BE1022813A1 - Regeling van de onderlinge positie van de breedtestukken van een weefselgeleidingsinrichting - Google Patents

Regeling van de onderlinge positie van de breedtestukken van een weefselgeleidingsinrichting Download PDF

Info

Publication number
BE1022813A1
BE1022813A1 BE20155135A BE201505135A BE1022813A1 BE 1022813 A1 BE1022813 A1 BE 1022813A1 BE 20155135 A BE20155135 A BE 20155135A BE 201505135 A BE201505135 A BE 201505135A BE 1022813 A1 BE1022813 A1 BE 1022813A1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
bridge
lower bridge
guiding device
drive means
upper bridge
Prior art date
Application number
BE20155135A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1022813B1 (nl
BE1022813A9 (nl
Inventor
Koen Bruynoghe
Sander Goethals
Original Assignee
Wiele Michel Van De Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Wiele Michel Van De Nv filed Critical Wiele Michel Van De Nv
Priority to BE20155135A priority Critical patent/BE1022813A9/nl
Priority to CN201680012220.3A priority patent/CN107257870B/zh
Priority to US15/557,768 priority patent/US20180073171A1/en
Priority to PCT/IB2016/051369 priority patent/WO2016142899A1/en
Priority to EP16713093.9A priority patent/EP3268522B1/en
Publication of BE1022813A1 publication Critical patent/BE1022813A1/nl
Publication of BE1022813B1 publication Critical patent/BE1022813B1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1022813A9 publication Critical patent/BE1022813A9/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D39/00Pile-fabric looms
    • D03D39/16Double-plush looms, i.e. for weaving two pile fabrics face-to-face
    • D03D39/18Separating the two plush layers, e.g. by cutting

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Looms (AREA)

Abstract

Deze uitvinding betreft enerzijds een weefselgeleidingsinrichting (1) voor een dubbelstukweefmachine, omvattende een snijdmes (8) en een bovenbrug (2) en onderbrug (3) die met behulp van aandrijfmiddelen (4a; 4b) op instelbare afstanden van elkaar en van het snijdmes (8) positioneerbaar zijn. Anderzijds betreft deze uitvinding een werkwijze voor het verplaatsen van een onderbrug (3) en/of bovenbrug (2).

Description

REGELING VAN DE ONDERLINGE POSITIE VAN DE BREEDTESTUKKEN VAN EEN WEEFSELGELEIDINGSINRICHTING
Deze uitvinding betreft enerzijds een weefselgeleidingsinrichting voor een dubbelstukweefmachine, omvattende een snijdmes en een boven- en onderbrug die met behulp van aandrijfmiddelen op instelbare afstanden van elkaar en van het snijdmes positioneerbaar zijn. Anderzijds betreft deze uitvinding een werkwijze voor het verplaatsen van een onderbrug en/of bovenbrug.
Verder heeft deze uitvinding betrekking op een dubbelstukweefmachine voorzien van een weefselgeleidingsinrichting volgens de uitvinding.
De begrippen bovenbrug en onderbrug worden in deze octrooiaanvraag gebruikt om de dwarsbalken te benoemen die boven en onder het weefsel over de weefbreedte van de machine zijn bevestigd en die dienen voor de geleiding van de weefsels in de richting van het snijdmes. De ruimte tussen de boven- en onderbrug wordt in deze octrooiaanvraag ook aangeduid met beet.
In dubbelstukweefmachines worden gelijktijdig twee weefsels geweven, meestal boven elkaar, die elk een grondweefsel omvatten bestaande uit inslaggarens en kettinggarens. Deze grondweefsels zijn in geval van het weven van weefsels met gesneden pool, met elkaar verbonden met behulp van poolketting-garens, die zich patroonvormend van het onderste grondweefsel naar het bovenste grondweefsel bewegen en omgekeerd.
De twee weefsels (die samen het ongescheiden dubbelstukweefsel vormen) bewegen zich dan tijdens het weefproces samen voort in de opening gevormd tussen de bovenbrug en de onderbrug. Deze twee weefsels in het ongescheiden dubbelstukweefsel worden uit elkaar gehouden over een afstand die nagenoeg overeenstemt met de afstand tussen bovenbrug en onderbrug (= beethoogte). In sommige gevallen wordt extra een lancetteninrichting gebruikt, die langwerpige metalen strips, de lancetten, omvat. Over de breedte van de weefmachine strekken zich meerdere lancetten in kettingrichting uit tot in de beet, tussen het onderste en bovenste grondweefsel. Het ongescheiden dubbelstukweefsel wordt dan aan de snijdinrichting aangeboden die met behulp van een snijdmes een snijdbewerking zal uitvoeren, zodat er twee weefsels met gesneden pool gevormd worden.
Het afregelen van deze beet is een delicaat gebeuren, zowel om: - een bepaalde exacte waarde van de beethoogte in te stellen; - de beethoogte links en rechts van de weefmachine gelijk te houden; - de snijdinrichting correct gepositioneerd te houden ten opzichte van de beet; - doorbuiging van de boven- en onderbrug te vermijden of minstens te beperken om een ongelijkmatige poolhoogte over de breedte van de weefmachine te minimaliseren.
In het Belgisch octrooi BE 1000995 wordt een inrichting beschreven die de afregeling van de beet vereenvoudigt en het niet langer nodig maakt om de “trial and error” werkwijze toe te passen, waarbij na elke bijregeling van de beet het resultaat moet beoordeeld worden door het weven van een stuk weefsel. Hiertoe wordt de snijdinrichting in eerste instantie voorzien van één of meerdere elektronische verplaatsingsopnemers die een signaal geven dat in verhouding staat tot de positie van respectievelijk de boven- en onderbrug ten opzichte van het snijdmes. In tweede instantie worden de boven- en onderbrug ter hoogte van hun uiteinden elk voorzien van stelspindels die eventueel aangedreven kunnen worden door een elektromotor om de instelling van boven- en onderbrug te vereenvoudigen. Door het bijstellen van de verschillende stelspindels kan men de afstanden tussen boven- en onderbrug enerzijds en tussen één van de bruggen en een referentiepunt op de weefmachine (boven- of onderzijde van het snijdmes) anderzijds, aflezen en controleren of wordt de processoreenheid ingezet om de aandrijving aan te sturen om zo de gewenste positie te bereiken.
Het plaatsen van door elektromotoren aangedreven stelspindels op zowel boven- als onderbrug, en het eventuele inzetten van de processoreenheid om de gewenste positie te bereiken maakt de afstelling van de beet gemakkelijk en verkleint het risico op fouten en onnauwkeurigheden, maar is een complexe en dure oplossing voor handelingen die enkel occasioneel dienen uitgevoerd te worden.
Deze uitvinding heeft daarom tot doel een vereenvoudigde weefselgeleidingsinrichting voor een dubbelstukweefmachine te verschaffen, waarmee een automatische en nauwkeurige instelling van zowel de onderlinge positie van de boven- en onderbrug (beethoogte) enerzijds, als van de positie ten opzichte van een referentie in de weefmachine, bijvoorbeeld de snijdpositie, anderzijds, mogelijk is. De snijdpositie kan gedefinieerd worden als de lijn van de opeenvolgende posities van de punt van het snijdmes tijdens de snijdbewerking. Als een goede benadering voor de snijdpositie kan de beweging van een punt op het boven- of ondervlak van het snijdmes gekozen worden, waarbij verder de helft van de dikte van het snijdmes in rekening gebracht wordt om de werkelijke snijdpositie zo goed mogelijk te benaderen.
Het doel van de uitvinding wordt bereikt door te voorzien in een weefselgeleidingsinrichting voor een dubbelstukweefmachine omvattende een snijdmes en een, met behulp van aandrijfmiddelen, op instelbare afstanden van elkaar en van het snijdmes, positioneerbare boven- en onderbrug, waarbij de inrichting koppelmiddelen omvat die schakelbaar zijn tussen een eerste stand, waarin de bovenen onderbrug aan elkaar gekoppeld zijn waardoor de boven- en onderbrug samen positioneerbaar zijn met behulp van de genoemde aandrijfmiddelen, en een tweede stand, waarin de boven- en onderbrug van elkaar ontkoppeld zijn zodat enkel de boven- of enkel de onderbrug positioneerbaar is met behulp van de aandrijfmiddelen.
Enkel één van de twee bruggen rechtstreeks positioneren via de aandrijfmiddelen en gebruik maken van een koppelmiddel dat de gebruiker de mogelijkheid biedt om ofwel enkel de brug waar de aandrijfmiddelen rechtstreeks op inwerken, ofwel de beide bruggen gelijktijdig te bewegen (verplaatsen), heeft het voordeel dat de weefselgeleidingsinrichting ten opzichte van wat gekend is uit de stand van techniek, minder complex is, maar dat ze toch toelaat om de instelling van de onderlinge positie van de boven- en onderbrug (beethoogte) enerzijds en van hun positie ten opzichte van de snijdpositie anderzijds, nauwkeurig en bovenal automatisch te gaan instellen.
In deze aanvraag is er sprake van beethoogte omdat de gekende inrichtingen voor dubbelstukweefmachines de positionering van de bruggen in een verticaal vlak uitvoeren. Het moge duidelijk zijn dat bij positionering van de bruggen in een niet-verticaal vlak, de term beethoogte de betekenis heeft van de loodrechte afstand tussen boven- en onderbrug.
Met het koppelmiddel wordt het mogelijk om (tijdelijk) de afstand tussen de bovenen onderbrug te blokkeren. Het koppelmiddel dat in de weefselgeleidingsinrichting volgens de uitvinding gebruikt wordt, heeft bij voorkeur een gedefinieerde werkingstoestand bij niet-bekrachtiging, ofwel van het type “normaal open” ofwel van het type “normaal gesloten”. Om de koppeling te realiseren omvat het koppelmiddel bij voorkeur veerelementen die al dan niet bekrachtigd worden om de koppeling al dan niet te realiseren.
In een bijzondere uitvoeringsvorm van de weefselgeleidingsinrichting volgens de uitvinding omvatten de aandrijfmiddelen een eerste en tweede aandrijfmiddel waarbij het eerste aandrijfmiddel voorzien is aan het ene uiteinde van de brug die positioneerbaar is wanneer de koppelmiddelen geschakeld zijn in hun tweede stand en waarbij het tweede aandrijfmiddel voorzien is aan het andere uiteinde van deze brug. De aandrijfmiddelen kunnen verder nog uitgebreid worden met een derde aandrijfmiddel dat voorzien is in het midden van de onderbrug.
Het plaatsen van de aandrijfmiddelen is praktisch eenvoudiger te realiseren wanneer deze voorzien worden op de onderbrug, waardoor deze onderbrug rechtstreeks aandrijfbaar is. Daarom is in een voorkeursuitvoering van de weefselgeleidingsinrichting volgens de uitvinding de onderbrug zowel in de eerste als tweede stand van de koppelmiddelen positioneerbaar en zijn de genoemde koppelmiddelen schakelbaar tussen een eerste stand waarin de onder- en bovenbrug aan elkaar gekoppeld zijn waardoor deze samen positioneerbaar zijn, en een tweede stand waarin enkel de onderbrug positioneerbaar is.
Volgens een meer voorkeurdragende uitvoering van de weefselgeleidingsinrichting overeenkomstig de uitvinding omvatten de aandrijfmiddelen hydraulische of elektrische actuatoren.
Bij een meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de weefselgeleidingsinrichting volgens de uitvinding omvatten de aandrijfmiddelen één of meerdere schroefmiddelen die voorzien zijn om de boven- en onderbrug te positioneren ten opzichte van elkaar en ten opzichte van het snijdmes, en omvatten de aandrijfmiddelen minstens één elektromotor die voorzien is om de schroefmiddelen te verdraaien voor de instelling van de genoemde bruggen. Een voorbeeld van een aandrijfmiddel volgens de uitvinding is een motor- spindel combinatie, eventueel voorzien van een reductor.
Bij een meer bijzondere uitvoeringsvorm van de weefselgeleidingsinrichting volgens de uitvinding omvat deze één of meerdere positieopnemers voor het bepalen van de positie van de bovenbrug, de onderbrug en het snijdmes. De positieopnemers zijn na ijking, bijvoorbeeld met behulp van een eerste gekozen beetafregeling met manuele opmeting van de afstand van onder- en bovenbrug onderling en ten opzichte van de snijdpositie (snijdmes), geschikt voor het bepalen van de relatieve posities van de bovenbrug, de onderbrug en het snijdmes.
Bij voorkeur worden de positieopnemers minstens voorzien aan beide uiteinden van zowel de onder- als de bovenbrug. Verder kunnen in een voorkeursuitvoering ook positieopnemers voorzien worden aan beide uiteinden ter hoogte van de snijdpositie.
Tevens worden in een meer voorkeurdragende uitvoeringsvorm ook één of meerdere positieopnemers voorzien minstens ter hoogte van (of in de nabijheid van) het midden van één van de bruggen, bijvoorbeeld de onderbrug. Deze positieopnemer(s) is (zijn) in het bijzonder geschikt om de positie van de brug ter hoogte van het midden vast te stellen om op die manier na te gaan of de brug al dan niet een doorbuiging ondergaat. Deze doorbuiging is het gevolg van het eigen gewicht van de brug en/of van de door het weefsel op de brug uitgeoefende krachten die het gevolg zijn van de garenspanning.
De in de inrichting toegepaste positieopnemers zijn bij voorkeur van de volgende types: contact-gebaseerd of contactloos zoals bijvoorbeeld optisch (laser) of inductief.
Volgens een voordelige uitvoeringsvorm van de weefselgeleidingsinrichting overeenkomstig de uitvinding omvat de inrichting eerste klemmiddelen die voorzien zijn om de boven- en onderbrug los te maken en in de ingestelde positie vast te zetten. In een meer voordelige uitvoeringsvorm omvat de inrichting daarenboven tweede klemmiddelen die voorzien zijn om de onderbrug tussen zijn beide uiteinden los te maken en terug vast te zetten wanneer de gewenste positie bereikt is. De tweede klemmiddelen zijn in het bijzonder geschikt als hulpmiddel voor de compensatie van de eerder beschreven doorbuiging.
De eerste en/of tweede klemmiddelen zijn in een eerste voorkeurdragende uitvoeringsvorm geschikt om manueel bediend te worden. In een tweede voorkeurdragende uitvoeringsvorm zijn de eerste en/of tweede klemmiddelen geschikt om automatisch bediend te worden. Bij automatische bediende klemmiddelen omvatten de eerste en/of tweede klemmiddelen pneumatische, hydraulische of elektrische actuatoren.
Bij een meer voordelige uitvoeringsvorm van de weefselgeleidingsinrichting volgens de uitvinding zijn de eerste klemmiddelen, respectievelijk de eerste en/of tweede klemmiddelen voorzien om de bovenbrug, respectievelijk de onderbrug te verbinden met het chassis van een weefmachine.
Deze uitvinding heeft tevens betrekking op een dubbelstukweefmachine voorzien van een weefselgeleidingsinrichting volgens de uitvinding zoals hierboven omschreven. De weefmachine of de weefselgeleidingsinrichting volgens de uitvinding kan verder voorzien worden van middelen voor ingave van de gewenste beethoogte en voor weergave van de door de positieopnemers gemeten posities.
Een ander onderwerp van deze uitvinding betreft een werkwijze voor het positioneren van een onder- en/of bovenbrug van een weefselgeleidingsinrichting van een dubbelstukweefmachine, waarvan de boven- en onderbrug met behulp van aandrijfmiddelen positioneerbaar zijn en waarbij de weefselgeleidingsinrichting verder koppelmiddelen omvat die schakelbaar zijn tussen een eerste en een tweede stand, waarbij het koppelmiddel in de eerste stand, waarin de onder- en bovenbrug aan elkaar zijn gekoppeld, geschakeld wordt om de onder- en bovenbrug samen te positioneren, en waarbij het koppelmiddel in de tweede stand geschakeld wordt, waarin de onder- en bovenbrug van elkaar ontkoppeld zijn, zodat enkel de bovenbrug of enkel de onderbrug positioneerbaar is met behulp van de aandrijfmiddelen.
In een voorkeurdragende werkwijze volgens deze uitvinding wordt het koppelmiddel eerst in de eerste stand geschakeld om beide bruggen samen te verplaatsen en vervolgens in zijn tweede stand om enkel de bovenbrug of enkel de onderbrug naar de gewenste positie te brengen.
De werkwijze overeenkomstig deze uitvinding is in het bijzonder geschikt om te worden toegepast op de in deze aanvraag beschreven weefselgeleidingsinrichting. Meer in het bijzonder is de werkwijze geschikt om te worden toegepast op een weefselgeleidingsinrichting omvattende: eerste en tweede klemmiddelen, een lancetinrichting, ... .
Een verder voorkeurdragende werkwijze volgens de uitvinding omvat voor een voorkeursuitvoering van de weefselgeleidingsinrichting volgens de uitvinding, waar enkel de onderbrug positioneerbaar is met de koppelmiddelen geschakeld in hun tweede stand, minstens één van de volgende voorbereidende stappen bij een gewenste wijziging van relatieve positie van de onder- en bovenbrug ten opzichte van elkaar of ten opzichte van een snijdmes: • Bepalen van de huidige posities van de bovenbrug, de onderbrug en het snijdmes, waaruit de beethoogte, de doorbuiging van de onderbrug (als de positie in het midden van de onderbrug meetbaar is) en de relatieve positie van de snijlijn van het snijdmes ten opzichte van de beetopening afleidbaar zijn, waarbij minstens aan elk van de uiteinden van de boven- en onderbrug positieopnemers voorzien zijn; • Bepalen van de gewenste nieuwe beethoogte en/of de gewenste relatieve positie van de snijlijn van het snijdmes ten opzichte van de beetopening; • Omrekenen van deze waarden naar de gewenste nieuwe posities voor de boven- en onderbrug; • Voorbereiden van de weefmachine: o Bij een gewenste verlaging van de beethoogte, indien nodig, verminderen van de hoogte van de lancetten in de beetopening in functie van de nieuwe gewenste beethoogte; o Verminderen van de grootte en/of de richting van de krachtwerking van het weefsel op de onder- en bovenbrug door, waar mogelijk, de garenspanning te verlagen en/of de weeframen in aangepaste positie te brengen; o Controleren en eventueel activeren van de bekrachtiging van de positie-instellende aandrijfmiddelen, tot een niveau dat toelaat de bestaande posities te behouden bij het losmaken van de klemmiddelen.
Voor de instelling van een gewenste positie voor de boven- en/of onderbrug omvat de werkwijze volgens de uitvinding minstens één van de volgende stappen: • Indien nodig, instellen van de gewenste positie van de bovenbrug: o Schakelen van de koppelmiddelen in de gekoppelde toestand; o Losmaken van de eerste klemmiddelen aan de uiteinden van de bovenen onderbrug en indien aanwezig, van de tweede klemmiddelen in het midden van de onderbrug; o De bovenbrug op de gewenste positie brengen met behulp van de positie-instellende aandrijfmiddelen van de onderbrug; o Vastzetten van de eerste klemmiddelen aan de uiteinden van de bovenbrug; • Instellen van de gewenste positie van de onderbrug: o De koppelmiddelen in de ontkoppelde toestand brengen; o Indien dit nog niet gebeurd is, losmaken van de eerste klemmiddelen aan de uiteinden van de onderbrug en indien aanwezig, van de tweede klemmiddelen in het midden van de onderbrug; o Wanneer er enkel positie-instellende aandrijfmiddelen ter hoogte van de uiteinden van de onderbrug zijn, maar wanneer er wel één of meerdere positieopnemers in het midden van de onderbrug aanwezig zijn:
Verplaatsen van de onderbrug tot de gewenste positie in het midden van de onderbrug bereikt is;
Vastzetten van de tweede klemmiddelen in het midden van de onderbrug;
Verplaatsen van de onderbrug tot gewenste positie aan de uiteinden van de onderbrug bereikt is;
Vastzetten van de eerste klemmiddelen aan de uiteinden van de onderbrug. o Wanneer er naast de positie-instellende aandrijfmiddelen ter hoogte van de uiteinden van de onderbrug minstens één positie-instellend aandrijfmiddel, onder vorm van een derde aandrijfmiddel, en één of meerdere positieopnemers in het midden van de onderbrug aanwezig zijn:
Verplaatsen van de onderbrug, met zowel de positie-instellende aandrijfmiddelen ter hoogte van de uiteinden van de onderbrug als die in het midden van de onderbrug, tot de gewenste positie aan de uiteinden van de onderbrug bereikt is;
Vastzetten van de eerste klemmiddelen aan de uiteinden van de onderbrug;
Verplaatsen van het midden van de onderbrug met de positie- instellende aandrijfmiddelen in het midden van de onderbrug tot de gewenste positie bereikt is;
Vastzetten van de tweede klemmiddelen in het midden van de onderbrug. o Wanneer geen positie-instellend aandrijfmiddel en geen positieopnemer in het midden van de onderbrug aanwezig is:
Verplaatsen van de onderbrug tot de gewenste positie aan de uiteinden van de onderbrug bereikt is;
Vastzetten van de eerste klemmiddelen aan de uiteinden van de onderbrug en van de tweede klemmiddelen in midden van de onderbrug, als deze aanwezig zijn.
De werkwijze volgens de uitvinding omvat verder nog minstens één van de hierna beschreven stappen om de weefmachine terug klaar te maken om te weven: • De-activeren van de bekrachtiging van de positie-instellende aandrijfmiddelen en van de koppelmiddelen; • De garenspanning op de onder- en bovenbrug op normaal niveau brengen vereist voor weefselproductie en/of de positie van de weeframen terug normaliseren; • Bij een uitgevoerde verhoging van de beethoogte, indien nodig, aanpassen van de hoogte van de lancetten in de beetopening in functie van de net ingestelde beethoogte.
Vanzelfsprekend maakt een analoge werkwijze, met een uitvoering van de weefselgeleidingsinrichting volgens de uitvinding, waar enkel de bovenbrug positioneerbaar is met de koppelmiddelen geschakeld in hun tweede stand, ook deel uit van deze uitvinding. Deze analoge werkwijze omvat minstens één van dezelfde voorbereidende stappen zoals bij een gewenste wijziging van relatieve positie van de onder- en bovenbrug ten opzichte van elkaar of ten opzichte van een snijdmes en minstens één van dezelfde stappen om de weefmachine terug klaar te maken om te weven, zoals hierboven beschreven voor de uitvoering waar enkel de onderbrug positioneerbaar is met de koppelmiddelen geschakeld in hun tweede stand.
Voor de instelling van een gewenste positie voor de boven- en/of onderbrug omvat deze analoge werkwijze volgens de uitvinding minstens één van de volgende stappen: • Indien nodig, instellen van de gewenste positie van de onderbrug: o Schakelen van de koppelmiddelen in de gekoppelde toestand; o Losmaken van de eerste klemmiddelen aan de uiteinden van de bovenen onderbrug en indien aanwezig, van de tweede klemmiddelen in het midden van de onderbrug; o Wanneer er enkel positie-instellende aandrijfmiddelen ter hoogte van de uiteinden van de bovenbrug zijn, maar wanneer er wel één of meerdere positieopnemers in het midden van de onderbrug aanwezig zijn:
Verplaatsen van de onderbrug met behulp van de positie-instellende aandrijfmiddelen van de bovenbrug tot de gewenste positie in het midden van de onderbrug bereikt is;
Vastzetten van de tweede klemmiddelen in het midden van de onderbrug;
Verplaatsen van de onderbrug met behulp van de positie-instellende aandrijfmiddelen van de bovenbrug tot de gewenste positie aan de uiteinden van de onderbrug bereikt is;
Vastzetten van de eerste klemmiddelen aan de uiteinden van de onderbrug; o Wanneer er naast de positie-instellende aandrijfmiddelen ter hoogte van de uiteinden van de bovenbrug minstens één positie-instellend aandrijfmiddel, onder vorm van een derde aandrijfmiddel, en één of meerdere positieopnemers in het midden van de onderbrug aanwezig zijn:
Verplaatsen van de onderbrug, met zowel de positie-instellende aandrijfmiddelen ter hoogte van de uiteinden van de bovenbrug als die in het midden van de onderbrug, tot de gewenste positie aan de uiteinden van de onderbrug bereikt is;
Vastzetten van de eerste klemmiddelen aan de uiteinden van de onderbrug;
Verplaatsen van het midden van de onderbrug met de positie-instellende aandrijfmiddelen in het midden van de onderbrug tot de gewenste positie bereikt is;
Vastzetten van de tweede klemmiddelen in het midden van de onderbrug; o Wanneer geen positie-instellend aandrijfmiddel en geen positieopnemer in het midden van de onderbrug aanwezig is:
Verplaatsen van de onderbrug met behulp van de positie-instellende aandrijfmiddelen van de bovenbrug tot de gewenste positie aan de uiteinden van de onderbrug bereikt is;
Vastzetten van de eerste klemmiddelen aan de uiteinden van de onderbrug en van de tweede klemmiddelen in midden van de onderbrug, als deze aanwezig zijn; • Instellen van de gewenste positie van de bovenbrug: o De koppelmiddelen in de ontkoppelde toestand brengen; o Indien dit nog niet gebeurd is, losmaken van de eerste klemmiddelen aan de uiteinden van de bovenbrug; o Verplaatsen van de bovenbrug tot de gewenste positie aan de uiteinden van de bovenbrug bereikt is; o Vastzetten van de eerste klemmiddelen aan de uiteinden van de bovenbrug.
Om de eigenschappen van deze uitvinding verder te verduidelijken en om bijkomende voordelen en bijzonderheden ervan aan te duiden volgt nu een meer gedetailleerde beschrijving van een weefselgeleidingsinrichting overeenkomstig deze uitvinding. Het weze duidelijk dat niets in de hierna volgende beschrijving kan geïnterpreteerd worden als een beperking van de in de conclusies opgeëiste bescherming voor deze uitvinding.
In deze beschrijving wordt door middel van referentiecijfers verwezen naar de hierbij gevoegde tekeningen waarbij : - figuur 1: een perspectiefvoorstelling is van een weefselgeleidingsinrichting volgens de uitvinding met de onder- en bovenbrug in gekoppelde toestand; - figuur 2: een vooraanzicht is van de in figuur 1 afgebeelde inrichting; - figuur 3: een achteraanzicht is van de in figuur 1 afgebeelde inrichting; - figuur 4: een detailvoorstelling is van het in figuur 2 omcirkeld gebied B; - figuur 5: een detailvoorstelling is van het in figuur 3 omcirkeld gebied C; - figuur 6: een detailvoorstelling is van het in figuur 1 omcirkeld gebied A.
De weefselgeleidingsinrichting (1) voor een dubbelstukweefmachine volgens deze uitvinding en voorgesteld in figuren 1 t/m 3 omvat een snijdmes (8) en een bovenbrug (2) en een onderbrug (3) die met behulp van aandrijfmiddelen (4a; 4b) op instelbare afstand van elkaar en van het snijdmes positioneerbaar zijn. Het snijdmes is beweegbaar op een geleiding die vast met het machineframe verbonden is.
De aandrijfmiddelen (4a; 4b) omvatten een eerste (4a) en tweede (4b) aandrijfmiddel. De aandrijving kan elektrisch (schroefspindel + servomotor + reductor) of hydraulisch (hydraulische servocilinders) gerealiseerd worden. In de afgebeelde inrichting (1) zijn de aandrijfmiddelen (4a; 4b) mechanisch verbonden met de uiteinden van de onderbrug (3). Het systeem dat instaat voor het verticaal bewegen van de onderbrug bestaat voornamelijk uit een gelagerde schroefspindel en een servomotor met een reductor.
De bovenbrug (2) heeft geen eigen aandrijving voor haar positionering. Om de bovenbrug (2) te verplaatsen (positioneren) kan deze mechanisch worden verbonden met de onderbrug (3), beide bewegen dan samen. Om de mechanische verbinding (koppeling) tussen de onderbrug (3) en bovenbrug (2) te realiseren omvat de inrichting (1) koppelmiddelen (5) die schakelbaar zijn tussen een eerste stand waarin de bovenbrug (2) en de onderbrug (3) aan elkaar gekoppeld zijn waardoor de bovenbrug (2) en de onderbrug (3) samen positioneerbaar zijn met behulp van de genoemde aandrijfmiddelen (4a; 4b), en een tweede stand waarin de bovenbrug (2) en de onderbrug (3) ontkoppeld zijn van elkaar zodat enkel de onderbrug (3) positioneerbaar is met behulp van de aandrijfmiddelen (4a; 4b).
De mechanische verbinding tussen de onderbrug (3) en de bovenbrug (2) kan op elke positie in- of uitgeschakeld worden. De mechanische verbinding wordt gerealiseerd door een verstelbaar mechanisch borgingselement of met behulp van een verbinding gebaseerd op wrijving (klemming op basis van hydraulische machineklemmen) eventueel gecombineerd met dit verstelbaar mechanisch borgingselement. Het mechanisch borgingselement kan elektrisch, hydraulisch of pneumatisch aangestuurd worden. Zo is het mogelijk eerst de bovenbrug (2) op positie te brengen om dan de mechanische verbinding uit te schakelen en vervolgens de onderbrug (3) op positie te brengen. Eens de ingestelde positie bereikt is, worden de onderbrug (3) en bovenbrug (2) in deze positie vastgezet. Hiertoe is de inrichting (1) voorzien van eerste klemmiddelen (6).
Om de doorbuiging van de onderbrug (3) onder belasting (tijdens het weven) te beperken en zo een goede en gelijkmatige productkwaliteit te realiseren, dient het midden van de onderbrug (3) ondersteund te worden. Hiertoe omvat de inrichting (1) tweede klemmiddelen (7) die voorzien zijn om de onderbrug (3) tussen zijn beide uiteinden vast te zetten wanneer de gewenste positie bereikt is. Deze ondersteuning is passief. Bij een passieve ondersteuning wordt binnen het kader van de uitvinding begrepen dat een bepaalde middenpositie kan worden geborgd, maar de ondersteuning kan deze positie zelf niet wijzigen. In onderstaande verduidelijken we deze passieve ondersteuning.
Om de doorbuiging van de onderbrug (3) onder controle te houden zal er op basis van de gewenste posities van de uiteinden van de onderbrug (3) ook een gewenste middenpositie zijn. De gewenste middenpositie zal steeds in relatie staan tot de positie van de uiteinden van de onderbrug (3).
Eventueel worden er in het systeem voor middenondersteuning met behulp van de tweede klemmiddelen (7), meerdere tweede klemmiddelen (7) voorzien, verspreid over de afstand tussen de uiteinden van de onderbrug (3).
Het activeren van de middenondersteuning gebeurt wanneer de gewenste middenpositie bereikt is. De gewenste middenpositie van de onderbrug wordt gerealiseerd door de volledige onderbrug omhoog/omlaag te bewegen totdat de gewenste middenpositie bereikt is. Op dit punt wordt de middenondersteuning geactiveerd en hierdoor wordt deze middenpositie geborgd.
Het eerder beschreven systeem van passieve ondersteuning kan, zoals hierna verduidelijkt, uitgebreid worden met een ‘actieve’ component. Met ‘actief’ wordt bedoeld dat de ondersteuning de middenpositie niet enkel kan borgen maar dat dit systeem ook in staat is om deze positie zelfstandig en onafhankelijk van de uiteinden van de onderbrug te wijzigen. Deze uitbreiding vereist wel een extra (derde) aandrijfmiddel dat gepositioneerd zit in de nabijheid van het midden en dat in staat is om de doorbuiging van de onderbrug op een eenvoudige manier te compenseren.
Wanneer de gewenste positie van de onderbrug (3) en/of bovenbrug (2) bereikt wordt, wordt de positie geborgd door de bruggen tegen de steunen te klemmen via de eerste klemmiddelen (6) en dit voor de beide uiteinden. Hierdoor wordt elke vrijheidsgraad weggenomen. Deze steunen zijn gemonteerd tegen het chassis van de machine. De verbinding steunt voor een belangrijk deel op wrijving.
Deze klemming kan verwezenlijkt worden door manueel in te stellen bout-verbindingen. Een alternatief hiervoor zijn machineklemmen die automatisch in- en uitgeschakeld kunnen worden. De machineklemmen werken op basis van hydraulische druk of op basis van een mechanische veer die hydraulisch kan worden uitgeschakeld.
De machineklemmen bewegen mee met de bruggen, dit is mogelijk doordat er gleuven aanwezig zijn in de steunen en omdat de klemmen verschillende posities kunnen innemen op de bruggen.
Tijdens de werking van de machine zijn de bruggen vastgeklemd, de klemmen worden enkel losgemaakt om een positionering uit te voeren.
De belasting op het systeem voor positioneren kan worden verminderd door tijdens het positioneren van de bovenbrug en/of de onderbrug de spanning op de garens te reduceren en/of door de hoek van het garen met het horizontale vlak aan te passen. De machinesturing zal voorafgaand op de positionering de garenspanning op de onder- en bovenbrug verlagen en/of de stand van de weeframen aanpassen. Na de positionering zullen deze wijzigingen terug ongedaan gemaakt worden.
De weefselgeleidingsinrichting (1) volgens deze uitvinding kan tevens voorzien zijn van positieopnemers (9) opgesteld aan beide zijden van de inrichting om ofwel de afstand van zowel de bovenbrug (2) als de onderbrug (3) tegenover het snijdmes (8) te meten, of om de afstand tussen de bovenbrug (2) en de onderbrug (3) onderling te meten, ofwel beide. Deze door de positieopnemers (9) opgenomen meetsignalen kunnen weergegeven worden binnen het gezichtsveld van de gebruiker (operator). Tijdens het bijregelen van de bruggen kan hij eenvoudig aflezen welke de nieuwe beethoogte is (in geval van meting van afstand tussen de bovenbrug (2) en onderbrug (3)) of wat de nieuwe afstand wordt tussen de bovenbrug (2) en het snijdmes (8) en/of tussen de onderbrug (3) en het snijdmes (8) (bij een goede instelling dienen deze beide afstanden nagenoeg gelijk te zijn). Op deze manier ziet de gebruiker onmiddellijk het effect van zijn bijstelling en kan hij deze stoppen wanneer hij de gewenste beethoogte en aldus de daaruit volgende gewenste poolhoogte bereikt heeft. De gebruikte positieopnemers zijn bijvoorbeeld contactloze opnemers zoals bijvoorbeeld op basis van een laserstraal.
Tevens kan er een processoreenheid ingezet worden om via de aandrijfmiddelen in combinatie met de signalen van de positieopnemers, de bovenbrug (2) en/of de onderbrug (3) over een opgegeven afstand te verplaatsen. Hierbij worden het eerste (4a) en het tweede aandrijfmiddel (4b) bij voorkeur synchroon aangestuurd.
Verder kan de weefselgeleidingsinrichting (1) ook voorzien zijn van één of meerdere positieopnemers in het midden van de onderbrug. Bij weergave van de meetsignalen van deze positieopnemer(s) in combinatie met de gewenste middenpositie van de onderbrug kan de gebruiker tijdens het positioneren van de onderbrug de doorbuiging van de onderbrug minimaliseren. Wanneer er geen positieopnemers in het midden van de onderbrug zijn, kan de gebruiker de processoreenheid voorzien van een (manuele) meetwaarde voor de doorbuiging van de onderbrug zodat bij de verplaatsing van de onderbrug toch rekening kan gehouden worden met de doorbuiging en deze zo veel mogelijk geminimaliseerd kan worden.

Claims (15)

  1. C O N C L U S I E S
    1. Weefselgeleidingsinrichting (1) voor een dubbelstukweefmachine, omvattende een snijdmes (8) en een met behulp van aandrijfmiddelen (4a; 4b) op instelbare afstanden van elkaar en van het snijdmes (8) positioneerbare bovenbrug (2) en onderbrug (3), met het kenmerk dat de inrichting (1) koppelmiddelen (5) omvat die schakelbaar zijn tussen een eerste stand, waarin de bovenbrug (2) en de onderbrug (3) aan elkaar gekoppeld zijn waardoor de bovenbrug (2) en de onderbrug (3) samen positioneerbaar zijn met behulp van de genoemde aandrijfmiddelen (4a; 4b), en een tweede stand, waarin de bovenbrug (2) en de onderbrug (3) van elkaar ontkoppeld zijn zodat enkel de bovenbrug (2) of enkel de onderbrug (3) positioneerbaar is met behulp van de aandrijfmiddelen (4a; 4b).
  2. 2. Weefselgeleidingsinrichting (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de onderbrug (3) zowel in de eerste als tweede stand van de koppelmiddelen (5) positioneerbaar is en dat de genoemde koppelmiddelen (5) schakelbaar zijn tussen een eerste stand waarin de onderbrug (3) en de bovenbrug (2) aan elkaar gekoppeld zijn waardoor deze samen positioneerbaar zijn, en een tweede stand waarin enkel de onderbrug (3) positioneerbaar is.
  3. 3. Weefselgeleidingsinrichting (1) volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat de aandrijfmiddelen (4a; 4b) hydraulische of elektrische actuatoren omvatten.
  4. 4. Weefselgeleidingsinrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de aandrijfmiddelen (4a; 4b) één of meerdere schroefmiddelen omvatten die voorzien zijn om de bovenbrug (2) en de onderbrug (3) te positioneren ten opzichte van elkaar en ten opzichte van het snijdmes, en dat de aandrijfmiddelen (4a; 4b) minstens één elektromotor omvatten die voorzien is om de schroefmiddelen te verdraaien voor de instelling van de genoemde bruggen (2; 3).
  5. 5. Weefselgeleidingsinrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de aandrijfmiddelen een eerste (4a) en tweede (4b) aandrijfmiddel omvatten waarbij het eerste aandrijfmiddel (4a) voorzien is aan het ene uiteinde van de brug die positioneerbaar is wanneer de koppelmiddelen in hun tweede stand geschakeld zijn en dat het tweede aandrijfmiddel (4b) voorzien is aan het andere uiteinde van deze brug.
  6. 6. Weefselgeleidingsinrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de weefselgeleidingsinrichting (1) één of meerdere positieopnemers (9) omvat voor het bepalen van de positie van de bovenbrug (2), de onderbrug (3) en het snijdmes (8).
  7. 7. Weefselgeleidingsinrichting (1) conclusie 6, met het kenmerk dat de genoemde positieopnemers (9) minstens voorzien zijn aan de uiteinden van de bovenbrug (2) en de onderbrug (3).
  8. 8. Weefselgeleidingsinrichting (1) conclusie 6 of 7, met het kenmerk dat de genoemde positieopnemers (9) minstens voorzien zijn in het midden van de de onderbrug (3).
  9. 9. Weefselgeleidingsinrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de inrichting (1) eerste klemmiddelen (6) omvat die voorzien zijn om de bovenbrug (2) en onderbrug (3) los te maken en in de ingestelde positie vast te zetten.
  10. 10. Weefselgeleidingsinrichting (1) volgens conclusie 9, met het kenmerk dat de inrichting (1) tweede klemmiddelen (7) omvat die voorzien zijn om de onderbrug (3) tussen zijn beide uiteinden los te maken en terug vast te zetten wanneer de gewenste positie bereikt is.
  11. 11. Weefselgeleidingsinrichting (1) volgens conclusie 10, met het kenmerk dat de eerste (6) en/of tweede (7) klemmiddelen pneumatische, hydraulische of elektrische actuatoren omvatten.
  12. 12. Weefselgeleidingsinrichting (1) volgens één van de conclusies 9 t/m 11, met het kenmerk dat de eerste klemmiddelen, respectievelijk de eerste en/of tweede klemmiddelen (7) voorzien zijn om de bovenbrug, respectievelijk de onderbrug (3) te verbinden met het chassis van de weefmachine.
  13. 13. Dubbelstukweefmachine voorzien van een weefselgeleidingsinrichting (1) volgens één van de conclusies 1 t/m 12.
  14. 14. Werkwijze voor het positioneren van een onderbrug (3) en/of een bovenbrug (2) van een weefselgeleidingsinrichting (1) van een dubbelstukweefmachine, waarvan de bovenbrug (2) en de onderbrug (3) met behulp van aandrijfmiddelen (4a; 4b) positioneerbaar zijn, met het kenmerk dat de weefselgeleidingsinrichting (1) verder koppelmiddelen (5) omvat die schakelbaar zijn tussen een eerste en een tweede stand, dat de koppelmiddelen (5) in de eerste stand geschakeld worden waarbij de onderbrug (3) en de bovenbrug (2) aan elkaar zijn gekoppeld zijn om de onderbrug (3) en de bovenbrug (2) samen te positioneren, en dat de koppelmiddelen (5) in de tweede stand geschakeld worden waarbij de onderbrug (3) en de bovenbrug (2) van elkaar ontkoppeld zijn zodat enkel de bovenbrug (2) of enkel de onderbrug (3) positioneerbaar is met behulp van de aandrijfmiddelen (4a; 4b).
  15. 15. Werkwijze volgens conclusie 14, met het kenmerk dat de koppelmiddelen (5) eerst in de eerste stand geschakeld wordt om beide bruggen (2, 3) samen te verplaatsen en vervolgens in de tweede stand om enkel de bovenbrug (2) of enkel de onderbrug (3) naar de gewenste positie te brengen.
BE20155135A 2015-03-12 2015-03-12 Regeling van de onderlinge positie van de breedtestukken van een weefselgeleidingsinrichting BE1022813A9 (nl)

Priority Applications (5)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20155135A BE1022813A9 (nl) 2015-03-12 2015-03-12 Regeling van de onderlinge positie van de breedtestukken van een weefselgeleidingsinrichting
CN201680012220.3A CN107257870B (zh) 2015-03-12 2016-03-10 织物引导装置的纬度方向部件的相互位置的调整
US15/557,768 US20180073171A1 (en) 2015-03-12 2016-03-10 Adjustment of the mutual position of the latitudinal parts of a fabric guiding device
PCT/IB2016/051369 WO2016142899A1 (en) 2015-03-12 2016-03-10 Adjustment of the mutual position of the latitudinal parts of a fabric guiding device
EP16713093.9A EP3268522B1 (en) 2015-03-12 2016-03-10 Adjustment of the mutual position of the latitudinal parts of a fabric guiding device

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20155135A BE1022813A9 (nl) 2015-03-12 2015-03-12 Regeling van de onderlinge positie van de breedtestukken van een weefselgeleidingsinrichting

Publications (3)

Publication Number Publication Date
BE1022813A1 true BE1022813A1 (nl) 2016-09-13
BE1022813B1 BE1022813B1 (nl) 2016-09-13
BE1022813A9 BE1022813A9 (nl) 2016-10-04

Family

ID=53783513

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE20155135A BE1022813A9 (nl) 2015-03-12 2015-03-12 Regeling van de onderlinge positie van de breedtestukken van een weefselgeleidingsinrichting

Country Status (5)

Country Link
US (1) US20180073171A1 (nl)
EP (1) EP3268522B1 (nl)
CN (1) CN107257870B (nl)
BE (1) BE1022813A9 (nl)
WO (1) WO2016142899A1 (nl)

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE102018211531B4 (de) 2018-07-11 2020-03-05 Lindauer Dornier Gesellschaft Mit Beschränkter Haftung Webmaschine sowie Verfahren zum Führen eines Gewebes in einer Webmaschine

Family Cites Families (13)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3204669A (en) * 1963-07-03 1965-09-07 Morgan Valentine Co Inc L Manufacture of cut pile fabrics
GB1127341A (en) * 1966-01-18 1968-09-18 G H Norton & Company Ltd Improvements in or relating to woven pile products and the weaving thereof
CH594084A5 (nl) * 1974-10-29 1977-12-30 Patax Trust Reg
DE2659097C2 (de) * 1976-12-27 1985-02-21 Girmes-Werke Ag, 4155 Grefrath Vorrichtung zum Trennen von Doppelplüsch-Warenbahnen
US4176692A (en) * 1978-08-21 1979-12-04 Cox Foundry & Machine Co. Rotating driving mechanism for imparting reciprocatory motion to a driven element
FR2527654A1 (fr) * 1982-05-26 1983-12-02 Alsacienne Constr Meca Perfectionnement aux dispositifs de coupe des poils pour machine a tisser le velours en double nappe
JPS609983U (ja) * 1983-06-30 1985-01-23 株式会社 川島織物 ダブルパイル織機
BE1000995A4 (nl) * 1987-10-12 1989-05-30 Wiele Michel Van De Nv Inrichting voor het regelen van de beet in de snijinrichting van dubbelstukweefmachines.
DE4306493A1 (de) * 1993-03-03 1994-09-08 Genkinger Hebe Foerdertech Verfahren und Vorrichtung zum Parallelrichten eines Transportwagens
BE1015479A3 (nl) * 2003-04-23 2005-04-05 Wiele Michel Van De Nv Symmetrische beetmeting.
DE50307329D1 (de) * 2003-07-30 2007-07-05 Staeubli Gmbh Schneidvorrichtung für das Trennen von Doppelflorgewebe
WO2007025394A1 (de) * 2005-09-02 2007-03-08 Textilma Ag Verfahren zur herstellung eines samtbandes mit doppelseitigem flor und bandwebmaschine zur durchführung des verfahrens
CN101487161A (zh) * 2009-02-20 2009-07-22 常州市悦腾机械有限公司 双层绒坯布切割通道对称调节装置

Also Published As

Publication number Publication date
WO2016142899A1 (en) 2016-09-15
CN107257870B (zh) 2019-10-18
BE1022813B1 (nl) 2016-09-13
EP3268522A1 (en) 2018-01-17
US20180073171A1 (en) 2018-03-15
CN107257870A (zh) 2017-10-17
EP3268522B1 (en) 2019-05-29
BE1022813A9 (nl) 2016-10-04

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1022811A9 (nl) Klemming van de positie van de breedtestukken van een weefgeleidingsinrichting
DE69407570T2 (de) Vorrichtung zum Führen eines Hängemessers in einer Schneidmaschine zum Schneiden von Blattmaterial
BE1022813A9 (nl) Regeling van de onderlinge positie van de breedtestukken van een weefselgeleidingsinrichting
DE3590539T1 (de) Scanning-Keratometer
DE102010017593A1 (de) Verfahren und Anordnung zum Aufnehmen eines Teilstapels einer abgezählten Anzahl von Materialbögen von einem Materialstapel
DE69927597T2 (de) Verfahren und Vorrichtung zur Falzwinkelmessung eines Blattes in einer Falzmaschine
DE102004033119A1 (de) Regelungsverfahren für eine Werkzeugmaschine mit numerischer Steuerung, Werkzeugmaschine, sowie Bearbeitungskopf und Werkzeugaufnahme
CN212025439U (zh) 一种张网装置
BE1015479A3 (nl) Symmetrische beetmeting.
KR100910090B1 (ko) 용접이면의 변형량 측정장치
NL1006408C2 (nl) Inrichting voor het bevestigen van een strook aan een baanvormig materiaal.
NL8006646A (nl) Automatische snelheidsregeling voor een lasinrichting.
NL2009341C2 (nl) Inrichting en werkwijze voor het corrigeren van de gevolgen van een afwijking van de positie van een beweegbare camera in een positioneer-inrichting voor het positioneren van flexibele drukplaten op een drager.
JP3179348B2 (ja) 歪修正装置
EP3333534A1 (en) Measuring station for the diagnostics of longitudinal beams
NL1015481C2 (nl) Inrichting voor het knippen van metaalplaat.
IT201900008850A1 (it) Centro di Lavoro e Metodo per Posizionare un Elemento di Bloccaggio
JPH0545257A (ja) 屋根材踏割試験装置
DE102010056593A1 (de) Verfahren zur Ermittlung einer Ortsposition einer Seitenkante eines Materialstapels
US62394A (en) John g
CN111283781A (zh) 用于织物片材的切割设备的附件装置
CS205984B1 (cs) Zařízení pro automatické středění bočního řeziva před dvojitou omítací pilou
JPH0133390B2 (nl)
CZ285360B6 (cs) Zařízení ke středění, zejména pro omítací pilu
IT9020368A1 (it) Macchina per il taglio trasversale di fogli di legno particolarmente per la intestatura di pacchi di impiallacciatura

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20230331