de gewenste radius (R) er onder de restlaag (11) een lijmkamer (L) gevormd wordt.
  27. 27. Werkwijze volgens conclusie 26, met het kenmerk dat de gevormde lijmkamer (L) slechts gedeeltelijk met een_kleefstof of opvulmiddel (36) voorzien wordt.
  28. 28. Werkwijze volgens conclusie 26, met het kenmerk dat de gevormde lijmkamer (L) volledig met kleefstof of opvulmiddel (36) voorzien wordt.
  29. 29. Werkwijze volgens van de conclusies 21 t/m 28, met het kenmerk dat na het uitharden van de kleefstof en/of opvulmiddel (36) het gevormde profiel nog verder bewerkt wordt.
  30. 30. Werkwijze volgens één van de conclusies 21 tem 29, met het kenmerk dat het restdeel (11) opgewarmd wordt bij het plooien of buigen.
  31. 31. Werkwijze volgens van de conclusies 21 tem 30, met het kenmerk dat de kleefstof of opvulmiddel (36) een PUR lijm, een EVA lijm, een smeltlijm, een watergedragen lijm, een 2 componenten lijm of een polyolefïnelijm kan zijn.
    BE2017/5750
  32. 32. Werkwijze volgens van de conclusies 21 tem 31, met het kenmerk dat het restdeel (11) om de kleefstof of opvulmiddel (11) te laten uitharden moet afgekoeld worden.
    5
  33. 33. Werkwijze volgens van de conclusies 21 tem 32, met het kenmerk dat de uitsnijding ter vorming van het restdeel(l 1) niet met behulp van een scherpe punt gebeurd.
  34. 34. Werkwijze volgens één van de conclusies 21 tem 33, met het kenmerk dat de 10 uitsnijding ter vorming van het restdeel (11) d.m.v. een afgeronde punt of een vlakfrees gebeurd.
BE2017/5750A 2017-10-20 2017-10-20 Multifunctioneel profiel voor traprenovatie BE1025653B1 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2017/5750A BE1025653B1 (nl) 2017-10-20 2017-10-20 Multifunctioneel profiel voor traprenovatie

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2017/5750A BE1025653B1 (nl) 2017-10-20 2017-10-20 Multifunctioneel profiel voor traprenovatie

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1025653A1 true BE1025653A1 (nl) 2019-05-16
BE1025653B1 BE1025653B1 (nl) 2019-05-23

Family

ID=60320595

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2017/5750A BE1025653B1 (nl) 2017-10-20 2017-10-20 Multifunctioneel profiel voor traprenovatie

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE1025653B1 (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP4133139A4 (en) * 2020-04-06 2024-05-15 Vaelinge Innovation Ab ARRANGEMENTS FOR STAIRS, IN PARTICULAR A STAIR NOSE COVERING ELEMENT, AND A KIT COMPRISING THE COVERING ELEMENT

Family Cites Families (10)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE1110390B (de) * 1958-05-29 1961-07-06 Xaver Mayer Treppe mit Trittplatten und Setzplatten
GB2115852B (en) * 1981-12-24 1986-04-03 Ferodo Ltd Cladding staircase tread and riser surfaces; floor cladding
JPH057828U (ja) * 1991-07-17 1993-02-02 ミサワホーム株式会社 階段部材
AT4084U1 (de) * 1999-12-22 2001-01-25 Neuhofer Franz Jun Stufenbekleidung für eine treppenstufe
CA2337973A1 (en) * 2000-03-22 2001-09-22 Illinois Tool Works Inc. Weather resistant anti-slip panels
JP2003035020A (ja) * 2001-07-26 2003-02-07 Asahi Woodtec Corp 階段用段鼻カバー及び段鼻カバー付き階段
NZ550564A (en) * 2006-10-16 2008-05-30 Steven Graham Quinn Improved stair nosing
DE202007012177U1 (de) * 2007-08-30 2008-01-24 Neucon Maschinen- Und Bausysteme G.M.B.H. U. Co. Kommanditgesellschaft Freitragende Treppe
US20110146168A1 (en) * 2009-12-18 2011-06-23 Van Genderen Bas Paper Laminated Stair Tread and Methods of Making and Using Same
GB2502535A (en) * 2012-05-29 2013-12-04 Gradus Ltd Stair nosing

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP4133139A4 (en) * 2020-04-06 2024-05-15 Vaelinge Innovation Ab ARRANGEMENTS FOR STAIRS, IN PARTICULAR A STAIR NOSE COVERING ELEMENT, AND A KIT COMPRISING THE COVERING ELEMENT

Also Published As

Publication number Publication date
BE1025653B1 (nl) 2019-05-23

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US11781323B2 (en) Panel forming
US20240093507A1 (en) Panel forming
US11649642B2 (en) Mechanical locking system for floor panels
BE1019501A5 (nl) Vloerpaneel en werkwijze voor het vervaardigen van vloerpanelen.
RU2676345C2 (ru) Многослойная влагостойкая отделочная панель (варианты)
BE1020576A3 (nl) Vloerpaneel en werkwijze voor het vervaardigen van vloerpanelen.
BE1019285A3 (nl) Werkwijze voor het vervaardigen van een plint.
BE1025653B1 (nl) Multifunctioneel profiel voor traprenovatie
US10883280B2 (en) Skirting board and an improved method for manufacturing a skirting board or finishing profiled section
BE1022853B1 (nl) Multifunctioneel afwerkingsprofiel voor vloerbekleding
EP3228775A1 (en) Baseboard or finishing profile and an improved method for the fabrication of this baseboard or flooring profile
NL2016122B1 (nl) Werkwijze voor de productie van een traptrede-element.
BE1024446B1 (nl) Alternatief multifunctioneel afwerkingsprofiel voor vloerbekleding
BE1019659A5 (nl) Vloerpaneel en werkwijze voor het vervaardigen van vloerpanelen.
BE1022763B1 (nl) Alternatief multifunctioneel afwerkingsprofiel voor vloerbekleding
BE1023847B1 (nl) Plint of afwerkingsprofiel en een verbeterde werkwijze voor het vervaardigen van deze plint of afwerkingsprofiel
NL1039656C2 (nl) Ondervloersysteem en de legwijze ervan.
BE1022798B1 (nl) Plint of afwerkingsprofiel voor vloerbekleding en alternatieve werkwijze voor het vervaardigen van een dergelijke plint of afwerkingsprofiel
BE1023636B1 (nl) Plint of afwerkingsprofiel voor vloerbekleding

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20190523