BE1025383B1 - Mobiele boorinrichting en werkwijze voor het gebruik daarvan - Google Patents

Abstract

Mobiele boorinrichting voor het boren van een reeks opeenvolgende gaten in een oppervlak (O); omvattende: een steunstructuur (100) voor plaatsing op het oppervlak (O); één of meer boorstellen (200; 200’) die verplaatsbaar gemonteerd zijn op de steunstructuur; een geleider (300) voorzien op de steunstructuur voor het geleiden van de verplaatsing van de één of meer boorstellen; verstelbare verplaatsingsmiddelen (400, 400’) die verstelbaar zijn tussen een boorstand waarin de steunstructuur steunt op het oppervlak en niet op de verplaatsingsmiddelen, en een mobiele stand waarin de steunstructuur geen contact maakt met het oppervlak en de boorinrichting verplaatsbaar is op de verplaatsingsmiddelen.

Description

Mobiele boorinrichting en werkwijze voor het gebruik daarvan

Vakgebied

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op mobiele boorinrichtingen en op werkwijzen voor het gebruik daarvan.

Achtergrond

Bekende mobiele boorinrichtingen hebben het nadeel dat getraind personeel nodig is voor het op een goede manier boren van een reeks gaten in een oppervlak en/of dat het boorproces veel tijd in beslag neemt.

Samenvatting van de uitvinding

Uitvoeringsvormen van de uitvinding hebben als doel een mobiele boorinrichting en een werkwijze voor het gebruik daarvan, te verschaffen, waarmee op een snelle en efficiënte wijze een reeks opeenvolgende gaten geboord kan worden in een oppervlak, bijvoorbeeld een oppervlak van een balkvormig stuk.

Een eerste aspect van de uitvinding heeft betrekking op een mobiele boorinrichting voor het boren van een reeks opeenvolgende gaten in een oppervlak. De mobiele inrichting omvat: een steunstructuur bedoeld voor plaatsing op het oppervlak; één of meer boorstellen die verplaatsbaar gemonteerd zijn op de steunstructuur; een geleider die voorzien is op de steunstructuur voor het geleiden van de verplaatsing van de één of meer boorstellen; en verstelbare verplaatsingsmiddelen die verstelbaar zijn tussen een boorstand waarin de steunstructuur steunt op het oppervlak en niet op de verplaatsingsmiddelen, en een mobiele stand waarin de steunstructuur geen contact maakt met het oppervlak en de boorinrichting verplaatsbaar is op de verplaatsingsmiddelen.

Door enerzijds één of meer boorstellen verplaatsbaar op een steunstructuur te monteren, en anderzijds de steunstructuur te voorzien met verstelbare verplaatsingsmiddelen, kan men op een snelle en efficiënte wijze grote aantallen boorgaten voorzien in het oppervlak. In de boorstand steunt de steunstructuur op het oppervlak en kunnen de één of meer boorstellen verplaats worden langs de geleider voor het boren van een eerste reeks gaten in het oppervlak. Vervolgens worden de verplaatsingsmiddelen in de mobiele stand gebracht zodat de boorinrichting verplaatst kan worden naar een volgend oppervlak of naar een volgend stuk van het oppervlak waarin gaten geboord moeten worden. De verplaatsingsmiddelen worden dan weer in de boorstand gebracht, zodat een volgende reeks gaten geboord kan worden.

BE2017/5494

De verplaatsingsmiddelen omvatten bij voorkeur ten minste twee wielen, en meer bij voorkeur vier wielen. Op die manier is de boorinrichting eenvoudig verrijdbaar van een eerste locatie naar een volgende locatie.

Bij voorkeur omvatten de verplaatsingsmiddelen voor elk wiel een hoogte-instelmiddel dat ingericht is om de hoogte van een wielas van het wiel ten opzichte van de steunstructuur, in te stellen. Een dergelijk hoogte-instelmiddel laat toe om de wielen van de boorstand in de mobiel stand te brengen en omgekeerd. Dit kan een manueel of een automatisch bedienbaar hoogteinstelmiddel zijn.

Volgens een voordelige uitvoeringsvorm omvat de steunstructuur een plaat met meerdere boordoorvoergaten, waarbij de plaat gemonteerd is om in de boorstand te rusten op het oppervlak; en waarbij de één of meer boor stellen ingericht zijn om gaten te boren in het oppervlak doorheen de meerdere boordoorvoergaten in de plaat. Deze boordoorvoergaten in de plaat tonen de operator waar de gaten geboord moeten worden en vormen een soort geleiding voor de één of meer boren van de één of meer boorstellen.

Volgens een voordelige uitvoeringsvorm omvat elk boorstel één of meer boormachines die aangebracht zijn op een gemeenschappelijke basisplaat die geleidbaar is over de geleider.

Volgens een voordelige uitvoeringsvorm omvat elk boorstel één of meer boren en één of meer aandrijfmiddelen voor het roterend aandrijven van de één of meer boren. Bij voorkeur om elk boorstel ten minste twee boren, zodanig dat gelijktijdig meerdere gaten geboord kunnen worden. Bij voorkeur omvatten de één of meer aandrijfmiddelen één of meer Servomotoren voor het aandrijven van de één of meer boren.

Volgens een voordelige uitvoeringsvorm omvat elk boorstel één of meer boordiepte-instel- en drukmiddelen voor het instellen van de diepte van de één of meer boren en voor het uitoefenen van een neerwaartse druk op de één of meer boren tijdens het boren. De boordiepte-instel- en drukmiddelen omvatten een actuator, bijvoorbeeld een cilinder-zuiger samenstel, meer bij voorkeur een pneumatisch cilinder-zuiger samenstel. De actuator is bij voorkeur zodanig verbonden met de boor dat, nadat de één of meer boren in de juiste positie op een afstand boven het te boren oppervlak zijn gebracht, de boor tot tegen het oppervlak wordt gebracht, en tijdens het boren een neerwaartse druk wordt uitgeoefend op de boor zodat deze in het oppervlak beweegt om een gat uit te boren. Bij voorkeur omvatten de boordiepte-instel- en drukmiddelen een opstaande kolom, typisch een verticale kolom, en een daarmee gekoppelde slede zodanig dat de slede op en neer

BE2017/5494 beweegbaar beweegbaar is langs de kolom, waarbij de slede enerzijds verbonden is met de actuator en anderzijds met de boor.

In een mogelijke uitvoeringsvorm zijn de één of meer boren diamantboren, bij voorkeur diamantboren waarin een watertoevoerkanaal is voorzien voor het toevoeren van water naar een booreinde van de boor. In een andere mogelijke uitvoeringsvorm zijn de één of meer boren persluchtboren.

Bij voorkeur is elke boor in hoofdzaak loodrecht op de plaat gericht, en is elke boor ingericht om een gat te boren in het oppervlak doorheen een boordoorvoergat van de meerdere boordoorvoergaten in de plaat van de steunstructuur.

Volgens een voordelige uitvoeringsvorm heeft de steunstructuur een lengterichting en strekt de geleider zich in een centrale zone in de lengterichting uit. Met name voor het aanbrengen van een reeks gaten in een langwerpige balk, met een langwerpig oppervlak waarin gaten dienen te worden geboord, zal een dergelijke uitvoering voordelig zijn.

Volgens een voordelige uitvoeringsvorm omvat de geleider één rail of meerdere evenwijdige rails, bij voorkeur ten minste twee evenwijdige rails, en omvat elk boors tel een slede die ingericht is om te bewegen over de één of meer evenwijdige rails. De slede is bij voorkeur voorzien aan een onderzijde van de gemeenschappelijke basisplaat waarop de één of meer boormachines zijn bevestigd.

Volgens een voordelige uitvoeringsvorm omvat de boorinrichting verder positioneringsmiddelen die ingericht zijn voor het positioneren van de één of meer boorstellen in een reeks vooraf bepaalde posities op de steunstructuur. Dit is slechts een optie, en de één of meer boorstellen kunnen ook manueel door een operator verplaatst worden over de geleider in een reeks vooraf bepaalde posities waar gaten geboord moeten worden in het oppervlak.

Volgens een tweede aspect van de uitvinding wordt een werkwijze verschaft voor het boren van een reeks opeenvolgende gaten, bij voorkeur met een mobiele boorinrichting volgens één van de hierboven beschreven uitvoeringsvormen.

Voordelige uitvoeringsvormen van de werkwijze worden beschreven in de conclusies.

Korte figuurbeschrijving

BE2017/5494

Bovenstaande en andere voordelige eigenschappen en doelen van de uitvinding zullen duidelijker worden en de uitvinding zal beter begrepen worden aan de hand van de volgende gedetailleerde beschrijving wanneer deze wordt gelezen in combinatie met de tekeningen in bijlage, waarin:

Figuur 1 een perspectivisch aanzicht van een uitvoeringsvorm van een mobiele boorinrichting illustreert;

Figuur 2A een perspectivisch aanzicht van een steunstructuur van de uitvoeringsvorm van figuur 1 illustreert;

Figuur 2B een bovenaanzicht van de steunstructuur van figuur 2A illustreert;

Figuren 3A, 3B en 3C respectievelijk een zijaanzicht, een vooraanzicht en een bovenaanzicht van het boorstel van de mobiele boorinrichting van figuur 1 toont;

Figuur 4 een perspectivisch aanzicht van de mobiele boorinrichting van figuur 1 illustreert, gezien vanaf de andere kant, en waarbij de steunstructuur van figuur 2A is weggelaten om de geleider beter zichtbaar te maken;

Figuur 5A en figuur 5B respectievelijk een opengewerkt perspectivisch aanzicht en een doorsnede tonen van een uitvoeringsvorm van een boorsamenstel voor gebruik in de mobiele boorinrichting van figuur 1 toont;

Figuur 6 een detailaanzicht toont van de onderkant van een boorstel 200 van de boorinrichting van figuur 1 ; en

Figuur 7 een schematisch bovenaanzicht toont van een andere mogelijke uitvoeringsvorm van de mobiele boorinrichting volgens de uitvinding.

Gedetailleerde uitvoeringsvormen

Een eerste uitvoeringsvorm van een mobiele boorinrichting 1000 volgens de uitvinding is geïllustreerd in figuren 1, 2A, 2B, 3A-C, 4 en 5. De mobiele boorinrichting 1000 is bedoeld voor het boren van een reeks opeenvolgende gaten in een oppervlak O, bijvoorbeeld een oppervlak O van een balkvormig stuk B, bijvoorbeeld een balkvormig stuk B uit beton. De mobiele boorinrichting 1000 omvat een steunstructuur 100 bedoeld voor plaatsing op het oppervlak O; één of meer boorstellen 200, 200’ die verplaatsbaar gemonteerd zijn op de steunstructuur 100; een geleider 300 voorzien op de steunstructuur voor het geleiden van de verplaatsing van de één of meer boorstellen 200, 200’; en verstelbare verplaatsingsmiddelen 400, 400’.

De verplaatsingsmiddelen 400, 400’ zijn verstelbaar zijn tussen een boorstand waarin de steunstructuur 100 steunt op het oppervlak O en niet op de verplaatsingsmiddelen 400, 400’ (dit is de stand getoond in figuur 1) en een mobiele stand waarin de steunstructuur 100 geen contact maakt met het oppervlak O en de boorinrichting 1000 verplaatsbaar is op de verplaatsingsmiddelen

BE2017/5494

400, 400’ (deze stand is niet getoond). In de geïllustreerde uitvoeringsvorm omvatten de verplaatsingsmiddelen 400, 400’ twee wielstellen met elk twee wielen 400a, 400b. De wielen 400a, 400b zijn voorzien aan weerszijden van de steunstructuur 100. Voor elk wiel 400a, 400b is een ophangstructuur 420 voorzien en een hoogte-instelmiddel 430 dat ingericht is om de as 415a, 415b van het wiel 400a, 400b in hoogte te verstellen ten opzichte van steunstructuur 100. Dit kan een eenvoudig manueel bedienbaar hoogte-instelmiddel 430 (zoals getoond in figuur 1) zijn, of een automatisch aangedreven (bijvoorbeeld door middel van een motor) hoogte-instelmiddel zijn (niet getoond).

De steunstructuur 100 omvat een plaat 110 met meerdere boordoorvoergaten 113, 116, waarbij de plaat 110 gemonteerd is om in de boorstand te rusten op het oppervlak O. De één of meer boorstellen 200, 200’ zijn ingericht om gaten te boren in het oppervlak O doorheen de meerdere boordoorvoergaten 113, 116. In de geïllustreerde uitvoering zijn twee rijen van boordoorvoergaten voorzien: een eerste rij boordoorvoergaten 113 die op een steekafstand van elkaar zijn aangebracht, een tweede rij op een steekafstand van elkaar aangebrachte boordoorvoergaten 116 die evenwijdig is aan de eerste rij gaten 113. De vakman begrijpt dat elk willekeurig gatenpatroon mogelijk is, waarbij de boorstellen 200, 200’ dan uiteraard ingericht zijn om doorheen de boordoorvoergaten van het gatenpatroon te kunnen boren, zoals verder zal worden toegelicht. Het is dus ook mogelijk om slecht één rij boordoorvoergaten te voorzien, of meer dan twee rijen boordoorvoergaten, of een patroon waar de boordoorvoergaten niet op rijen zijn aangebracht. Ook is het mogelijk om in plaats van ronde boordoorvoergaten 113, 116, sleuven of anders gevormde boordoorvoergaten, te voorzien, zodanig dat de gaten in het oppervlak (O) op verschillende plaatsen binnen een sleuf of anders gevormd boordoorvoergat kunnen worden geboord, of dat meerdere gaten naast elkaar kunnen worden geboord doorheen de sleuf of doorheen het anders gevormd boordoorvoergat. Met name wanneer de locatie van de te boren gaten in het oppervlak (O) enige speling toelaat, kan dit handig zijn. Wanneer de locatie van een te boren gat weinig speling toelaat, geniet het de voorkeur om de diameter van een boordoorvoergat minder dat 20% groter te maken dan de diameter van de boor 262a, 262b (zie verder).

Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat ook gaten 114 en 115 zijn voorzien voor het bevestigen van de rails 311,312 (zie verder) van de geleider 300 op de plaat 110.

Elk boorstel 200, 200’ omvat één of meer boormachines, hier twee boormachines 250a, 250b. Elke boormachine 250a, 250b omvat een boorsamenstel 260a, 260b met een boor 262a, 262b en een daarmee gekoppeld (via koppelmiddelen 263a, 263b) aandrijfmiddel 265a, 265b voor het roterend aandrijven van de boor 262a, 262b. Het boorsamenstel 260a, 260b is in detail getoond in figuur 5.

BE2017/5494

De boor 262a, 262b is in hoofdzaak loodrecht op de plaat 310 gericht en is ingericht om een gat te boren doorheen een boordoorvoergat van de meerdere boordoorvoergaten 313, 314, 315, 316. Het aandrijfmiddel 265a, 265b is bijvoorbeeld een servomotor.

In de geïllustreerde uitvoeringsvorm zijn de boorsamenstellen 260a, 260b diamantboorsamenstellen, maar dit zouden ook persluchtboorsamenstellen kunnen zijn. De diamantboorsamenstellen omvatten een holle boor 262a, 262b waardoor tijdens het boren water wordt gevoerd. Daartoe zijn kanalen 264a, 264b voorzien in de koppelmiddelen 263a, 263b die het water tot in de holle boor 262a, 262b voeren.

De hoogte van het boorsamenstel 260a, 260b is instelbaar door middel van een boordiepte-instelen drukmiddel 270a, 270b dat bedoeld is voor het instellen van de diepte van de boor 262a, 262b en voor het uitoefenen van een neerwaartse druk op de boor 262a, 262b tijdens het boren . Het boordiepte-instel- en drukmiddel 270a, 270b omvat een actuator 275a, 275b, hier in de vorm van een pneumatische cilinder, en een verticale geleiding. De verticale geleiding omvat een opstaande kolom 278a, 278b en een daarmee gekoppelde slede 279a, 279b die op en neer beweegbaar is langs de kolom 278a, 278b. De slede 279a, 279b is bevestigd aan het boorsamenstel 260a, 260b. De actuator 275a, 275b is verbonden met de slede 279a, 279b voor het verticaal op en neer bewegen van de slede 279a, 279b, en dus van het boorsamenstel 260a, 260b. De pneumatische cilinders 275a, 275b zijn verbonden met de compressor 600 die ingericht is voor het genereren van de nodige druk in de pneumatische cilinders 275a, 275b. De compressor 600 wordt aangestuurd door een sturing in kast 500, zie verder. Volgens een andere niet getoonde variant kunnen de actuatoren elektrisch zijn.

Elk boorstel 200, 200’ heeft een basisplaat 330 waarop de één of meer boormachines 250a, 250b zijn gemonteerd. De basisplaat 330 heeft een langsrichting die overeenstemt met de lengterichting van de geleider 300, en dus met de bewegingsrichting van het boorstel 200, 200’ over de steunstructuur 100; en een dwarsrichting loodrecht op de langsrichting. Bij voorkeur zijn instelmiddelen voorzien voor het instellen van de positie van de één of meer boren 262a, 262b ten opzichte van de basisplaat 330, in de langsrichting en/of in de dwarsrichting van de basisplaat 330. In de geïllustreerde variant omvatten de instelmiddelen een koppeling 280a, 280b tussen de opstaande kolom 330 en de basisplaat 330 die een verplaatsing van de kolom 330, en dus van de boor 262a, 262b in de langsrichting van de basisplaat 330 toelaat, zie het detailaanzicht van figuur

6. Deze koppeling 280a, 280b kan bijvoorbeeld bestaan uit één of meer zich in de langsrichting uitstrekkende sleuven 281 in de basisplaat 330 zodanig dan een voetplaat 283a, 283b van de kolom 278a, 278b in verschillende posities bevestigbaar is op de basisplaat 330 door middel van

BE2017/5494 vergrendeliniddelen zoals bouten 282. Volgens een alternatief kunnen de sleuven 281 zich in de dwarsrichting of in een andere richting uitstrekken al naar gelang de gewenste positioneringsmogelijkheden. Verder kunnen de instelmiddelen een (niet zichtbare) koppeling 290a, 290b omvatten die toelaat dat de kolom 278a, 278b in verschillende standen geroteerd kan worden rond zijn as, ten opzichte van de voetplaat 283a, 283b. een dergelijke rotatie veroorzaak dus ook een rotatie van het boorsamenstel 260a, 260b rond de as van de kolom 278a, 278b. Deze verschillende mogelijke rotatiestanden van de kollommen 278a, 278b laten dus toe om de boren 262a, 262b dichter of verder van elkaar te plaatsen.

De plaat 310 heeft bij voorkeur een lengte 1 die ten minste vijf keer groter is dan de breedte b. De geleider 300 strekt zich uit in een lengterichting, bij voorkeur in een centrale zone van de plaat 300. De geleider 300 omvat een eerste rail 311 en een twee rail 312, waarover een slede 320 van elk boorstel 200, 200’ geleidbaar is. Deze slede 320 beweegt dus typisch in horizontale richting langs de geleider 300, evenwijdig aan het oppervlak O waarop de steunstructuur 100 is voorzien. Op de slede 320 is de basisplaat 330 voorzien waarop de boormachines 250a, 250b zijn bevestigd. De slede 320 is voorzien van holtes 321 die lagers vormen voor de rails 311, 312 van de geleider 300.

Op de steunstructuur 300 kan verder een frame 550 zijn voorzien met een kast 500 waarin elektrische onderdelen, zoals de sturing van de aandrijfmiddelen 265a, 265b, zijn opgenomen. Verder kan de kast 500 voorzien zijn van een gebruikersinterface 510 zoals een touchscreen en/of één of meerdere drukknoppen voor het bedienen van de mobiele boorinrichting. In een voordelinge uitvoering omvat de gebruikersinterface één of meer van de volgende:

Een invoermiddel, bijvoorbeeld een touchscreen, voor het invoeren van instelbare parameters, zoals de door de actuatoren 275a, 275b uit te oefenen druk tijdens het boren, etc.

Een invoermiddel, bijvoorbeeld een drukknop, waarmee de gebruiker kan aangeven dat een boorstel 200 correct gepositioneerd is boven één of meer boordoorvoergaten 213,216 en dat de boor 262a, 262b omlaag mag worden bewogen tot deze contact maakt met het oppervlak.

Een invoermiddel, bijvoorbeeld een drukknop, waarmee een gebruiker kan aangeven dat het boren kan starten.

In de uitvoering die hierboven werd beschreven zijn twee boorstellen 200, 200’ voorzien op de steunstructuur 100. De vakman begrijpt dat de uitvinding ook uitgevoerd kan zijn met één boorstel 100 of met meer dan twee boorstellen.

BE2017/5494

In de hierboven beschreven uitvoering omvat elk boorstel 200 twee boormachines 250a, 250b met elk één boorsamenstel 260a, 260b en een boordiepte-instelmiddel 270a, 270b. De vakman begrijpt dat een boorstel 200, 200’ ook uitgevoerd kan zijn met één boormachine 250a of met meer dan twee boormachines. Verder kan per boorsamenstel 260a, 260b een boordiepte-instelmiddel 270a, 270b zijn voorzien zoals in de hierboven beschreven uitvoering, maar is het ook mogelijk om een gemeenschappelijk boordiepte-instelmiddel te voorzien voor verschillende boorsamenstellen van eenzelfde boorstel. Zo illustreert figuur 7 schematisch een bovenaanzicht van een uitvoeringsvorm met een steunstructuur 100 waarin vier rijen boordoorvoergaten 113, 116, 113’, 116’ zijn voorzien.

Verder zijn twee geleiders 300, 300’ voor twee boorstellen 200, 200’ voorzien op de steunstructuur 100. Elk boorstel 200, 200’ omvat twee boorsamenstellen 260a, 260b; 260a’, 260b’ en gemeenschappelijke boordiepte-instel en drukmiddelen 270, 270’.

De vakman begrijpt dat de uitvinding niet beperkt is tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen, en dat vele modificaties en varianten mogelijk zijn binnen het kader van de uitvinding, dat enkel bepaald wordt door de hiernavolgende conclusies.

Claims (20)

1. Conclusies

   1. Mobiele boorinrichting voor het boren van een reeks opeenvolgende gaten in een oppervlak (O); omvattende:

   - een steunstructuur (100) bedoeld voor plaatsing op het oppervlak (O);

   - één of meer boorstellen (200; 200’) die verplaatsbaar gemonteerd zijn op de steunstructuur;

   - een geleider (300) voorzien op de steunstructuur voor het geleiden van de verplaatsing van de één of meer boorstellen;

   - verstelbare verplaatsingsmiddelen (400, 400’) die verstelbaar zijn tussen een boorstand waarin de steunstructuur steunt op het oppervlak en niet op de verplaatsingsmiddelen, en een mobiele stand waarin de steunstructuur geen contact maakt met het oppervlak en de boorinrichting verplaatsbaar is op de verplaatsingsmiddelen.
2. 2. Mobiele boorinrichting volgens conclusie 1, waarbij de verplaatsingsmiddelen (400, 400’) ten minste twee wielen, en bij voorkeur vier wielen, omvatten.
3. 3. Mobiele boorinrichting volgens conclusie 1, waarbij de verplaatsingsmiddelen (400, 400’) voor elk wiel (410a, 410b) een hoogte-instelmiddel (430) omvatten dat ingericht is om de hoogte van een wielas van het wiel ten opzichte van de steunstructuur, in te stellen
4. 4. Mobiele boorinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de steunstructuur een plaat (110) met meerdere boordoorvoergaten (113, 116) omvat, waarbij de plaat gemonteerd is om in de boorstand te rusten op het oppervlak (O); en de één of meer boorstellen (200, 200’) ingericht zijn om gaten te boren in het oppervlak doorheen de meerdere boordoorvoergaten in de plaat.
5. 5. Mobiele boorinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij elk boors tel één of meer boormachines (250a, 250b) omvat die aangebracht zijn op een gemeenschappelijke basisplaat die geleidbaar is over de geleider (300).
6. 6. Mobiele boorinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij elk boorstel (200, 200’) één of meer boren (262a, 262b) omvat en één of meer aandrijfmiddelen (265a, 265b) voor het roterend aandrijven van de één of meer boren.

   BE2017/5494
7. 7. Mobiele inrichting volgens de voorgaande conclusie, waarbij de één of meer aandrijfmiddelen één of meer Servomotoren omvatten voor het aandrijven van de één of meer boren.
8. 8. Mobiele boorinrichting volgens conclusie 6 of 7, waarbij elk boorstel (200, 200’) één of meer boordiepte-instel- en drukmiddelen (270a, 270b) omvat voor het instellen van de hoogte van de één of meer boren (262a, 262b) en voor het uitoefenen van een neerwaartse druk op de één of meer boren tijdens het boren.
9. 9. Mobiele boorinrichting volgens conclusie 4 en 8, waarbij elke boor in hoofdzaak loodrecht op de plaat is gericht en ingericht is om een gat te boren in het oppervlak (O) doorheen een boordoorvoergat van de meerdere boordoorvoergaten.
10. 10. Mobiele boorinrichting volgens één der conclusies 6-9, waarbij elk boorstel één of meer boordiepte-instel- en drukmiddelen (270a, 270b) omvatten voor het instellen van de diepte van de één of meer boren en voor het uitoefenen van een neerwaartse druk op de één of meer boren tijdens het boren.
11. 11. Mobiele inrichting volgens de voorgaande conclusie, waarbij de boordiepte-instel- en drukmiddelen één of meer actuatoren (275a, 275b), bij voorkeur één of meer cilinderzuiger samenstellen, omvatten, die zodanig verbonden zijn met de één of meer boren dat, nadat de één of meer boren in de juiste positie op een afstand boven het te boren oppervlak zijn gebracht, de boor tot tegen het oppervlak wordt gebracht, en tijdens het boren een neerwaartse druk wordt uitgeoefend op de boor zodat deze in het oppervlak beweegt om een gat uit te boren.
12. 12. Mobiele inrichting volgens de voorgaande conclusie, waarbij de boordiepte-instel- en drukmiddelen een opstaande kolom, typisch een verticale kolom, en een daarmee gekoppelde slede omvatten, zodanig dat de slede op en neer beweegbaar is langs de kolom, waarbij de slede enerzijds verbonden is met een actuator van de één of meer actuatoren en anderzijds met een boor van de één of meer boren.
13. 13. Mobiele boorinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de steunstructuur (100) een lengterichting heeft en de geleider zich in een centrale zone in de lengterichting uitstrekt.

    BE2017/5494
14. 14. Mobiele boorinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de geleider twee evenwijdige rails omvat, en waarbij elk boorstel (200, 200’) een slede (320) omvat die ingericht is om te bewegen over de twee evenwijdige rails.
15. 15. Mobiele boorinrichting volgens conclusie 5 en 14, waarbij de slede (320) voorzien is aan een onderzijde van de basisplaat.
16. 16. Mobiele boorinrichting volgens één der voorgaande conclusies, verder omvattende positioneringsmiddelen die ingericht zijn voor het positioneren van de één of meer boorsamenstellen in een reeks vooraf bepaalde posities op de steunstructuur.
17. 17. Werkwijze voor het boren van een reeks opeenvolgende gaten in een oppervlak (O), bij voorkeur gebruik makend van een mobiele boorinrichting volgens één der voorgaande conclusies; omvattende:

    - het plaatsen van een steunstructuur met een geleider op het oppervlak (O);

    - het stapsgewijs verplaatsen van één of meer boorstellen (200; 200’) langs de geleider (300) en het uitvoeren van telkens een boorbewerking na elke stap;

    - het met behulp van verplaatsingsmiddelen verplaatsen van de steunstructuur naar een volgend oppervlak, en het herhalen van de voorgaande stap.
18. 18. Werkwijze volgens conclusie 17, waarbij de verplaatsingsmiddelen ten minste twee wielen, en bij voorkeur vier wielen, omvatten die in hoogte verstelbaar verbonden zijn met de steunstructuur, en waarbij de hoogte van een wielas van de ten minste twee wielen ten opzichte van de steunstructuur worden veranderd voor het verplaatsen van de steunstructuur naar een volgend oppervlak.
19. 19. Werkwijze volgens conclusie 17 of 18, waarbij de steunstructuur een plaat (110) met meerdere boordoorvoergaten (113, 116) omvat, en waarbij tijdens de boorbewerking één of meer gaten geboord worden in het oppervlak doorheen de meerdere boordoorvoergaten in de plaat.
20. 20. Werkwijze volgens conclusie 17 of 18 of 19, waarbij gelijktijdig twee boorstellen worden verplaatst over de geleider zodanig dat twee boorprocessen in parallel uitgevoerd worden.