BE1021317B1

BE1021317B1 - Schoenmatrijseenheid

Info

Publication number: BE1021317B1
Application number: BE2012/0682A
Authority: BE
Inventors: Ming-Te Chen
Original assignee: Ming-Te Chen
Priority date: 2011-10-11
Filing date: 2012-10-11
Publication date: 2015-10-29
Also published as: WO2013053323A1; GR20120100515A; TW201325491A; IE20120449A1; GR1008099B; LV14836B; NL2009608C2; IE86496B1; LV14837B; ITMI20121697A1; NL2009608A; FR2981003A1; SI23893A; LV14837A; LV14660A; LV14660B; US20120096653A1; CN104023580A; CN104023580B; LV14836A

Abstract

Een schoenmatrijseenheid omvat een basismatrijs met een schoenvormgevingsdeel op de bovenkant daarvan en met een concave holte. Een linkermatrijs en een rechtermatrijs zijn respectievelijk gelegen aan twee zijden van de basismatrijs, en elk van de linker- en rechtermatrijzen heeft een verdiept positioneringsgedeelte waarmee respectievelijk een beschermingselement is gekoppeld. Twee respectievelijke randen zijn gelegen aan twee respectievelijke binnenkanten van de linkermatrijs en de rechtermatrijs. De randen beschermen de buitenzijde van de voorschoen en begrenzen de ruimte voor het vormen van de buitenzool zodanig dat geen overtollig materiaal gevormd wordt op de buitenzool en dat het foutenpercentage wordt verlaagd.

Description

Schoenmatrijseenheid

Vakgebied van de uitvinding

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een schoenmatrijseenheid, en meer in het bijzonder op een schoenmatrijseenheid met beschermingsgedeelte en met randen voor het verbeteren van de vorming van overtollig materiaal op de buitenzooi.

Achtergrond van de uitvinding

Een conventionele schoenmatrijseenheid is getoond in figuur 1 en omvat in zijn algemeenheid een basismatrijs 1 met de vorm van een schoen en met een concave holte die gevormd is aan de bovenkant van de basismatrijs 1, waarbij de concave holte een patroon voor de buitenzooi omvat, waarbij een linkermatrijs en een rechtermatrijs 2 gelegen zijn aan twee zijden van de basismatrijs 1. Een voorschoen 3 wordt gemonteerd op de schoenleest die vervolgens aangebracht wordt in de concave holte. De linker- en rechtermatrijzen 2 worden bewogen en maken contact met de twee zijden van de basismatrijs 1 ter vorming van een ruimte 4 voor de buitenzooi. Materiaal voor de buitenzooi wordt in de concave holte gegoten en gekoeld, zodanig dat de voorschoen en de buitenzooi met elkaar worden verbonden. Echter, als gevolg van een gebrek aan nauwkeurigheid tussen de linker- en rechtermatrijzen 2 en de basismatrijs 1, en de spleten tussen de linker- en rechtermatrijzen 2 en de basismatrijs 1, wordt het materiaal niet gelijkmatig gevormd op twee zijden van de buitenzooi en wordt overtollig materiaal gevormd dat uit de concave holte stroomt. Dit vereist bijkomende afwerkwerkzaamheden. Indien de linker- en rechtermatrijzen 2 zodanig vervaardigd worden dat deze nauwkeurig passen naast de basismatrijs 1, heeft dit anderzijds als gevolg dat krassen ontstaan op de voorschoen 3 als gevolg van de stijfheid van de matrijzen 1, 2 waardoor het foutenpercentage hoger is.

De onderhavige uitvinding heeft als doel een schoenmatrijseenheid te verschaffen die tegemoetkomt aan de nadelen van bestaande schoenmatrijseenheden.

Samenvatting van de uitvinding

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een schoenmatrijseenheid en omvat een basismatrijs met een schoenvormgevingsdeel, en een linkermatrijs en een rechtermatrijs zijn respectievelijk gelegen aan twee zijden van de basismatrijs. Elk van de linker- en rechtermatrijzen heeft een verdiept positioneringsgedeelte waarmee respectievelijk een beschermingselement is gekoppeld. Twee respectievelijke randen zijn gelegen aan twee respectievelijke binnenkanten van de linker- en de rechtermatrijs. De randen beschermen de buitenzijde van de voorschoen en begrenzen de ruimte voor het vormen van de buitenzooi zodanig dat geen overtollig materiaal gevormd wordt op de buitenzooi en dat het foutenpercentage wordt verlaagd.

De onderhavige uitvinding zal duidelijker worden uit de volgende beschrijven wanneer deze gelezen wordt samen met de tekeningen in bijlage die zuiver ter illustratie een voorkeursuitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding tonen.

Korte beschrijving van de tekeningen

Figuur 1 is een dwarsdoorsnede ter illustratie van een conventionele schoenmatrijseenheid en een schoen in de conventionele schoenmatrij seenheid;

Figuur 2 is een opengewerkt aanzicht om de schoenmatrijseenheid van de onderhavige uitvinding te tonen voor het maken van vrijetijdsschoenen;

Figuur 3 is een doorsnede om de schoenmatrijseenheid van de onderhavige uitvinding te tonen voor het maken van vrijetijdsschoenen;

Figuur 4 is een opengewerkt aanzicht om de schoenmatrijseenheid van de onderhavige uitvinding te tonen voor het maken van sportschoenen;

Figuur 5 is een doorsnede om de schoenmatrijseenheid van de onderhavige uitvinding te tonen voor het maken van sportschoenen;

Figuur 6 is een opengewerkt aanzicht om de schoenmatrijseenheid van de onderhavige uitvinding te tonen voor het maken van schoenen met hoge hakken; en

Figuur 7 is een doorsnede om de schoenmatrijseenheid van de onderhavige uitvinding te tonen voor het maken van schoenen met hoge hakken.

Gedetailleerde beschrijving van de voorkeursuitvoeringsvorm

Verwijzend naar figuren 2 en 3 omvat de schoenmatrijseenheid van de onderhavige uitvinding een basismatrijs 10 met een schoenvormgevingsdeel 102 op de bovenkant 101 daarvan en met een concave holte 103 die gevormd is in de bovenkant van het schoenvormgevingsdeel 102.

Een linkermatrijs 20 en een rechtermatrijs 30 zijn respectievelijk gelegen aan de linkerzijde en rechterzijde van de basismatrijs 10. Elk van de linker- en rechtermatrijzen 20, 30 heeft een verdiept positioneringsgedeelte 201, 301 dat gevormd is in de bovenkant van de binnenzijde daarvan. Twee respectievelijke beschermingselementen 202, 302 zijn respectievelijk gekoppeld met twee respectievelijke binnenzijden van de positioneringsgedeeltes 201, 301 en twee respectievelijke beschermingselementen 202, 203 steken uit vanaf tweede zijden van de twee respectievelijke positioneringsgedeeltes 201, 301. Twee respectievelijke randen 203, 303 zijn gelegen op de twee respectievelijke binnenzijden van de linkermatrijs 20 en de rechtermatrijs 30. De randen 203, 303 begrenzen de ruimte voor het vormen van de buitenzooi 50. De beschermingselementen 202, 302 en de randen 203, 303 zijn vervaardigd uit een zacht rubber met een lage dichtheid zoals een siliciummetaal of een silicone.

Aan een voorschoen 40 is een omtrekselement 41 gehecht langs de onderrand van de voorschoen 40. De voorschoen 40 omvat een uitstekend deel 411 en een verdiept gedeelte 412 dat gebruikt wordt om de linkermatrijs 20 en de rechtermatrijs 30 te positioneren wanneer het materiaal voor de buitenzooi 50 in de schoenmatrijseenheid wordt gegoten. Wanneer de buitenzooi 50 wordt vervaardigd, wordt het uitstekend deel 411 van de schoen blootgesteld. De voorschoen 40 wordt gemonteerd op de schoenleest en in de concave holte 103 van het schoenvormgevingsdeel 102 op de bovenkant 101 van de basismatrijs 10 geplaatst, en het omtrekselement 41 wordt aan de voorschoen 401 gehecht, en de linkermatrijs 20 en de rechtermatrijs 30 worden bewogen om uitgelijnd te worden met de basismatrijs 10. De positioneringsgedeeltes 201, 301 zijn gekoppeld met het uitstekend deel 411 van het omtrekselement 41, en de beschermingselementen 202, 302 worden nauwkeurig uitgelijnd met het uitstekend deel 411 van het omtrekselement 41, zodanig dat het uitstekend deel 411 van het omtrekselement 41 niet wordt beschadigd. De randen 203, 303 worden gekoppeld met het verdiept deel 412 van het omtrekselement 41. Aangezien de randen 203, 303 vervaardigd zijn uit een zacht rubber dat nauwsluitend gekoppeld is met het verdiept gedeelte 412 van het omtrekselement 41, zal er daartussen geen spleet aanwezig en wordt het verdiept gedeelte 412 niet beschadigd. Bijgevolg is de ruimte voor de buitenzooi 50 omringd en afgedicht, en wordt het materiaal voor de buitenzooi 50 tegengehouden door de randen 203, 303 en wordt geen overtollig materiaal gevormd. De buitenzooi wordt gevormd in één gietproces zonder dat verdere afwerking nodig is. Het uitstekend deel 411 en het verdiept gedeelte 412 van het omtrekselement 41 zijn beschermd.

Verwijzend naar figuren 4 en 5 wordt een schoenmatrijseenheid getoond die gebruikt wordt voor het vervaardigen van sportschoenen die geen omtrekselement 41 op de voorschoen 40 hebben. De buitenzooi 50 wordt rechtstreeks gevormd op de binnenzijde van de voorschoen 40. Elk van de linker- en rechtermatrijzen 20, 30 heeft een vormingsgedeelte 204, 304 dat gevormd is op de bovenkant daarvan. De voorschoen 40 wordt gemonteerd op de schoenleest en in de concave holte 103 van het schoenvormgevingsdeel 102 op de bovenkant 101 van de basismatrijs 10 geplaatst, en de linkermatrijs 20 en rechtermatrijs 30 worden bewogen om uit te lijnen met de basismatrijs 10. De randen 203, 303 bevinden zich in een positie waarin ze contact maken met de voorschoen 40 wanneer de toprand van de buitenzooi 50 wordt gevormd. Aangezien de randen 203, 303 vervaardigd zijn uit een zacht rubber dat nauwsluitend contact maakt met de voorschoen 40 zodat zich daartussen geen spleet vormt, wordt de voorschoen 40 niet beschadigd. De ruimte voor de buitenzooi 50 wordt dus omringd en afgedicht, en het materiaal van de buitenzooi 50 wordt tegengehouden door de randen 203, 303 en er vormt zich geen overtollig materiaal. De buitenzooi 50 wordt gevormd in één gietproces zonder dat verdere afwerking nodig is, en de voorschoen 40 is goed beschermd.

Verwijzend naar figuren 6 en 7 wordt een schoenmatrijseenheid getoond die gebruikt wordt voor het vervaardigen van schoenen met hoge hakken. De hak 42 omvat een daarin gevormd hol gedeelte 421 en een bout 422 wordt gebruikt om de hak 42 te bevestigen aan de voorschoen 40. De combinatie van de voorschoen 40 en de hak 42 wordt in de concave holte 104 van de basismatrijs 10 geplaatst.

Een eerste beschermingsgedeelte 105 en een tweede beschermingsgedeelte 106 zijn gelegen bij de binnenzijde van de concave holte 104, waarbij het tweede beschermingsgedeelte 106 gelegen is onder het eerste beschermingsgedeelte 105. Het eerste beschermingsgedeelte 105 beschermt de buitenzijde van de hak 42 en zorgt ervoor dat de hak 42 betrouwbaar uitgelijnd is met de concave holte 104 .

Het tweede beschermingsgedeelte 106 is gelegen onder het eerste beschermingsgedeelte 105 ter vorming van de buitenzooi 50. De eerste en tweede beschermingsgedeeltes 105, 106 zijn vervaardigd uit een zacht rubber met een lage dichtheid, zoals een siliciummetaal of silicone. Voordat de hak 42 in de concave holte 104 wordt geplaatst, is de dikte van het eerste beschermingsgedeelte 105 dikker dan deze van het tweede beschermingsgedeelte 106. Nadat de hak in de concave holte 104 is geplaatst, hebben het eerste beschermingsgedeelte 105 en het tweede beschermingsgedeelte 106 dezelfde dikte.

Wanneer materiaal gegoten wordt in de concave holte 104 ter vorming van de buitenzooi 50, wordt de combinatie van de voorschoen 40 en de hak 42 in de concave holte 104 van de basismatrijs 10 geplaatst, wordt de bovenmatrijs 60 uitgelijnd met de basismatrijs 10 vanaf de bovenkant van de basismatrijs 10. Aangezien er geen spleet is tussen de hak 42 en het eerste beschermingsgedeelte 105, wordt de ruimte voor de buitenzooi 50 omgeven en afgedicht. Wanneer het materiaal voor de buitenzooi 50 ingebracht wordt in de ruimte, wordt de buitenzooi 50 gevormd in de ruimte tussen de onderzijde van de hak 42 en de zone die overeenstemt met het tweede beschermingsgedeelte 106. Er wordt geen overtollig materiaal gevormd. Daarnaast wordt als gevolg van de druk bij het gieten van het materiaal, het hol gedeelte 421 opgevuld met materiaal om de voorschoen 40 en de hak 42 stevig met elkaar te verbinden.

De schoenmatrijseenheid van de onderhavige uitvinding verbetert de nadelen van de conventionele schoenmatrijseenheid en de buitenzooi kan vervaardigd worden in één proces zonder dat afwerkingsstappen nodig zijn.

Hoewel de uitvinding beschreven werd aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld van de onderhavige uitvinding, zal de vakman begrijpen dat andere uitvoeringen denkbaar zijn zonder het kader van de uitvinding te verlaten.

Claims

Conclusies

1. Schoenmatrijseenheid omvattende: een basismatrijs met op de bovenkant daarvan een schoenvormgevingsdeel en een concave holte die gevormd is in een bovenkant van het schoenvormgevingsdeel; een linkermatrijs en een rechtermatrijs die respectievelijk gelegen zijn aan de linkerzijde en rechterzijde van de basismatrijs, waarbij elk van de linker- en de rechtermatrijzen een verdiept positioneringsgedeelte heeft, en twee respectievelijke beschermingselementen die respectievelijk gekoppeld zijn met twee respectievelijke binnenkanten van de positioneringsgedeeltes en die ingericht zijn om een voorschoen in de concave holte te beschermen; twee respectievelijke randen die gelegen zijn aan twee respectievelijke binnenkanten van de linkermatrijs en de rechtermatrijs, welke randen een ruimte begrenzen voor het vormen van een buitenzooi.
2. Schoenmatrijseenheid volgens conclusie 1, waarbij de twee respectievelijke beschermingselementen uitsteken vanaf twee kanten van de twee respectievelijke positioneringsgedeeltes.
3. Schoenmatrijseenheid volgens conclusie 1 of 2, waarbij de beschermingselementen en de randen vervaardigd zijn uit een zacht rubber met een lage dichtheid.
4. Schoenmatrijseenheid omvattende: een basismatrijs met op een bovenkant daarvan een schoenvormgevingsdeel en met een in een bovenkant van het schoenvormingsdeel gevormde concave holte; een linkermatrijs en een rechtermatrijs die respectievelijk gelegen zijn aan de linkerzijde en de rechterzijde van de basismatrijs, waarbij elk van de linker- en rechtermatrijzen een vormingsgedeelte heeft dat gevormd is op een binnenzijde daarvan; en twee respectievelijke randen die gelegen zijn boven de twee vormingsgedeeltes, waarbij de randen een ruimte begrenzen voor het vormen van een buitenzooi.
5. Schoenmatrijseenheid volgens conclusie 4, waarbij de beschermingselementen en de randen vervaardigd zijn uit een zacht rubber met een lage dichtheid.
6. Schoenmatrijseenheid omvattende: een basismatrijs met een daarin gevormde concave holte voor het opnemen van materiaal voor de buitenzooi; een eerste beschermingsgedeelte dat gelegen is aan een binnenzijde van de concave holte en betrouwbaar gecombineerd wordt met een hiel in de concave holte, waarbij het eerste beschermingsgedeelte een ruimte voor het vormen van een buitenzooi begrenst; een tweede beschermingsgedeelte dat gelegen is onder het eerste beschermingsgedeelte en aan de binnenzijde van de concave holte zodanig dat een buitenzooi kan gevormd worden.
7. Schoenmatrijseenheid volgens conclusie 6, waarbij het eerste beschermingsgedeelte vervaardigd is uit een zacht rubber met een lage dichtheid.
8. Schoenmatrijseenheid volgens conclusie 6 of 7, waarbij het tweede beschermingsgedeelte vervaardigd is uit een zacht rubber met een lage dichtheid.
9. Schoenmatrijseenheid volgens één der conclusies 6-8, waarbij een dikte van het eerste beschermingsgedeelte dikker is dan de dikte van het tweede beschermingsgedeelte, en waarbij het eerste beschermingsgedeelte en het tweede beschermingsgedeelte dezelfde dikte hebben wanneer een hiel wordt geïnstalleerd.