BE1025511B1 - Sensor systeem voor een weefmachine - Google Patents

Sensor systeem voor een weefmachine Download PDF

Info

Publication number
BE1025511B1
BE1025511B1 BE2017/0118A BE201700118A BE1025511B1 BE 1025511 B1 BE1025511 B1 BE 1025511B1 BE 2017/0118 A BE2017/0118 A BE 2017/0118A BE 201700118 A BE201700118 A BE 201700118A BE 1025511 B1 BE1025511 B1 BE 1025511B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
light
zone
weft thread
sensor system
weft
Prior art date
Application number
BE2017/0118A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1025511A1 (nl
Inventor
Elise Wuyts
Filip Deconinck
Original Assignee
Picanol N.V.
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Picanol N.V. filed Critical Picanol N.V.
Priority to BE2017/0118A priority Critical patent/BE1025511B1/nl
Priority to EP18755847.3A priority patent/EP3676432B1/en
Priority to PCT/EP2018/072915 priority patent/WO2019042896A1/en
Priority to CN201880053868.4A priority patent/CN111133139B/zh
Publication of BE1025511A1 publication Critical patent/BE1025511A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1025511B1 publication Critical patent/BE1025511B1/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D51/00Driving, starting, or stopping arrangements; Automatic stop motions
    • D03D51/18Automatic stop motions
    • D03D51/34Weft stop motions
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65HHANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL, e.g. SHEETS, WEBS, CABLES
    • B65H63/00Warning or safety devices, e.g. automatic fault detectors, stop-motions ; Quality control of the package
    • B65H63/02Warning or safety devices, e.g. automatic fault detectors, stop-motions ; Quality control of the package responsive to reduction in material tension, failure of supply, or breakage, of material
    • B65H63/024Warning or safety devices, e.g. automatic fault detectors, stop-motions ; Quality control of the package responsive to reduction in material tension, failure of supply, or breakage, of material responsive to breakage of materials
    • B65H63/028Warning or safety devices, e.g. automatic fault detectors, stop-motions ; Quality control of the package responsive to reduction in material tension, failure of supply, or breakage, of material responsive to breakage of materials characterised by the detecting or sensing element
    • B65H63/032Warning or safety devices, e.g. automatic fault detectors, stop-motions ; Quality control of the package responsive to reduction in material tension, failure of supply, or breakage, of material responsive to breakage of materials characterised by the detecting or sensing element electrical or pneumatic
    • B65H63/0321Warning or safety devices, e.g. automatic fault detectors, stop-motions ; Quality control of the package responsive to reduction in material tension, failure of supply, or breakage, of material responsive to breakage of materials characterised by the detecting or sensing element electrical or pneumatic using electronic actuators
    • B65H63/0324Warning or safety devices, e.g. automatic fault detectors, stop-motions ; Quality control of the package responsive to reduction in material tension, failure of supply, or breakage, of material responsive to breakage of materials characterised by the detecting or sensing element electrical or pneumatic using electronic actuators using photo-electric sensing means, i.e. the defect signal is a variation of light energy
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/28Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed
    • D03D47/30Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed by gas jet
    • D03D47/3066Control or handling of the weft at or after arrival
    • D03D47/3073Detection means therefor
    • GPHYSICS
    • G01MEASURING; TESTING
    • G01NINVESTIGATING OR ANALYSING MATERIALS BY DETERMINING THEIR CHEMICAL OR PHYSICAL PROPERTIES
    • G01N21/00Investigating or analysing materials by the use of optical means, i.e. using sub-millimetre waves, infrared, visible or ultraviolet light
    • G01N21/84Systems specially adapted for particular applications
    • G01N21/88Investigating the presence of flaws or contamination
    • G01N21/89Investigating the presence of flaws or contamination in moving material, e.g. running paper or textiles
    • G01N21/892Investigating the presence of flaws or contamination in moving material, e.g. running paper or textiles characterised by the flaw, defect or object feature examined
    • G01N21/898Irregularities in textured or patterned surfaces, e.g. textiles, wood
    • G01N21/8983Irregularities in textured or patterned surfaces, e.g. textiles, wood for testing textile webs, i.e. woven material
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65HHANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL, e.g. SHEETS, WEBS, CABLES
    • B65H2701/00Handled material; Storage means
    • B65H2701/30Handled filamentary material
    • B65H2701/31Textiles threads or artificial strands of filaments

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Wood Science & Technology (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Health & Medical Sciences (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Analytical Chemistry (AREA)
  • Biochemistry (AREA)
  • General Health & Medical Sciences (AREA)
  • General Physics & Mathematics (AREA)
  • Immunology (AREA)
  • Pathology (AREA)
  • Quality & Reliability (AREA)
  • Looms (AREA)

Abstract

Sensor systeem voor het detecteren van een inslagdraad (4, 5) bevattende een eerste en een tweede lichtemitter (110, 120) die geconfigureerd zijn voor het emitteren van licht (L1, L2) in de eerste zone (Z1) waar de inslagdraad (4, 5) moet worden gedetecteerd; waarbij de eerste lichtemitter (110) en de tweede lichtemitter (120) op een afstand van elkaar zijn gelegen, gezien in de inslaginsertierichting (D), en een eerste lichtontvanger (210) die geconfigureerd is voor het ontvangen van licht uit de eerste en de tweede lichtemitter (110, 120) die door de inslagdraad in de eerste zone (Z1) werd gereflecteerd, waarbij de eerste lichtontvanger (210), gezien in de inslaginsertierichting (D), tussen de eerste lichtemitter (110) en de tweede lichtemitter (120) gelegen is. Weefmachine met een dergelijk sensor systeem.

Description

Sensor systeem voor een weefmachine.
Gebied van de uitvinding.
[0001] De uitvinding betreft een sensor systeem voor het detecteren van een inslagdraad die wordt ingebracht. De uitvinding betreft tevens een weefmachine bevattende een dergelijk sensor systeem.
Achtergrond.
[0002] Sensor systemen voor het detecteren van de aanwezigheid van een inslagdraad in een geleidingskanaal, zoals een geleidingskanaal van een riet, zijn gekend.
[0003] US 5,329,961 Bl op naam van de aanvrager beschrijft bijvoorbeeld een riet voor een weefmachine en een optische inslagwachter die een lichtemitter en een lichtontvanger omvat voor het opnemen van licht dat wordt gereflecteerd door een inslagdraad die is ingebracht in een geleidingskanaal gevormd door riettanden. De optische inslagwachter is aan de kant van het riet gemonteerd die weg van het geleidingskanaal en buiten de tanden gericht is. Zoals getoond in figuren 3 en 4, emitteren de lichtemitters een divergerende lichtbundel met een specifieke divergentiehoek, waardoor het geleidingskanaal belicht wordt. Een inslagdraad binnen in het geleidingskanaal reflecteert een lichtbundel naar de lichtontvanger. Hoewel een dergelijke inslagwachter een goede detectie van een inslagdraad kan uitvoeren, is het vrij complex om de inslagwachter aan de weefmachine toe te voegen en is de nauwkeurigheid van het detecteren beperkt.
BE2017/0118 [0004] Verder beschrijft US 4,158,372, eveneens op naam van de aanvrager, een proces om de inslagdraad van weefmachines te bewaken. Figuur 4 toont een uitvoeringsvorm van een lichtemitter reflector ontvanger. De lichtemitter reflector ontvanger bevat een lichtdiode, ook aangeduid als licht emitterende diode of LED, die een geconcentreerde bundel licht naar de reflector emitteert. Deze bundel licht wordt gereflecteerd en komt terug als een penseel van licht in dezelfde richting, bijna evenwijdig met de lichtbundel van de lichtdiode. Het gereflecteerde penseel van licht wordt opgenomen door foto-transistors die parallel met de lichtdiode zijn gekoppeld, en dus het gereflecteerde penseel van licht ontvangen. In deze uitvoeringsvorm zal een lichte verdonkering of een vermindering van intensiteit van het geëmitteerde licht of gereflecteerde penseel een signaal produceren dat toelaat om de aanwezigheid van een inslagdraad te detecteren. In een dergelijke uitvoeringsvorm is een reflector nodig waardoor het systeem moeilijker in een weefmachine te integreren is.
[0005] Een alternatief sensor systeem wordt in US 4,738,284 beschreven, dat een lichtreflectie type inslagdetectie apparaat voor gebruik in een luchtstraalweefmachine openbaart. Het sensor systeem bestaat uit de steunplaat en een paar steunstukken. Een licht emitterend element is in het einde van een eerste steunstuk verankerd, en het lichtontvangend element is in het einde van een ander steunstuk verankerd.
Samenvatting.
[0006] De uitvinding heeft tot doel te voorzien in een sensor systeem voor het detecteren van een inslagdraad, dat compact is, eenvoudig toe te voegen op een bestaande weefmachine, en dat een
BE2017/0118 nauwkeurige detectie van een inslagdraad die in een inslaginsertierichting werd ingebracht toelaat.
[0007] Volgens een eerste aspect van de uitvinding wordt er een sensor systeem voorzien voor het detecteren van een inslagdraad die in een inslaginsertierichting wordt ingébracht, in minstens een eerste zone. Het sensor systeem bevat een pluraliteit lichtemitters en één of meer lichtontvangers. De pluraliteit lichtemitters bevat minstens een eerste en een tweede lichtemitter die geconfigureerd zijn voor het emitteren van licht in de eerste zone waar de inslagdraad moet worden gedetecteerd. De eerste lichtemitter en de tweede lichtemitter zijn op een afstand van elkaar gelegen, gezien in de inslaginsertierichting. De één of meer lichtontvangers bevatten minstens een eerste lichtontvanger. De eerste lichtontvanger is geconfigureerd voor het ontvangen van licht uit de eerste en de tweede lichtemitter die door een inslagdraad in de eerste zone is gereflecteerd. De eerste lichtontvanger is, gezien in de inslaginsertierichting, tussen de eerste lichtemitter en de tweede lichtemitter gelegen.
[0008] Uitvoeringsvormen zijn gebaseerd op het inventieve inzicht dat door gebruik te maken van twee lichtemitters om licht te emitteren in de eerste zone in combinatie met een geschikt gepositioneerde eerste lichtontvanger om licht te detecteren dat door de inslagdraad wordt gereflecteerd, een zeer compact sensor systeem kan worden verkregen dat eenvoudig op een bestaande weefmachine kan worden toegevoegd. Verder, aangezien gereflecteerd licht gebruikt wordt, kan het sensor systeem aangrenzend aan een geleidingskanaal worden gemonteerd waarin de inslagdraad wordt ingebracht, bijvoorbeeld een geleidingskanaal van een riet van een weefmachine. De specifieke instelling van de
BE2017/0118 eerste en tweede lichtemitter en van de eerste lichtontvanger zullen toelaten dat de detectie hoofdzakelijk onafhankelijk is van trillingen van de weefmachine, en in het bijzonder hoofdzakelijk onafhankelijk van trillingen van een riet van de weefmachine. Alsook, door gebruik te maken van een eerste lichtontvanger die, gezien in de inslaginsertierichting, tussen de eerste lichtemitter en de tweede lichtemitter is gelegen, kan de nauwkeurigheid van de detectie worden verbeterd. Uiteraard zal een dergelijke meer of minder symmetrische instelling toelaten om een verbeterde collector efficiëntie te verkrijgen vergeleken met sensor systemen uit de stand van de techniek.
[0009] Volgens een uitvoeringsvoorbeeld is de eerste lichtontvanger tegenover de eerste zone gelegen, en de eerste en tweede lichtemitter hoofdzakelijk symmetrisch ten opzichte van een vlak loodrecht op de inslaginsertierichting doorheen de eerste zone aangebracht. Op die manier zal de collector efficiëntie het hoogst zijn voor licht dat gereflecteerd wordt door een stuk van een inslagdraad aanwezig in de eerste zone en zal relatief snel afnemen voor een stuk van een inslagdraad aanwezig voor en na de eerste zone, gezien in de inslaginsertierichting, wat resulteert in een relatief smalle eerste zone met een hoge collector efficiëntie en aldus een verbeterde nauwkeurigheid.
[0010] Bij voorkeur zijn de pluraliteit lichtemitters en de één of meer lichtontvangers voorzien op een gemeenschappelijke basis, waarbij de pluraliteit lichtemitters en de één of meer lichtontvangers voorzien zijn als bouwstenen die verwijderbaar op de gemeenschappelijke basis kunnen worden bevestigd. Op die manier kan een modulair sensor systeem worden verkregen, dat samen kan worden geplaatst afhankelijk van de noden van de gebruiker. Meer
BE2017/0118 in het bijzonder kan het aantal lichtontvangers en lichtemitters in functie van de gewenste lengte worden bepaald, dit betekent het aantal opeenvolgende zones waarover de detectie moet worden uitgevoerd.
[0011] Volgens een uitvoeringsvoorbeeld is de tweede lichtemitter verder geconfigureerd voor het emitteren van licht in een tweede zone waar de inslagdraad moet worden gedetecteerd, de tweede zone is stroomafwaarts van de eerste zone gelegen, gezien in de inslaginsertierichting. Het sensor systeem bevat een derde lichtemitter en een tweede lichtontvanger. De derde lichtemitter is geconfigureerd voor het emitteren van licht in de tweede zone. De tweede lichtemitter en de derde lichtemitter zijn op een afstand van elkaar gelegen, gezien in de inslaginsertierichting. De tweede lichtontvanger is geconfigureerd voor het ontvangen van licht uit de tweede en de derde lichtemitter dat door een inslagdraad in de tweede zone werd gereflecteerd. De tweede lichtontvanger is, gezien in de inslaginsertierichting, tussen de tweede lichtemitter en de derde lichtemitter gelegen.
[0012] Door een derde lichtemitter en een tweede lichtontvanger te hebben, kan een verdere detectie in een tweede zone worden gedaan. Met andere woorden, op die manier kan er worden gedetecteerd wanneer een inslagdraad een eerste zone binnentreedt, en wanneer de inslagdraad een tweede opeenvolgende zone binnentreedt, of vice versa. Aldus door gebruik te maken van drie lichtemitters en twee lichtontvangers kan een heel nauwkeurige detectie worden gedaan in twee opeenvolgende zones. Op die manier wordt het mogelijk om in werkelijke tijd de actuele positie van het voorste einde van een inslagdraad langs een pluraliteit opeenvolgende zones te detecteren. Dit maakt het mogelijk om het
BE2017/0118 strekproces van een inslagdraad op een weefmachine op te volgen. Met andere woorden kan in een dergelijke uitvoeringsvorm het sensor systeem als een wijze van strekken sensor systeem worden geïmplementeerd dat het strekproces van de inslagdraad bij een stroomafwaarts einde van het geleidingskanaal waar de inslagdraad doorheen passeert kan opvolgen.
[0013] In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een sensor systeem met een tweede lichtontvanger, is de tweede lichtontvanger tegenover de tweede zone gelegen, en zijn de tweede en de derde lichtemitter symmetrisch ten opzichte van een vlak loodrecht op de inslaginsertierichting doorheen de tweede zone aangebracht. Met andere woorden kan de pluraliteit lichtemitters en lichtontvangers in de volgende volgorde worden aangebracht: eerste lichtemitter, eerste lichtontvanger, tweede lichtemitter, tweede lichtontvanger, derde lichtemitter. Een dergelijke opstelling kan worden voortgezet afhankelijk van de lengte van de opeenvolgende zones waar de inslagdraad moet worden gedetecteerd.
[0014] Meer in het algemeen, in een voorkeurdragende uitvoeringsvorm, bevat het sensor systeem een pluraliteit lichtontvangers en een pluraliteit lichtemitters. De pluraliteit lichtontvangers bevat minstens twee lichtontvangers omvattende de eerste en de tweede lichtontvanger, meer bij voorkeur minstens drie lichtontvangers, en nog meer bij voorkeur, minstens vier lichtontvangers. De pluraliteit lichtemitters bevat minstens drie lichtemitters omvattende de eerste, de tweede en de derde lichtemitter, meer bij voorkeur minstens vier lichtemitters, en nog meer bij voorkeur minstens vijf lichtemitters. Gezien in de inslaginsertierichting, zijn de pluraliteit lichtontvangers en de pluraliteit lichtemitters bij voorkeur zo aangebracht dat elke
BE2017/0118 lichtontvanger tussen twee lichtemitters is gepositioneerd, en elke lichtemitter, met uitzondering van de eerste en de laatste lichtemitter, tussen twee lichtontvangers is gepositioneerd.
[0015] Bij voorkeur zijn de pluraliteit lichtemitters en de pluraliteit lichtontvangers op een gemeenschappelijke basis voorzien, meer bij voorkeur op een plug-and-play manier, waarbij een lichtemitter en een lichtontvanger als bouwstenen worden voorzien die verwijderbaar op de gemeenschappelijke basis kunnen worden bevestigd.
[0016] In een uitvoeringsvoorbeeld bevat het sensor systeem verder een besturing, die werkzaam geconnecteerd is met de eerste lichtontvanger en de tweede lichtontvanger. De besturing is bij voorkeur geconfigureerd voor het bepalen van een eerste tijdstip dat overeenkomt met het tijdstip wanneer de aanwezigheid van een voorste einde van de inslagdraad door de eerste lichtontvanger in de eerste zone wordt gedetecteerd, en een tweede tijdstip dat overeenkomt met het tijdstip wanneer de aanwezigheid van een voorste einde van de inslagdraad door de tweede lichtontvanger in de tweede zone wordt gedetecteerd. Uiteraard, als meer dan twee lichtontvangers aanwezig zijn, kan een overeenkomstig aantal tijdstippen worden gedetecteerd. Door deze opeenvolgende tijdstippen op te volgen, kan de beweging van de inslagdraad in de inslaginsertierichting en/of in een richting tegenovergesteld aan de inslaginsertierichting nauwkeurig worden gevolgd.
[0017] In een uitvoeringsvoorbeeld bevat minstens de tweede lichtemitter van de pluraliteit lichtemitters, en bij voorkeur elke lichtemitter van de pluraliteit lichtemitters een lensdeel dat aangebracht is om licht naar de eerste zone en de tweede zone te
BE2017/0118 richten. Meer bij voorkeur is elke lichtemitter van de pluraliteit lichtemitters geconfigureerd om licht in hoofdzakelijk twee richtingen te emitteren, één lichtbundel naar links van een vlak loodrecht op de inslaginsertierichting gericht, en één lichtbundel naar rechts van een vlak loodrecht op de inslaginsertierichting gericht, dit vlak is een vlak doorheen de respectievelijke lichtemitter. Meer bij voorkeur is minstens 40% van het licht dat door de lichtemitter geëmitteerd is naar links van het vlak gericht, en is minstens 40% van het licht naar rechts van het vlak geëmitteerd. Op die manier wordt vermeden dat licht wordt geëmitteerd waar het niet nodig is, in het bijzonder wordt vermeden dat licht wordt geëmitteerd langs het vlak doorheen de lichtemitter, waardoor de nauwkeurigheid van de detectie verder wordt versterkt. Het lensdeel van de lichtemitter kan uit een kunststof materiaal, bijvoorbeeld een PM MA materiaal worden gemaakt.
[0018] Volgens een uitvoeringsvoorbeeld bevat minstens de eerste lichtontvanger een lensdeel dat geconfigureerd is om licht te bundelen. Het lensdeel kan met een licht geleiding zoals een vezel worden geconnecteerd. Op die manier kan het verzamelde licht efficiënt naar een geschikte sensor met minstens één detectie element worden geleid. Het lensdeel van de lichtontvanger kan uit een kunststof materiaal, bijvoorbeeld een PMMA materiaal worden gemaakt.
[0019] In een uitvoeringsvoorbeeld bevat minstens de eerste lichtontvanger een lensdeel dat met een sensor is geconnecteerd, bijvoorbeeld via een vezel met een pixel sensor. De pixel sensor kan een gekende pixel sensor zijn, bijvoorbeeld een pixel sensor met een pluraliteit detectie elementen die tegelijkertijd een pluraliteit verschillende detectiesignalen kan aanbieden.
BE2017/0118 [0020] In een andere uitvoeringsvorm bevat elke lichtemitter van de pluraliteit lichtemitters minstens één LED. In een uitvoeringsvorm bevat elke lichtemitter van de pluraliteit lichtemitters een pluraliteit LEDs met verschillende golflengten, bijvoorbeeld een aantal LEDs die overeenkomen met het aantal verschillende types in te brengen inslagdraad. Op die manier kan het geëmitteerde licht geschikt zijn voor de detectie van verschillende types inslagdraad. Bij voorkeur is minstens één LED geconnecteerd met een aantal lichtemitters van de pluraliteit lichtemitters.
[0021] In een andere uitvoeringsvorm bevat de eerste lichtemitter een licht emitterend element dat licht emitteert in een eerste golflengte bereik, en bevat de tweede lichtemitter een licht emitterend element dat licht emitteert in een tweede golflengte bereik dat verschillend is van het eerste golflengte bereik. Op die manier zal het geëmitteerde licht naar de eerste zone licht in het eerste golflengte bereik en licht in het tweede golflengte bereik bevatten. Dus ook in deze uitvoeringsvorm kan door verschillende golflengte bereiken te voorzien, het sensor systeem geschikt zijn voor het detecteren van verschillende types inslagdraad.
[0022] In uitvoeringsvoorbeelden van de uitvinding kan elke lichtemitter van de pluraliteit lichtemitters geconfigureerd zijn om licht te emitteren in het zichtbare spectrum of in het infrarood spectrum. Deze spectra voorzien goede resultaten voor de meeste types inslagdraad.
[0023] Volgens een uitvoeringsvoorbeeld bevat het sensor systeem verder een geleidingskanaal voor de inslagdraad. Het geleidingskanaal strekt zich uit in de inslaginsertierichting, en de eerste zone evenals elke daaropvolgende zone is in het
BE2017/0118 geleidingskanaal gelegen. Het geleidingskanaal kan bijvoorbeeld minstens gedeeltelijk door tanden van een riet gevormd zijn.
[0024] In een uitvoeringsvoorbeeld zijn de eerste en de tweede lichtemitter geconfigureerd voor het emitteren van licht in de eerste zone, waarbij de eerste zone zich over minstens 90% van het doorsnedegebied uitstrekt dat door de wanden van het geleidingskanaal wordt begrensd, gezien in een vlak loodrecht op de inslaginsertierichting. Om de eerste zone te vergroten, kan de pluraliteit lichtemitters met één of meer spiegels samenwerken.
[0025] Volgens een ander aspect van de uitvinding wordt een weefmachine voorzien bevattende een geleidingskanaal, een inslagdraadinsertie-inrichting, en een sensor systeem volgens één van de hierboven beschreven uitvoeringsvormen. Het geleidingskanaal is geconfigureerd voor het geleiden van een inslagdraad. De inslagdraadinsertie-inrichting is geconfigureerd voor het inbrengen van een inslagdraad in het geleidingskanaal in een inslaginsertierichting, in minstens een eerste zone die in het geleidingskanaal is gelegen. Het sensor systeem is geconfigureerd voor het detecteren van de inslagdraad in minstens de eerste zone.
[0026] Het geleidingskanaal wordt bij voorkeur minstens gedeeltelijk door een pluraliteit tanden van een riet gevormd. Het sensor systeem wordt bij voorkeur voorzien op een gemeenschappelijke basis die op een stroomafwaarts einde van het geleidingskanaal is aangebracht.
[0027] De inslagdraadinsertie-inrichting kan minstens één fluïdum blazer bevatten, bij voorkeur minstens één luchtblazer. De minstens één fluïdum blazer wordt geconfigureerd voor het
BE2017/0118 inbrengen van de inslagdraad door middel van een fluïdum stroming.
[0028] In een uitvoeringsvoorbeeld bevat de weefmachine verder een besturingseenheid die geconfigureerd is voor het sturen van de inslagdraadinsertie-inrichting in functie van signalen ontvangen door minstens een eerste lichtontvanger van het sensor systeem. Deze besturingseenheid kan met de hiervoor beschreven besturing worden geïntegreerd, of kan afzonderlijk worden voorzien.
[0029] In een uitvoeringsvoorbeeld is de besturing geconfigureerd voor het bepalen van een tijdstip dat overeenkomt met het tijdstip wanneer de aanwezigheid van een voorste einde van de inslagdraad in minstens de eerste zone wordt gedetecteerd, en bij voorkeur voor het bepalen van de tijdstippen die overeenkomen met de tijdstippen wanneer de aanwezigheid van een voorste einde van de inslagdraad in een van de opeenvolgende zones wordt gedetecteerd.
Korte beschrijving van de figuren, [0030] De bijgaande tekeningen worden gebruikt om thans voorkeurdragende niet-beperkende uitvoeringsvoorbeelden van inrichtingen van de huidige uitvinding te tonen, De bovenstaande en andere voordelen van de kenmerken en doelstellingen van de uitvinding zullen duidelijker worden en de uitvinding zal beter begrepen worden uit de volgende gedetailleerde beschrijving wanneer gelezen in samenhang met de bijgaande tekeningen, waarin:
Figuur 1 toont schematisch een dwarsdoorsnede van een uitvoeringsvoorbeeld van een sensor systeem;
BE2017/0118
Figuur 2 toont schematisch een perspectief aanzicht van een uitvoeringsvoorbeeld van een sensor systeem;
Figuur 3 is een grafiek die de collector efficiëntie in functie van de positie van een te detecteren element door de uitvoeringsvorm van figuur 2 toont;
Figuur 4 is een grafiek die signalen gedetecteerd door opeenvolgende lichtontvangers toont, en de afgeleide positie van de inslagdraad in functie van tijdstippen in de weefcyclus;
Figuur 5 is een vooraanzicht van het sensor systeem van de uitvoeringsvorm van figuur 2;
Figuur 6 is een dwarsdoorsnede doorheen het sensor systeem van de uitvoeringsvorm van figuur 2;
Figuur 7 is een grafiek die de positie van een voorste einde van een inslagdraad in functie van tijd en zones toont;
Figuur 8 is een perspectiefaanzicht dat een mogelijke opstelling van de uitvoeringsvorm van figuur 2 toont;
Figuur 9 is een alternatief van de uitvoeringsvorm van figuur 8;
Figuur 10 is een schematisch aanzicht van een uitvoeringsvoorbeeld van een weefmachine die de data captatie en de controle stappen toont.
Beschrijving van uitvoeringsvormen, [0031] Figuur 1 toont schematisch een eerste uitvoeringsvoorbeeld van een sensor systeem voor het detecteren van een inslagdraad 4 die in een inslaginsertierichting D wordt ingebracht, in minstens een eerste zone Zl. Het sensor systeem bevat een pluraliteit lichtemitters 110, 120 en minstens één lichtontvanger 210. In de meest basis uitvoeringsvorm bevat de pluraliteit lichtemitters een eerste lichtemitter 110 en een tweede lichtemitter 120 die geconfigureerd zijn voor het emitteren van licht
BE2017/0118
LI, L2 in de eerste zone Z1 waar de inslagdraad 4 moet worden gedetecteerd. De eerste lichtemitter 110 en de tweede lichtemitter 120 zijn op een afstand van elkaar gelegen, gezien in de inslaginsertierichting D. De minstens één lichtontvanger bevat een eerste lichtontvanger 210 die geconfigureerd is voor het ontvangen van licht LI, L2 uit de eerste en de tweede lichtemitter 110, 120 die door de inslagdraad 4 in de eerste zone Z1 werd gereflecteerd. De eerste lichtontvanger 210 is, gezien in de inslaginsertierichting D, tussen de eerste lichtemitter 110 en de tweede lichtemitter 120 gelegen. De pluraliteit lichtemitters 110, 120 en de minstens één lichtontvanger 210 zijn bij voorkeur in een rij aangebracht en zijn in een verlengde module geïntegreerd die zich hoofdzakelijk evenwijdig met de inslaginsertierichting D uitstrekt. In de getoonde uitvoeringsvorm zijn de pluraliteit lichtemitters 110, 120 en de minstens één lichtontvanger 210 als afzonderlijke bouwstenen op een gemeenschappelijke basis 400 aangebracht.
[0032] De eerste lichtontvanger 210 is tegenover de eerste zone Z1 gelegen, en de eerste en tweede lichtemitter 110, 120 zijn symmetrisch ten opzichte van een vlak 51 loodrecht op de inslaginsertierichting D doorheen de eerste zone Z1 aangebracht. Dit zal een nauwkeurige detectie van de inslagdraad 4 in de eerste zone Z1 toelaten. De eerste zone Z1 zal typisch gelegen zijn in een geleidingskanaal 11 van een riet 10, zie figuur 8, die hierna zal worden besproken. De eerste zone Z1 kan zich uitstrekken over een aanzienlijk percentage van het doorsnedegebied van het geleidingskanaal 11 zodat de inslagdraad in elke positie van dit doorsnedegebied kan worden gedetecteerd. Gezien in de inslaginsertierichting D, is de zone Z1 bij voorkeur relatief kort wat resulteert in een nauwkeurige detectie.
BE2017/0118 [0033] Figuur 2 toont een uitvoeringsvorm van een sensor systeem voor het detecteren van de beweging van een inslagdraad 4 die in een inslaginsertierichting D wordt ingébracht, in een pluraliteit opeenvolgende zones Zl, Z2, Z3, Z4, Z5 in de inslaginsertierichting D. Het sensor systeem bevat een pluraliteit lichtemitters 110, 120, 130, 140, 150, 160 en een pluraliteit lichtontvangers 210, 220, 230, 240, 250. Een eerste lichtemitter 110 en een tweede lichtemitter 120 zijn geconfigureerd voor het emitteren van licht LI, L2 in een eerste zone Zl waar de inslagdraad moet worden gedetecteerd. De tweede lichtemitter 120 en een derde lichtemitter 130 zijn geconfigureerd voor het emitteren van licht L2', L3 in een tweede zone Z2 waar de inslagdraad moet worden gedetecteerd. De derde lichtemitter 130 en een vierde lichtemitter 140 zijn geconfigureerd voor het emitteren van licht L3', L4 in een derde zone Z3 waar de inslagdraad moet worden gedetecteerd. De vierde lichtemitter 140 en een vijfde lichtemitter 150 zijn geconfigureerd voor het emitteren van licht L4', L5 in een vierde zone Z4 waar de inslagdraad moet worden gedetecteerd. De vijfde lichtemitter 150 en een zesde lichtemitter 160 zijn geconfigureerd voor het emitteren van licht L5', L6 in een vijfde zone Z5 waar de inslagdraad moet worden gedetecteerd. De opeenvolgende zones Zl, Z2, Z3, Z4, Z5 zijn stroomafwaarts van elkaar gelegen, gezien in de inslaginsertierichting D.
[0034] Een eerste lichtontvanger 210 is geconfigureerd voor het ontvangen van licht LI, L2 uit de eerste en de tweede lichtemitter 110, 120 dat door de inslagdraad 4 in de eerste zone Zl werd gereflecteerd. Een tweede lichtontvanger 220 is geconfigureerd voor het ontvangen van licht L2', L3 uit de tweede en de derde lichtemitter 120, 130 dat door de inslagdraad in de tweede zone Z2 werd gereflecteerd. Een derde ontvanger 230 is geconfigureerd voor het
BE2017/0118 ontvangen van licht L3', L4 uit de derde en de vierde lichtemitter 130, 140 dat door de inslagdraad in de derde zone Z3 werd gereflecteerd. Een vierde lichtontvanger 240 is geconfigureerd voor het ontvangen van licht L4', L5 uit de vierde en de vijfde lichtemitter 140, 150 dat door de inslagdraad in de vierde zone Z4 werd gereflecteerd. Een vijfde lichtontvanger 250 is geconfigureerd voor het ontvangen van licht L5', L6 uit de vijfde en de zesde lichtemitter 150, 160 dat door de inslagdraad in de vijfde zone Z5 werd gereflecteerd. De lengte van elke zone Zl, Z2, Z3, Z4, Z5 is bij voorkeur kleiner dan 30 mm, meer bij voorkeur kleiner dan 20 mm, en meest bij voorkeur kleiner dan 15 mm.
[0035] In figuur 3 is de collector efficiëntie 71 geplot in functie van de positie P van een te detecteren element, gezien in de inslaginsertierichting D, van een eerste lichtontvanger 210. Uit deze plot kan worden gezien dat de lengte van zone Zl, in het bijzonder de zone Zl waar licht naar de eerste lichtontvanger 210 wordt gereflecteerd, gezien in de inslaginsertierichting D, ongeveer 12 mm is en dat de collector efficiëntie maximaal is in het midden van zone Zl. De waarde van het signaal van het licht dat wordt ontvangen door de lichtontvanger 210 is bijna evenredig met de collector efficiëntie. De lengte van de eerste zone Zl is bij voorkeur kleiner dan 30 mm, meer bij voorkeur kleiner dan 20 mm, en meest bij voorkeur kleiner dan 15 mm. Gelijkaardig wordt de collector efficiëntie 72, 73, 74, 75 door elk van de lichtontvangers 220, 230, 240, 250 geplot in functie van de positie van een te detecteren element, gezien in de inslaginsertierichting D. Uit deze plot kan worden gezien dat de respectievelijke collector efficiëntie 71, 72, 73, 74, 75 van de verschillende lichtontvangers 210, 220, 230, 240, 250 resulteert in smalle pieken op een afstand van elkaar, gezien in de inslaginsertierichting D, zodat de positie nauwkeurigheid van de
BE2017/0118 detectie hoog is.
[0036] In figuur 4 zijn de signalen 41, 42, 43, 44, 45 van de lichtontvangers 210, 220, 230, 240, 250 geplot in functie van de positie van de inslagdraad. Uit de plot kan worden gezien dat elk signaal een maximum bereikt in het midden van de respectievelijke zone Zl, Z2, Z3, Z4, Z5, gezien in de inslaginsertierichting D, wanneer de inslagdraad tegenover de lichtontvangers 210, 220, 230, 240, 250 aankomt. Wanneer de inslag aan de lichtontvangers 210, 220, 230, 240, 250 passeert, blijft elk signaal op zijn maximum, alsof altijd een andere sectie van de inslagdraad tegenover een overeenkomstige detectiezone Zl, Z2, Z3, Z4, Z5 is gelegen en naar een overeenkomstige lichtontvanger 210, 220, 230, 240, 250 wordt gereflecteerd.
[0037] Zoals getoond in figuren 1, 2, 5 en 6 is de eerste lichtontvanger 210, gezien in de inslaginsertierichting D, tussen de eerste lichtemitter 110 en de tweede lichtemitter 120 gelegen. De tweede lichtontvanger 220 is, gezien in de inslaginsertierichting D, tussen de tweede lichtemitter 120 en de derde lichtemitter 130 gelegen. De derde ontvanger 230 is, gezien in de inslaginsertierichting D, tussen de derde lichtemitter 130 en de vierde lichtemitter 140 gelegen. De vierde lichtontvanger 240 is, gezien in de inslaginsertierichting D, tussen de vierde lichtemitter 140 en de vijfde lichtemitter 150 gelegen. De vijfde lichtontvanger 250 is, gezien in de inslaginsertierichting D, tussen de vijfde lichtemitter 150 en de zesde lichtemitter 160 gelegen. Bij voorkeur worden de lichtemitters 110, 120, 130, 140, 150, 160.en de lichtontvangers 210, 220, 230, 240, 250 in een rij aangebracht als een sequentie lichtemitter-lichtontvanger-lichtemitterlichtontvanger-lichtemitter-lichtontvanger-lichtemitter17
BE2017/0118 lichtontvanger-lichtemitter. De lichtemitters 110, 120, 130, 140, 150, 160 en lichtontvangers 210, 220, 230, 240, 250 zijn bij voorkeur in een verlengde module geïntegreerd die zich evenwijdig met de inslaginsertierichting D uitstrekt. In de getoonde uitvoeringsvorm zijn de pluraliteit lichtemitters 110, 120, 130, 140, 150, 160 en de lichtontvangers 210, 220, 230, 240, 250 als afzonderlijke bouwstenen op een gemeenschappelijke basis 400 aangebracht. Op die manier wordt een compact en modulair sensor systeem bekomen.
[0038] Elke lichtontvanger 210, 220, 230, 240, 250 is tegenover een overeenkomstige detectiezone Zl, Z2, Z3, Z4, Z5 gelegen en de respectievelijke aangrenzende lichtemitters 110, 120, 130, 140, 150, 160 zijn symmetrisch ten opzichte van een vlak 51, 52, 53, 54, 55 loodrecht op de inslaginsertierichting D en doorheen de respectievelijke lichtontvanger 210, 220, 230, 240, 250 aangebracht, en aldus ook doorheen de respectievelijke zone Zl, Z2, Z3, Z4, Z5. Verder is elke lichtemitter 110, 120, 130, 140, 150, 160 geconfigureerd voor het emitteren van licht in hoofdzakelijk twee richtingen, één lichtbundel gericht naar links van een vlak 61, 62, 63, 64, 65, 66 loodrecht op de inslaginsertierichting D en één lichtbundel gericht naar rechts van het vlak 61, 62, 63, 64, 65, 66 loodrecht op de inslaginsertierichting D. In een uitvoeringsvorm emitteert de lichtemitter 110 enkel licht in één richting naar de zone Zl toe en emitteert de lichtemitter 160 enkel licht in één richting naar de zone Z5 toe.
[0039] Zoals getoond in figuren 1 en 2 bevat het sensor systeem verder een besturing 300 die werkzaam geconnecteerd is met elke lichtontvanger 210, 220, 230, 240, 250. Zoals getoond in figuur 7 is de besturing 300 geconfigureerd voor het bepalen van een eerste
BE2017/0118 tijdstip tl dat overeenkomt met het tijdstip wanneer de aanwezigheid van een voorste einde van de inslagdraad door de eerste lichtontvanger 210 in de eerste zone Z1 wordt gedetecteerd, een tweede tijdstip t2 dat overeenkomt met het tijdstip wanneer de aanwezigheid van een voorste einde van de inslagdraad door de tweede lichtontvanger 220 in de tweede zone Z2 wordt gedetecteerd, een derde tijdstip t3 dat overeenkomt met het tijdstip wanneer de aanwezigheid van een voorste einde van de inslagdraad door de derde lichtontvanger 230 in de derde zone Z3 wordt gedetecteerd, een vierde tijdstip t4 dat overeenkomt met het tijdstip wanneer de aanwezigheid van een voorste einde van de inslagdraad door de vierde lichtontvanger 240 in de vierde zone Z4 wordt gedetecteerd, en een vijfde tijdstip t5 dat overeenkomt met het tijdstip wanneer de aanwezigheid van een voorste einde van de inslagdraad door de vijfde lichtontvanger 250 in de vijfde zone Z5 wordt gedetecteerd.
[0040] Verwijzend naar figuur 7, kan het eerste tijdstip tl overeenkomen met het tijdstip waarop het signaal dat door eerste lichtontvanger 210 wordt gedetecteerd een waarde bereikt die hoger is dan een vooraf bepaalde drempelwaarde, die hoofdzakelijk overeenkomt met het tijdstip waarop het voorste einde van de inslagdraad bijna het midden van de eerste zone Z1 bereikt. Gelijkaardig komt het tweede tijdstip t2 hoofdzakelijk overeen met het tijdstip waarop het signaal dat door tweede lichtontvanger 220 wordt gedetecteerd een waarde bereikt welke waarde hoger is dan een vooraf bepaalde drempelwaarde, die kan overeenkomen met het tijdstip waarop het voorste einde van de draad bijna het midden van de tweede zone Z2 bereikt. Gelijkaardig kunnen tijdstippen t3, t4 en t5 worden bepaald waarop een signaal een waarde bereikt die overeenkomt met het tijdstip waarop het voorste einde van de
BE2017/0118 inslagdraad bijna het midden van een respectievelijke zone Z3, Z4 en Z5 bereikt.
[0041] In het voorbeeld van figuur 7 wordt verondersteld dat het einde van de inslagdraad 4 eerst in de inslaginsertierichting D doorheen zones ZI tot Z5 beweegt, zie tijdstippen tl, t2, t3, t4, t5 en dan in een richting tegenovergesteld aan de inslaginsertierichting D van zone Z5 terug naar zone Z3 beweegt, zie tijdstippen t5', t4', t3', waarna het einde van de inslagdraad 4 opnieuw iets in de inslaginsertierichting D naar zone Z3 beweegt, zie tijdstip t3. Op die manier is het mogelijk om de wijze van het strekken van de inslagdraad te tonen. Een dergelijke afbeelding heeft ook het voordeel dat ingeval één van de lichtontvangers buiten werking zou komen, de afbeelding toch zal toelaten om een wijze van het strekken van de inslagdraad te tonen.
[0042] Gebruik makend van het uitvoeringsvoorbeeld van figuur 2 is het mogelijk om de lengte van de ingebrachte inslagdraad tijdens het weefproces op te volgen, dankzij de opstelling van lichtemitters en lichtontvangers die in een zeer beperkte beschikbare ruimte zijn aangebracht, om in werkelijke tijd de actuele positie van de inslagdraad te detecteren. Het sensor systeem van figuur 2 kan ook een wijze van strekken sensor systeem worden genoemd en kan nauwkeurig het strekproces van een inslagdraad op een weefmachine opvolgen, bijvoorbeeld op een luchtstraalweefmachine. Het sensor systeem kan zowel met een zogenoemd doorlopend riet, als met een zogenoemd afgesneden riet gebruikt worden. Het riet kan op de weefmachine gemonteerd worden.
[0043] Zoals getoond in figuur 6 is de lengte Dl van elke
BE2017/0118 lichtemitter 110, 120, 130, 140, 150, 160, gezien in de inslaginsertierichting D, kleiner dan 10 mm, meer bij voorkeur kleiner dan 8 mm, en meest bij voorkeur tussen 3 en 7 mm. In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm is de lengte D2 van elke lichtontvanger 210, 220, 230, 240, 250, gezien in de inslaginsertierichting D, kleiner dan 10 mm, meer bij voorkeur kleiner dan 8 mm, meest bij voorkeur tussen 3 en 7 mm. De afstand tussen het middelpunt van een lichtontvanger van de pluraliteit lichtontvangers 210, 220, 230, 240, 250 en het middelpunt van de opeenvolgende aangrenzende lichtontvanger is bij voorkeur tussen 2 en 20 mm, meer bij voorkeur tussen 4 en 16 mm, meest bij voorkeur tussen 6 en 14 mm.
[0044] Het uitvoeringsvoorbeeld van figuur 2 kan gemonteerd worden om de doorgang van een inslagdraad in een geleidingskanaal 11 te detecteren, bijvoorbeeld gelegen langs een riet 10 van een weefmachine, zie figuur 8 wat hieronder zal worden uitgelegd. Dit kan eender welk riet 10 zijn, daar er geen significante impact van de trilling van de riettanden zal zijn, in het bijzonder trillingen van de riettanden in de inslaginsertierichting D. Verder is het mogelijk om verschillende types inslagdraad te meten, bijvoorbeeld inslagdraden van een andere kleur en/of dikte.
[0045] In het uitvoeringsvoorbeeld van figuur 2 kan elke lichtontvanger 210, 220, 230, 240, 250 licht uit twee lichtemitters ontvangen, één aan de linkerkant en één aan de rechterkant van elke lichtontvanger 210, 220, 230, 240, 250, wat resulteert in smalle pieken van de collector efficiëntie plot, zie figuur 3, en aldus een nauwkeurige detectie. Zoals getoond in figuur 2 emitteert elke lichtemitter 110, 120, 130, 140, 150, 160 bij voorkeur licht in hoofdzakelijk twee richtingen, één lichtbundel iets naar links gericht
BE2017/0118 en één lichtbundel iets naar rechts gericht, waarbij hoofdzakelijk geen licht loodrecht op de inslaginsertierichting D is gericht. Bij voorkeur wordt minstens 40% van het licht dat door een lichtemitter wordt geëmitteerd naar de respectievelijke zone Zl, Z2, Z3, Z4, Z5 gericht aan de rechterkant van een vlak 61, 62, 63, 64, 65, 66 dat de respectievelijke lichtemitter 110, 120, 130, 140, 150, 160 kruist, en loodrecht op de inslaginsertierichting D, en wordt minstens 40% van het licht dat door de lichtemitter wordt geëmitteerd naar de respectievelijke zone Zl, Z2, Z3, Z4, Z5 aan een linkerkant van het vlak 61, 62, 63, 64, 65, 66 gericht.
[0046] In het uitvoeringsvoorbeeld zijn zes lichtemitters en vijf lichtontvangers voorzien. In een alternatief kunnen afhankelijk van de lengte van de zone waar een wijze van strekken moet worden gemeten, meer of minder lichtemitters en lichtontvangers worden voorzien.
[0047] Elke optische lichtontvanger 210, 220, 230, 240, 250 kan via respectievelijke optische vezels 218 worden gekoppeld, zoals getoond in figuur 1 voor de eerste lichtontvanger 210, met een sensor 219, bijvoorbeeld een pixel sensor. Die pixel sensor 219 kan een gekende pixel sensor zijn, bijvoorbeeld een pixel sensor met een aantal van 128 detectie elementen, welke pixel sensor 219 tegelijkertijd een aantal van 128 verschillende signalen kan aanbieden, afhankelijk van de belichting ontvangen door het aantal van 128 detectie elementen. Zo wordt op verschillende tijdstippen een meting genomen van de detectie elementen die belicht zijn, wat resulteert in een meting voor de verzamelde belichting. Uit die metingen genomen door de lichtontvangers 210, 220, 230, 240, 250, kan de wijze van het strekken van de inslagdraad die langs de pluraliteit lichtontvangers 210, 220, 230, 240, 250 passeert
BE2017/0118 nauwkeurig worden opgevolgd. De detectie, bijvoorbeeld het nemen van de meting kan met regelmatige intervallen worden uitgevoerd, met een periode die bij voorkeur kleiner is dan 200 microseconden, meer bij voorkeur kleiner dan 150 microseconden, en meest bij voorkeur kleiner dan 120 microseconden. Een dergelijke pixel sensor is heel compact en kan eenvoudig op een weeflade van de weefmachine worden aangebracht die heen en weer beweegt om inslagdraden aan te slaan en het riet 10 draagt. De optische vezels 218 maken een geschikte geleiding van het licht dat door de optische lichtontvangers 210, 220, 230, 240, 250 wordt gecapteerd naar de pixel sensor 219 toe mogelijk.
[0048] In uitvoeringsvoorbeelden van de uitvinding zijn gemeten signalen nagenoeg niet beïnvloed door reflecties op een wand van het geleidingskanaal, in het bijzonder door reflecties op de riettanden die het geleidingskanaal vormen. Daar de riettanden in de inslaginsertierichting D tijdens het inbrengen van inslagdraden trillen, is dit voordelig voor het bekomen van een nagenoeg constante basis reflectie.
[0049] Figuren 1 en 5 tonen in detail een lichtemitter 110, 120 en een lichtontvanger 210 voor gebruik in uitvoeringsvormen van de uitvinding. De lichtemitter 110, 120 bevat een lensdeel 112, 122 met een minstens gedeeltelijk concaaf onderoppervlak 123 en een bovenoppervlak 124 met een pluraliteit bovenkanten 125 en 126 die aangebracht zijn om licht dat in het concaaf onderoppervlak 123 binnentreedt naar een eerste zone en een tweede zone te richten. Bij voorkeur zijn de bovenkanten 125 en 126 aangebracht voor het creëren van twee hoofdlichtbundels, één naar links en één naar rechts van een vlak loodrecht op de inslaginsertierichting D. Figuur 2 toont een lichtemitter 120 die een eerste lichtbundel L2 naar links
BE2017/0118 en een tweede lichtbundel L2' naar rechts emitteert. De lichtontvanger 210 (zie figuren 1 en 5) bevat een lensdeel 212 met een minstens gedeeltelijk convex bovenoppervlak 214 en een vernauwend onderste gedeelte 213 dat geconfigureerd is om licht te bundelen dat doorheen het convex bovenoppervlak 214 binnentreedt. Het lensdeel 212 kan via een vezel 218 met een pixel sensor 219 worden geconnecteerd, zoals hierboven beschreven.
[0050] De pluraliteit lichtemitters en de één of meer lichtontvangers zijn op een gemeenschappelijke basis 400 voorzien. Zoals getoond in figuur 1 kunnen de lichtemitters en de lichtontvanger als bouwstenen worden gemonteerd die verwijderbaar op de gemeenschappelijke basis 400 kunnen worden bevestigd. Zoals getoond in figuur 1 bevat de gemeenschappelijke basis 400 verder montage uitsteeksels 410 voor het monteren van lichtemitters, en montage uitsteeksels 420 voor het monteren van lichtontvangers.
[0051] In voorkeurdragende uitvoeringsvormen bevat elke lichtemitter van de pluraliteit lichtemitters 110, 120, 130, 140, 150, 160 minstens één LED. De minstens één LED 119, 129 kan bijvoorbeeld door een optische vezel 117, 127 geconnecteerd zijn met het respectievelijke lensdeel 112, 122, zie figuur 1. Elke lichtemitter van de pluraliteit lichtemitters 110, 120, 130, 140, 150, 160 kan een pluraliteit LEDs met verschillende golflengten bevatten. Op die manier kunnen de lichtemitters 110, 120, 130, 140, 150, 160 geschikt gemaakt worden om verschillende types inslagdraad te detecteren. Als alternatief kan minstens één LED 119, 129 geconnecteerd zijn, bijvoorbeeld via een aantal bijhorende optische vezels, met een aantal lichtemitters 110, 120, 130, 140, 150, 160.
BE2017/0118 [0052] In verder ontwikkelde uitvoeringsvormen bevat de eerste lichtemitter 110 een licht emitterend element dat licht emitteert in een eerste golflengte bereik; en bevat de tweede lichtemitter 120 een licht emitterend element 120 dat licht emitteert in een tweede golflengte bereik dat verschillend is van het eerste golflengte bereik. Op die manier wordt licht van het eerste golflengte bereik en van het tweede golflengte bereik in de eerste zone geëmitteerd, wat de detectie van een verscheidenheid van verschillende types draad toelaat.
[0053] Elke lichtemitter van de pluraliteit lichtemitters 110,120, 130, 140, 150, 160 wordt bij voorkeur geconfigureerd om licht in het zichtbare spectrum of in het infrarood spectrum te emitteren. Deze spectra zijn geschikt voor het detecteren van verschillende types inslagdraad.
[0054] Figuur 8 toont een opstelling van een sensor systeem volgens de uitvinding dat als een draadmonitor 34 wordt gebruikt, welke draadmonitor 34 kan bepalen wanneer en hoe een inslagdraad aan deze draadmonitor 34 passeert. Deze draadmonitor 34 bevat een behuizing 60 waarin de gemeenschappelijke basis 400 is gemonteerd. De behuizing 60 is via een fixeerelement 48 op een weeflade 47 van de weefmachine bevestigd waarop het riet 10 is gemonteerd, zodanig dat het sensor systeem een inslagdraad kan detecteren die langs het sensor systeem in het geleidingskanaal 11 van het riet 10 beweegt.
[0055] Figuur 9 toont een alternatieve uitvoeringsvorm van figuur 8. Het sensor systeem bevat een spiegel 46 voor het reflecteren van het licht van elke emitter en het gereflecteerde licht door de inslagdraad. Een dergelijke spiegel 46 laat toe om het
BE2017/0118 percentage van het doorsnedegebied dat begrensd is door het geleidingskanaal 11 waarover de zones ZI tot Z5 zich uitstrekken te verbeteren. Het gebruiken van een spiegel 46 kan er eenvoudig in resulteren dat de eerste zone Zl zich over minstens 90% van het oppervlaktegebied van het geleidingskanaal 11 uitstrekt, gezien in een vlak loodrecht op de inslaginsertierichting D.
[0056] Figuur 10 toont een inrichting voor het transporteren van een inslagdraad 4, 5 doorheen een schematisch aangeduid weefvak 1 van een luchtstraalweefmachine. Deze inrichting heeft twee toevoerkanalen 2, 3 voor het toevoeren van inslagdraden 4, 5. Elk toevoerkanaal 2, 3 heeft een draadvoorraad 6, een voorafwikkelaar 7, een eerste hoofdblazer 8 en een tweede hoofdblazer 9. Verder heeft de luchtstraalweefmachine een riet 10 waarin een geleidingskanaal 11 is voorzien dat toelaat een inslagdraad 4, 5 doorheen het weefvak 1 te transporteren via dit geleidingskanaal 11 met behulp van perslucht. Naast dit geleidingskanaal 11 kunnen opeenvolgende sets van hulpblazers 12, 13,14, 15,16 en 17 worden aangebracht om opeenvolgend een inslagdraad 4, 5 te ondersteunen met behulp van perslucht. Bovendien kunnen een pluraliteit draadmonitoren 18, 19 en 20 langs het geleidingskanaal 11 worden aangebracht om te detecteren wanneer een inslagdraad 4, 5 aankomt aan deze draadmonitoren 18, 19 en 20, meer in het bijzonder wanneer het voorste einde van de inslagdraad 4, 5 aankomt aan deze monitoren 18, 19 en 20. De draadmonitoren 18, 19 en 20 zijn in de lengterichting van het geleidingskanaal 11 aangebracht en op een bepaalde afstand na een set hulpblazers 12, 13 en 14. Een verdere draadmonitor kan aan de ingang van het riet 10 worden voorzien. Eén of meer draadmonitoren 18, 19, 20 kunnen met een uitvoeringsvoorbeeld van een sensor systeem zoals hierboven beschreven worden geïmplementeerd, bijvoorbeeld met
BE2017/0118 de uitvoeringsvorm getoond in figuur 1, mits geen kettingdraden in de nabijheid van de draadmonitoren 18, 19, 20 aanwezig zijn waar het opvolgen wordt uitgevoerd.
[0057] De hoofdblazers 8 en 9 zijn met een persluchtbron 23 geconnecteerd via afsluitventielen 21 en bijhorende smoorventielen
22. Elke set hulpblazers 12, 13, 14, 15, 16 en 17 is analoog via een afsluitventiel 24, 25, 26, 27, 28 en 29 en een bijhorend smoorventiel 30 met de persluchtbron 23 geconnecteerd. Volgens een variante (niet getoond) kan een afzonderlijke persluchtbron 23 voorzien worden voor zowel de hoofdblazers als de hulpblazers. Bovendien is een strekblazer 31 getoond die dient om een inslagdraad gestrekt te houden eens het werd ingebracht. De strekblazer 31 is met een persluchtbron 23 geconnecteerd via een afsluitventiel 32 en een smoorventiel 33. Aan het einde van het geleidingskanaal 11 dat gesitueerd is tegenover het einde waar de hoofdblazers 9 zijn aangebracht, is een draadmonitor 34 aangebracht die kan bepalen wanneer en hoe een inslagdraad 4, 5 aan deze draadmonitor 34 passeert. Draadmonitor 34 kan worden geïmplementeerd met een uitvoeringsvoorbeeld van een wijze van strekken sensor systeem zoals hierboven beschreven, bijvoorbeeld de uitvoeringsvorm getoond in figuur 2. De opstelling van een draadmonitor 34 vormgegeven als een sensor systeem volgens de uitvinding wordt in detail getoond in figuur 8.
[0058] De afsluitventielen 21, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 32 en de smoorventielen 22, 30, 33 worden door een besturingseenheid 35 van de luchtstraalweefmachine gestuurd. De draadmonitoren 18, 19 en 34 kunnen ook met de besturingseenheid 35 communiceren. Besturingseenheid 35 en hiervoor beschreven besturing 300 kunnen als een afzonderlijke eenheid worden geïntegreerd. De
BE2017/0118 afsluitventielen 22, 30, 33 kunnen als elektromagnetische ventielen worden uitgevoerd die door de besturingseenheid 35 kunnen worden gestuurd. De smoorventielen 22, 30, 33 kunnen ook zodanig zijn uitgevoerd dat ze door een motor kunnen worden aangedreven en door de besturingseenheid 35 kunnen worden gestuurd.
[0059] Een inslagdraad 4, 5 wordt in het geleidingskanaal 11 geblazen door de hoofdblazers 8, 9 en wordt dan verder langs het geleidingskanaal 11 geblazen door luchtstralen uit de hulpblazers 12, 13, 14, 15, 16 en 17. Het geleidingskanaal 11 is bijvoorbeeld in een riet 10 aangebracht en is op een gekende wijze in een weefvak 1 opgesteld tijdens de insertie van een inslagdraad 4, 5. De hoofdblazer 9, de hulpblazers 12, 13, 14, 15, 16 en 17, het riet 10 en de draadmonitoren 18, 19, 20 en 34 kunnen op een gekende wijze op een weeflade 47 die in een heen en weergaande wijze beweegt worden gemonteerd. De draadvoorraad 6, de voorafwikkelaars 7, de hoofdblazer 8 en de strekblazer 31 kunnen op een gekende wijze op een gestel van de luchtstraalweefmachine worden gemonteerd.
[0060] Elke voorafwikkelaar 7 kan een magneetpin 38 bevatten om een gewenste lengte inslagdraad 4 of 5 vrij te laten op een geschikt tijdstip in de weefcyclus. De magneetpinnen 38 kunnen via een gemeenschappelijke connectieleiding 39 met de besturingseenheid 35 worden geconnecteerd. Elke voorafwikkelaar 7 kan ook een windingsdetector 40 bevatten om te detecteren wanneer een winding van de voorafwikkelaar 7 wordt afgetrokken.
[0061] Bij luchtstraalweefmachines is het gebruikelijk om te weven met een weefsnelheid in de orde van grootte van 800 tot 1800 inslagdraden per minuut of, anders uitgedrukt, van 1400 tot
BE2017/0118
4200 meter/minuut. In dit geval duurt een insertie van een inslagdraad slechts een paar tientallen milliseconden. Bij het weven van onregelmatige inslagdraden, bijvoorbeeld gesponnen inslagdraden, is het mogelijk dat met opeenvolgende inslagdraden, een gemeten insertieparameter sterk verschilt van inslagdraad tot inslagdraad. Hierbij is het mogelijk dat een bepaalde inslagdraad op een ander tijdstip in de weefcyclus aan een draadmonitor 18, 19, 20 of 34 aankomt.
[0062] Metingen worden op de getransporteerde inslagdraad 4, 5 uitgevoerd terwijl de inslagdraad 4, 5 getransporteerd wordt. In het getoonde voorbeeld bevatten deze metingen het meten van het tijdstip wanneer een inslagdraad 4, 5 respectievelijk aan een draadmonitor 18, 19, 20, 34 aankomt. Het tijdstip waarop de toevoer van perslucht aan een set hulpblazers 14, 15 of 16 wordt gestart of wordt onderbroken, kan op basis van dergelijke metingen op de getransporteerde inslagdraad 4, 5 bepaald worden.
[0063] De weefmachine bevat ook een invoereenheid 43, bijvoorbeeld een touch screen eenheid, om parameters in te voeren en/of om proces stromen te definiëren, waarbij de ingevoerde parameters en/of de gedefinieerde proces stromen gebruikt kunnen worden door de besturingseenheid 35 om het sturen van verschillende componenten geconnecteerd met de besturingseenheid 35 uit te voeren. Indien de invoereenheid 43 geen weergave eenheid bevat, kan een weergave eenheid 44 voorzien worden om de gebruiker over de uitgevoerde metingen door de draadmonitoren 18, 19, 20, 34 te informeren. In een uitvoeringsvorm van de uitvinding kan de weergave eenheid 44 de tekening van figuur 7 weergeven, zodat een operator de wijze van strekken van een inslagdraad kan interpreteren. Uiteraard kan de
BE2017/0118 besturingseenheid 35 ook de data die op een statistische wijze wordt ontvangen door de draadmonitoren 18, 19, 20, 34 analyseren, en het instellen voor de blazers voorstellen om afval van inslagdraad te verminderen. In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm, gebaseerd op de signalen van de draadmonitor 34, kan een operator of de besturingseenheid 35 eenvoudig de instelling voor de blazers instellen om een optimale afvallengte van de ingebrachte inslagdraden te bekomen. Hiertoe is minstens de draadmonitor 34 als een detectie systeem volgens de uitvinding uitgevoerd. Het uitvoeren van de draadmonitor 34 als een sensor systeem volgens de uitvinding geniet de voorkeur om de draadmonitor 34 als een wijze van strekken sensor te gebruiken.
[0064] Meer details over een luchtstraalweefmachine kunnen in Europees octrooi EP 1 951 941 Bl op naam van de aanvrager, welk hierbij door referentie wordt geïncorporeerd, gevonden worden.
[0065] Het is duidelijk dat de uitvinding niet beperkt is tot een luchtstraalweefmachine waarin een inslagdraad door middel van perslucht in een geleidingskanaal 11 wordt geblazen. De weefmachine kan ook een grijperweefmachine zijn, of elk ander type weefmachine waar een inslagdraad door middel van een detectie systeem volgens de uitvinding wordt gedetecteerd. Verder kunnen de sets hulpblazers van de luchtstraalweefmachine ook op een houder voor een inslagdraad blazen die een inslagdraad doorheen het weefvak transporteert. Bovendien, in plaats van standaard perslucht kan elk gewenst fluïdum worden gebruikt voor het inbrengen van een inslagdraad in een weefvak van een weefmachine van dit type. Hierbij is het ook mogelijk om standaard perslucht dat met een gas, een vloeistof of een damp wordt gemengd te gebruiken.
BE2017/0118 [0066] Figuur 10 toont schematisch de werking van een weefmachine volgens een uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding. Een draadvoorraad 6 en een voorafwikkelaar 7 voeren een inslagdraad toe aan de hoofdblazers 8, 9 die ervoor zorgt dat de draad in een geleidingskanaal 11 wordt geblazen. Hulpblazers 12 tot 17 kunnen worden aangebracht om de inslagdraad opeenvolgend in het geleidingskanaal 11 te ondersteunen. De inslagdraad beweegt doorheen het geleidingskanaal 11, en op het einde van het geleidingskanaal 11 is een inslagdraadmonitor 34 voorzien die uitgevoerd is als een sensor systeem volgens één van de uitvoeringsvormen zoals hierboven beschreven. Een besturing 300 ontvangt data uit de pluraliteit lichtontvangers van het sensor systeem en bepaalt de positie van de inslagdraad in functie van verschillende tijdstippen in de weefcyclus wanneer de inslagdraad de zones ZI tot Z5 van het sensor systeem passeert, in het bijzonder de draadmonitor 34 passeert die als sensor systeem volgens de uitvinding is uitgevoerd. Door deze data te gebruiken, kan een meting voor de wijze van strekken en/of de lengte van de ingebrachte inslagdraad worden verkregen. De besturing 300 werkt samen met de besturingseenheid 35 die geconfigureerd is voor het sturen van de voorafwikkelaars 7, en/of de hoofdblazers 8, 9, en/of de hulpblazers 12 tot 17 in functie van de bepaalde wijze van strekken en/of de lengte van de ingebrachte inslagdraad.
[0067] Het is duidelijk dat de huidige beschrijving tijdstip vermeldt, dit tijdstip kan worden uitgedrukt in krukgraden van de weefmachine of in tijdseenheden, bijvoorbeeld tijdseenheden die starten vanaf het aanslaan van de weefmachine. Hierbij komt één krukgraad van de weefmachine overeen met bijvoorbeeld een aantal milliseconden of komt één milliseconde overeen met een aantal krukgraden.
BE2017/0118 [0068] De stappen van verschillende hierboven beschreven werkwijzen kunnen worden uitgevoerd door geprogrammeerde computers. Hierin zijn enkele uitvoeringsvormen ook bedoeld om programma opslag inrichtingen te omvatten, bijvoorbeeld digitale data-opslagmedia, die door machine of computer leesbaar zijn en machine uitvoerbare of computer uitvoerbare programma's van instructies coderen, waarbij deze instructies enkele of alle stappen van de hierboven beschreven werkwijzen uitvoeren. De programmaopslag inrichtingen kunnen bijvoorbeeld digitale geheugens zijn, magnetische opslagmedia zoals een magnetische schijven en magnetische banden, harde schijven, of optisch leesbare digitale data opslagmedia. De uitvoeringsvormen zijn ook bedoeld om computers te omvatten die geprogrammeerd zijn om de stappen van de hierboven beschreven werkwijzen uit te voeren.
[0069] Er is bijvoorbeeld een computer programma voorzien bevattende computer uitvoerbare instructies om de werkwijze uit te voeren, wanneer het programma op een computer wordt gedraaid, volgens één van de stappen van één van de hierboven beschreven uitvoeringsvormen. Verder is er voorzien een computer inrichting of andere hardware inrichting geprogrammeerd om één of meer stappen van één van de uitvoeringsvormen van de hierboven beschreven werkwijze uit te voeren. Verder is er een data opslag inrichting voorzien die een programma codeert in machine leesbare en machine uitvoerbare vorm om één of meer stappen van één van de uitvoeringsvormen van de hierboven beschreven werkwijze uit te voeren.
[0070] De functies van de verschillende elementen getoond in de figuren, inclusief alle functionele blokken benoemd als besturing of besturingseenheid, kunnen worden voorzien door het gebruiken
BE2017/0118 van eigen hardware alsook hardware die in staat is om software uit te voeren in combinatie met geschikte software. Wanneer voorzien door een besturing of besturingseenheid, kunnen de functies worden voorzien door een enkele eigen besturing, door een enkele gedeelde 5 besturing, of door een pluraliteit afzonderlijke besturingen, waarvan sommige kunnen worden gedeeld.
[0071] Terwijl de principes van de uitvinding hierboven werden uiteengezet in verband met specifieke uitvoeringsvormen, dient te ïo worden verstaan dat deze beschrijving slechts wordt gemaakt als voorbeeld en niet als een beperking van de beschermingsomvang die wordt bepaald door de bijgevoegde conclusies.

Claims (15)

  1. Conclusies.
    1. Sensor systeem voor het detecteren van een inslagdraad (4, 5) die in een inslaginsertierichting (D) wordt ingebracht, in minstens een eerste zone (Zl); het sensor systeem bevattende:
    - een pluraliteit lichtemitters bevattende minstens een eerste en een tweede lichtemitter (110, 120) die geconfigureerd zijn voor het emitteren van licht (LI, L2) in de eerste zone (Zl) waar de inslagdraad (4, 5) moet worden gedetecteerd; waarbij de eerste lichtemitter (110) en de tweede lichtemitter (120) op een afstand van elkaar zijn gelegen, gezien in de inslaginsertierichting (D);
    - één of meer lichtontvangers bevattende een eerste lichtontvanger (210) die geconfigureerd is voor het ontvangen van licht uit de eerste en de tweede lichtemitter (110, 120) die door de inslagdraad in de eerste zone (Zl) werd gereflecteerd;
    - waarbij de eerste lichtontvanger (210), gezien in de inslaginsertierichting (D), tussen de eerste lichtemitter (110) en de tweede lichtemitter (120) gelegen is.
  2. 2. Sensor systeem volgens conclusie 1, waarbij de eerste lichtontvanger (210) tegenover de eerste zone (Zl) is gelegen, en de eerste en de tweede lichtemitter (110, 120) hoofdzakelijk symmetrisch ten opzichte van een vlak (51) loodrecht op de inslaginsertierichting (D) doorheen de eerste zone (Zl) zijn aangebracht.
  3. 3. Sensor systeem volgens conclusie 1 of 2, waarbij de tweede lichtemitter (120) verder geconfigureerd is voor het emitteren van licht in een tweede zone (Z2) waar de inslagdraad moet worden gedetecteerd, de tweede zone (Z2) stroomafwaarts van de eerste zone (Zl) is gelegen, gezien in de inslaginsertierichting (D);
    BE2017/0118
    - waarbij de pluraliteit lichtemitters een derde lichtemitter (130) bevat die geconfigureerd is voor het emitteren van licht in de tweede zone (Z2); waarbij de tweede lichtemitter (120) en de derde lichtemitter (130) op een afstand van elkaar zijn gelegen, gezien in de inslaginsertierichting (D);
    - waarbij de één of meer lichtontvangers een tweede lichtontvanger (220) bevatten die geconfigureerd is voor het ontvangen van licht uit de tweede en de derde lichtemitter (120, 130) die door de inslagdraad in de tweede zone (Z2) werd gereflecteerd;
    - waarbij de tweede lichtontvanger (220), gezien in de inslaginsertierichting (D), tussen de tweede lichtemitter (120) en de derde lichtemitter (130) gelegen is.
  4. 4. Sensor systeem volgens conclusie 3, waarbij de tweede lichtontvanger (220) tegenover de tweede zone (Z2) is gelegen, en de tweede lichtemitter (120) en de derde lichtemitter (130) symmetrisch ten opzichte van een vlak (52) loodrecht op de inslaginsertierichting (D) doorheen de tweede zone (Z2) zijn aangebracht.
  5. 5. Sensor systeem volgens één van de conclusies 1 tot 4, waarbij de één of meer lichtontvangers minstens twee, bij voorkeur minstens drie lichtontvangers (110, 120, 130, 140, 150, 160) bevatten;
    de pluraliteit lichtemitters minstens drie, bij voorkeur minstens vier lichtemitters (210, 220, 230, 240, 250) bevatten;
    waarbij elke lichtontvanger van de één of meer lichtontvangers (110, 120, 130, 140, 150, 160) tussen twee lichtemitters van de pluraliteit lichtemitters (210, 220, 230, 240, 250) gepositioneerd is, gezien in de inslaginsertierichting (D).
    BE2017/0118
  6. 6. Sensor systeem volgens één van de conclusies 3 tot 5, verder bevattende een besturing (300), waarbij de besturing (300) werkzaam geconnecteerd is met de eerste lichtontvanger (210) en de tweede lichtontvanger (220), en waarbij de besturing (300) geconfigureerd is voor het bepalen van een eerste tijdstip dat overeenkomt met het tijdstip wanneer de aanwezigheid van een voorste einde van de inslagdraad door de eerste lichtontvanger (210) in de eerste zone (Zl) wordt gedetecteerd, en een tweede tijdstip dat overeenkomt met het tijdstip wanneer de aanwezigheid van een voorste einde van de inslagdraad door de tweede lichtontvanger (220) in de tweede zone (Z2) wordt gedetecteerd.
  7. 7. Sensor systeem volgens één van de conclusies 3 tot 6, waarbij minstens de tweede lichtemitter (120) van de pluraliteit lichtemitters (110, 120, 130, 140, 150, 160) een lensdeel (122) bevat dat aangebracht is om licht naar de eerste zone (Zl) en de tweede zone (Z2) te richten.
  8. 8. Sensor systeem volgens één van de conclusies 1 tot 7, waarbij elke lichtemitter van de pluraliteit lichtemitters (110, 120, 130, 140, 150,160) geconfigureerd is om licht in hoofdzakelijk twee richtingen te emitteren, één lichtbundel gericht naar links van een vlak (61, 62, 63, 64, 65, 66) loodrecht op de inslaginsertierichting (D), en één lichtbundel gericht naar rechts van het vlak (61, 62, 63, 64, 65, 66) loodrecht op de inslaginsertierichting (D).
  9. 9. Sensor systeem volgens één van de conclusies 1 tot 8, waarbij minstens de eerste lichtontvanger (210) een lensdeel (212) bevat dat geconfigureerd is om ontvangen licht te bundelen en met een sensor (219) is geconnecteerd.
    BE2017/0118
  10. 10. Sensor systeem volgens één van de conclusies 1 tot 9, waarbij minstens één LED geconnecteerd is met een aantal lichtemitters (110, 120, 130, 140, 150, 160) van de pluraliteit lichtemitters (110, 120, 130, 140, 150, 160).
  11. 11. Sensor systeem volgens één van de conclusies 1 tot 10, waarbij elke lichtemitter van de pluraliteit lichtemitters (110, 120, 130, 140, 150, 160) een pluraliteit LEDs met verschillende golflengten bevat.
  12. 12. Sensor systeem volgens één van de conclusies 1 tot 11, waarbij de eerste lichtemitter (110) een licht emitterend element bevat dat licht in een eerste golflengte bereik emitteert; en waarbij de tweede lichtemitter (120) een licht emitterend element bevat dat licht in een tweede golflengte bereik dat verschillend is van het eerste golflengte bereik emitteert.
  13. 13. Weefmachine bevattende
    - een geleidingskanaal (11) geconfigureerd voor het geleiden van een inslagdraad (4, 5);
    - een inslagdraadinsertie-inrichting (2, 3) geconfigureerd voor het inbrengen van een inslagdraad (4, 5) in het geleidingskanaal (11) in een inslaginsertierichting (D), in minstens een eerste zone (Zl) die in het geleidingskanaal (11) is gelegen; en
    - een sensor systeem volgens één van de conclusies 1 tot 12, geconfigureerd voor het detecteren van een inslagdraad (4, 5) in minstens de eerste zone (Zl).
  14. 14. Weefmachine volgens conclusie 13, waarbij het geleidingskanaal (11) minstens gedeeltelijk door een pluraliteit tanden van een riet is gevormd.
    BE2017/0118
  15. 15. Weefmachine volgens conclusie 13 of 14, verder bevattende een besturing (300) die geconfigureerd is voor het bepalen van een tijdstip dat overeenkomt met het tijdstip wanneer de aanwezigheid van een voorste einde van de inslagdraad in minstens de eerste zone 5 (Zl) wordt gedetecteerd.
BE2017/0118A 2017-08-31 2017-08-31 Sensor systeem voor een weefmachine BE1025511B1 (nl)

Priority Applications (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2017/0118A BE1025511B1 (nl) 2017-08-31 2017-08-31 Sensor systeem voor een weefmachine
EP18755847.3A EP3676432B1 (en) 2017-08-31 2018-08-24 Sensor system for a weaving machine
PCT/EP2018/072915 WO2019042896A1 (en) 2017-08-31 2018-08-24 SENSOR SYSTEM FOR WORKING MACHINE
CN201880053868.4A CN111133139B (zh) 2017-08-31 2018-08-24 用于编织机的传感器系统

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2017/0118A BE1025511B1 (nl) 2017-08-31 2017-08-31 Sensor systeem voor een weefmachine

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1025511A1 BE1025511A1 (nl) 2019-03-25
BE1025511B1 true BE1025511B1 (nl) 2019-04-03

Family

ID=60019639

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2017/0118A BE1025511B1 (nl) 2017-08-31 2017-08-31 Sensor systeem voor een weefmachine

Country Status (4)

Country Link
EP (1) EP3676432B1 (nl)
CN (1) CN111133139B (nl)
BE (1) BE1025511B1 (nl)
WO (1) WO2019042896A1 (nl)

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JP7226118B2 (ja) * 2019-06-13 2023-02-21 株式会社豊田自動織機 織機の緯糸検出装置

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB1428757A (en) * 1972-12-21 1976-03-17 Loepfe Ag Geb Electrooptical apparatus
US4384596A (en) * 1981-01-07 1983-05-24 Leesona Corporation Means and method for sensing loom conditions indicative of potential fabric defects
EP0197763A2 (en) * 1985-04-04 1986-10-15 Commonwealth Scientific And Industrial Research Organisation Monitoring for contaminants in textile product
JPH073584A (ja) * 1993-06-15 1995-01-06 Tsudakoma Corp 織機の緯糸検出装置

Family Cites Families (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL7603258A (nl) 1976-03-29 1977-10-03 Picanol Nv Werkwijze en inrichting voor het kontroleren van de inslag op een weefmachine.
EP0204093B1 (en) 1985-04-05 1989-08-02 Kabushiki Kaisha Toyoda Jidoshokki Seisakusho A method and an apparatus for detecting the weft yarn in a jet loom
JPH0482943A (ja) * 1990-07-18 1992-03-16 Tsudakoma Corp 織機の緯糸フィーラ装置
SE469448B (sv) * 1991-09-27 1993-07-05 Rydborn S A O Optisk oevervakningsanordning foer att detektera om en traad aer i roerelse
BE1006073A3 (nl) 1992-07-03 1994-05-03 Picanol Nv Inslagwachter voor weefmachines.
IT1292277B1 (it) * 1997-04-24 1999-01-29 Lgl Electronics Spa Tastatore ottico perfezionato per la sorveglianza della riserva di filato negli apparecchi alimentatori di trama ed apparecchio
WO2007057217A1 (en) 2005-11-21 2007-05-24 Picanol N.V. Method for introducing a weft thread in an air weaving machine and air weaving machine
DE102007037004A1 (de) * 2007-08-06 2009-02-26 Memminger-Iro Gmbh Vielseitige Fadensensoreinheit

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB1428757A (en) * 1972-12-21 1976-03-17 Loepfe Ag Geb Electrooptical apparatus
US4384596A (en) * 1981-01-07 1983-05-24 Leesona Corporation Means and method for sensing loom conditions indicative of potential fabric defects
EP0197763A2 (en) * 1985-04-04 1986-10-15 Commonwealth Scientific And Industrial Research Organisation Monitoring for contaminants in textile product
JPH073584A (ja) * 1993-06-15 1995-01-06 Tsudakoma Corp 織機の緯糸検出装置

Also Published As

Publication number Publication date
BE1025511A1 (nl) 2019-03-25
CN111133139B (zh) 2021-08-13
WO2019042896A1 (en) 2019-03-07
EP3676432A1 (en) 2020-07-08
EP3676432B1 (en) 2021-07-14
CN111133139A (zh) 2020-05-08

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US7333202B2 (en) Yarn sensor
US7324201B2 (en) Yarn sensor
US9575210B2 (en) Downpipe sensor system and method for single grain recognition
US11459206B2 (en) Method, system and sensor for detecting a characteristic of a textile or metal thread fed to an operating machine
CZ2010423A3 (cs) Metoda, zpusob a zarízení ke kontinuálnímu zjištování tlouštky a/nebo homogenity lineárního útvaru, zejména textilního vlákna
JP6946341B2 (ja) 糸撮像装置及びその使用並びに糸の特性を決定するための方法
US5371584A (en) Apparatus for the detection of contaminants in an elongated textile product
JP7337540B2 (ja) 長手方向において移動させられる糸を光学式に検出する糸センサ
BE1025511B1 (nl) Sensor systeem voor een weefmachine
US20060164646A1 (en) Device for scanning a thread by an optical beam
US20070204778A1 (en) Thread breakage detection systems amd methods
EP0075757B1 (en) Optical weft sensor for a loom
US5742398A (en) Device for the automatic detection and inspection of defects on a running web, such as a textile fabric
CN107034577B (zh) 喷气织机中的纬纱检测方法
ITTO970351A1 (it) Tastatore ottico perfezionato per la sorveglianza della riserva di fil ato negli apparecchi alimentatori di trama ed apparecchio alimentatore
JPS61221063A (ja) 整列糸の糸切れ探知方法,および同方法に用いるフイ−ラ
US6170536B1 (en) Method and apparatus for optically monitoring filing yarns
CN101470076B (zh) 对纵向运动纤维束的质量进行光学评价的方法与装置
JPH06257037A (ja) 横糸監視装置付織機
US5705817A (en) Apparatus for optical monitoring of a thread for irregularities
CZ304288B6 (cs) Způsob a zařízení ke sledování lineárního útvaru
SE528931C2 (sv) Övervakningsanordning
CN109974834A (zh) 喷气式织机的筘振动量检测方法
CZ2001440A3 (cs) Způsob a zařízení pro zjišťování cizích vláken v přízi
CN112030328B (zh) 织机的开口不良检测装置

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20190403