BE1016776A3 - Verbeterde vouwsteun voor afdekkappen van vrachtvoertuigen of dergelijke. - Google Patents

Abstract

Verbeterde vouwsteun (1) voor afdekkappen (2) met een dekzeil (5) van vrachtvoertuigen of dergelijke, waarbij de vouwsteun (1) twee stijve plaatdelen (15, 16) omvat die met hun nabijgelegen uiteinden met elkaar verbonden zijn door middel van een gebogen of geknikt vervormbaar middendeel (17) dat fungeert als plooizone van de vouwsteun (1).

Description

Verbeterde vouwsteun voor afdekkappen van vrachtvoertuigen of dergelijke.

De huidige uitvinding heeft betrekking op een verbeterde vouwsteun voor afdekkappen van vrachtvoertuigen, meer in het bijzonder voor opvouwbare afdekkappen met een dekzeil ter afdichting van de laadruimte.

De vrachtvoertuigen waarop zulke afdekkappen gebruikelijk worden toegepast, zijn in het algemeen opgebouwd uit een chassis op wielen waarop een raamwerk is aangebracht dat de laadruimte afbakent.

Daartoe zijn op het chassis gebruikelijk verschillende opstaande steunen en palen aangebracht, meestal op de langse zijkanten van het chassis, waarop een afdekkapframe is voorzien.

Zulk afdekkapframe bestaat in hoofdzaak uit twee langsgordingen, één langs elke zijkant van het vrachtvoertuig, en uit verschillende dwarsliggers die verplaatsbaar zijn aangebracht op de voornoemde langsgordingen.

De dwarsliggers zijn daartoe aan hun uiteinden voorzien van rolsleden, terwijl de langsgordingen voorzien zijn van daarop afgestemde geleidingen.

Boven op de dwarsliggers is een dekzeil aangebracht dat op regelmatige afstanden verbonden is met een dwarsligger of met de bijhorende rolsleden.

Voor de begeleiding van het dekzeil tijdens het openen van de afdekkap zijn de naburige dwarsliggers nabij hun uiteinden, meer bepaald ter plaatse van de daarop voorziene rolsleden, onderling verbonden door middel van vouwsteunen.

Zulke vouwsteun is daarbij zodanig ontworpen dat bij het naar elkaar toe verplaatsen van twee naburige dwarsliggers, het dekzeil opwaarts plooit.

Zulke vouwsteunen bestaan bijvoorbeeld, en volgens een bekende uitvoeringsvorm, uit een kunststof of rubber band of een kunststof plaat die aan zijn uiteinden voorzien is van gaten ter bevestiging van de vouwsteun met de rolsleden.

Ter bevordering van het opwaarts vouwen van zulke vouwsteunen, althans in het geval ze vervaardigd worden als kunststof platen, worden deze in de nabijheid van de bevestiging van de vouwsteunen met de rolsleden gebruikelijk voorzien van dunne zones die scharnieren vormen.

Volgens een andere uitvoeringsvorm zoals omschreven in het EP 0.883.507, worden bijkomend twee scharnieren voorzien ter plaatse van het midden van de vouwsteun. De vouwsteun bestaat dan uit twee stijve laterale plaatdelen die onderling verbonden zijn door middel van een centraal deel dat tussen de voornoemde laterale plaatdelen is gelegen.

Volgens deze uitvoeringsvorm is de gehele vouwsteun en dus de drie voornoemde delen, uit één stuk en in matrijsgein j ecteerde kunststof vervaardigd.

De twee stijve laterale plaatdelen zijn scharnierbaar verbonden met het centraal deel, en de scharnieren zijn gevormd door dunne zones, meer bepaald door een zeer lokale dunne plooizone met een kleine breedte, typisch in de orde van 1 à 5 mm, en met een kleine dikte, typisch tussen 0,4 en 2mm, en bij voorkeur nog dunner, namelijk tussen 0,5 en lmm.

Het probleem dat zich stelt met de voornoemde bekende uitvoeringsvormen van de vouwsteunen is dat het dekzeil zodanig is afgemeten dat het in gesloten toestand van de afdekkap strak gespannen is.

Bij het openen van de afdekkap duwen de verschillende vouwsteunen het dekzeil opwaarts en hierbij wordt in het dekzeil een bijkomende spanning opgebouwd.

Deze spanning dient te worden overwonnen en daartoe vergt het openen van zulk een afdekkap grote krachten.

Daarbij komt dat een geringe fout in de afmetingen of de bevestiging van het dekzeil of een onvoorziene externe parameter, zoals bijvoorbeeld hevige vrieskou, schade kan veroorzaken aan de vouwsteun.

Het probleem dat zich bijkomend stelt bij de beschreven vouwsteunen die uit één stuk en in matrij s-geïnj ecteerde kunststof zijn vervaardigd, en waarbij de twee stijve laterale plaatdelen scharnierbaar verbonden zijn met een centraal deel door middel van dunne zones, is dat de dunne zones breukgevoelig zijn.

In de praktijk worden de dunne zones daarom uit een tweede materiaal vervaardigd, wat de vouwsteunen veel duurder maakt. Zelfs dan blijven de dunne zones breukgevoelig wat zich vooral manifesteert bij extreme temperatuursomstandigheden.

Een ander probleem van de bekende vouwsteunen doet zich voor net voor het volledig sluiten van het dekzeil. Inderdaad, de vouwsteunen ondergaan een bruuske slag en een plotse toename in trekkracht wanneer zij in gestrekte positie overgaan. Deze toename in trekkracht dient te worden opgevangen door de verbindingen van de vouwsteunen met de rolsleden en verder door alle tussenliggende zones van de vouwsteun.

Het is duidelijk dat vooral de vouwelementen die voorzien zijn van dunne lokale zones die fungeren als scharnieren, zij het ter plaatse van de verbinding van de vouwsteunen met de rolsleden, zij het ter plaatse van de scharnierbare verbinding van de laterale delen met een centraal deel, aldaar minder weerstand kunnen bieden tegen de voornoemde trekkrachten en daardoor breukgevoelig zijn.

Vooral bij extreem koud weer wordt vaak breukschade vastgesteld omdat de kunststof zich dan stijver gedraagt.

Nog een ander probleem van de bekende vouwsteunen doet zich voor bij het aanvatten van het openen van het dekzeil, net voor de eerste beweging van de vouwsteunen.

Inderdaad, het openen van de afdekkap vergt een relatief grote initiële kracht omdat de krachten dan parallel lopen aan de gestrekte vouwsteunen.

In het geval dat de vouwsteunen voorzien zijn van een centraal deel dat door middel van dunne zones scharnierbaar verbonden is met de laterale delen, is het duidelijk dat de hoge krachten die worden uitgeoefend voor het overwinnen van de horizontale gestrekte positie van de vouwsteunen bij de initiële opwaartse beweging van de vouwsteunen schade kunnen berokkenen, bijvoorbeeld wanneer het centraal deel niet ter plaatse van beide scharnieren in gelijke mate en dus asymmetrisch opgedrukt wordt.

De huidige uitvinding heeft als doel een oplossing te bieden voor de voornoemde en andere nadelen en voorziet in een verbeterde vouwsteun voor afdekkappen van vrachtvoertuigen of dergelijke.

Hiertoe betreft de huidige uitvinding een verbeterde vouwsteun voor afdekkappen van vrachtvoertuigen of dergelijke die twee stijve plaatdelen omvat die met hun nabijgelegen uiteinden met elkaar verbonden zijn door middel van een gebogen of geknikt vervormbaar middendeel dat fungeert als plooizone van de vouwsteun.

Een belangrijk voordeel van de vouwsteun volgens de uitvinding bestaat erin dat deze als één matrijs-geïnjecteerd stuk kan gemaakt worden, waarbij het plooien van de vouwsteun bevorderd wordt zonder het invoeren van zwakke dunne zones.

Bovendien is het gebogen of geknikt middendeel samendrukbaar en uitrekbaar zodat veel van de kritische parameters een ruimere tolerantie toegewezen krijgen.

Inderdaad, de vouwsteunen volgens de uitvinding met gebogen of geknikt middendeel laten toe dat het dekzeil met minder precisie wordt vervaardigd wat een grote kostenbesparing met zich meebrengt.

De flexibiliteit die wordt ingevoerd door het gebogen of geknikt middendeel zal er tevens voor zorgen dat de verbindingen van de vouwsteunen met de rolsleden en ook alle tussenliggende zones van de vouwsteunen bij het sluiten van de afdekkap minder zullen belast worden doordat een groot deel van de trekkrachten zullen worden opgevangen door de rekbaarheid van het gebogen of geknikt middendeel.

Bovendien zal het gebogen of geknikt middendeel ervoor zorgen dat minder hoge initiële krachten vereist zijn bij het openen van de afdekkap en dat schade door het asymmetrisch opdrukken van de vouwsteunen voorkomen wordt.

Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, is hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, een voorkeurdragende uitvoeringsvorm beschreven van een verbeterde vouwsteun volgens de uitvinding, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin: figuur 1 schematisch en in perspectief een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een verbeterde vouwsteun volgens de uitvinding weergeeft; figuur 2 een zicht weergeeft volgens pijl F2 in figuur Ikfiguur 3 op grotere schaal het gedeelte weergeeft zoals met F3 aangeduid in figuur 1.

In figuur 1 wordt een verbeterde vouwsteun 1 weergegeven voor een afdekkap 2 van een vrachtvoertuig of dergelijke met een laadruimte 3.

Zulke afdekkap 2 bestaat in hoofdzaak uit een afdekframe 4 waarop een dekzeil 5 is voorzien. Het afdekframe 4 is opgebouwd uit twee langsgordingen 6, één aan elke langse zijkant van de laadruimte 3 van het vrachtvoertuig, en aangebracht op niet weergegeven steunen die nabij de zijkanten van het chassis zijn voorzien.

De twee langsgordingen 6 zijn onderling verbonden door verschillende dwarsliggers 7 die verplaatsbaar zijn aangebracht op de voornoemde langsgordingen 6.

De dwarsliggers 7 zijn daartoe aan hun uiteinden voorzien van rolsleden 8, terwijl de langsgordingen 6 voorzien zijn van daarop afgestemde geleidingen 9.

Boven op de dwarsliggers 7 is het dekzeil 5 aangebracht dat op regelmatige afstanden verbonden is met de bijhorende rolsleden 8, meer bepaald door middel van een schroef- en moerverbinding 10 die doorheen ringen 11 in het dekzeil 5 en doorheen doorgangen 12 ter plaatse van de zijkanten 13 en/of ter plaatse van de bovenkanten 14 van de rolsleden 8 zijn voorzien.

De naburige dwarsliggers 7 zijn ter plaatse van de daarop voorziene rolsleden 8 onderling verbonden door middel van de vouwsteunen 1 volgens de uitvinding.

De vouwsteun 1 is hier uit één stuk en uit matrijs-geïnjecteerde kunststof vervaardigd en bestaat in deze uitvoeringsvorm uit twee plaatdelen 15 en 16 die met hun nabijgelegen uiteinden met elkaar verbonden zijn door middel van een gebogen of geknikt, in dit geval een halfrond gebogen, vervormbaar middendeel 17 dat fungeert als plooizone van de vouwsteun 1, zoals meer in detail is weergegeven in figuur 2.

Het gebogen middendeel 17 is hier ter plaatse van overgangen 18 en 19 van het middendeel 17 naar de twee plaatdelen, respectievelijk 15 en 16, hoofdzakelijk dwars op deze plaatdelen 15 en 16 gericht. De overgangen 18 en 19 zijn bij voorkeur iets dikker uitgevoerd dan de plaatdelen 15 en 16 in de onmiddellijke nabijheid van de overgangen 18 en 19, en ook dikker dan het gebogen middendeel 17.

De plaatdelen 15 en 16 vertonen een bovenzijde 20 waarop het dekzeil 5 zal rusten, en een daartegenover gelegen onderzijde 21. Het gebogen middendeel 17 strekt zich uit van de overgangen 18 en 19 in de richting van de onderzijde 21 van de plaatdelen 15 en 16.

De plaatdelen 15 en 16 zijn stijf uitgevoerd en zijn daartoe in deze uitvoeringsvorm voorzien van ribben 22 die hier aan de bovenzijde 20 van de plaatdelen 15 en 16 zijn voorzien en die zich uitstrekken van nabij de uit elkaar gelegen uiteinden tot aan aansluitstukken 23, respectievelijk 24, die aanvangen van de overgangen 18 en 19 en reiken tot op een afstand D daarvan.

De plaatdelen 15 en 16 vertonen een hoofdzakelijk constante breedte BI over de geribde zone, in tegenstelling tot de aansluitstukken 23 en 24 die geleidelijk versmallen naar de overeenstemmende overgangen 18 en 19 toe tot een breedte B2, in deze uitvoeringsvorm dankzij het verloop van een eerste zijrand 25 die hier geleidelijk naar de centerlijn van de plaatdelen 15 en 16 evolueert.

De breedte B2 stemt hier overeen met de breedte van het centraal middendeel 17.

Aan de andere uiteinden zijn de plaatdelen 15 en 16 geleidelijk breder uitgevoerd en vertoont de andere zijrand 26 een zijsprong. De plaatdelen 15 en 16 vertonen aldus een breedte B3 ter plaatse van hun vrije uiteinden.

Op een afstand van hun vrije uiteinden zijn de plaatdelen 15 en 16 overigens voorzien van scharnieren 27 die gevormd zijn door lokale dunne zones die hoofdzakelijk haaks gericht zijn op de centerlijn van de plaatdelen 15 en 16.

Verder naar hun vrije uiteinden toe zijn de plaatdelen 15 en 16 voorzien van verbindingsmiddelen 28, in dit voorbeeld in de vorm van een naar de onderzijde 21 gerichte rand 29 die zowel bovenaan als onderaan voorzien is van zijwaarts gerichte uitsteeksels 30 zoals weergegeven in figuur 3.

De plaatdelen 15 en 16 zijn tussen de opeenvolgende ribben 22 en aan hun onderzijde 21 voorzien van uitsparingen 31.

Verder zijn de plaatdelen 15 en 16 aan hun onderzijde 21 en in de nabijheid van de overeenstemmende aansluitstukken 23, respectievelijk 24, voorzien van een verdiept gedeelte 32 dat zich hier uitstrekt over een groot gedeelte van de breedte BI van de plaatdelen 15 en 16.

De werking van de vouwsteun 1 volgens de uitvinding is efficiënt en als volgt.

Uitgaande van de gesloten positie van de afdekkap 2 zoals weergegeven in figuur 1, waarbij het dekzeil 5 strak is aangespannen en waarbij de vouwsteunen 1 allemaal in gestrekte positie zijn gelegen, eventueel zelfs enigszins uitgerekt door de vervorming van het vervormbaar middendeel 17, kan het openen worden aangevat door het uitoefenen van een kracht op de dwarsliggers 7.

De vereiste kracht is relatief beperkt in vergelijking met de vereiste kracht voor het openen van een afdekkap voorzien van de bekende vouwsteunen, dit dankzij de enigszins hellende oriëntatie van de plaatdelen 15 en 16 die bekomen wordt doordat het gebogen middendeel 17 en de verdiepte gedeelten 32 in de gesloten positie van de afdekkap 2 op de langsgordingen 6 rusten.

Het verder openen van de afdekkap 2 verloopt vloeiend en zonder dat al te hoge spanningen in het dekzeil 5 worden opgebouwd. Verhoogde spanningen in het dekzeil 5 worden namelijk omgezet in vervormingen van het vervormbaar middendeel 17, meer bepaald in de samendrukking ervan.

Het is overigens zo dat het vervormbaar middendeel 17 bij het openen van de afdekkap 2 op zich geen opwaartse vervorming induceert, en dit in tegenstelling tot de bekende vouwsteunen.

Bijkomend merken we op dat in het geval één of meer vouwsteunen 1 enigszins uitgerekt waren in de gesloten positie van de afdekkap 2, meer bepaald door de vervorming van het vervormbaar middendeel 17, deze vervorming zal worden opgeheven tijdens het sluiten van de afdekkap 5 waardoor ook het dekzeil 5 wat reserve verkrijgt.

De versmalde uitvoering ter plaatse van de aansluitstukken 23 en 24 en ter plaatse van het vervormbaar middendeel 17 is bedoeld om de vouwsteun 1 ook in zijwaartse richting te voorzien van de gewenste flexibiliteit.

Inderdaad, door de naar het centrum afwijkende zijrand 25 naar de buitenzijde van de laadruimte 3 te richten, zal de vouwsteun 1 bij een eventueel schuin georiënteerde dwarsligger 7 naar binnen neigen, meer bepaald naar het centrum van de laadruimte 3, wat dankzij de flexibiliteit van de vouwsteun 1 volgens de uitvinding mogelijk is.

De verbreding van de vouwsteun 1 nabij de uit elkaar gelegen uiteinden voorkomt dat de vouwsteun 1 ongepast zou belast worden ter plaatse van de scharnieren 27 en garandeert overigens een brede zone voor de voorziening van de verbindingsmiddelen 28.

De overgangen 18 en 19 van het middendeel 17 naar de twee plaatdelen, respectievelijk 15 en 16, zijn iets dikker uitgevoerd dan de onmiddellijk aangrenzende delen van de vouwsteun 1, zodat breuk aldaar voorkomen wordt.

De scharnierende functie wordt ingevuld door het vervormbaar middendeel 17. Het plooien wordt voltrokken in een gespreide zone en wordt bevorderd door onder andere de totale lengte en de vorm van het vervormbaar middendeel 17.

Het gedistribueerde karakter van de plooizone voorkomt al te hoge spanningen in het materiaal.

Het is duidelijk dat het gebogen of geknikt vervormbaar middendeel 17 niet noodzakelijk halfrond dient te zijn, maar allerlei vormen kan aannemen en zelfs de vorm van een open veelhoek kan aannemen.

De uitsparingen 31 zijn bedoeld voor de evacuatie van water dat eventueel tussen de ribben 22 zou zijn terechtgekomen.

De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch een dergelijke verbeterde vouwsteun volgens de uitvinding kan volgens verschillende varianten worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims (9)

1. Verbeterde vouwsteun (1) voor afdekkappen (2) met een dekzeil (5) van vrachtvoertuigen of dergelijke, waarbij de vouwsteun (1) twee stijve plaatdelen (15,16) omvat die met hun nabijgelegen uiteinden met elkaar verbonden zijn door middel van een gebogen of geknikt vervormbaar middendeel (17) dat fungeert als plooizone van de vouwsteun (1).

2. Verbeterde vouwsteun (1) volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat het middeldeel (17) een halfronde vorm heeft.

3. Verbeterde vouwsteun (1) volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de twee stijve plaatdelen (15,16) een bovenzijde (20) en een onderzijde (21) vertonen, en dat het middeldeel (17) zich voornamelijk uitstrekt aan de onderzijde van de plaatdelen (15,16).

4. Verbeterde vouwsteun (1) volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de vouwsteun (1) uit één stuk in een matrijs is vervaardigd.

5. Verbeterde vouwsteun (1) volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de plaatdelen (15,16) door middel van overgangen (18,19) verbonden zijn met het vervormbaar middendeel (17); en dat de plaatdelen (15,16) een bovenzijde (20) vertonen waarop het dekzeil (5) zal rusten, en een daartegenover gelegen onderzijde (21) ; dat de plaatdelen (15,16) voorzien zijn van ribben (22) die zich uitstrekken van nabij de uit elkaar gelegen uiteinden tot op een afstand (D) van de overgangen (18,19) en dat de plaatdelen ter plaatse van deze geribde zone een breedte (Bl) vertonen.

6. Verbeterde vouwsteun (1) volgens conclusie 1 en 5, daardoor gekenmerkt dat de plaatdelen (15,16) aansluitstukken (23,24) omvatten die zich uitstrekken van de overgangen (18,19) tot op een afstand (D) daarvan, en dat de aansluitstukken (23,24) versmallen naar de overgangen (18,19) toe, of ten minste smaller zijn uitgevoerd, met een minimale breedte (B2) die kleiner is dan de breedte (Bl) van de geribde zone van de plaatdelen (15,16).

7. Verbeterde vouwsteun (1) volgens conclusie 1 en 5, daardoor gekenmerkt dat de plaatdelen (15,16) ter plaatse van hun vrije uiteinden voorzien zijn van scharnieren (27) en verbindingsmiddelen (28), en aldaar voorzien zijn van een breedte (B3) die groter is dan de breedte (Bl) van de geribde zone van de plaatdelen (15,16).

8. Verbeterde vouwsteun (1) volgens conclusie 1 en 5, daardoor gekenmerkt dat de plaatdelen (15,16) tussen de opeenvolgende ribben (22) voorzien zijn van uitsparingen (31) .

9. Verbeterde vouwsteun (1) volgens conclusie 1 en 5, daardoor gekenmerkt dat de plaatdelen (15,16) aan hun onderzijde (21) en in de nabijheid van de overeenstemmende aansluitstukken (23,24) voorzien van minstens een verdiept gedeelte (32) dat als steunvlak dient voor de vouwsteun (1) in open geplooide en gestrekte toestand.