<Desc/Clms Page number 1>
Symmetrische beetmeting Deze uitvinding betreft een snijdinrichting voor een dubbelstuk - weefmachine omvattende een snijdmes en een bovenste en een onderste snijdlineaal met een door één of meerdere schroefmiddelen instelbare tussenafstand.
Met tussenafstand wordt in deze octrooiaanvraag bedoeld : de afstand tussen het bovenste en onderste snijdlineaal (= beet).
In dubbelstuk - weefmachines worden gelijktijdig twee weefsels boven elkaar geweven die meestal met elkaar verbonden zijn met poolketting garens die zich patroonvormend van het onderste werk naar het bovenste werk bewegen en omgekeerd.
De twee weefsels worden op een afstand van elkaar gehouden bepaald door de opening tussen het onderste - en het bovenste snijdlineaal mits er voldoende spanning op de kettingdraden aangebracht is. Het ongescheiden dubbelstukweefsel wordt uit elkaar gehouden over de afstand tussen boven - en ondersnijdlineaal (= beet), voor het aan de snijdbeweging aangeboden wordt.
Het instellen van deze tussenafstand (beet) is een delicaat gebeuren, zowel om : - een bepaalde waarde van de beet in te stellen; - de beethoogte links en rechts van de weefmachine gelijk te houden;
<Desc/Clms Page number 2>
- de snijdinrichting centraal ten opzichte van de beet te houden.
In het Belgisch octrooi BE 8. 701.167 wordt een inrichting beschreven die de instelling van de beet vereenvoudigt en het niet langer nodig maakt om de "trial and error" werkwijze toe te passen, waarbij na elke bijregeling van de beet het resultaat moet gecheckt worden door het weven van een stuk weefsel. Hiertoe wordt de snijdinrichting voorzien van één of meerdere elektronische verplaatsingsopnemers die een signaal geven dat in verhouding staat met de positie van respectievelijk het bovenste - en onderste snijdlineaal ten opzichte van het mes.
Tijdens het bijstellen van de stelspindels die volgens dit octrooi aangedreven worden door een elektromotor, kan men de afstanden tussen boven - en ondersnijdlineaal enerzijds en tussen één van de snijdlinealen en een vast referentiepunt op de weefmachine (boven- of onderzijde van het snijdmes) anderzijds, aflezen en controleren of wordt de processoreenheid ingezet om de aandrijving aan te sturen en om zo de gewenste positie te bereiken. De hierbij gebruikte stelspindels zijn enerzijds stelspindels die de beethoogte regelen (het boven snijdlineaal bewegen tegenover het ondersnijdlineaal of omgekeerd) en anderzijds stelspindels die de instelling van de beet tegenover het snijdmes (bovenste - en onderste snijdlineaal als geheel bewegen tegenover het snijdmes).
De hieruit voortvloeiende werkwijze heeft als nadeel dat bij het instellen van een nieuwe beethoogte door het verplaatsen van het bovenste snijdlineaal tegenover het onderste snijdlineaal (of omgekeerd) het
<Desc/Clms Page number 3>
snijdmes uit het midden van de beet komt te staan en achteraf met andere stelspindels dient bijgeregeld te worden. Deze werkwijze is omslachtig en kan tot fouten leiden.
De uitvinding volgens BE 8. 701.167 laat tevens toe dat boven - en ondersnijdlineaal elk van één of meerdere stelspindels voorzien zijn die een beweging tussen snijdmes en boven - respectievelijk ondersnijdlineaal uitvoeren. In deze uitvoering verstelt men eerst bijvoorbeeld het bovenlineaal tegenover het snijdmes en daarna het ondersnijdlineaal tegenover het snijdmes. Ook deze werkwijze blijft omslachtig omdat zowel boven - als ondersnijdlineaal apart versteld worden. Tijdens de afstelling van de beethoogte blijft de positie van het snijdmes in het midden van de beet niet behouden en kan dit tevens aanleiding geven tot fouten of onnauwkeurigheden.
Het aandrijven van de stelspindels met elektromotoren en het inzetten van de processoreenheid om de gewenste positie te bereiken vereenvoudigt de afstelling en verkleint het risico op fouten en onnauwkeurigheden, maar is een dure oplossing voor handelingen die enkel occasioneel dienen uitgevoerd te worden.
Het doel van deze uitvinding is een inrichting en werkwijze uit te werken waardoor tijdens het aanpassen van de ingestelde beethoogte naar een nieuwe beethoogte de nagenoeg centrale positie van het snijdmes tegenover
<Desc/Clms Page number 4>
het bovenste - en onderste snijdlineaal met dezelfde afwijking wordt behouden.
Het doel van de uitvinding wordt bereikt door te voorzien in een snijdinrichting voor een dubbelstuk-weefmachine omvattende een snijdmes en een bovenste en een onderste snijdlineaal met een door één of meerdere schroefmiddelen instelbare tussenafstand, waarbij de inrichting minstens één eerste schroefmiddel met een eerste en een tweede schroefgedeelte met een onderling tegengestelde schroefgang met nagenoeg dezelfde spoed omvat, waarbij elk schroefgedeelte voorzien is om een respectievelijke snijdlineaal in tegengestelde richting in de hoogte te verplaatsen.
Met nagenoeg dezelfde spoed wordt bedoeld dat de nominale waarde van de schroefgang van het eerste en tweede schroefgedeelte nagenoeg dezelfde is. Kleine afwijkingen, bij voorkeur kleiner dan 0,1 mm, zijn mogelijk.
Door het eerste schroefmiddel te verdraaien, door bijvoorbeeld met sleutel in te grijpen op een hiertoe aangepaste doorsnede van het eerste schroefmiddel. Zullen het bovenste - en onderste snijdlineaal over nagenoeg dezelfde afstand bewegen tegenover het snijdmes maar in tegengestelde richting.
Bij een voorkeursuitvoering van de snijdinrichting volgens de uitvinding omvat de genoemde inrichting minstens één tweede schroefmiddel om de bovenste - en
<Desc/Clms Page number 5>
onderste snijdlineaal als geheel, met behoud van de tussenafstand, te verplaatsen.
Door het geheel van bovenste - en onderste snijdlineaal tegenover het snijdmes te verplaatsen kan de bovenste en onderste snijdlineaal symmetrisch tegenover het snijdmes worden ingesteld. Deze bijstelling gebeurt door het tweede schroefmiddel te verdraaien, bijvoorbeeld met een sleutel die ingrijpt op een aangepaste doorsnede van het tweede schroefmiddel.
Gezien het bijstellen van de tussenafstand (de beet) meestal met een lage frequentie gebeurt en tijdens het weven grote krachten uitgeoefend worden op de bovenste en onderste snijdlineaal, krachten die rechtstreeks doorgezet worden naar de stelspindels, wordt bij voorkeur één of meerdere bevestigingsplaten ingezet om door middel van spanmiddelen het bovenste - en onderste snijdlineaal vast met elkaar te verbinden en de krachten die tijdens het weven op het bovenste - en onderste snijdlineaal uitgeoefend worden niet aan de schroefmiddelen door te geven.
Bij een bijzondere voorkeursuitvoering van de snijdinrichting volgens de uitvinding is het eerste schroefmiddel hol uitgevoerd en strekt het tweede schroefmiddel zich uit doorheen de holle binnenruimte van het eerste schroefmiddel. Het tweede schroefmiddel is bij voorkeur voorzien van schroefdraad zodat bij verdraaien van het tweede schroefmiddel het boven- en
<Desc/Clms Page number 6>
ondersnijdlineaal gezamenlijk naar boven of gezamenlijk naar beneden bewegen.
Het eerste en tweede schroefmiddel zijn bij voorkeur elk voorzien van enerzijds een kleminrichting om hun positie te borgen en anderzijds van een aangepaste doorsnede waarop een stelsleutel kan ingrijpen om de beet bij te regelen.
Bij een meer bijzondere uitvoering van de snijdinrichting volgens de uitvinding omvat de inrichting minstens één elektromotor die voorzien is om het eerste en/of het tweede schroefmiddel aan te drijven om het eerste en/of tweede schroefmiddel te verdraaien voor de instelling van de snijdlinealen.
Bij een meest bijzondere uitvoering van de snijdinrichting volgens de uitvinding is de genoemde snijdinrichting voorzien van minstens één verplaatsingsopnemer die bij voorkeur een contactloze opnemer is die de verplaatsing opmeet op basis van bijvoorbeeld een laserstraal.
Om de eigenschappen van deze uitvinding verder te verduidelijken en om bijkomende voordelen en bijzonderheden ervan aan te duiden volgt nu een meer gedetailleerde beschrijving van de snijdinrichting. Het weze duidelijk dat niets in de hierna volgende beschrijving kan geïnterpreteerd worden als een beperking van de in de conclusies opgeëiste bescherming voor deze uitvinding.
<Desc/Clms Page number 7>
In deze beschrijving wordt door middel van referentiecijfers verwezen naar de hierbij gevoegde tekeningen waarbij : - figuur 1 een voorstelling is van een snijdinrichting volgens de uitvinding met een eerste en tweede schroefmiddel; - figuur 2 een voorstelling is van de snijdinrichting volgens de uitvinding waarbij het tweede schroefmiddel zich uitstrekt doorheen de holle binnenruimte van het eerste schroefmiddel.
De snijdinrichting van een dubbelstuk weefmachine, voorgesteld in figuur 1 en 2 omvat een bovenste (2) - en onderste snijdlineaal (1) met een door één of meerdere schroefmiddelen (3,7) instelbare tussenafstand (13) en een snijdmes dat beweegt op een geleiding die vast aan het machineframe is verbonden. Links en rechts wordt er op de weefmachine een eerste schroefmiddel (3) voorzien die zowel het onderste snijdlineaal (1) als het bovenste snijdlineaal (2) over dezelfde afstand maar in tegengestelde richting verplaatst. Het eerste schroefmiddel (3) zal in het vervolg van deze beschrijving aangeduid worden als eerste stelspindel (3).
Elk van deze stelspindels (3) is hiertoe voorzien van twee schroefgedeeltes (4,5) waarbij de schroefgang van het ene gedeelte (4) (Li, Re) tegengesteld is aan de schroefgang van het andere gedeelte (5) (Re, Li). Tevens hebben de twee schroefgedeeltes (4,5) dezelfde spoed.
<Desc/Clms Page number 8>
Wanneer men met een stelsleutel op de aangepaste doorsnede (6) (kan bvb. twee evenwijdige afgeplatte kanten op de stelspindel (3) zijn) deze eerste stelspindel (3) verdraait zullen de bovenste (2)- en onderste snijdlineaal (1) over dezelfde afstand bewegen tegenover het snijdmes, maar in tegengestelde richting.
Tijdens de uitvoering en na het beëindigen van deze bijstelling blijft de centrale positie van het snijdmes tegenover beide snijdlinealen behouden.
De snijdinrichting is tevens voorzien van één of meerdere tweede schroefmiddelen (7) die het geheel van bovenste (2) - en onderste snijdlineaal (1) tegenover het snijdmes kunnen verplaatsen om het boven (2)- en ondersnijdlineaal symmetrisch tegenover het snijdmes te kunnen instellen. Het tweede schroefmiddel (7) zal in het vervolg van deze beschrijving aangeduid worden als tweede stelspindel (7). Het bijstellen van de tweede stelspindel gebeurt door het verdraaien van deze tweede bvb. door middel van een stelsleutel op de aangepaste doorsnede (10) (kunnen twee platte kanten zijn).
Op figuur 2 is een bijzondere uitvoering van de uitvinding voorgesteld, hierbij worden de eerste stelspindels (3) en de tweede stelspindels (7) als één stelspindel (8) uitgevoerd. Het eerste stelspindeldeel (3) is hol uitgevoerd zodat het tweede stelspindeldeel (7) zich doorheen de holle binnenruimte van het eerste stelspindeldeel (3) kan uitstrekken. Het tweede stelspindeldeel (7) is onderaan voorzien van schroefdraad (14) zodat bij verdraaien van het tweede stelspindeldeel
<Desc/Clms Page number 9>
(7) met behulp van een stelsleutel die ingrijpt op de aangepaste doorsnede (10) het boven- en ondersnijdlineaal gezamenlijk naar boven of gezamenlijk naar beneden bewegen, wat toelaat het snijdmes centraal in de beetopening te positioneren.
Het eerste (3) en tweede (7) stelspindeldeel zijn elk voorzien van een kleminrichting (9) om hun positie te borgen en van een aangepaste doorsnede (6,10) om de beet bij te regelen.
In het geval de eerste (3) en de tweede (7) stelspindel als één stelspindel (8) worden uitgevoerd dient men om de beet bij te stellen een keuze te maken welke bijstelling men wenst door te voeren : - aanpassing beethoogte; - snijdmes symmetrisch opstellen t. o.v. de beet.
Afhankelijk hiervan dient men de kleminrichting (9) van het overeenkomstig eerste (3) of tweede (7) stelspindeldeel te lossen, het stelspindeldeel (3,7) over de gewenste afstand bij te regelen door het respectievelijke stelspindeldeel te verdraaien door een stelsleutel te plaatsen op de aangepaste doorsnede (6,10) en nadien de overeenkomstige kleminrichting (9) opnieuw te klemmen.
Zowel de snijdinrichting voorgesteld op figuur 1 als deze voorgesteld op figuur 2, kan voorzien zijn van verplaatsingsopnemers opgesteld aan beide zijden van de snijdinrichting om ofwel de afstand van boven (2) - en ondersnijdlineaal (1) tegenover het snijdmes te meten, of
<Desc/Clms Page number 10>
om de afstand van boven (2)- en ondersnijdlineaal onderling te meten, ofwel beide. Deze meetsignalen opgenomen door de verplaatsingsopnemers kunnen geafficheerd worden binnen het gezichtsveld van de insteller.
Bij het bijregelen van een stelspindel volgens de uitvinding kan hij aflezen welke de nieuwe beethoogte is (in geval van meting van afstand tussen boven (2) - en ondersnijdlineaal (1)) of kan hij aflezen wat de nieuwe afstand wordt tussen bovensnijdlineaal (2) en snijdmes en/of tussen ondersnijdlineaal (1) en snijdmes (bij een goede instelling dienen deze beide afstanden nagenoeg gelijk te zijn). Hierbij ziet hij continu het effect van zijn bijstelling en kan hij deze stoppen wanneer hij de gewenste beethoogte en aldus de gewenste poolhoogte heeft bereikt. De gebruikte verplaatsingsopnemers zijn bijvoorbeeld contactloze opnemers zoals bijvoorbeeld op basis van een laserstraal.
De eerste (3) en/of tweede (7) stelspindels alsook de ééndelige uitvoering (8) kunnen door één of meerdere elektromotor(en) worden aangedreven. Een processoreenheid kan hierbij ingezet worden om in combinatie met de signalen van de verplaatsingsopnemers, de boven (2)en/of de ondersnijdlineaal (1) over de opgegeven afstand te verplaatsen. Hierbij worden de linker - en rechterspindel bij voorkeur synchroon aangestuurd.
Afsluitend dient opgemerkt te worden dat één of meerdere bevestigingsplaten (11) worden ingezet om door middel van spanmiddelen (12) boven (2)- en ondersnijdlineaal (1) vast met elkaar te verbinden en zodoende de krachten die
<Desc/Clms Page number 11>
tijdens het weven op boven (2) - en ondersnijdlineaal (1) uitgeoefend worden niet aan de stelspindels (3,7,8) door te geven.