BE1024958B1 - Verbeterde ruimte-verbindende inrichting voor passagierstransportmiddel - Google Patents

Verbeterde ruimte-verbindende inrichting voor passagierstransportmiddel Download PDF

Info

Publication number
BE1024958B1
BE1024958B1 BE2017/5399A BE201705399A BE1024958B1 BE 1024958 B1 BE1024958 B1 BE 1024958B1 BE 2017/5399 A BE2017/5399 A BE 2017/5399A BE 201705399 A BE201705399 A BE 201705399A BE 1024958 B1 BE1024958 B1 BE 1024958B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
space
passenger
driver
connecting device
flexible
Prior art date
Application number
BE2017/5399A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1024958A1 (nl
Inventor
Patrick Jonckheere
Original Assignee
Mercury Trading Bvba
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Mercury Trading Bvba filed Critical Mercury Trading Bvba
Publication of BE1024958A1 publication Critical patent/BE1024958A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1024958B1 publication Critical patent/BE1024958B1/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B62LAND VEHICLES FOR TRAVELLING OTHERWISE THAN ON RAILS
    • B62DMOTOR VEHICLES; TRAILERS
    • B62D25/00Superstructure or monocoque structure sub-units; Parts or details thereof not otherwise provided for
    • B62D25/20Floors or bottom sub-units
    • B62D25/2054Load carrying floors for commercial vehicles
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B62LAND VEHICLES FOR TRAVELLING OTHERWISE THAN ON RAILS
    • B62DMOTOR VEHICLES; TRAILERS
    • B62D33/00Superstructures for load-carrying vehicles
    • B62D33/06Drivers' cabs
    • B62D33/0612Cabins with living accommodation, especially for long distance road vehicles, i.e. sleeping, cooking, or other facilities
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B62LAND VEHICLES FOR TRAVELLING OTHERWISE THAN ON RAILS
    • B62DMOTOR VEHICLES; TRAILERS
    • B62D33/00Superstructures for load-carrying vehicles
    • B62D33/06Drivers' cabs
    • B62D33/063Drivers' cabs movable from one position into at least one other position, e.g. tiltable, pivotable about a vertical axis, displaceable from one side of the vehicle to the other
    • B62D33/067Drivers' cabs movable from one position into at least one other position, e.g. tiltable, pivotable about a vertical axis, displaceable from one side of the vehicle to the other tiltable
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60PVEHICLES ADAPTED FOR LOAD TRANSPORTATION OR TO TRANSPORT, TO CARRY, OR TO COMPRISE SPECIAL LOADS OR OBJECTS
    • B60P7/00Securing or covering of load on vehicles
    • B60P7/06Securing of load
    • B60P7/08Securing to the vehicle floor or sides
    • B60P7/0807Attachment points
    • B60P7/0815Attachment rails or trellis

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Combustion & Propulsion (AREA)
  • Transportation (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Body Structure For Vehicles (AREA)

Abstract

De huidige uitvinding houdt verband met een ruimte-verbindende inrichting voor een passagierstransportmiddel omvattende een bestuurdersruimte en een passagiersruimte, waarbij genoemde ruimte-verbindende inrichting aangepast is voor het verbinden van een eerste opening van genoemde bestuurdersruimte met een tweede opening van genoemde passagiersruimte, waarbij genoemde bestuurdersruimte en genoemde passagiersruimte bevestigd zijn op eenzelfde chassis van genoemd passagierstransportmiddel, waarbij genoemde bestuurdersruimte kantelbaar is opgesteld en van het type frontstuur is, waarbij genoemde ruimte- verbindende inrichting een adapter-raam omvat.

Description

VERBETERDE RUIMTE-VERBINDENDE INRICHTING VOOR PASSAGIERSTRANSPORTMIDDEL
TECHNISCH DOMEIN
De uitvinding heeft betrekking op een transportmiddel, meer bepaald op een passagierstransportmiddel zoals een bus, een touringcar of een ambulance.
STAND DER TECHNIEK
Een probleem met de gekende opbouw van bussen is het gebrek aan modulariteit. De passagiersruimte met meubilair ten behoeve van passagiers en de voorzijde met enerzijds de motor en anderzijds de bestuurdersruimte zijn duidelijk afgebakend in de ruimte maar zijn tot een integraal geheel verwerkt, wat tot problemen leidt wanneer één van de genoemde delen faalt, en zo het gebruik van de andere delen verhindert. Als bijvoorbeeld de motor faalt dan wordt een passagiersruimte buiten dienst verklaard voor de tijd die nodig is om de motor te herstellen of te vervangen, zelfs als de passagiersruimte in uitstekende staat verkeert. Ook het omgekeerde geval waarbij de passagiersruimte buiten gebruik gesteld wordt terwijl de motor nog uitstekend functioneert, is een gangbaar probleem. Dit zorgt voor een gebrek aan gebruik van aanwezige resources, en dus voor een verspilling van capaciteit, wat leidt tot financieel verlies. Een adequate oplossing voor dit probleem is een modulair ontwerp waarbij de voorzijde van het transportmiddel en de passagiersruimte afzonderlijke modules zijn die in wezen apart gefabriceerd worden en pas net voor de inbedrijfsstelling van het voertuig aan mekaar gezet worden.
Een bekende uitvoering van vrachtwagens is een type met frontstuur en kantelbare cabine. Dit type vrachtwagens is in het bijzonder gangbaar voor vrachtvervoer, het gebruik voor passagierstransport is minder gangbaar maar is ook mogelijk. Bij een frontstuurmodel wordt de cabine zo ver mogelijk naar voor in het voertuig geplaatst en wordt de motor onder de cabine geplaatst, wat onder meer als voordeel heeft dat het frontgedeelte korter wordt en dus de laadruimte langer wordt. Hierbij is de cabine kantelbaar uitgevoerd, i.e. men kan de cabine bij stilstand van het voertuig voorover klappen en zodoende de motor bereikbaar maken voor onderhoud en reparaties.
Document DE3526766A1 beschrijft een uitvoering van een truck welke gebaseerd is op een opbouw van een passagiersruimte op het chassis van een vrachtwagen met frontstuur en kantelbare cabine. Het chassis van het voertuig behoort hierbij tot het vrachtwagengedeelte. De cabine omvat het stuurwiel, alle knoppen, pedalen en hendels die nodig zijn om de vrachtwagen te bedienen en ook zetels voor de chauffeur en een passagier. De passagiersruimte omvat zitplaatsen voor passagiers. De cabine is evenwel via een opening in de achterwand verbonden met de passagiersruimte, welke ook een opening heeft in de voorwand uitkijkend op de cabine. Een verzegeling rondom de genoemde openingen verschaft een sluiting afgesloten van de buitenwereld. In het gebied van de voorste voorwand wordt de bestuurdersruimte van het voertuig gemonteerd op het chassis, zodat het kan draaien om een as evenwijdig met een steunvlak en loodrecht op de rijrichting, zodoende toegang verschaffend tot de motor en hulpinrichtingen opgesteld onder de vloer bij onderhoudswerkzaamheden. Het nadeel van een dergelijke opstelling is de moeizame manipulatie om de afdichtopstelling van de bestuurdersruimte los te kunnen maken en de bestuurdersruimte te kunnen kantelen. Bovendien is een goede afdichting bij een uitvoering volgens DE3526766A1 niet verzekerd.
Document AT406573B beschrijft een doosconstructie voor een bedrijfsvoertuig, in het bijzonder een brandweerwagen, waarbij een doorgang tussen de cabine van de bestuurder en de doosconstructie is voorzien tussen de bestuurdersruimte en een dwars steunelement aan het voorste uiteinde van de doosconstructie. Een afdichtorgaan is wel voorzien maar is niet in staat om diverse vormen van trillingen adequaat op te vangen. Een transitie en afdichtorgaan van dit type is een zeer complex systeem als het de bedoeling is om de cabine kantelbaar uit te voeren.
Ook document US7213872 beschrijft een uitvoering van een truck welke gebaseerd is op een opbouw van een passagiersruimte op het chassis van een vrachtwagen met frontstuur en kantelbare cabine, in het bijzondere geval van een brandweerwagen. Opnieuw is er een doorgang voorzien tussen de cabine van de bestuurder en de passagiersruimte. Rondom de beide openingen zit een blaasbalgvormig afdichtorgaan voorzien van wapeningen en magneetcontacten, al dan niet aangevuld met een bevestigingsarm met contactveer of een combinatie van rubberen stootblokken. Ter hoogte van het dak is ook een L-vormig labyrint voorzien om het afdichtorgaan te beschermen tegen regenwater. Het voorgestelde afdichtorgaan is echter moeilijk inzetbaar in de praktijk, omdat het enerzijds te complex is en uit teveel verschillende types materialen en componenten bestaat, wat het risico op falen verhoogt, en anderzijds omdat de torsiekrachten die inwerken op het afdichtingselement onvoldoende opgevangen worden. Bovendien ondervindt het afdichtorgaan bij gebruik te veel schade door weer en wind, omdat het L-vormig labyrint al te simpel is uitgevoerd, en wind en vooral regenwater gemakkelijk een weg kan vinden tot bij het afdichtorgaan.
In een tweede aspect heeft de uitvinding betrekking op een verbeterde vloer voor het bevestigen van meubilair ten behoeve van passagiers. De inrichting is geconstrueerd als vloerplaat of vloerslab en bestaat uit porties rail en porties vloer bevestigd op de bodem van de passagiersruimte van het passagierstransportmiddel.
Het doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een transportmiddel, met name een passagierstransportmiddel, dat gemakkelijk te hanteren is tijdens onderhoud en tijdens bedrijf en dat bedrijfszeker is bij verschillende omstandigheden van gebruik. De huidige uitvinding beoogt een oplossing te vinden voor ten minste enkele van bovenvermelde problemen.
SAMENVATTING
Het doel van de uitvinding wordt bereikt als gevolg van de volgende kenmerken. Een passagierstransportmiddel wordt modulair opgebouwd uit een vrachtwagen met frontstuur en kantelbare cabine en een passagiersruimte. De beide modules worden apart beschikbaar gemaakt, en pas kort voor inbedrijfsstelling samengevoegd, waarbij de passagiersruimte op het chassis van de vrachtwagen gemonteerd wordt.
De cabine omvat het stuurwiel, alle knoppen, pedalen en hendels die nodig zijn om de vrachtwagen te bedienen en ook zetels voor de chauffeur en een passagier. De passagiersruimte omvat zitplaatsen voor passagiers. De cabine is evenwel via een opening in de achterwand verbonden met de passagiersruimte, welke ook een opening heeft in de voorwand uitkijkend op de cabine. Een afdichtingselement rondom de genoemde openingen verschaft een in omtrek afgesloten doorgang tussen de cabine en de passagiersruimte in de vorm van een groot open raam, i.e. een raamopening zonder vensterglas. In het gebied van de voorste voorwand wordt de bestuurdersruimte van het voertuig gemonteerd op het chassis, zodat het kan draaien om een as evenwijdig met een steunvlak en loodrecht op de rijrichting, zodoende toegang verschaffend tot de motor en hulpinrichtingen opgesteld onder de vloer bij onderhoudswerkzaamheden.
In een eerste aspect biedt de uitvinding een ruimte-verbindende inrichting (3) voor een passagierstransportmiddel (1) omvattende een bestuurdersruimte (2) en een passagiersruimte (4), waarbij genoemde ruimte-verbindende inrichting (3) aangepast is voor het verbinden van een eerste opening van genoemde bestuurdersruimte (2) met een tweede opening van genoemde passagiersruimte (4), waarbij genoemde bestuurdersruimte (2) en genoemde passagiersruimte (4) bevestigd zijn op eenzelfde chassis (6) van genoemd passagierstransportmiddel (1), waarbij genoemde bestuurdersruimte (2) kantelbaar is opgesteld en van het type frontstuur is, waarbij genoemde ruimte-verbindende inrichting (1) een adapter-raam (37) omvat, waarbij genoemd adapter-raam (37) wigvormig is, bij voorkeur volgens een hoek α tussen 1 graad en 35 graden, met meer voorkeur tussen 2 graden en 20 graden.
Een belangrijk voordeel van een dergelijke wigvormige uitwerking van het adapter-raam 37 is de voordelige mechanische eigenschappen, inclusief betere aanhechting, in het bijzonder wanneer de bestuurdersruimte 2 neerwaarts of opwaarts gekanteld wordt, maar ook wanneer deze zich in niet-gekantelde toestand bevindt. Hierbij geschiedt de aanhechting met de voorwand 34 van een passagiersruimte 4 via een flexibel-relaterende uitstulping 75, waarbij genoemde flexibel-relaterende uitstulping aangepast is om een flexibele verbinding te maken met een portie van genoemd flexibel raam 76, bij voorkeur met de volledige omtrek van genoemd flexibel raam 76.
Fig. 7 toont een aanzicht dat de voordelen van het wigvormige karakter van het adapter-raam 37 goed illustreert. De voordelige mechanische eigenschappen bestaan in een betere aangepastheid aan de positie van de pivot-as 207, welke zich niet onder maar lateraal bevindt ten opzichte van de ruimte-verbindende inrichting 3. Door deze laterale positie is het aangewezen om rekening te houden met de draaicirkel van de bestuurdersruimte 2, en het adapter-raam 37 niet dwars op de lengterichting maar volgens een scherpe hoek α te zetten, waardoor het adapter-raam 37 wigvormig is. Dit laat toe dat de krachten uitgeoefend bij het dichtkantelen meer gelijkmatig worden overgebracht op porties van de passagiersruimte, wat in Fig. 7 geïllustreerd is met diverse pijlen. Ook wanneer het passagierstransportmiddel zich in niet-gekantelde toestand bevindt is het wigvormige karakter voordelig, aangezien de vering van de bestuurdersruimte ook zorgt voor vibraties in een richting tangentieel op de draaicirkel. Door het wigvormige karakter kunnen ook deze vibraties beter doorgegeven worden naar porties van de passagiersruimte, met tevens betere aansluiting van het adapter-raam 37 ter hoogte van porties die permanent verbonden zijn met de passagiersruimte 4, zoals bv. een flexibel-relaterende uitstulping 75.
In een tweede aspect biedt de uitvinding een passagierstransportmiddel (1) omvattende een bestuurdersruimte (2), een passagiersruimte (4) en een ruimte-verbindende inrichting (3), waarbij genoemde ruimte-verbindende inrichting (3) aangepast is voor het verbinden van een eerste opening van genoemde bestuurdersruimte (2) met een tweede opening van genoemde passagiersruimte (4), waarbij genoemde bestuurdersruimte (2) en genoemde passagiersruimte (4) bevestigd zijn op eenzelfde chassis (6) van genoemd passagierstransportmiddel (1), waarbij genoemde bestuurdersruimte (2) kantelbaar is opgesteld en van het type frontstuur is, waarbij genoemde ruimte-verbindende inrichting (1) een adapter-raam (37) omvat, en waarbij genoemd adapter-raam (37) wigvormig is, bij voorkeur volgens een hoek α tussen 1 graad en 35 graden, met meer voorkeur tussen 2 graden en 20 graden.
De voordelen van een dergelijk transportmiddel zijn gelijkaardig aan de voordelen van de ruimte-verbindende inrichting.
In een derde aspect betreft de uitvinding een flexibel raam (76) voor een passagierstransportmiddel (1), genoemd passagierstransportmiddel (1) omvattende een bestuurdersruimte (2), een passagiersruimte (4) en een ruimte-verbindende inrichting (3), waarbij genoemde ruimte-verbindende inrichting (3) aangepast is voor het verbinden van een eerste opening van genoemde bestuurdersruimte (2) met een tweede opening van genoemde passagiersruimte (4), waarbij genoemde bestuurdersruimte (2) en genoemde passagiersruimte (4) bevestigd zijn op eenzelfde chassis (6) van genoemd passagierstransportmiddel (1), waarbij genoemde bestuurdersruimte (1) kantelbaar is opgesteld en van het type frontstuur is, waarbij genoemde ruimte-verbindende inrichting (3) genoemd flexibel raam (76) omvat, waarbij genoemd flexibel raam (76) aangepast is om bevestigd te worden in de nabijheid van genoemde eerste opening, waarbij genoemd flexibel raam (76) genoemde eerste opening en genoemde tweede opening rondom afsluit, waarbij genoemd flexibel raam (76) beschikt over een profiel-relaterende instulping (86) en/of een profiel-relaterende uitstulping (87) aangepast voor bevestiging op een raamprofiel (80), waarbij genoemd raamprofiel (80) bij voorkeur vervaardigd is uit metaal.
Het voordeel van een dergelijk flexibel raam is de eenvoudige samenhang van de ruimte-verbindende inrichting, waarbij het flexibel raam op niet-permanente wijze aanhecht met de tweede opening, terwijl het profiel zorgt voor permanente aanhechting van het flexibel raam rondom de eerste opening. Een dergelijke eenvoudige oplossing is niet bekend in de stand der techniek, onder meer omdat de voordelige technische kenmerken van het flexibel raam volgens de huidige uitvinding niet voor de hand liggen.
In een vierde aspect betreft de uitvinding een gebruik van een flexibel raam (76) volgens voorgaande conclusie 14 voor een passagierstransportmiddel (1), genoemd passagierstransportmiddel (1) omvattende een bestuurdersruimte (2), een passagiersruimte (4) en een ruimte-verbindende inrichting (3), waarbij genoemde ruimte-verbindende inrichting (3) aangepast is voor het verbinden van een eerste opening van genoemde bestuurdersruimte (2) met een tweede opening van genoemde passagiersruimte (4), waarbij genoemde bestuurdersruimte (2) en genoemde passagiersruimte (4) bevestigd zijn op eenzelfde chassis (6) van genoemd passagierstransportmiddel (1), waarbij genoemde bestuurdersruimte (1) kantelbaar is opgesteld en van het type frontstuur is, waarbij genoemde ruimte-verbindende inrichting (3) genoemd flexibel raam (76) omvat, waarbij genoemd flexibel raam (76) aangepast is om bevestigd te worden in de nabijheid van genoemde eerste opening, waarbij genoemd flexibel raam (76) genoemde eerste opening en genoemde tweede opening rondom afsluit.
Het voordeel van een dergelijk gebruik is gelijkaardig aan dat van het flexibel raam.
Verdere uitvoeringsvormen en hun respectieve voordelen worden beschreven in de gedetailleerde beschrijving en de conclusies.
BESCHRIJVING VAN DE FIGUREN
Figuur 1 illustreert een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding overeenkomstig Voorbeeld 1.
Figuur 2 illustreert een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding overeenkomstig Voorbeeld 1.
Figuur 3 illustreert een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding overeenkomstig Voorbeeld 2.
Figuur 4 illustreert een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding overeenkomstig Voorbeeld 2.
Figuur 5 illustreert een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding overeenkomstig Voorbeeld 2.
Figuur 6 illustreert een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding overeenkomstig Voorbeeld 2.
Figuur 7 illustreert een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding overeenkomstig Voorbeeld 2 en 3.
Figuur 8 illustreert een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding overeenkomstig Voorbeeld 3.
Figuur 9 illustreert een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding overeenkomstig Voorbeeld 3.
Figuur 10 illustreert een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding overeenkomstig Voorbeeld 4.
Figuur 11 illustreert een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding overeenkomstig Voorbeeld 4.
Figuur 12 illustreert een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding overeenkomstig Voorbeeld 4.
Figuur 13 illustreert een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding overeenkomstig Voorbeeld 2.
Figuur 14 illustreert een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding overeenkomstig Voorbeeld 2.
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING
Tenzij anders gedefinieerd hebben alle termen die gebruikt worden in de beschrijving van de uitvinding, ook technisch en wetenschappelijke termen, de betekenis zoals ze algemeen begrepen worden door de vakman in het technisch veld van de uitvinding. Voor een betere beoordeling van de beschrijving van de uitvinding, worden de volgende termen expliciet uitgelegd. "Een", "de" en "het" refereren in dit document naar zowel het enkelvoud als het meervoud tenzij de context duidelijk anders veronderstelt. Bijvoorbeeld, "een segment" betekent een of meer dan een segment.
In de context van dit document zijn volgende termen onderling inwisselbaar: "waterkering" en "kering", "watercollector" en "collector", "bestuurdersruimte" en "cabine", "passagierscabine" en "passagiersruimte".
Het chassis is het dragende deel van de vrachtwagen, waaraan de aandrijflijn, wielophanging en carrosserie worden gemonteerd. Zowel de cabine als de passagiersruimte worden hierop gemonteerd.
De termen "omvatten", "omvattende", "bestaan uit", "bestaande uit", "voorzien van", "bevatten", "bevattende", "behelzen", "behelzende", "inhouden", "inhoudende" zijn synoniemen en zijn inclusieve of open termen die de aanwezigheid van wat volgt aanduiden, en die de aanwezigheid niet uitsluiten of beletten van andere componenten, kenmerken, elementen, leden, stappen, gekend uit of beschreven in de stand der techniek.
Het citeren van numerieke intervallen door de eindpunten omvat alle gehele getallen, breuken en/of reële getallen tussen de eindpunten, deze eindpunten inbegrepen.
In een voorkeursuitvoering omvat genoemd adapter-raam (3) een flexibel raam (76) welke aangepast is om bevestigd te worden in de nabijheid van genoemde eerste opening, waarbij genoemd flexibel raam (76) genoemde eerste opening en genoemde tweede opening rondom afsluit.
In een verdere voorkeursuitvoering is genoemd flexibel raam (76) vervaardigd uit een flexibel materiaal, bij voorkeur rubber, dat genoemd flexibel raam (76) voorzien is van een profiel-relaterende instulping (86) en/of een profiel-relaterende uitstulping (87) aangepast voor bevestiging op een raamprofiel (80), waarbij genoemd raamprofiel (80) bij voorkeur vervaardigd is uit metaal.
In een verdere voorkeursuitvoering is genoemd flexibel raam zelfdragend is, bij voorkeur waarbij genoemd adapter-raam (3) een verstevigende binnen-vinger (204, 205) omvat welke vervaardigd is uit hetzelfde genoemd flexibel materiaal, bij voorkeur waarbij genoemde binnen-vinger (204, 205) als een integraal deel van het flexibel raam (76) vervaardigd is.
In een verdere voorkeursuitvoering omvat genoemd flexibel raam (76) een flexibele vinger (82, 83, 84, 85) omvat voor het stof- en watervrij houden van een verbinding gerealiseerd door genoemd flexibel raam (76). Een dergelijke vinger strekt zich bij voorkeur uit in de lengte van een been van het flexibel raam. Een dergelijke vinger is voordelig omdat deze een puntig uiteinde vertoont, welke beter toestaat om een barrière voor stof, vloeistoffen, koude, zon en gassen zoals rookgassen te realiseren.
In een verdere voorkeursuitvoering is genoemd flexibel raam zelfdragend, bij voorkeur waarbij genoemd adapter-raam (3) een verstevigende binnen-vinger (204, 205) omvat welke vervaardigd is uit hetzelfde genoemd flexibel materiaal, bij voorkeur waarbij genoemde binnen-vinger (204, 205) als een integraal deel van het flexibel raam (76) vervaardigd is. Het voordeel van een zelfdragend flexibel raam is duidelijk, en staat in contrast met een oplossing uit de stand der techniek zoals vermeld bij US 7,213,872. US 7,213,872 vermeldt immers de nood aan gebogen metalen verstevigingsribben. De aanwezigheid van dergelijke verstevigingsribben is nadelig omdat het complexer is maar ook omdat deze ribben een andere thermische uitzetting kennen dan het omliggende materiaal, waardoor zich aan de overgang vroegtijdige slijtage of zelfs scheuren kunnen voordoen.
In een verdere voorkeursuitvoering omvat genoemd flexibel raam (76) een vloeistofgeleidende vinger (202) omvat welke vrijstaand is ten opzichte van genoemde bestuurdersruimte (2) en genoemde passagiersruimte (4) en aangepast is voor het afleiden van vloeistof volgens een dwarsrichting van genoemd passagierstransportmiddel (1). Het voordeel van de vloeistofgeleidende flexibele vinger 202 kan best begrepen worden aan de hand van Fig. 7. Deze vloeistofgeleidende vinger 202 zorgt immers voor geleiding van regenwater dat ondanks de dubbele barrière geboden door het labyrint toch tot bij bovenste porties 72 van het flexibel raam 76 raakt. Een belangrijk deel van het water dat zo het flexibel raam 76 bereikt wordt zo in de dwarsrichting weggeleid, waarbij de vloeistofgeleidende vinger 202 een opstaande wand van een "goot" vormt. Een tweede voordeel van de vloeistofgeleidende vinger 202 is dat deze het contact met de uitkraging 208 kan faciliteren, wat een ondersteunend effect biedt aan het flexibel raam 76, met minder kans op doorhangen tot gevolg.
In een verdere voorkeursuitvoering omvat genoemd adapter-raam (27) een stootabsorptie-element (77), met meer voorkeur vier stootabsorptie-elementen (77).
De aanwezigheid van een dergelijk stootabsorptie-element gaat voordelig samen met de wigvormige uitwerking van genoemd adapter-raam 37. Gegeven het type van ophanging van genoemde bestuurdersruimte 2 aangepast voor kantelbare cabine, zorgt de wigvormige uitwerking dat eventuele stoten afkomstig van de bestuurdersruimte 2 zo veel mogelijk worden doorgegeven in een richting loodrecht op het vlak van een ontvangend oppervlak, zoals een geheld stoot-ontvangend element 81 behorende tot de passagiersruimte 4, waarbij genoemde stoten worden doorgegeven via genoemd stootabsorptie-element 77.
In een verdere voorkeursuitvoering omvat een labyrint (36) omvat aangepast voor het afschermen van genoemde verbinding van de eerste opening met de tweede opening, met het kenmerk, dat genoemd labyrint (36) een bestuurdersruimte-relaterend element (62) en een passagiersruimte-relaterend element (63) omvat, - waarbij genoemd bestuurdersruimte-relaterend element (62) aangehecht is op een eerste zijwandrand en/of een tweede zijwandrand en/of een eerste dakrand en/of een achterwandrand van genoemde bestuurdersruimte (2) en een uitstulping omvat welke zich minstens gedeeltelijk uitstrekt over genoemde verbinding; - waarbij genoemd passagiersruimte-relaterend element (63) aangehecht is op een derde zijwandrand en/of een vierde zijwandrand en/of een tweede dakrand en/of een voorwandrand van genoemde passagiersruimte (4) en een uitstulping omvat welke zich minstens gedeeltelijk uitstrekt over genoemde verbinding.
Dit is voordelig omdat er, in tegenstelling tot de stand der techniek volgens US 7,213,872, niet één maar als twee aparte elementen, i.e. genoemd bestuurdersruimte-relaterend element (62) en genoemd passagiersruimte-relaterend element (63), voorzien zijn. Dit zorgt voor een superieure afscherming.
In een verdere voorkeursuitvoering is het zo dat genoemd bestuurdersruimte-relaterend element (62) en genoemd passagiersruimte-relaterend element (63) elkaar onder geen enkele kantelhoek raken. Dit is voordelig omdat dit toelaat om genoemd bestuurdersruimte-relaterend element (62) en genoemd passagiersruimte-relaterend element (63) uit te voeren in een duurzaam en niet-flexibel materiaal zoals metaal.
In een verdere voorkeursuitvoering omvat genoemde uitstulping van genoemd bestuurdersruimte-relaterend element (62) een uiteinde dat verbonden is met een eerste flexibel vingertopvormig element (68), dat genoemde uitstulping van genoemd passagiersruimte-relaterend element (63) een uiteinde omvat dat verbonden is met een tweede flexibel vingertopvormig element (68), en dat genoemd eerste en tweede flexibel vingertopvormig element (68) aangepast zijn om elkaar te raken tijdens genoemd kantelen van genoemde bestuurdersruimte (2), waarbij genoemd eerste en tweede flexibel vingertopvormig element (68) bij voorkeur rubber omvatten. Dit is voordelig omdat de afstand tussen genoemd bestuurdersruimte-relaterend element (62) en genoemd passagiersruimte-relaterend element (63) op die manier nog verder verkleind kan worden, wat de mate van afdichting en bescherming tegen externe invloeden verder verbetert.
In een verdere voorkeursuitvoering omvat genoemde ruimte-verbindende inrichting (3) een uitkraging (208) welke een uitkragings-bovenvlak (218) omvat en een U-vormig dwarsprofiel vertoont, waarbij genoemde uitkraging (208) aangepast is om gemonteerd te worden op een voorwand (34) van de passagiersruimte (4), waarbij het uitkraging-bovenvlak (218) zich bevindt onder het flexibel raam (76), waarbij het flexibel raam (76) en het uitkragings-bovenvlak (218) bij voorkeur scherend contact maken wanneer de bestuurdersruimte (2) in een niet-gekantelde positie staat. De U-vorm is voordelig omdat de uitkraging 208 op die manier een rookkamer definieert, welke toelaat om rookgas te geleiden in de dwarsrichting van het passagierstransportmiddel 1. Het passagierstransportmiddel heeft typisch immers een uitlaat op lage hoogte, gelegen lager dan de ruimte-verbindende inrichting 3.
Aangezien rookgas warmer is dan lucht stijgt het rookgas omhoog, en kan het zich ophopen rondom het flexibel raam 76 en overige delen van de ruimte-verbindende inrichting 3. Indien het flexibel raam 76 niet perfect afsluit kan rookgas de passagiersruimte en bestuurdersruimte bereiken, wat nadelig is om gezondheidsredenen en/of geurhinder. Door de U-vorm kan de uitkraging 208 een zeker volume van rookgassen opvangen in de genoemde rookkamer en afleiden in de dwarsrichting, weg van de ruimte-verbindende inrichting 3. Hierbij staat het volume in een evenredig verband met de hoogte van het distaai uitkragings-vlak, welke bij voorkeur minstens 5 mm hoog is, bij voorkeur minstens 1 cm, met meer voorkeur minstens 2 cm. Verder biedt de uitkraging als bijkomend voordeel dat zij het flexibel raam verder kan ondersteunen, al dan niet hierbij geholpen door de aanwezigheid van de vloeistofgeleidende vinger 202.
In een verdere voorkeursuitvoering omvat genoemde ruimte-verbindende inrichting (3) een afwateringssysteem welke aangepast is voor het geleiden van dakwater afkomstig van een dak behorende tot genoemd passagierstransportmiddel (1), waarbij genoemd afwateringssysteem een collector (54) omvat, waarbij genoemd dak in een kromming staat, waarbij een hogere portie van genoemd dak gelegen is in een zone gedefinieerd door het midden van genoemd dak volgens een lengterichting van het passagierstransportmiddel (1), en een lagere portie van genoemd dak gelegen is in de zone gedefinieerd door een rand van genoemd dak, waarbij genoemde kromming tussen genoemde hogere portie en genoemde lagere portie met een geleidelijke glooiing verloopt, waarbij genoemd afwateringssysteem een kering (51) omvat, waarbij genoemde kering (51) een opstaande portie omvat en zich uitstrekt volgens een richting in hoofdzaak dwars op de lengterichting, en waarbij genoemde kering (51) aangepast is om dakwater te geleiden naar genoemde collector (54). Dit is voordelig omdat het voorkomt dat vloeistof zoals water neervalt op het adapter-raam, en zo de hoeveelheid vloeistof die moet tegengehouden worden ter hoogte van de eerste en tweede opening vermindert.
Volgens een uitvoeringsvorm is de genoemde afdichting vervaardigd uit een elastomeer, bij voorkeur een rubber, bij verdere voorkeur een synthetisch rubber zoals siliconenrubber of etheen-propeen-dieen-rubber (EPDM), al dan niet in een blend met een andere kunststof zoals polypropyleen.
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat de vloer een uitstulping met een uiteinde volgens de dwarsrichting, waarbij genoemd uiteinde aangepast is om een waterwerende vulstof te ontvangen, waarbij de vulstof een waterwerende verbinding maakt tussen genoemd bovenvlak en de uitstulping volgens de lengterichting. In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm is de waterwerende vulstof een "kit" waarvan de functie niet beperkt is tot het tot stand brengen van een waterdichte afsluiting, maar waarbij deze kit integendeel eén of meerdere van volgende functies realiseert, al dan niet in combinatie: een kier afsluiten, een waterdichte afsluiting maken, lijmen. Hierbij behoort de kit tot één of meerdere van volgende, al dan niet in combinatie: plastische kit, plasto-elastische kit, elastische kit en/of montagekit. Hierbij is de waterwerende verbinding afstotend voor water, maar is zij volgens een verdere uitvoeringsvorm bestand tegen een breed scala aan vloeistoffen, inclusief dranken en oliën. Volgens een verdere uitvoeringsvorm omvat genoemde uitstulping een karteling om een goede grip met de waterwerende vulstof te verzekeren.
In een verder aspect van de huidige uitvinding, welke niet bedoeld is om de uitvinding in enig opzicht te limiteren, houdt de uitvinding verband met volgende punten. 1. Een vloer voor het monteren van meubilair in een passagierstransportmiddel zoals een bus, een touringcar of een ambulance, omvattende: een vloerplaat omvattende een bovenvlak met een vloeruitsparing zich uitstrekkend volgens een lengterichting van de vloer waarbij een ondervlak van de vloeruitsparing evenwijdig is aan en verzonken is ten opzichte van genoemd bovenvlak, en het bovenvlak het vloerniveau definieert, een inkassingsprofiel aangebracht in genoemde vloeruitsparing volgens de lengterichting omvattende een bodemplaat die bevestigd is aan genoemd ondervlak, met het kenmerk dat het inkassingsprofiel twee of meer langwerpige inkassingen voor het vastzetten van meubilair ten behoeve van passagiers omvat die parallel voorzien zijn op de bodemplaat volgens de lengterichting van de vloer. 2. Een vloer volgens punt 1, waarbij genoemd inkassingsprofiel een profieluitsparing tussen een eerste en een tweede inkassing omvat, waarbij genoemde profieluitsparing een verbindingsplaat omvat die zich uitstrekt tussen genoemde eerste en genoemde tweede inkassing en die in hoofdzaak evenwijdig is aan en verzonken is ten opzichte van genoemd bovenvlak, en waarbij de genoemde profieluitsparing en de genoemde verbindingsplaat aangepast zijn om een vloerportie te ontvangen, waarbij een vloerportie-bovenvlak zich uitstrekt op genoemd vloerniveau. 3. Een vloer volgens punt 1 of 2 waarbij het inkassingsprofiel op genoemd ondervlak van de vloeruitsparing gelijmd is. 4. Een vloer volgens een van bovenstaande punten, waarbij genoemd bovenvlak bedekt is met PVC. 5. Een vloer volgens een van de voorgaande punten, waarbij een bovenkant van een inkassing een uitstulping omvat die zich uitstrekt volgens genoemd bovenvlak volgens een dwarsrichting in hoofdzaak dwars op de lengterichting, waarbij de genoemde uitstulping aangepast is om een vloerportie te klemmen tussen genoemde uitstulping en genoemde verbindingsplaat indien een verbindingsplaat aanwezig is, ofwel tussen genoemde uitstulping en genoemde bodemplaat indien geen verbindingsplaat aanwezig is. 6. Een vloer volgens punt 5, waarbij de uitstulping een uiteinde volgens de dwarsrichting omvat dat aangepast is om een waterwerende vulstof te ontvangen, waarbij de vulstof een waterwerende verbinding maakt tussen genoemd bovenvlak en genoemde uitstulping volgens de lengterichting. 7. Een vloer volgens een van de voorgaande punten, waarbij een oppervlak van genoemde bodemplaat een karteling omvat die aangepast is voor een contactoppervlak-gebaseerde hechting met een oppervlak van een aansluitende portie van genoemde vloer, genoemde vulstof, of van enige andere portie van het passagierstransportmiddel. 8. Een inkassingsprofiel voor het monteren van meubilair in een passagierstransportmiddel zoals een bus, een touringcar of een ambulance, aangepast om aangebracht te worden in een vloer van genoemd passagierstransportmiddel volgens een lengterichting, waarbij genoemd inkassingsprofiel een bodemplaat omvat die aangepast is om bevestigd te worden op een ondervlak van een vloeruitsparing van genoemde vloer, met het kenmerk dat het inkassingsprofiel twee of meer langwerpige inkassingen voor het vastzetten van meubilair ten behoeve van passagiers omvat die parallel voorzien zijn op de bodemplaat volgens de lengterichting van de vloer. 9. Een passagierstransportmiddel zoals een bus, een touringcar of een ambulance aangepast voor het monteren van meubilair, waarbij genoemd passagierstransportmiddel een vloer omvat, waarbij genoemde vloer een inkassingsprofiel omvat, waarbij genoemd inkassingsprofiel een bodemplaat omvat die bevestigd is op een ondervlak van een vloeruitsparing van genoemde vloer, met het kenmerk dat het inkassingsprofiel twee of meer langwerpige inkassingen voor het vastzetten van meubilair ten behoeve van passagiers omvat die parallel voorzien zijn op de bodemplaat volgens de lengterichting van de vloer. 10. Een passagierstransportmiddel overeenkomstig voorgaand punt 9, waarbij een bestuurdersruimte van genoemd transportmiddel kantelbaar is opgesteld en van het type frontstuur is. 11. Een afwateringssysteem van een dak van een passagierstransportmiddel aangepast voor het geleiden van dakwater, waarbij genoemd afwateringssysteem een collector omvat, waarbij de genoemde collector een wigvormige uitgroei en een kanaal omvat, waarbij genoemde wigvormige uitgroei een inlaat omvat in de nabijheid van een hoek van genoemd dak, waarbij genoemde wigvormige uitgroei aangepast is om genoemd dakwater te collecteren via genoemde inlaat naar genoemd kanaal, en waarbij genoemd kanaal aangepast is om genoemd dakwater te geleiden naar een waterafvoer. 12. Een afwateringssysteem van een dak overeenkomstig voorgaand punt 11, waarbij genoemd dak in een kromming staat, waarbij een hogere portie van genoemd dak gelegen is in een zone gedefinieerd door het midden van genoemd dak volgens de lengterichting, en een hogere portie van genoemd dak gelegen is in de zone gedefinieerd door een rand van genoemd dak, en waarbij genoemde kromming tussen genoemde hogere portie en genoemde lagere portie met een geleidelijke glooiing verloopt. 13. Een afwateringssysteem van een dak overeenkomstig een van voorgaande punten 11-12, waarbij genoemd afwateringssysteem een kering omvat, waarbij genoemde kering een opstaande portie omvat en zich uitstrekt volgens een richting in hoofdzaak dwars op een lengterichting van genoemd passagierstransportmiddel, en waarbij genoemde kering aangepast is om dakwater te geleiden naar genoemde collector. 14. Een afwateringssysteem van een dak overeenkomstig voorgaand punt 13, waarbij genoemde kering zich in hoofdzaak over een volledige breedte van genoemd passagierstransportmiddel uitstrekt. 15. Een afwateringssysteem van een dak overeenkomstig een van voorgaande punten 11 tot 14, waarbij genoemde waterafvoer een aftakking omvat om water op te vangen in een regenwaterreservoir aanwezig in genoemd passagierstransportmiddel. 16. Een passagierstransportmiddel zoals een bus, een touringcar of een ambulance met een dak aangepast voor het geleiden van dakwater met een afwateringssysteem, waarbij genoemd afwateringssysteem een collector omvat, waarbij de genoemde collector een wigvormige uitgroei en een kanaal omvat, waarbij genoemde wigvormige uitgroei een inlaat omvat in de nabijheid van een hoek van genoemd dak, waarbij genoemde wigvormige uitgroei aangepast is om genoemd dakwater te collecteren via genoemde inlaat naar genoemd kanaal, en waarbij genoemd kanaal aangepast is om genoemd dakwater te geleiden naar een waterafvoer. 17. Een passagierstransportmiddel overeenkomstig voorgaand punt 16, waarbij een bestuurdersruimte van genoemd transportmiddel kantelbaar is opgesteld en van het type frontstuur is. 18. Een ruimte-verbindende inrichting vooreen passagierstransportmiddel omvattende een bestuurdersruimte en een passagiersruimte, waarbij genoemde ruimte-verbindende inrichting aangepast is voor het verbinden van een eerste opening van genoemde bestuurdersruimte met een tweede opening van genoemde passagiersruimte, waarbij genoemde bestuurdersruimte en genoemde passagiersruimte bevestigd zijn op eenzelfde chassis van genoemd passagierstransportmiddel, waarbij genoemde bestuurdersruimte kantelbaar is opgesteld en van het type frontstuur is, waarbij genoemde ruimte-verbindende inrichting een adapter-raam omvat, met het kenmerk dat genoemd adapter-raam wigvormig is. 19. Een ruimte-verbindende inrichting voor een passagierstransportmiddel overeenkomstig voorgaand punt 18, waarbij genoemd adapter-raam een flexibel raam omvat. 20. Een ruimte-verbindende inrichting voor een passagierstransportmiddel overeenkomstig een van voorgaande punten 18 en 19, waarbij genoemd adapter-raam een stootabsorptie-element omvat. 21. Een ruimte-verbindende inrichting vooreen passagierstransportmiddel omvattende een bestuurdersruimte en een passagiersruimte, waarbij genoemde ruimte-verbindende inrichting aangepast is voor het verbinden van een eerste opening van genoemde bestuurdersruimte met een tweede opening van genoemde passagiersruimte, waarbij genoemde bestuurdersruimte en genoemde passagiersruimte bevestigd zijn op eenzelfde chassis van genoemd passagierstransportmiddel, waarbij genoemde bestuurdersruimte kantelbaar is opgesteld volgens een kantelhoek en van het type frontstuur is, waarbij genoemde ruimte-verbindende inrichting een labyrint omvat aangepast voor het afschermen van genoemd verbinden, waarbij genoemd labyrint een bestuurdersruimte-relaterend element omvat en een passagiersruimte-relaterend element omvat, - waarbij genoemd bestuurdersruimte-relaterend element aangehecht is op een eerste zijwandrand en/of een tweede zijwandrand en/of een eerste dakrand en/of een achterwandrand van genoemde bestuurdersruimte en dit volgens een richting in hoofdzaak parallel aan genoemde respectieve eerste zijwandrand en/of tweede zijwandrand en/of eerste dakrand en/of eerste achterwandrand, - waarbij genoemd passagiersruimte-relaterend element aangehecht is op een derde zijwandrand en/of een vierde zijwandrand en/of een tweede dakrand en/of een voorwandrand van genoemde passagiersruimte en dit volgens een richting in hoofdzaak parallel aan genoemde respectieve derde zijwandrand en/of vierde zijwandrand en/of tweede dakrand en/of tweede achterwandrand en/of voorwandrand, - waarbij genoemd bestuurdersruimte-relaterend element en genoemd passagiersruimte-relaterend element elk een uitstulping omvatten die zich uitstrekt over genoemde verbinding volgens een richting in hoofdzaak parallel aan genoemde lengterichting, met het kenmerk dat genoemd bestuurdersruimte-relaterend element en genoemd passagiersruimte-relaterend element elkaar onder geen enkele kantelhoek raken. 22. Een ruimte-verbindende inrichting voor een passagierstransportmiddel overeenkomstig voorgaand punt 21, waarbij genoemd bestuurdersruimte-relaterend element en genoemd passagiersruimte-relaterend element een eerste flexibel vingertopvormig element, respectievelijk tweede flexibel vingertopvormig element aan hun uiteinde omvatten, met het kenmerk dat genoemd eerste en tweede flexibel vingertopvormig element aangepast zijn om elkaar te raken tijdens genoemd kantelen van genoemde bestuurdersruimte. 23. Een ruimte-verbindende inrichting voor een passagierstransportmiddel overeenkomstig punt 21 of 22, waarbij genoemde ruimte-verbindende inrichting een adapter-raam omvat, waarbij genoemd adapter-raam een flexibel raam en een stootabsorptie-element omvat, met het kenmerk dat genoemd adapter-raam wigvormig is. 24. Een ruimte-verbindende inrichting voor een passagierstransportmiddel overeenkomstig voorgaande conclusie 23, waarbij genoemd adapter-raam een flexibel raam omvat. 25. Een ruimte-verbindende inrichting voor een passagierstransportmiddel overeenkomstig een van voorgaande conclusies 18 tot 24, waarbij genoemd adapter-raam een stootabsorptie-element omvat. 26. Een passagierstransportmiddel omvattende een bestuurdersruimte, een passagiersruimte en een ruimte-verbindende inrichting, waarbij genoemde ruimte-verbindende inrichting aangepast is voor het verbinden van een eerste opening van genoemde bestuurdersruimte met een tweede opening van genoemde passagiersruimte, waarbij genoemde bestuurdersruimte en genoemde passagiersruimte bevestigd zijn op eenzelfde chassis van genoemd passagierstransportmiddel, waarbij genoemde bestuurdersruimte kantelbaar is opgesteld en van het type frontstuur is, waarbij genoemde ruimte-verbindende inrichting een adapter-raam omvat, met het kenmerk dat genoemd adapter-raam wigvormig is. 27. Een passagierstransportmiddel omvattende een bestuurdersruimte, een passagiersruimte en een ruimte-verbindende inrichting, waarbij genoemde ruimte-verbindende inrichting aangepast is voor het verbinden van een eerste opening van genoemde bestuurdersruimte met een tweede opening van genoemde passagiersruimte, waarbij genoemde bestuurdersruimte en genoemde passagiersruimte bevestigd zijn op eenzelfde chassis van genoemd passagierstransportmiddel, waarbij genoemde bestuurdersruimte kantelbaar is opgesteld volgens een kantelhoek en van het type frontstuur is, waarbij genoemde ruimte-verbindende inrichting een labyrint omvat aangepast voor het afschermen van genoemd verbinden, waarbij genoemd labyrint een bestuurdersruimte-relaterend element omvat en een passagiersruimte-relaterend element omvat, - waarbij genoemd bestuurdersruimte-relaterend element aangehecht is op een eerste zijwandrand en/of een tweede zijwandrand en/of een eerste dakrand en/of een achterwandrand van genoemde bestuurdersruimte en dit volgens een richting in hoofdzaak parallel aan genoemde respectieve eerste zijwandrand en/of tweede zijwandrand en/of eerste dakrand en/of eerste achterwandrand, - waarbij genoemd passagiersruimte-relaterend element aangehecht is op een derde zijwandrand en/of een vierde zijwandrand en/of een tweede dakrand en/of een voorwandrand van genoemde passagiersruimte en dit volgens een richting in hoofdzaak parallel aan genoemde respectieve derde zijwandrand en/of vierde zijwandrand en/of tweede dakrand en/of tweede achterwandrand en/of voorwandrand, - waarbij genoemd bestuurdersruimte-relaterend element en genoemd passagiersruimte-relaterend element elk een uitstulping omvatten die zich uitstrekt over genoemde verbinding volgens een richting in hoofdzaak parallel aan genoemde lengterichting, met het kenmerk dat genoemd bestuurdersruimte-relaterend element en genoemd passagiersruimte-relaterend element elkaar onder geen enkele kantelhoek raken. 28. Een flexibel raam voor een passagierstransportmiddel, genoemd passagierstransportmiddel omvattende een bestuurdersruimte, een passagiersruimte en een ruimte-verbindende inrichting, waarbij genoemde ruimte-verbindende inrichting aangepast is voor het verbinden van een eerste opening van genoemde bestuurdersruimte met een tweede opening van genoemde passagiersruimte, waarbij genoemde bestuurdersruimte en genoemde passagiersruimte bevestigd zijn op eenzelfde chassis van genoemd passagierstransportmiddel, waarbij genoemde bestuurdersruimte kantelbaar is opgesteld en van het type frontstuur is, waarbij genoemde ruimte-verbindende inrichting genoemd flexibel raam omvat, waarbij genoemd flexibel raam aangepast is om bevestigd te worden in de nabijheid van genoemde eerste opening, waarbij genoemd flexibel raam genoemde eerste opening en genoemde tweede opening rondom afsluit. 29. Een flexibel raam voor een passagierstransportmiddel overeenkomstig voorgaand punt 28, waarbij genoemd flexibel raam vervaardigd is uit rubber. 30. Een flexibel raam voor een passagierstransportmiddel overeenkomstig een van voorgaande punten 28-29, waarbij genoemd flexibel raam beschikt over een profiel-relaterende instulping en/of een profiel-relaterende uitstulping aangepast voor bevestiging op een raamprofiel. 31. Een raamprofiel voor een flexibel raam overeenkomstig een van voorgaande conclusies 28-30, waarbij genoemd raamprofiel beschikt over een flexibel-relaterende instulping en/of een flexibel-relaterende uitstulping aangepast voor bevestiging van genoemd flexibel raam op genoemd raamprofiel. 32. Een raamprofiel overeenkomstig voorgaande conclusie 31, waarbij genoemd raamprofiel vervaardigd is uit metaal. 33. Een werkwijze voor de vervaardiging van een flexibel raam overeenkomstig conclusie 28, 29 of 30, omvattende volgende stappen, - het vervaardigen van een basisstructuur met als doorsnede een doorsnede van een been van genoemd flexibel raam; - het herhaaldelijk doorsnijden van genoemde basisstructuur volgens een schuine snede voor het vervaardigen van een raamonderdeel, bij voorkeur volgens een hoek van 45 graden ten opzichte van de lengterichting van genoemde basisstructuur; - het aan elkaar hechten van genoemde raamonderdelen, bij voorkeur door verlijming. 34. Een werkwijze voor de vervaardiging van een raamprofiel overeenkomstig conclusie 31, omvattende volgende stappen, - het vervaardigen van een profielbasisstructuur met als doorsnede een doorsnede van een been van genoemd raamprofiel; - het herhaaldelijk doorsnijden van genoemde profielbasisstructuur volgens een schuine snede voor het vervaardigen van een profielonderdeel, bij voorkeur volgens een hoek van 45 graden ten opzichte van de lengterichting van genoemde basisstructuur; - het aan elkaar hechten van genoemde profielonderdelen. 35. Een passagierstransportmiddel, genoemd passagierstransportmiddel omvattende een bestuurdersruimte, een passagiersruimte en een ruimte-verbindende inrichting, waarbij genoemde ruimte-verbindende inrichting aangepast is voor het verbinden van een eerste opening van genoemde bestuurdersruimte met een tweede opening van genoemde passagiersruimte, waarbij genoemde bestuurdersruimte en genoemde passagiersruimte bevestigd zijn op eenzelfde chassis van genoemd passagierstransportmiddel, waarbij genoemde bestuurdersruimte kantelbaar is opgesteld en van het type frontstuur is, waarbij genoemde ruimte-verbindende inrichting een flexibel raam omvat, waarbij genoemd flexibel raam aangepast is om bevestigd te worden in de nabijheid van genoemde eerste opening, waarbij genoemd flexibel raam genoemde eerste opening en genoemde tweede opening rondom afsluit.
De bovenstaande punten 1 tot 35 houden verband met diverse vloer-gerelateerde aspecten van de uitvinding, met in het bijzonder de vloer volgens punt 1, de voorkeursuitvoering volgens punt 2, het inkassingsprofiel volgens punt 8 en het passagierstransportmiddel volgens punt 9. Voor elk van deze drie vloer-gerelateerde aspecten lost de uitvinding het probleem van een efficiënte bevestiging van meubilair in de vloer van een passagierstransportmiddel op. Doordat het profiel twee inkassingen omvat in plaats van één, kan de bevestiging van stoelen veel efficiënter verlopen. Bovendien draagt een dergelijke opbouw bij tot de stevigheid van het inkassingsprofiel. Deze stevigheid wordt bij uitstek verzekerd in een uitvoeringsvorm met een verbindingsplaat overeenkomstig punt 2.
De bovenstaande punten 1 tot 35 houden verder verband met diverse afwaterings-gerelateerde aspecten van de uitvinding, met in het bijzonder het afwateringssysteem volgens punt 11 en het passagierstransportmiddel volgens punt 16. Volgens elk van beide afwaterings-gerelateerde aspecten lost de uitvinding het probleem op van een gebrek aan doeltreffende afwatering voor een passagierstransportmiddel. Door een aangepaste inrichting op het dak van genoemd passagierstransportmiddel raakt water niet voorbij bepaalde grenzen. In het geval van een passagierstransportmiddel met één enkel dak voorkomt de uitvinding dat dakwater tot op de voorste porties van het transportmiddel raakt. Dit voorkomt overtollig water op de voorruit, wat de zichtbaarheid voor de bestuurder verbetert. In het geval van een passagierstransportmiddel met een eerste dak voor een bestuurdersruimte en een tweede dak voor een passagiersruimte, voorkomt de genoemde uitvinding dat overtollig water tot aan de voorste portie van het betreffende dak raakt. Dit kan niet alleen overtollig water op de voorruit voorkomen, maar ook nuttig zijn bij het beschermen van een ruimte-verbindende inrichting tussen genoemde bestuurdersruimte en genoemde passagiersruimte tegen overtollig water.
Ook houden bovenstaande punten 1 tot 35 verband met diverse adapter-raam-gerelateerde aspecten van de uitvinding, met in het bijzonder de ruimte-verbindende inrichting volgens punt 18 en het passagierstransportmiddel volgens punt 26. Volgens beide adapter-raam-gerelateerde aspecten van de uitvinding wordt het probleem opgelost dat zich stelt wanneer men een kantelbare bestuurdersruimte van het type frontstuur wenst te koppelen aan een aparte passagiersruimte. Het bijzondere aan de huidige uitvinding is dat zij een meer eenvoudige en meer betrouwbare manier biedt om dit te doen dan de huidige bekende aanpakken. Een belangrijk voordeel van een dergelijke wigvormige uitwerking van het adapter-raam is de voordelige mechanische eigenschappen, inclusief betere aanhechting, in het bijzonder wanneer de cabine neerwaarts of opwaarts gekanteld wordt. Een verder voordeel van een dergelijke wigvormige uitwerking is dat eventuele stoten, schokken en vibraties kunnen opgevangen worden, en dit met behulp van een stootabsorptie-element. Dicht verwant hieraan zijn diverse labyrint-gerelateerde aspecten van de uitvinding, met in het bijzonder de ruimte-verbindende inrichting volgens punt 21 en het passagierstransportmiddel volgens punt 27. Volgens beide labyrint-gerelateerde aspecten van de uitvinding wordt het probleem opgelost dat zich stelt wanneer men de verbinding tussen een kantelbare bestuurdersruimte van het type frontstuur en een aparte passagiersruimte wenste te beschermen tegen invloeden van buitenaf zoals regen of stof. Het bijzondere aan de huidige uitvinding is dat zij een unieke manier biedt om dit te doen die eenvoudiger en eleganter is dan de huidige bekende aanpakken.
Ten slotte houden bovenstaande punten 1 tot 35 ook verband met diverse flexibel-raam-gerelateerde aspecten van de uitvinding, met in het bijzonder het flexibel raam volgens punt 28 en het passagierstransportmiddel volgens punt 35. Volgens beide flexibel-raam-gerelateerde aspecten van de huidige uitvinding wordt het probleem opgelost dat zich stelt wanneer men een kantelbare bestuurdersruimte van het type frontstuur wenst te koppelen aan een aparte passagiersruimte. Hierbij staat de huidige uitvinding toe om dit op een meer eenvoudige en meer betrouwbare manier te doen dan volgens de huidige bekende concepten. Een belangrijk voordeel van genoemd flexibel raam is dat dit een zeer goede afsluiting biedt rondom de genoemde openingen. Een tweede voordeel is dat het in zekere mate stoten kan opvangen, zeker indien gecombineerd met een stootabsorptie-element. Een derde voordeel is de relatieve eenvoud en gekoppelde duurzaamheid, in het bijzonder wanneer genoemd flexibel raam is afgeschermd van regen en stof en andere omstandigheden van buitenaf door middel van een verdere bescherming die het genoemde flexibel raam omhult.
In wat volgt, wordt de uitvinding beschreven a.d.h.v. niet-limiterende voorbeelden die de uitvinding illustreren, en die niet bedoeld zijn of geïnterpreteerd mogen worden om de omvang van de uitvinding te limiteren.
VOORBEELDEN VOORBEELD 1: Een uitvoeringsvorm van een passaqierstransportmiddel
Fig. 1 en Fig. 2 illustreren een eerste voorbeeld en tonen een passagierstransportmiddel, in het bijzonder een bus 1. Een tweevoud van chassis-monteerbare elementen 8 bestaande uit een passagiersruimte 4 en een bestuurdersruimte 2 is gemonteerd op een chassis frame van een chassis 6 door absorptie-elementen. De passagiersruimte 4 en de bestuurdersruimte 2 zijn onderling verbonden via een afdichtingsinrichting 3. De passagiersruimte 4 is in een zijwand 16 voorzien van een eerste deur 41 en een tweede deur 42 en een raamgeheel 43 met een of meerdere ramen 44, en is binnenin voorzien van twee rijen van stoelen 45, waarbij elke rij gemonteerd is op een van twee inkassingsprofielen 46 voorzien van inkassingen voor het ontvangen van stoelen ter hoogte van een meubilair-verankeringspunt 99 en aangebracht volgens de lengterichting van de bus 1. De bestuurdersruimte 2 is gemonteerd in een frontaal gericht eindgebied 9 met een van een draaipunt voorziene inrichting op het chassis frame om kantelbaar te zijn omheen een pivot-as 207 evenwijdig aan het steunoppervlak 10 en loodrecht op de lengterichting van de bus 1. Dit ontwerp van het type "frontstuur" wordt gebruikt op vrachtwagens 1 waarin een aandrijfmotor 13 en de hulpinrichtingen zijn aangebracht in het chassis frame, dat wil zeggen onder een vloer van de bestuurdersruimte 2, om de toegang voor onderhouds- en reparatiewerken aan de aandrijfmotor en de ondersteunende eenheden mogelijk te maken.
De genoemde bus 1 omvat een ruimte-verbindende inrichting 3 weergegeven op Fig. 1. Deze ruimte-verbindende inrichting 3 wordt in meer detail weergegeven op Fig. 2. De bestuurdersruimte 2 is verbonden met de passagiersruimte 4 door de genoemde ruimte-verbindende inrichting 3 die een doorgang 31 omvat en een afstand 32 definieert tussen een achterwand 33 van de bestuurdersruimte 2 en een daartegenover staande evenwijdige voorwand 34 van de passagiersruimte 4. Hierbij omvat genoemde achterwand 33 van de bestuurdersruimte 2 een opening, i.e. een eerste opening, en omvat genoemde voorwand 34 van de passagiersruimte ook een opening, i.e. een tweede opening. De genoemde ruimte-verbindende inrichting 3 omvat een labyrint 36 en een wigvormig adapter-raam 37. Hierbij strekken elk van beide buitenste zijwanden van de bestuurdersruimte 2, één aan elke zijde, zich uit naar achteren tot voorbij het wigvormig adapter-raam 37, waardoor de achterrand 201 van elk van genoemde buitenste zijwanden zich dichter bij de achterzijde van het voertuig bevindt dan zowel de achterwand 33 van de bestuurdersruimte 2 als de voorwand 34 van de passagiersruimte 4. Analoog strekt de buitenste bovenwand van de bestuurdersruimte 2 zich bij voorkeur naar achteren uit tot voorbij het wigvormig adapter-raam 37. Dit is voordelig omdat het wigvormig adapter-raam 37, het labyrint 36 en overige relevante delen van de ruimte-verbindende inrichting 3 op die manier omhuld zijn door deze zijwanden en/of bovenwand, wat bescherming biedt tegen invloeden van buitenaf zoals zonlicht of neerslag.
Het genoemd adapter-raam 37 omsluit de genoemde openingen van binnenuit en verschaft een in omtrek afgesloten doorgang 31 tussen de bestuurdersruimte 2 en de passagiersruimte 4 in de vorm van een groot open raam, i.e. een raamopening zonder vensterglas. In een alternatieve uitvoeringsvorm is in de raamopening toch een materiaal aangebracht, bij voorkeur een transparant of semi-transparant materiaal zoals plexiglas.
Het genoemd adapter-raam 37 is wigvormig uitgevoerd. Een voorkeursuitvoering van genoemd adapter-raam 37 is meer in detail beschreven in Voorbeeld 2 hieronder.
Het genoemde labyrint is de buitenkant van genoemde ruimte-verbindende inrichting 3, en zorgt voor het regen- en stofvrij houden van het wigvormig adapter-raam 37 door een afscherming rondom rond, waarbij de afscherming evenwel voldoende luchtdoorlatend is, om genoemd adapter-raam 37 te allen tijde in geventileerde omstandigheden te houden, en zo vochtproblemen zoals condens te voorkomen. Hiertoe heeft het genoemde labyrint 36 in een voorkeursuitvoering een dak-relaterende portie en twee zijwand-relaterende porties, i.e. een dak-relaterende portie in de nabijheid van het dak van de bus 1 en een zijwand-relaterende portie per zijwand van de bus 1. Het genoemde labyrint 36 is evenwel slechts gedeeltelijk afgebeeld op Fig. 2, daar enkel de dak-relaterende portie is afgebeeld. Genoemde dak-relaterende portie van het genoemde labyrint 36 omvat een eerste labyrint-element 62 en een tweede labyrint-element 63. Op het dak-bovenvlak 21 van de bestuurdersruimte 2 is genoemd eerste labyrint-element 62 aangehecht nabij de dakrand 22 gericht naar de achterzijde van het voertuig, waarbij genoemd labyrint-element 62 aangehecht is op genoemde dakrand 22 en/of de rand van genoemde achterwand 33 en dit in een richting in hoofdzaak parallel aan genoemde dakrand 22. Het genoemde eerste labyrint-element 62 heeft een vingervormige doorsnede volgens genoemde lengterichting waarbij het vingervormige element zich uitstrekt in de richting van de achterzijde van het voertuig. Op het dak-bovenvlak 53 van de passagiersruimte 4 is genoemd tweede labyrint-element 63 aangehecht nabij de dakrand 57 en dit gericht naar de voorzijde van genoemde bus 1, waarbij genoemd labyrint-element 63 aangehecht is op genoemde dakrand 57 en/of de rand van genoemde voorwand 34 en dit in een richting in hoofdzaak parallel aan genoemde dakrand 57. Ook het genoemde tweede labyrint-element 63 heeft een vingervormige doorsnede volgens genoemde lengterichting, waarbij het vingervormige element zich nu evenwel uitstrekt in de richting van de voorzijde van genoemde bus 1. Beide labyrint-elementen zijn zo ontworpen dat ze elkaar nooit raken, ongeacht de precieze kantelhoek waarover de bestuurdersruimte gekanteld is. In een voorkeursuitvoering zoals afgebeeld op Fig. 2 bevindt het uiteinde van genoemd tweede labyrint-element 63 zich op lagere hoogte ten opzichte van de bus 1 dan het uiteinde van genoemd eerste labyrint-element, zodat het eerste labyrint-element 62 het tweede labyrint-element 63 in de ruimte omsluit wanneer de cabine niet gekanteld is.
Het dak-bovenvlak 53 van de passagiersruimte 4 vertoont een helling, kromming of radius waarbij de hoogste portie van het dak gelegen is in de zone gedefinieerd door het midden van het dak volgens de lengterichting, en de laagste portie van het dak gelegen is in de zone gedefinieerd door de dakranden 58 en 59, en waarbij de helling tussen de hoogste en de laagste portie met een geleidelijke glooiing verloopt.
Genoemd dak-bovenvlak 53 is verder voorzien van een opstaande waterkering 51 aangehecht op genoemd dak 53 nabij de dakrand 57 gericht naar de voorzijde van het voertuig, waarbij genoemde waterkering 51 aangehecht is op genoemde dakrand 57 en dit volgens een richting in hoofdzaak parallel aan deze dakrand 57, i.e. de breedterichting van genoemde bus 1. Hierbij strekt de genoemde waterkering zich uit over de volledige breedte van de bus 1, i.e. de waterkering reikt van een dakrand 59 tot een dakrand 58. De waterkering 51 heeft een in hoofdzaak U-vormige dwarsdoorsnede volgens genoemde lengterichting waarbij de uiteinden van beide uitlopers van de genoemde dwarsdoorsnede naar de achterzijde van het voertuig gericht zijn.
Daarnaast is het dak voorzien van een eerste en tweede watercollector 54 nabij de dakrand 57 gericht naar de voorzijde van het voertuig, met de eerste watercollector 54 nabij de dakrand 58 en de tweede watercollector 54 nabij de dakrand 59. In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm heeft de watercollector 54 in bovenaanzicht een in hoofdzaak driehoekige vorm overeenstemmend met een inlaat van de watercollector 54, waarbij twee zijden van de driehoek in hoofdzaak parallel lopen met ofwel de dakrand 57 en de dakrand 59, respectievelijk, in het geval van de eerste watercollector, ofwel de dakrand 57 en de dakrand 58, respectievelijk, in het geval van de tweede collector. Hierbij is een hoek van de driehoek gesitueerd in de nabijheid van een van beide hoek van het dak nabij de voorwand 34 van de passagiersruimte 4. De watercollector omvat een rooster 56 om bladeren en ander vast materiaal van buitenaf tegen te houden, alsook optioneel een afdekkap 55 schuin gemonteerd ten opzichte van het rooster waardoor een spieetvormige opening tussen het rooster 56 en de afdekkap 55 bestaat die regenwater tot in het rooster 56 geleidt. Onder het rooster 56 bevindt zich verdere porties van de watercollector 54 afgebeeld op Fig. 9, omvattende een wigvormige uitgroei 60, in de uitvoeringsvorm van Fig. 9 een trechter, die geleidelijk overgaat in een kanaal 61, in de uitvoeringsvorm van Fig. 9 een afwateringsbuis. De watercollector 54 geleidt het water dat door rooster 56 neerkomt tot een lager gelegen waterafvoer (niet afgebeeld), waarbij genoemde waterafvoer een uitsparing in het buitenoppervlak van de passagiersruimte 4 definieert die toestaat om het water naar buiten te leiden. Volgens een alternatieve uitvoeringsvorm omvat de waterafvoer een aftakking die toestaat om water op te vangen in een regenwaterreservoir (niet afgebeeld) aanwezig in de bus 1. Volgens een zijaanzicht zoals weergegeven in Fig. 9 omvat genoemde watercollector 54 een wigvormige uitgroei naar boven toe, overeenstemmend met de genoemde trechter, die met een geleidelijk afnemende kromming overgaat in een kokervormige structuur naar beneden toe, overeenstemmend met de genoemde afwateringsbuis. De genoemde trechter omvat een trechterrand die rondom volgens een waterdichte verbinding aangehecht is op de rand van de genoemde inlaat van genoemde watercollector 54, waarbij genoemde rand van de inlaat zich in de onmiddellijke nabijheid van de rand van het rooster 56 bevindt. De genoemde afwateringsbuis omvat een afwateringsbuis-rand die rondom volgens een waterdichte verbinding aangehecht is op de rand van genoemde inlaat. Voor passagiers aanwezig in de passagiersruimte 4 zijn beide watercollectoren 54 niet zichtbaar aangezien deze aangepast zijn om bekleed en/of ingewerkt te worden in het binnenwerk van de bus 1.
Andere details van de bus 1 zoals het meubilair in de passagiersruimte en de bestuurdersruimte alsook het stuurwiel, alle knoppen, pedalen en hendels aanwezig in de bestuurdersruimte om de bus 1 te kunnen besturen vergen geen afzonderlijke bespreking omdat deze zijn aangepast om te voldoen aan het beoogde doel van de bus 1 en algemeen bekend zijn aan de vakman en/of deskundige in de techniek. VOORBEELD 2: Een uitvoeringsvorm van een adapter-raam omvattende een flexibel raam
Fig. 3 tot en met 8, 13 en 14 tonen een tweede voorbeeld en illustreren een voorbeelduitvoeringsvorm van een wigvormig adapter-raam 37 volgens de onderhavige uitvinding, als onderdeel van genoemde ruimte-verbindende inrichting 3. Hierbij tonen Fig. 3-7 en Figuur 13 een voorbeeld van een voorkeurdragende uitvoeringsvorm met een flexibel raam 76 zoals afgebeeld in Fig. 13, welke onder meer een vloeistofgeleidende vinger 202 en twee binnen-vingers 204, 205 omvat. Dit is te onderscheiden van een alternatieve uitvoering van het flexibel raam 76 waarvan een voorbeeld is afgebeeld op Fig. 5, welke onder meer verschilt van de uitvoering afgebeeld in Fig. 13 doordat deze geen vloeistofgeleidende vinger 202 en geen binnen-vingers 204, 205 omvat. Fig. 7 en 14 zijn generiek toepasbaar voor zowel de voorkeuruitvoering volgens Fig. 5 als de alternatieve uitvoering volgens Fig. 13.
Genoemd adapter-raam 37 is wigvormig uitgevoerd, en kan bijvoorbeeld toegepast worden in een uitvoeringsvorm zoals beschreven in het eerste voorbeeld. Genoemd adapter-raam omvat een buitenkader 79 dat aangepast is om bevestigd te worden op de binnenrand van de achterwand 33 van de bestuurdersruimte 2. Genoemd adapter-raam omvat een flexibel raam 76 die bevestigd is als een kader rondom genoemde doorgang 31 met behulp van een raamprofiel 80. Hierbij is genoemd raamprofiel 80 aangepast om genoemd flexibel raam 76 te ontvangen, en andersom. Genoemd flexibel raam 76 is bij voorkeur vervaardigd uit rubber, met meer voorkeur uit EPDM. Genoemd raamprofiel 80 is bij voorkeur vervaardigd uit metaal, met meer voorkeur uit aluminium.
Qua vorm heeft een verticale doorsnede volgens de lengterichting van genoemd adapter-raam 37 de vorm van een wig, zoals in detail weergegeven in Fig. 7. Hierbij toont Fig. 7 een verticale doorsnede van genoemde ruimte-verbindende inrichting 3 volgens de lengterichting van de bus halfweg de breedte van de bus. Genoemd wig omvat een eerste uiteinde 71 en een tweede uiteinde 72, alsook een eerste opstaande zijde 73 en een tweede opstaande zijde 74. Hierbij is genoemd eerste uiteinde 71 smaller dan genoemd tweede uiteinde 72 en bevindt genoemd eerste uiteinde 71 zich aan de onderzijde in de nabijheid van het chassis 6. Hierbij is genoemd tweede uiteinde 72 breder dan genoemd eerste uiteinde en bevindt genoemd tweede uiteinde 72 zich aan de bovenzijde in de nabijheid van het dak. Verder is genoemde eerste opstaande zijde 73 in hoofdzaak verticaal georiënteerd, i.e. volgens een verticale die loodrecht staat op het vlak gedefinieerd door het chassis 6, en is de genoemde tweede opstaande zijde 74 hellend georiënteerd, waarbij genoemde tweede opstaande zijde 74 een hoek α (alfa) maakt met genoemde verticale. In een voorkeursuitvoering heeft deze hoek α een waarde tussen 1 graad en 35 graden, met meer voorkeur tussen 2 graden en 20 graden, met nog meer voorkeur tussen 3 en 5 graden. Een belangrijk voordeel van een dergelijke wigvormige uitwerking van het adapter-raam 37 is de voordelige mechanische eigenschappen, inclusief betere aanhechting, in het bijzonder wanneer de cabine neerwaarts of opwaarts gekanteld wordt. Hierbij geschiedt de aanhechting met de voorwand 34 van een passagiersruimte 4 via een flexibel-relaterende uitstulping 75, waarbij genoemde flexibel-relaterende uitstulping aangepast is om een flexibele verbinding te maken met een portie van genoemd flexibel raam 76, bij voorkeur met de volledige omtrek van genoemd flexibel raam 76.
Fig. 7 toont een aanzicht dat de voordelen van het wigvormige karakter van het adapter-raam 37 goed illustreert. De voordelige mechanische eigenschappen bestaan in een betere aangepastheid aan de positie van de pivot-as 207, welke zich niet onder maar lateraal bevindt ten opzichte van de ruimte-verbindende inrichting 3. Door deze laterale positie is het aangewezen om rekening te houden met de draaicirkel van de bestuurdersruimte 2, en het adapter-raam 37 niet dwars op de lengterichting maar volgens een scherpe hoek α te zetten, waardoor het adapter-raam 37 wigvormig is. Dit laat toe dat de krachten uitgeoefend bij het dichtkantelen meer gelijkmatig worden overgebracht op porties van de passagiersruimte, wat in Fig. 7 geïllustreerd is met diverse pijlen. Ook wanneer het passagierstransportmiddel zich in niet-gekantelde toestand bevindt is het wigvormige karakter voordelig, aangezien de vering van de bestuurdersruimte ook zorgt voor vibraties in een richting tangentieel op de draaicirkel. Door het wigvormige karakter kunnen ook deze vibraties beter doorgegeven worden naar porties van de passagiersruimte, met tevens betere aansluiting van het adapter-raam 37 ter hoogte van porties die permanent verbonden zijn met de passagiersruimte 4, zoals de flexibel-relaterende uitstulping 75.
Een verder voordeel van een dergelijke wigvormige uitwerking is dat eventuele stoten, schokken en vibraties kunnen opgevangen worden, en dit met behulp van een stootabsorptie-element 77. Deze stootabsorptie-elementen zijn weergegeven op Fig. 3, en meer in detail op Fig. 4 zoals gemonteerd op het adapter-raam 37, waarbij het adapter-raam 37 evenwel niet gemonteerd is in genoemde bus 1.
Complementair hieraan toont Fig. 8 deze stootabsorptie-elementen zoals gemonteerd als onderdeel van genoemde ruimte-verbindende inrichting 3. Hierbij is Fig. 8 een verticale doorsnede volgens de lengterichting van de bus 1 in de nabijheid van een zijwand van een bus, waarbij het niet uitmaakt of het de linker- of rechterzijwand betreft, aangezien dit dezelfde doorsnede oplevert. In een voorkeursuitvoering omvat genoemd adapter-raam 37 meerdere stootabsorptie-elementen 77, met meer voorkeur vier stootabsorptie-elementen 77, waarbij het genoemde stootabsorptie-element aangepast is om bevestigd te worden op een stoot-profiel 78. In een voorkeursuitvoering zoals afgebeeld op Fig. 3 omvat genoemd stoot-profiel 78 twee uitstulpingen welke aangepast zijn om stootabsorptie-elementen 77 op te bevestigen, met per stoot-absorptie-element 77 één uitstulping. De wigvormige uitwerking van genoemd adapter-raam 37 is hierbij voordelig omdat zij, gegeven het type van ophanging van genoemde bestuurdersruimte 2 aangepast voor kantelbare cabine, zorgt dat eventuele stoten afkomstig van de bestuurdersruimte 2 zo veel mogelijk worden doorgegeven in een richting loodrecht op het vlak van een geheld stoot-ontvangend element 81 behorende tot de passagiersruimte 4, waarbij genoemde stoten worden doorgegeven via genoemde stootabsorptie-elementen 77. Genoemde richting loodrecht op het vlak heeft als voordeel dat een optimale krachtenverdeling kan geboden worden bij het opvangen van genoemde schokken. Zoals in detail weergegeven in Fig. 8 omvat genoemde flexibel-relaterende uitstulping 75 een stootwapening 101 en een passagiersruimte-relaterend verstevigings-element 102. Hierbij heeft de stootwapening 101 een aangepaste plaatsing ter hoogte van het stoot-ontvangend element 81 en een aangepaste U-vorm met de open zijde van de U-vorm gericht naar de passagiersruimte, teneinde maximale weerstand te bieden aan stoten overgebracht via genoemde stoot-absorptie-elementen 77. Genoemd passagiersruimte-relaterend verstevigings-element 102 zit hierbij bevestigd tussen genoemde stootwapening en genoemd stoot-ontvangend element 81, en zorgt zo voor extra stevigheid.
Genoemd flexibel raam 76, afgebeeld op Fig. 6 in niet-bevestigde toestand, is zoals hierboven toegelicht aangepast om bevestigd te worden op genoemd adapter-raam 37 via genoemd raamprofiel 80, aan een eerste zijde van genoemd flexibel raam 76, uitkijkend in de richting van de bestuurdersruimte 2. Aan een tweede zijde van genoemd flexibel raam, uitkijkend in de richting van genoemde passagiersruimte 4, omvat genoemd flexibel raam 76 een geheel aan uitstulpingen. Fig. 5 toont genoemd flexibel raam 76 in een verticale doorsnede volgens een lengterichting van genoemde bus 1 halverwege de breedte van genoemde bus 1. Meer bepaald toont Fig. 5 een onderste portie van genoemd flexibel raam 76, in de nabijheid van het chassis 6 van genoemde bus 1. In een dergelijke doorsnede omvat genoemd raam een vinger, in een voorkeursuitvoering een meervoud aan vingers, in een verdere voorkeursuitvoering twee vinger-groepen. Hierbij omvat de eerste vinger-groep een eerste flexibele vinger 82, en omvat de tweede vinger-groep een tweede flexibele vinger 83, een derde flexibele vinger 84 en een vierde flexibele vinger 85. Hierbij zorgt genoemde eerste vinger-groep voor het stof- en watervrij houden van de flexibele verbinding gerealiseerd door genoemd flexibel raam 76. Aanvullend zorgt de eerste vinger-groep voor een krachtenbalans ten opzichte van krachten uitgeoefend door de tweede vinger-groep. Complementair aan de eerste vinger-groep zorgt genoemde tweede vinger-groep voor het flexibel verankeren van genoemd flexibel raam 76, en bij uitbreiding voor het flexibel verankeren van genoemd adapter-raam 37 verbonden met genoemd flexibel raam 76, ten opzichte van genoemde flexibel-relaterende uitstulping 75. Aanvullend zorgt de tweede vinger-groep voor een krachtenbalans ten opzichte van krachten uitgeoefend door de eerste vinger-groep.
Zoals aangeduid op Fig. 5 omvat genoemd flexibel raam 76 verder een profiel-relaterende instulping 86 alsook een profiel-relaterende uitstulping 87, die zich met dezelfde doorsnede als hierboven beschreven uitstrekken volgens de breedterichting van de bus 1.
In een voorkeursuitvoering zoals weergegeven in Fig. 13, omvat genoemd flexibel raam 76 verder een vloeistofgeleidende flexibele vinger 202 en een bestuurdersruimte-relaterende flexibele vinger 203. Ook omvat genoemd flexibel raam 76 in een dergelijke uitvoering een eerste 204 en een tweede 205 flexibele binnenvinger welke onderling verbonden zijn door een omklemmende verbinding 206. Hierbij omvat de eerste flexibele binnen-vinger 202 aan zijn uiteinde een langwerpige uitstulping die zich uitstrekt over de lengte van een been van het flexibel raam 76. De tweede flexibele binnen-vinger 205 omvat aan zijn uiteinde een langwerpige instulping of geul welke zich uitstrekt over de lengte van een been van het flexibel raam 76. Genoemde instulping en uitstulping zijn hierbij in vorm aangepast om een omklemmende verbinding 206 aan te gaan, die uit zichzelf als aanhechtend kan zijn, maar bij voorkeur verder verzekerd wordt met verlijming. Dergelijke binnen-vingers 204, 205 zijn voordelig omdat zij verstevigend werken, waarbij zij het flexibel raam 76 dermate verstevigen dat het zelfdragend wordt, en niet doorhangt onder zijn eigen gewicht en/of externe krachten. Bovendien zijn de binnen-vingers 204, 205 voordelig gemaakt uit dezelfde massa flexibel materiaal bij productie, wat solide samenhang verzekert. Hierbij is voor eenvoudige productie enkel met dwarsdoorsnedes met open eindes gewerkt (in tegenstelling tot dwarsdoorsnedes met kringen), en zijn deze uiteinden voordelig samengebracht binnenin het flexibel raam 76, ter hoogte van de verbinding 206. Door de verbinding 206 binnenin te situeren, is deze verbinding, bij voorkeur een verlijmde verbinding, optimaal beschermd tegen externe invloeden zoals vloeistoffen (bv. regen), wind, zon, koude en warme gassen zoals rookgassen. Het voordeel van de vloeistofgeleidende flexibele vinger 202 kan best begrepen worden aan de hand van Fig. 7. Deze vloeistofgeleidende vinger 202 zorgt immers voor geleiding van regenwater dat ondanks de dubbele barrière geboden door het labyrint toch tot bij bovenste porties 72 van het flexibel raam 76 raakt. Een belangrijk deel van het water dat zo het flexibel raam 76 bereikt wordt zo in de dwarsrichting weggeleid, waarbij de vloeistofgeleidende vinger 202 een opstaande wand van een "goot" vormt. Een tweede voordeel van de vloeistofgeleidende vinger 202 is dat deze het contact met de uitkraging 208 kan faciliteren, wat een ondersteunend effect biedt aan het flexibel raam 76, met minder kans op doorhangen tot gevolg.
Het genoemd flexibel raam omvat een veelheid van kartelingen 217 die een betere grip verzekeren bij het contact met het oppervlak van de voorwand van de passagiersruimte 4, en voor een verdere verbetering van de vloeistofbarrière instaan.
Genoemde profiel-relaterende instulping 86 vervult hierbij een dubbele functie. Een eerste functie betreft de aanhechting van een binnenste portie van genoemd flexibel raam 76 met genoemd raamprofiel 80, ter hoogte van een flexibel-relaterende instulping 95. Hierbij betreft de binnenste portie van genoemd flexibel raam 76 de portie die uitkijkt op de andere binnenste porties van genoemd flexibel raam 76. Volgens een voorkeursuitvoering zoals weergegeven in Fig. 5 omvat genoemde profiel-relaterende instulping 86 drie uitstulpende kammen 88 aan het buitenoppervlak voor een verbeterde aanhechting, waarbij genoemde kammen 88 zich met dezelfde uitstulpende doorsnede uitstrekken volgens de breedterichting van de bus 1. Een tweede functie betreft de opspanning van genoemd flexibel raam 76 met behulp van een dichtingsprofiel 89, in een voorkeursuitvoering vervaardigd uit kunststof, met meer voorkeur vervaardigd uit rubber. Genoemd dichtingsprofiel is bestemd om genoemd flexibel raam 76 te verankeren ten opzichte van genoemd raamprofiel 80. Genoemd dichtingsprofiel 89 omvat vier grip-uitstulpingen 90 welke zich met dezelfde doorsnede uitstrekken volgens de breedterichting van de bus 1. Deze vier grip-uitstulpingen 90 zijn aangepast om ontvangen te worden door vier grip-instulpingen 91 aanwezig op het binnenoppervlak van genoemde profiel-relaterende instulping 86, en verzekeren een goede grip bij het genoemde verankeren.
De functie van genoemde profiel-relaterende uitstulping 87 betreft de aanhechting van een buitenste portie van genoemd flexibel raam 76 met genoemd raamprofiel 80. Hierbij betreft de buitenste portie van genoemd flexibel raam 76 die portie die wegkijkt van andere porties van genoemd flexibel raam 76. Volgens een voorkeursuitvoering zoals weergegeven in Fig. 5 omvat genoemde profiel-relaterende uitstulping 87 een T-vormige uitstulping 92 welke zich volgens dezelfde doorsnede als hierboven beschreven uitstrekt in de breedterichting van genoemde bus 1. Genoemde T-vormige uitstulping 92 is aangepast om een verankering te realiseren met een flexibel-relaterende inkassing 94, tevens T-vormig, waarbij genoemd raamprofiel 80 genoemde flexibel-relaterende inkassing 94 omvat, en waarbij genoemde flexibel-relaterende inkassing 94 zich met dezelfde doorsnede als hierboven beschreven uitstrekt in de breedterichting van genoemde bus 1. Genoemde profiel-relaterende uitstulping 87 omvat verdere een uitstulpende kam 93 welke toestaat om een nog betere verankering te realiseren, waarbij genoemde kam 93 zich met dezelfde uitstulpende doorsnede uitstrekt volgens de breedterichting van de bus 1. Voor de volledigheid is verder aan te merken dat genoemde profiel-relaterende uitstulping 87 niet verbonden is met genoemde profiel-relaterende instulping 86, waarbij beide van elkaar gescheiden zijn door een tussenliggende portie van genoemd raamprofiel 80.
Samen realiseren genoemde profiel-relaterende instulping 86 en genoemde profiel-relaterende uitstulping 87 de verankering van genoemd flexibel raam 76. Aangezien genoemde binnenste portie en genoemde buitenste portie van genoemd flexibel raam met elkaar doorverbonden zijn ter hoogte van genoemde vingers, impliceert de verankering van een portie van genoemd flexibel raam de verandering van andere porties, en ondersteunen de profiel-relaterende instulping 86 en de profiel-relaterende uitstulping 87 mekaar in hun functie.
Verder is nog op te merken dat genoemd flexibel raam 76 in Fig. 5, Fig. 7 en Fig. 9 afgebeeld is in haar samengedrukte toestand, welke toestand gekenmerkt is door samendrukking. Dergelijke toestand wordt bv. aangenomen wanneer de bus 1 bedrijfsklaar is, met niet-gekantelde bestuurdersruimte 2. Fig. 3, Fig. 4 en Fig. 6 stemmen dan weer overeen met een niet-samengedrukte toestand van genoemd flexibel raam 76, welke toestand gekenmerkt is door afwezigheid van samendrukking. Deze laatste toestand wordt bv. aangenomen wanneer de bestuurdersruimte 2 van genoemde bus 1 in gekantelde positie staat, bv. wanneer de bus in reparatie is en de motor bereikbaar moet zijn voor manuele interventie. Het verschil tussen de samengedrukte toestand en de niet-samengedrukte toestand betreft een vervorming van genoemd flexibel raam 76, waarbij de horizontale afmeting volgens een verticale dwarsdoorsnede in een lengterichting van de bus afneemt naarmate de samendrukking toeneemt, en deze horizontale afmeting haar maximum aanneemt bij afwezigheid van samendrukking, wanneer het raam zich in niet-samengedrukte toestand bevindt.
Genoemd flexibel raam 76 is aldus voorzien van diverse kenmerken die een goede aanhechting met genoemd raamwerk 80 verzekeren. Genoemd raamwerk is daartoe aangepast moet zijn om de diverse porties van genoemd raamwerk te ontvangen 80. In het bijzonder omvat genoemd raamwerk 80 daartoe genoemde flexibel-relaterende instulping 95 en genoemde flexibel-relaterende inkassing 94 waarvan de kenmerken hierboven nader zijn toegelicht. Volgens een voorkeuruitvoering weergegeven in Fig. 5 zijn genoemde flexibel-relaterende instulping 95 en genoemde flexibel-relaterende inkassing 94 onderling verbonden en delen zij daarbij porties, wat de technische kenmerken van genoemd raamwerk 80 ten goede komt, e.g. door afgenomen gewicht. Genoemd raamprofiel 80 is bevestigd op een uitstulpende portie 97 van genoemd adapter-raam 37 met een daartoe geschikte techniek, bv. verlijming. Voor een betere bevestiging omvat genoemd raamprofiel 80 één of meerdere nissen 96 welke aangepast zijn om lijmporties te ontvangen en/of om betere grip te verzekeren bij het ontvangen van een voor dat doel aangepaste uitstulping van genoemd adapter-raam 37.
Waar Fig. 5 enkel een dwarsdoorsnede van genoemd flexibel raam 76 weergeeft, betreft het geheel een raamwerk van vier afzonderlijke raambenen. Deze raambenen kunnen vervaardigd worden door te vertrekken van een enkele structuur die zich uitstrekt volgens een doorsnede zoals weergegeven in Fig. 5. Deze enkele structuur dient vervolgens schuin doorgesneden worden volgens sneden die bij voorkeur een hoek maken van 45 graden ten opzichte van de lengterichting van genoemde enkele structuur. De vier aldus bekomen raambenen kunnen vervolgens aan mekaar gehecht worden met een techniek zoals verlijming. In een voorkeursuitvoering heeft het resulterende flexibel raam 76, zoals bv. weergegeven in Fig. 6, hoekpunten 100 in verstek.
Evenzo geldt dat Fig. 5 enkel een dwarsdoorsnede van genoemd raamwerk 80 weergeeft, terwijl het geheel een raamwerk van vier afzonderlijke raamwerkbenen betreft. Deze raamwerkbenen kunnen analoog vervaardigd worden door te vertrekken van een enkele structuur die zich uitstrekt volgens een doorsnede zoals weergegeven in Fig. 5. Deze enkele structuur dient vervolgens schuin doorgesneden worden volgens sneden die bij voorkeur een hoek maken van 45 graden ten opzichte van de lengterichting van genoemde enkele structuur. Volgens een voorkeursuitvoering worden de vier aldus bekomen raamwerkbenen vervolgens aan mekaar gehecht worden met een techniek zoals verlijming en/of verankering met overige porties van genoemd adapter-raam 37, en wordt aldus een raamwerk 80 met hoekpunten in verstek bekomen. Volgens een alternatieve uitvoering worden de vier genoemde raamwerkbenen in eikaars nabijheid gebracht maar worden deze niet aan mekaar gehecht, maar wel overeenkomstig de vorm van genoemd flexibel raam 37 aangebracht op genoemd adapter-raam 37, waarbij een onderlinge afstand tussen de genoemde raamwerkbenen blijft bestaan, en de genoemde raamwerkbenen dus iets korter zijn in lengte dan de overeenkomstige genoemde raambenen.
Fig. 14 toont een uitkraging 208 welke een uitkragings-lat 215 en een uitkraging-steun 209 omvat welke onderling verbonden zijn en bij voorkeur gemaakt zijn uit eenzelfde plaat van metaal, bij voorkeur aluminium of staal. De uitkragings-steun 209 is geschikt om gemonteerd te worden op de voorwand 34 van de passagiersruimte 4, waarbij de uitkragings-lat 215 met een uitkraging-bovenvlak 218 gepositioneerd wordt tot net onder het flexibel raam 76, bij voorkeur op minder dan 10 cm onder het flexibel raam, met meer voorkeur op minder dan 2 cm onder het flexibel raam, met meeste voorkeur zodanig dat het flexibel raam en het uitkragings-bovenvlak 218 scherend contact maken wanneer de bestuurdersruimte 2 in een niet-gekantelde positie staat. Dit is voordelig omdat het een steunende werking heeft ten opzichte van het flexibel raam. Zo helpt de uitkraging 208 te voorkomen dat het flexibel raam 76 uitzakt onder eigen gewicht en/of onder externe krachten. De uitkraging 208 vertoont een U-vormig dwarsprofiel waarbij het open uiteinde naar beneden uitkijkt. De uitkraging 208 vertoont bij voorkeur een mediaal uitkragings-deel 214 welke in hoofdzaak recht is en een uitkragings-uiteinde-deel 213 welke in een hoek staat ten opzichte van het mediaal uitkragings-deel 214 zodat het uiteinde licht naar beneden afhelt. Dit is voordelig omdat schade aan het flexibel raam 76 door een eventuele scherpe hoek van de uitkraging 208 op die manier vermeden wordt. De U-vorm strekt zich uit over het mediaal uitkragings-deel 214 middels de uitkragings-steun 209, een distaai uitkragings-vlak 216 en het uitkragings-bovenvlak 218. Verder strekt de U-vorm zich ook uit over het uitkragings-uiteinde-deel 213 middels het eerste, tweede en derde uitkragings-uiteinde-vlak 210, 211, 212, respectievelijk. Uitsparingen 219 in de uitkragings-steun 209 laten eenvoudige montage met vijzen en/of bouten toe.
De U-vorm is voordelig omdat de uitkraging 208 op die manier een rookkamer definieert, welke toelaat om rookgas te geleiden in de dwarsrichting van het passagierstransportmiddel 1. Het passagierstransportmiddel heeft typisch immers een uitlaat op lage hoogte, gelegen lager dan de ruimte-verbindende inrichting 3.
Aangezien rookgas warmer is dan lucht stijgt het rookgas omhoog, en kan het zich ophopen rondom het flexibel raam 76 en overige delen van de ruimte-verbindende inrichting 3. Indien het flexibel raam 76 niet perfect afsluit kan rookgas de passagiersruimte en bestuurdersruimte bereiken, wat nadelig is om gezondheidsredenen en/of geurhinder. Door de U-vorm kan de uitkraging 208 een zeker volume van rookgassen opvangen in de genoemde rookkamer en afleiden in de dwarsrichting, weg van de ruimte-verbindende inrichting 3. Hierbij staat het volume in een evenredig verband met de hoogte van het distaai uitkragings-vlak, welke bij voorkeur minstens 5 mm hoog is, bij voorkeur minstens 1 cm, met meer voorkeur minstens 2 cm. Daarnaast levert de aanwezigheid van de uitkraging 208 het genoemde voordeel, complementair aan het voordeel van afleiden van rookgas, van het ondersteunen van het flexibel raam 76. VOORBEELD 3: Een uitvoeringsvorm van een combinatie van een afwaterinqssvsteem en een labyrint
Fig. 7, Fig. 8 en Fig. 9 tonen een uitvoeringsvorm van een combinatie van een afwateringssysteem en een labyrint, welke samen instaan voor het afleiden van dakwater van een bus. De bus omvat een bestuurdersruimte die kantelbaar is opgesteld volgens een veranderbare kantelhoek en is van het type frontstuur. Het betreft een zijaanzicht volgens een verticale sectie volgens een lengterichting van genoemde bus 1 halverwege de breedterichting van genoemde bus 1. Specifiek is een inrichting volgens Fig. 9 aangepast om het regenwater dat op het dak-bovenvlak 53 van de passagiersruimte 4 neervalt zo veel mogelijk weg te houden van de afdichtingsinrichting 3, door het te collecteren met een water-afleidend systeem omvattende een afwateringssysteem en een labyrint. Hierbij omvat genoemd afwateringssysteem een collector 54 en een kering 51. Genoemde watercollector omvat een water-collecterende wigvormige uitgroei 60 en een water-geleidend kanaal 61, onderling in omtrek verbonden met een waterdichte verbinding. Hierbij is genoemd kanaal 61 verbonden met een afvoer (niet afgebeeld) die het water hetzij opvangt voor recuperatie hetzij wegleidt uit de genoemde bus. Genoemde kering 51 heeft een vorm en functie gelijkaardig aan de kering uit Voorbeeld 1.
Genoemd labyrint omvat een bestuurdersruimte-relaterend element 62 en een passagiersruimte-relaterend element 63. Genoemd bestuurdersruimte-relaterend element 62 is aangehecht op een eerste zijwandrand (niet afgebeeld) en/of een tweede zijwandrand (niet afgebeeld) en/of een eerste dakrand 64 en/of een achterwandrand 65 van genoemde bestuurdersruimte en dit volgens een richting in hoofdzaak parallel aan genoemde respectieve eerste zijwandrand en/of tweede zijwandrand en/of eerste dakrand 64 en/of achterwandrand 65. Genoemd passagiersruimte-relaterend element 63 is aangehecht op een derde zijwandrand en/of een vierde zijwandrand en/of een tweede dakrand 66 en/of een voorwandrand 67 van genoemde passagiersruimte en dit volgens een richting in hoofdzaak parallel aan genoemde respectieve derde zijwandrand en/of vierde zijwandrand en/of tweede dakrand 66 en/of tweede voorwandrand 67. Hierbij omvatten het genoemde bestuurdersruimte-relaterend element 62 en het genoemde passagiersruimte-relaterend element 63 elk een uitstulping die zich uitstrekt over genoemde verbinding volgens een richting in hoofdzaak parallel aan genoemde lengterichting. Volgens een doorsnede volgens een lengterichting van genoemde bus hebben zowel het passagiers-relaterend element 63 als het bestuurdersruimte-relaterend element 62 elk de vorm van een vinger. Hierbij bestaan het genoemde bestuurdersruimte-relaterend element en het genoemde passagiersruimte-relaterend element bij voorkeur uit een duurzaam materiaal, bij voorkeur metaal of kunststof. In een voorkeur dragende uitvoeringsvorm zijn het genoemde bestuurdersruimte-relaterend element 62 en het genoemde passagiersruimte-relaterend element 63, beide vingervormig, aan hun uiteinde verbonden met een vingertopvormig element 68, als eerste lid, die instaat voor het zo volledig mogelijke afsluiten van het labyrint waartoe zij behoren, bij voorkeur bestaand uit een flexibel materiaal, met meer voorkeur rubber, bij voorkeur met een flexibele overbrenging bevestigd aan genoemd passagiersruimte-relaterend genoemde bus 1 halverwege de breedterichting van genoemde bus 1. Specifiek is een inrichting volgens Fig. 9 aangepast om het regenwater dat op het dak-bovenvlak 53 van de passagiersruimte 4 neervalt zo veel mogelijk weg te houden van de afdichtingsinrichting 3, door het te collecteren met een water-afleidend systeem omvattende een afwateringssysteem en een labyrint. Hierbij omvat genoemd afwateringssysteem een collector 54 en een kering 51. Genoemde watercollector omvat een water-collecterende wigvormige uitgroei 60 en een water-geleidend kanaal 61, onderling in omtrek verbonden met een waterdichte verbinding. Hierbij is genoemd kanaal 61 verbonden met een afvoer (niet afgebeeld) die het water hetzij opvangt voor recuperatie hetzij wegleidt uit de genoemde bus. Genoemde kering 51 heeft een vorm en functie gelijkaardig aan de kering uit Voorbeeld 1.
Genoemd labyrint omvat een bestuurdersruimte-relaterend element 62 en een passagiersruimte-relaterend element 63. Genoemd bestuurdersruimte-relaterend element 62 is aangehecht op een eerste zijwandrand (niet afgebeeld) en/of een tweede zijwandrand (niet afgebeeld) en/of een eerste dakrand 64 en/of een achterwandrand 65 van genoemde bestuurdersruimte en dit volgens een richting in hoofdzaak parallel aan genoemde respectieve eerste zijwandrand en/of tweede zijwandrand en/of eerste dakrand 64 en/of achterwandrand 65. Genoemd passagiersruimte-relaterend element 63 is aangehecht op een derde zijwandrand en/of een vierde zijwandrand en/of een tweede dakrand 66 en/of een voorwandrand 67 van genoemde passagiersruimte en dit volgens een richting in hoofdzaak parallel aan genoemde respectieve derde zijwandrand en/of vierde zijwandrand en/of tweede dakrand 66 en/of tweede voorwandrand 67. Hierbij omvatten het genoemde bestuurdersruimte-relaterend element 62 en het genoemde passagiersruimte-relaterend element 63 elk een uitstulping die zich uitstrekt over genoemde verbinding volgens een richting in hoofdzaak parallel aan genoemde lengterichting. Volgens een doorsnede volgens een lengterichting van genoemde bus hebben zowel het passagiers-relaterend element 63 als het bestuurdersruimte-relaterend element 62 elk de vorm van een vinger. Hierbij bestaan het genoemde bestuurdersruimte-relaterend element en het genoemde passagiersruimte-relaterend element bij voorkeur uit een duurzaam materiaal, bij voorkeur metaal of kunststof. In een voorkeur dragende uitvoeringsvorm zijn het genoemde bestuurdersruimte-relaterend element 62 en het genoemde passagiersruimte-relaterend element 63, beide vingervormig, aan hun uiteinde verbonden met een vingertopvormig element 68, als eerste lid, die instaat voor het zo volledig mogelijke afsluiten van het labyrint waartoe zij behoren, bij voorkeur bestaand uit een flexibel materiaal, met meer voorkeur rubber, bij voorkeur met een flexibele overbrenging bevestigd aan genoemd passagiersruimte-relaterend element 63 en genoemd bestuurdersruimte-relaterend element 62. Hierbij staan genoemd passagiersruimte-relaterend element 63 en genoemd bestuurdersruimte-relaterend element 62 in voor het aanhechten van genoemd vingertopvormig element 58 op respectieve delen van de bestuurdersruimte of passagiersruimte. Hierbij strekt genoemd vingertopvormig element zich uit in de breedterichting van de bus 1 volgens dezelfde doorsnede als afgebeeld in Fig. 7, Fig. 8 en Fig. 9. Belangrijk hierbij is dat genoemde bestuurdersruimte kantelbaar is opgesteld volgens een veranderbare kantelhoek en van het type frontstuur is en dat genoemd bestuurdersruimte-relaterend element 62 en genoemd passagiersruimte-relaterend element 63 elkaar onder geen enkele kantelhoek raken. Dit is complementair aan de relatie tussen beide genoemde vingertopvormige elementen 68, die aangepast zijn om elkaar eventueel te raken tijdens het kantelen, en in een voorkeursuitvoering elkaar telkens raken tijdens het kantelen. Meer bepaald zijn beide vingertopvormige elementen 68 aangepast om elkaar niet te raken indien de bus bedrijfsklaar is, i.e. in niet-gekantelde positie staat, maar zijn ze wel aangepast voor een aanraking tijdens het openkantelen of dichtkantelen van de bestuurdersruimte 2.
Als verdere bescherming tegen water omvat genoemde flexibel-relaterende uitstulping 75 ook een opspattings-relaterende uitstulping 98. Genoemde opspattings-relaterende uitstulping 98 is een uitstulping gericht die zich uitstrekt in de richting van de genoemde bestuurdersruimte 2 en die gesitueerd is onder de zone waarin het flexibel raam 76 contact maakt met genoemde flexibel-relaterende uitstulping 75. Genoemde opspattings-relaterende uitstulping 98 helpt om het adapter-raam 37 en in het bijzonder het flexibele raam 76 te beschermen tegen water dat kan opspatten van beneden, in het bijzonder wanneer de bus in bedrijf is en door waterplassen rijdt.
Zoals in detail weergegeven in Fig. 8 omvat genoemde flexibel-relaterende uitstulping 75 een passagiersruimte-relaterend verstevigings-element 102. Genoemd passagiersruimte-relaterend verstevigings-element 102 zit onder genoemd passagiersruimte-relaterend element 63, en zorgt zo voor extra stevigheid. Meer bepaald zorgt genoemd passagiersruimte-relaterend verstevigings-element 102 ervoor dat de elastische buiging van genoemd passagiersruimte-relaterend element 63 binnen de grenzen van toelaatbare buiging blijft, en niet permanent vervormd geraakt onder invloed van de eventuele krachten die de genoemde vingers 68 op elkaar uitoefenen bij het openkantelen en dichtkantelen van de bestuurdersruimte 2. VOORBEELD 4: Een uitvoeringsvorm van een inkassinqsprofiel
Fig. 10 en Fig. 11 tonen een uitvoeringsvorm van een inkassingsprofiel 103 voor het monteren van meubilair in genoemde passagiersruimte 4 van genoemde bus 1 overeenkomstig de onderhavige uitvinding. Fig. 12 toont een uitvoeringsvorm van een vloer 104 voor genoemde passagiersruimte 4 van genoemde bus 1 omvattende twee van genoemde inkassingsprofielen 103 overeenkomstig de onderhavige uitvinding.
Meer bepaald toont Fig. 10 toont een verticale doorsnede van genoemd inkassingsprofiel 103, waarbij genoemde doorsnede genomen is volgens een breedterichting van genoemde passagiersruimte 4 van genoemde bus 1. Fig. 11 toont een bovenaanzicht van genoemd inkassingsprofiel 104, waarbij een eerste profiel-portie 105, een tweede profiel-portie 106 en een derde profiel-portie 107 weergegeven zijn, welke generiek met elkaar te verbinden zijn tot een massief profiel. Fig. 12 toont een verticale doorsnede van een vloer 104 omvattende genoemd inkassingsprofiel 103, waarbij genoemde verticale doorsnede genomen is volgens een breedterichting van genoemde passagiersruimte 4 van genoemde bus 1.
Genoemde vloer 104 is aangepast voor het monteren van meubilair in een passagierstransportmiddel zoals een en touringcar of een ambulance, in dit geval de bus 1. Genoemde vloer 104 omvat een vloerplaat 108.
Genoemde vloerplaat 108 omvat een bovenvlak 109 met een vloeruitsparing 110 zich uitstrekkend volgens een lengterichting van de vloer 104 waarbij een ondervlak 111 van de vloeruitsparing 110 evenwijdig is aan en verzonken is ten opzichte van genoemd bovenvlak 109, en het bovenvlak 109 het vloerniveau definieert.
Daarnaast omvat genoemde vloer een inkassingsprofiel 104 aangebracht in genoemde vloeruitsparing 110 volgens de lengterichting omvattende een bodemplaat 112 die bevestigd is aan genoemd ondervlak 111. Belangrijk hierbij is dat het inkassingsprofiel 104 twee of meer langwerpige inkassingen 113 en 114 voor het vastzetten van meubilair ten behoeve van passagiers omvat die parallel voorzien zijn op de bodemplaat 112 volgens de lengterichting van de vloer 104.
Verder omvat genoemd inkassingsprofiel 103 een profieluitsparing 115 tussen een eerste inkassing 113 en een tweede inkassing 114, waarbij genoemde profieluitsparing 115 een verbindingsplaat 116 omvat die zich uitstrekt tussen genoemde eerste inkassing 113 en genoemde tweede inkassing 114 en die in hoofdzaak evenwijdig is aan en verzonken is ten opzichte van genoemd bovenvlak 109. Hierbij zijn de genoemde profieluitsparing 115 en de genoemde verbindingsplaat 116 aangepast om een vloerportie 117 te ontvangen, waarbij een vloerportie-bovenvlak 118 zich uitstrekt op genoemd vloerniveau. Door de aanwezigheid van genoemde verbindingsplaat 116 heeft de profieluitsparing 115 de vorm van een kamer.
Voor het vervaardigen van vloer 104 is genoemd inkassingsprofiel 103 op permanente manier verankerd op genoemd ondervlak 111 van de vloeruitsparing 110, bij voorkeur door verlijming.
Genoemd bovenvlak 109 van genoemde vloer 104 is bedekt met een aangepast vloermateriaal, bij voorkeur PVC.
Hierbij omvat de bovenkant van de genoemde inkassing 113 en 114 een uitstulping 118 die zich uitstrekt volgens genoemd bovenvlak 109 volgens een dwarsrichting in hoofdzaak dwars op de lengterichting, waarbij de genoemde uitstulping 118 aangepast is om een vloerportie 117 te klemmen tussen genoemde uitstulping en genoemde verbindingsplaat aan de zijde kijkend naar de verbindingsplaat 116, ofwel een vloerportie 119 te klemmen tussen genoemde uitstulping 117 en genoemde bodemplaat 112 aan de zijde wegkijkend van de verbindingsplaat 116.
Hierbij omvat genoemde uitstulping 117 een uiteinde 120 volgens de dwarsrichting omvat dat aangepast is om een waterwerende vulstof te ontvangen, waarbij de vulstof een waterwerende verbinding maakt tussen genoemd bovenvlak 109 en genoemde uitstulping 117 volgens de lengterichting.
Ten slotte omvat een portie van het oppervlak van genoemde bodemplaat 112 een karteling 121 die aangepast is voor een contactoppervlak-gebaseerde hechting met een oppervlak van een aansluitende portie van genoemde vloer 104, genoemde vulstof, of van enige andere portie van de bus 1.

Claims (15)

  1. CONCLUSIES
    1. Een ruimte-verbindende inrichting (3) voor een passagierstransportmiddel (1) omvattende een bestuurdersruimte (2) en een passagiersruimte (4), waarbij genoemde ruimte-verbindende inrichting (3) aangepast is voor het verbinden van een eerste opening van genoemde bestuurdersruimte (2) met een tweede opening van genoemde passagiersruimte (4), waarbij genoemde bestuurdersruimte (2) en genoemde passagiersruimte (4) bevestigd zijn op eenzelfde chassis (6) van genoemd passagierstransportmiddel (1), waarbij genoemde bestuurdersruimte (2) kantelbaar is opgesteld en van het type frontstuur is, waarbij genoemde ruimte-verbindende inrichting (1) een adapter-raam (37) omvat, met het kenmerk, dat genoemd adapter-raam (37) wigvormig is, bij voorkeur volgens een hoek α tussen 1 graad en 35 graden, met meer voorkeur tussen 2 graden en 20 graden.
  2. 2. Een ruimte-verbindende inrichting (3) overeenkomstig conclusie 1, met het kenmerk, dat genoemd adapter-raam (3) een flexibel raam (76) omvat welke aangepast is om bevestigd te worden in de nabijheid van genoemde eerste opening, waarbij genoemd flexibel raam (76) genoemde eerste opening en genoemde tweede opening rondom afsluit.
  3. 3. Een ruimte-verbindende inrichting (3) overeenkomstig conclusie 2, met het kenmerk, dat genoemd flexibel raam (76) vervaardigd is uit een flexibel materiaal, bij voorkeur rubber, dat genoemd flexibel raam (76) voorzien is van een profiel-relaterende instulping (86) en/of een profiel-relaterende uitstulping (87) aangepast voor bevestiging op een raamprofiel (80), waarbij genoemd raamprofiel (80) bij voorkeur vervaardigd is uit metaal.
  4. 4. Een ruimte-verbindende inrichting (3) overeenkomstig conclusies 2-3, met het kenmerk, dat genoemd flexibel raam (76) een flexibele vinger (82, 83, 84, 85) omvat voor het stof- en watervrij houden van een verbinding gerealiseerd door genoemd flexibel raam (76).
  5. 5. Een ruimte-verbindende inrichting (3) overeenkomstig conclusies 2-4, waarbij genoemd flexibel raam (76) vervaardigd is uit een flexibel materiaal, bij voorkeur rubber, met het kenmerk, dat genoemd flexibel raam zelfdragend is, bij voorkeur waarbij genoemd adapter-raam (3) een verstevigende binnen-vinger (204, 205) omvat welke vervaardigd is uit hetzelfde genoemd flexibel materiaal, bij voorkeur waarbij genoemde binnen-vinger (204, 205) als een integraal deel van het flexibel raam (76) vervaardigd is.
  6. 6. Een ruimte-verbindende inrichting (3) overeenkomstig conclusie 2-5, met het kenmerk, dat genoemd flexibel raam (76) een vloeistofgeleidende vinger (202) omvat welke vrijstaand is ten opzichte van genoemde bestuurdersruimte (2) en genoemde passagiersruimte (4) en aangepast is voor het afleiden van vloeistof volgens een dwarsrichting van genoemd passagierstransportmiddel (1).
  7. 7. Een ruimte-verbindende inrichting (3) overeenkomstig conclusies 1-6, met het kenmerk, dat genoemd adapter-raam (27) een stootabsorptie-element (77) omvat, met meer voorkeur vier stootabsorptie-elementen (77).
  8. 8. Een ruimte-verbindende inrichting (3) overeenkomstig conclusies 1-7, waarbij genoemde ruimte-verbindende inrichting een labyrint (36) omvat aangepast voor het afschermen van genoemde verbinding van de eerste opening met de tweede opening, met het kenmerk, dat genoemd labyrint (36) een bestuurdersruimte-relaterend element (62) en een passagiersruimte-relaterend element (63) omvat, - waarbij genoemd bestuurdersruimte-relaterend element (62) aangehecht is op een eerste zijwandrand en/of een tweede zijwandrand en/of een eerste dakrand en/of een achterwandrand van genoemde bestuurdersruimte (2) en een uitstulping omvat welke zich minstens gedeeltelijk uitstrekt over genoemde verbinding; - waarbij genoemd passagiersruimte-relaterend element (63) aangehecht is op een derde zijwandrand en/of een vierde zijwandrand en/of een tweede dakrand en/of een voorwandrand van genoemde passagiersruimte (4) en een uitstulping omvat welke zich minstens gedeeltelijk uitstrekt over genoemde verbinding.
  9. 9. Een ruimte-verbindende inrichting (3) volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat genoemd bestuurdersruimte-relaterend element (62) en genoemd passagiersruimte-relaterend element (63) elkaar onder geen enkele kantelhoek raken.
  10. 10. Een ruimte-verbindende inrichting (3) overeenkomstig conclusies 8-9, met het kenmerk, dat genoemde uitstulping van genoemd bestuurdersruimte-relaterend element (62) een uiteinde omvat dat verbonden is met een eerste flexibel vingertopvormig element (68), dat genoemde uitstulping van genoemd passagiersruimte-relaterend element (63) een uiteinde omvat dat verbonden is met een tweede flexibel vingertopvormig element (68), en dat genoemd eerste en tweede flexibel vingertopvormig element (68) aangepast zijn om elkaar te raken tijdens genoemd kantelen van genoemde bestuurdersruimte (2), waarbij genoemd eerste en tweede flexibel vingertopvormig element (68) bij voorkeur rubber omvatten.
  11. 11. Een ruimte-verbindende inrichting (3) overeenkomstig conclusies 2-10, met het kenmerk, dat genoemde ruimte-verbindende inrichting (3) een uitkraging (208) omvat welke een uitkragings-bovenvlak (218) omvat en een U-vormig dwarsprofiel vertoont, waarbij genoemde uitkraging (208) aangepast is om gemonteerd te worden op een voorwand (34) van de passagiersruimte (4), waarbij het uitkraging-bovenvlak (218) zich bevindt onder het flexibel raam (76), waarbij het flexibel raam (76) en het uitkragings-bovenvlak (218) bij voorkeur scherend contact maken wanneer de bestuurdersruimte (2) in een niet-gekantelde positie staat.
  12. 12. Een ruimte-verbindende inrichting (3) overeenkomstig conclusies 1-11, met het kenmerk, dat genoemde ruimte-verbindende inrichting (3) een afwateringssysteem omvat welke aangepast is voor het geleiden van dakwater afkomstig van een dak behorende tot genoemd passagierstransportmiddel (1), waarbij genoemd afwateringssysteem een collector (54) omvat, waarbij genoemd dak in een kromming staat, waarbij een hogere portie van genoemd dak gelegen is in een zone gedefinieerd door het midden van genoemd dak volgens een lengterichting van het passagierstransportmiddel (1), en een lagere portie van genoemd dak gelegen is in de zone gedefinieerd door een rand van genoemd dak, waarbij genoemde kromming tussen genoemde hogere portie en genoemde lagere portie met een geleidelijke glooiing verloopt, waarbij genoemd afwateringssysteem een kering (51) omvat, waarbij genoemde kering (51) een opstaande portie omvat en zich uitstrekt volgens een richting in hoofdzaak dwars op de lengterichting, en waarbij genoemde kering (51) aangepast is om dakwater te geleiden naar genoemde collector (54).
  13. 13. Een passagierstransportmiddel (1) omvattende een bestuurdersruimte (2), een passagiersruimte (4) en de ruimte-verbindende inrichting (3) overeenkomstig conclusie 1, waarbij genoemde ruimte-verbindende inrichting (3) aangepast is voor het verbinden van een eerste opening van genoemde bestuurdersruimte (2) met een tweede opening van genoemde passagiersruimte (4), waarbij genoemde bestuurdersruimte (2) en genoemde passagiersruimte (4) bevestigd zijn op eenzelfde chassis (6) van genoemd passagierstransportmiddel (1), en waarbij genoemde bestuurdersruimte (2) kantelbaar is opgesteld en van het type frontstuur is.
  14. 14. Een flexibel raam (76) voor een passagierstransportmiddel (1), genoemd passagierstransportmiddel (1) omvattende een bestuurdersruimte (2), een passagiersruimte (4) en een ruimte-verbindende inrichting (3), waarbij genoemde ruimte-verbindende inrichting (3) aangepast is voor het verbinden van een eerste opening van genoemde bestuurdersruimte (2) met een tweede opening van genoemde passagiersruimte (4), waarbij genoemde bestuurdersruimte (2) en genoemde passagiersruimte (4) bevestigd zijn op eenzelfde chassis (6) van genoemd passagierstransportmiddel (1), waarbij genoemde bestuurdersruimte (1) kantelbaar is opgesteld en van het type frontstuur is, waarbij genoemde ruimte-verbindende inrichting (3) genoemd flexibel raam (76) omvat, waarbij genoemd flexibel raam (76) aangepast is om bevestigd te worden in de nabijheid van genoemde eerste opening, waarbij genoemd flexibel raam (76) genoemde eerste opening en genoemde tweede opening rondom afsluit, met het kenmerk, dat genoemd flexibel raam (76) beschikt over een profiel-relaterende instulping (86) en/of een profiel-relaterende uitstulping (87) aangepast voor bevestiging op een raamprofiel (80), waarbij genoemd raamprofiel (80) bij voorkeur vervaardigd is uit metaal.
  15. 15. Gebruik van een flexibel raam (76) volgens voorgaande conclusie 14 voor een passagierstransportmiddel (1), genoemd passagierstransportmiddel (1) omvattende een bestuurdersruimte (2), een passagiersruimte (4) en een ruimte-verbindende inrichting (3), waarbij genoemde ruimte-verbindende inrichting (3) aangepast is voor het verbinden van een eerste opening van genoemde bestuurdersruimte (2) met een tweede opening van genoemde passagiersruimte (4), waarbij genoemde bestuurdersruimte (2) en genoemde passagiersruimte (4) bevestigd zijn op eenzelfde chassis (6) van genoemd passagierstransportmiddel (1), waarbij genoemde bestuurdersruimte (1) kantelbaar is opgesteld en van het type frontstuur is, waarbij genoemde ruimte-verbindende inrichting (3) genoemd flexibel raam (76) omvat, waarbij genoemd flexibel raam (76) aangepast is om bevestigd te worden in de nabijheid van genoemde eerste opening, waarbij genoemd flexibel raam (76) genoemde eerste opening en genoemde tweede opening rondom afsluit.
BE2017/5399A 2016-06-02 2017-06-02 Verbeterde ruimte-verbindende inrichting voor passagierstransportmiddel BE1024958B1 (nl)

Applications Claiming Priority (5)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2016/5410 2016-06-02
BE201605413 2016-06-02
BE201605410 2016-06-02
BE201605412 2016-06-02
BE201605411 2016-06-02

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1024958A1 BE1024958A1 (nl) 2018-08-23
BE1024958B1 true BE1024958B1 (nl) 2018-08-30

Family

ID=59093365

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2017/5399A BE1024958B1 (nl) 2016-06-02 2017-06-02 Verbeterde ruimte-verbindende inrichting voor passagierstransportmiddel

Country Status (2)

Country Link
EP (2) EP3925827A1 (nl)
BE (1) BE1024958B1 (nl)

Families Citing this family (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JP2019177732A (ja) * 2018-03-30 2019-10-17 いすゞ自動車株式会社 キャブ及び荷台の連結構造
CN112721828B (zh) * 2021-01-19 2023-03-17 一汽解放汽车有限公司 一种分体式驾驶室的密封结构及商用车
US11919361B2 (en) 2022-03-21 2024-03-05 Ford Global Technologies, Llc Vehicle floor panel
US12030409B2 (en) 2022-03-21 2024-07-09 Ford Global Technologies, Llc Seating assembly with swivel capability
CN114954705B (zh) * 2022-05-09 2024-03-19 青岛九瑞汽车有限公司 一种驾驶室与车厢柔性贯通式特种车

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3837700A (en) * 1972-08-23 1974-09-24 Slyke G Van Inflatable weather seal for camper-truck combinations
US4183573A (en) * 1978-04-21 1980-01-15 Deridder Alvin H Boot protection and antitheft apparatus
US4378856A (en) * 1981-02-24 1983-04-05 Double Eagle Industries, Inc. Passageway for truck cab and sleeper unit
US4940278A (en) * 1989-03-17 1990-07-10 Lepere Willard Truck cab-bed unit window seal assembly
US5280984A (en) * 1992-10-02 1994-01-25 Paccar Inc. Walk through boot assembly and method

Family Cites Families (10)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3039575A (en) * 1958-09-03 1962-06-19 Capitol Prod Corp Composite grating
AT390233B (de) 1984-10-30 1990-04-10 Rosenbauer Int Gmbh Lastkraftwagen mit einer aus mindestens zwei teilen bestehenden kabine
AT406573B (de) 1994-04-13 2000-06-26 Rosenbauer Int Ag Selbsttragender kastenaufbau für einsatzfahrzeuge, insbesondere feuerwehrfahrzeuge
AT413205B (de) 2001-12-13 2005-12-15 Rosenbauer Int Ag Feuerwehrfahrzeug
ES2293019T3 (es) * 2003-10-22 2008-03-16 BEHEERS & BELEGGINGSMAATSCHAPPIJ VERACHTERT B.V. Suelo mejorado montado sobre la placa inferior de vehiculos de transporte para sujetar sillas/asientos y sillas de ruedas.
GB0511969D0 (en) * 2005-06-13 2005-07-20 Unwin C N Ltd Vehicle constructions
SG176919A1 (en) * 2009-06-19 2012-01-30 Carrier Corp Temperature-controlled cargo container with air distribution
DE102012212305B4 (de) * 2011-07-18 2024-03-28 Ford-Werke Gmbh Ladeboden sowie Verfahren zum Herstellen eines Ladebodens
DE102012204713A1 (de) * 2012-03-23 2013-09-26 Ford-Werke Gmbh Ladeboden sowie Profilelement für einen Ladeboden
PL2894063T3 (pl) * 2014-01-10 2018-12-31 Schmitz Cargobull Ag Okładzina podłogowa do podłogi pojazdu użytkowego, podłoga pojazdu użytkowego, pojazd użytkowy oraz sposób produkcji okładziny podłogowej

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3837700A (en) * 1972-08-23 1974-09-24 Slyke G Van Inflatable weather seal for camper-truck combinations
US4183573A (en) * 1978-04-21 1980-01-15 Deridder Alvin H Boot protection and antitheft apparatus
US4378856A (en) * 1981-02-24 1983-04-05 Double Eagle Industries, Inc. Passageway for truck cab and sleeper unit
US4940278A (en) * 1989-03-17 1990-07-10 Lepere Willard Truck cab-bed unit window seal assembly
US5280984A (en) * 1992-10-02 1994-01-25 Paccar Inc. Walk through boot assembly and method

Also Published As

Publication number Publication date
EP3925827A1 (en) 2021-12-22
EP3251894A1 (en) 2017-12-06
BE1024958A1 (nl) 2018-08-23
EP3251894B1 (en) 2022-01-12

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1024958B1 (nl) Verbeterde ruimte-verbindende inrichting voor passagierstransportmiddel
JP6210809B2 (ja) 自動車のサンルーフ構造
US20150028630A1 (en) Roof construction for a motor vehicle and motor vehicle bodyshell
CN105292268A (zh) 带天窗汽车的上部车体构造
US9259997B2 (en) Structure of center reinforcement for panorama sunroof
KR20080017298A (ko) 프레임형 구조를 가진 설치 지지체
JP2014506541A (ja) レール車両の車体の車両屋根に対する車両側壁の移行領域のための長手方向担持体
CN103359071B (zh) 具有水箱组件的汽车
CN105143093B (zh) 一种带保护顶的叉车
CN110167774B (zh) 具有天窗的机动车辆结构、车顶框架以及相应车顶
CN107458191B (zh) 一种汽车电动撑杆的安装结构
JP4781171B2 (ja) 車両用フェンダパネル取付構造
CN103625253B (zh) 天窗装置
CN104340029A (zh) 顶部组件和包括这种顶部组件的车辆
KR20120000564U (ko) 빗물유입방지가 가능한 지게차 캐빈
JP6080805B2 (ja) 車両前部構造
GB2490019A (en) Vehicle body support structure
US20240343275A1 (en) Nft roof crossbeam
CN203047383U (zh) 一种轿车后裙板总成
JP2011162031A (ja) ミラーステー用カバー部材の排水構造
CZ297737B6 (cs) Konstrukce oblasti mezi víkem motorového prostorua celním sklem
KR101163930B1 (ko) 차량의 루프 구조
JP5900378B2 (ja) 車両の前部車体構造
EP2495157B1 (fr) Ensemble de structure pour former un pavillon de véhicule à toit ouvrant et véhicule comprenant un tel ensemble de structure
KR102277961B1 (ko) 쓰레기 수거차량

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20180830

MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20220630