NL8002696A - Vrachtwagen met laadbak en opbouw. - Google Patents

Description

*- f 4 '** N.O. 29.080 1 ^

Vrachtwagen met laadbak en opbouw.

De uitvinding gaat uit van een vrachtwagen met laadbak en opbouw, bestaande uit hoge voor- en achterwanden, neerklapbare lage zijwandde-len en bovenste zijwanddelen die met een daarop aansluitend dakdeel tezamen om een evenwijdig aan de lengtehartlijn van het voertuig aange-5 brachte scharnieras omhoog kunnen worden geklapt en uit een hefboom- en trekkabelverbinding tussen de dakdelen met bovenste zijwanddelen en de onderste zijwanddelen, waarbij het beweegbare dakdeel en het bovenste zijwanddeel scharnierbaar met elkaar zijn verbonden en op de scharnieras voor het dakdeel een kabelschljf excentrisch is bevestigd, van waar-10 af een trekkabel naar het onderste zijwanddeel is geleid en het bovenste zijwanddeel door scharnierbaar gelagerde verstijvigsbalken aan de voor- en achterwanden zijn afgesteund.

Dergelijke vrachtwagens zullen volgens de uitvinding worden verbeterd, zodat deze in het bijzonder ook op voordelige wijze kunnen worden 15 toegepast voor de bovenbouw van opleggers die een lengte hebben van 12 meter en meer, waarbij zonder af te zien van de thans aanwezige voordelen de hantering nog wordt verbeterd en in het bijzonder ook de mogelijkheid bestaat de voertuigen met een afdekking met een bijzonder licht gewicht te voorzien, bijvoorbeeld met een dekzeil, waarbij in de 20 gesloten toestand zonder bijzondere extra hulpmiddelen het dekzeil strak wordt gespannen en in het bijzonder ook onder invloed van de rij-wind geen vouwen worden gevormd.

Volgens de uitvinding heeft een vrachtwagen met laadbak en opbouw van de hierboven beschreven soort het kenmerk, dat het onderste zij-25 wanddeel met het bovenste zijwanddeel met behulp van een gewricht of een scharnier is verbonden en aan zijn onderkant aan beide zijeinden van de wand een trekkabel aangrijpt, die nabij de bovenkant van de zijwand respectievelijk buitenkant van het dak over een open leirol horizontaal naar een geleidings- en leirol voert, die achter de eindstand 30 van de omhoog- en teruggeklapte zijwand onder het dak ligt en de kabel naar een kabellier voert. Bij voorkeur is daarbij van een kabelschijf af onmiddellijk voor de scharnierplaats van het zwenkbare dakdeel een trekkabel via een leirol naar een aan het voertuig bevestigde trekveer geleid. Deze kabelschijf is aan het beweeglijke dakdeel excentrisch in-35 stelbaar met behulp van een sleufgeleiding en bevestigingsschroeven.

Op voordelige wijze is de zijwand in drie delen van ongeveer dezelfde hoogte onderverdeeld, die met behulp van gewrichtsscharnieren met elkaar zijn verbonden en een trekkabel grijpt aan de onderkant van 800 2 6 9fi 2 het middelste zijwanddeel en is via een open leirol ongeveer onder de buitenkant van het dak horizontaal tot aan een geleidings- en leirol geleid, die achter de eindstand van de omhoog- en teruggeklapte zijwand onder het dak ligt en de kabel naar een kabellier voert. Volgens een 5 voordelige uitvoeringsvorm is aan de onderkant van het onderste zijwanddeel een onder de bodem van het voertuig grijpende, brede lijst scharnierend verbonden. Onder de voertuigbodem zijn daarbij vanghaken scharnierend bevestigd voor het vastleggen van de lijst in de gesloten toestand.

10 Aan de bovenkant van het onderste zijwanddeel respectievelijk het middelste zijwanddeel volgens een andere uitvoeringsvorm zijn op voordelige wijze naar binnen gerichte vanghaken aangebracht, die bij weggeklapt zijwanddeel achter een aan het gestel bevestigde boot grijpen. De hoekstand van de aan de onderkant vein het onderste zijwanddeel schar-15 nierend bevestigde brede lijst wordt tijdens het opklappen door een onmiddellijk aan deze lijst grijpende trekkabel bepaald.

Volgens een voordelige uitvoeringsvorm zijn op het opklapbare dakdeel en het daaraan grenzende vaste dakdeel hoge lengtebalken bij voorkeur in de vorm van hoedprofielen aangebracht, die in de over elkaar 20 geklapte toestand naast elkaar liggen, waarbij het draaipunt tussen het beweegbare dakdeel en het vaste dakdeel ten minste op de helft van de hoogte van deze lengtebalk ligt.

De uitvinding biedt het voordeel, dat deze in het bijzonder geschikt is bij de bovenbouw van vrachtwagens respectievelijk opleggers 25 van trekkers die zeer lang, bijvoorbeeld tot 12 meter en langer zijn. Het is te bedenken dat het aangrijpingspunt van de kracht voor de bediening bij het openen en sluiten van de zijwanden aan de einden van deze wanden liggen, opdat de gehele lengte van de opbouw vrij van een bovenbouw zoals rongen en dergelijke is, die bij het laden en lossen 30 storen. Bij de openings- en sluitbewerking ontstaat derhalve tussen de aangrijpingspunten van de krachten aan de einden onder omstandigheden een zeer aanzienlijk doorhangen van de lange wanddelen, die door constructieve maatregelen binnen vereiste grenzen moet worden gehouden. Aangezien volgens de uitvinding bij de openings- en sluitbewerking af-35 zonderlijke delen steeds loodrecht naar beneden hangen respectievelijk onder een hoek ten opzichte van aangrenzende delen staan, waaraan zij scharnierend zijn verbonden, wordt een doorhangen respectievelijk doorbuigen vermeden of ten minste aanzienlijk verminderd. Er is derhalve niet slechts bereikt dat de opbouw van het voertuig qua totale 80 0 2 6 96 ·* é 3 hoogte ongehinderd toegankelijk is, maar ook qua totale lengte, in het bijzonder bij zeer lange bovenbouwen. Bovendien is het voor het laden en lossen van belang dat de opbouw respectievelijk de laadbak onder de lengtezijkanten daarvan ten minste tot een bepaald bedrag vrij is, 5 waarbij eventueel zelfs enigszins er onder kan worden gereden. Dat wordt volgens de uitvinding daardoor begunstigt, dat niet meer zoals bij andere uitvoeringen een deel van de zijwand in de geopende toestand naar onder weggeklapt, er onder hangt en daardoor de opbouw onder de laadbak respectievelijk onder de bodem en onder de lengtezijkanten 10 begrenst.

De uitvinding zal hierna nader worden toegelicht aan de hand van de tekeningen, waarin:

Fig. 1 een doorsnede door de opbouw van een vrachtwagen in gesloten toestand toont.

15 Fig. 2 een vrachtwagenopbouw volgens fig. 1 in de eerste openings fase illustreert.

Fig. 3 de vrachtwagenopbouw volgens fig. 1 in de tweede openingsfase weergeeft.

Fig. 4 de vrachtwagenopbouw volgens fig. 1 in de derde openingsfa-20 se voorstelt.

Fig. 5 de vrachtwagenopbouw volgens fig. 1 in de vierde openingsfase is.

Fig. 6 de vrachtwagenopbouw volgens fig. 1 volledig geopend toont.

25 Fig. 7 een kabelstelsel met alle bedieningsinrichtingen volgens de uitvoeringsvorm van fig. 1 in de gesloten toestand toont.

Fig. 8 een kabelstelsel overeenkomstig dat van fig. 7 in de geopende toestand illustreert.

Fig. 9 een andere uitvoeringsvorm als doorsnede door een vrachtwa-30 genopbouw in de gesloten toestand en in de eerste openingsfase illustreert.

Fig. 10 De tweede openingsfase volgens fig. 9 voorstelt; en

Fig. 11 een uitvoeringsvorm volgens fig. 9 volledig geopend toont.

35 Bij de uitvoeringsvormen zijn voor dezelfde onderdelen dezelfde referentienummers toegepast. De uitvoeringsvorm volgens de fig. 1 tot en met 8 is een vrachtwagen met laadbak 1 en opbouw, waarbij alle onderdelen van de zijwand en een deel van het dak naar boven kunnen worden weggezwenkt. De konstruktie volgens deze uitvoeringsvorm wordt 40 bij voorkeur toegepast voor combinaties van trekker en oplegger van ftnn 2 δ 9« 4 grote lengte die 12 meter lang kunnen zijn.

De zijwand bestaat uit een onderste zijwanddeel 1 en een bovenste zijwanddeel 2 die beide door een gewricht of scharnier 3 over de gehele lengte onderling zijn verbonden. Het bovenste zijwanddeel 2 is eveneens 5 met een gewricht of een scharnier 4 scharnierbaar verbonden aan de onderkant 5 van het opklapbare dakdeel 6. Het opklapbare dakdeel 6 is met een gewricht of scharnier 7 met het vaste dakdeel 06 verbonden. Dit gewricht of scharnier 7 is ten opzichte van het vlak van de dakdelen 6 en 06 hoger aangebracht, omdat er op het opklapbare dakdeel 6 en op het 10 vaste dakdeel 06 hoge lengtebalken 8,9 en 10 zijn aangebracht, die bij voorkeur in de vorm van uit plaatstaal gebogen hoedprofielen zijn uitgevoerd. Deze lengtebalken dienen in beginsel voor het vermijden van een doorhangen of doorbuigen van de afzonderlijke dakdelen over de lengte van 12 meter.

15 De lengtebalken 8 en 9 die op het opklapbare dakdeel 6 zijn beves tigd, hebben een zodanige onderlinge afstand en een zodanige plaats dat zij bij het omgeklapte dakdeel 6 aan beide zijden van de lengtebalk 10 komen te liggen, die op het vaste dakdeel 06 is bevestigd, zoals in het bijzonder uit fig. 6 goed blijkt. Een ander voordeel van deze hoge 20 lengtebalken 8,9 en 10 bestaat daarin, dat bij een sneeuwbedekking op het dak deze bij het opklappen van het dak en van de zijwanden niet hinderlijk is.

Om aan de vanwege het aanbrengen van de lengtebalken bestaande ki-nematische eisen te voldoen, is het scharnierpunt 7 voor het omklapbare 25 dakdeel 6 hoger gelegd en wel ten minste zo hoog, dat dit ongeveer op de halve hoogte van de lengtebalken 8,9,10 ligt.

Het onderste zijwanddeel bij de uitvoeringsvorm volgens de fig. 1 tot en met 8 is aan zijn onderste kant aan beide einden voorzien van een bevestiging 11 voor een trekkabel 12 die in de gesloten toestand 30 ongeveer evenwijdig aan de beide over elkaar liggende zijwanddelen 1 en 2 verloopt tot aan een open leirol 13 die naar beide bovenkanten van het zijwanddeel 2 respectievelijk de buitenkant 5 van het omzwenkbare dakdeel 6 in het gebied van de voorste en achterste afsluitwand van het voertuig is aangebracht. De trekkabel 12 is over deze open leirol 13 35 horizontaal geleid tot aan een andere leirol 14 die eveneens in het gebied van de voorste respectievelijk achterste afsluitwand van de voertuigopbouw ligt. Deze achterste leirol 14 ligt zo ver van de lengtemiddellijn van het voertuig, dat in volledig opgeklapte toestand van de zijwanden en van het dak overeenkomstig de fig. 6 resp. 8 de 800 2 6 96 5

rt A

rol 14 op een voldoende afstand van de onderkant van het omhooggeklapte onderste wanddeel 1 ligt, opdat de trekkabel 12 nog in schuine richting op deze onderkant werkt.

Van de leirol 14 af is de trekkabel 12 naar beneden geleid. Deze 5 geleiding is hier vereenvoudigd getekend om aan te geven dat de trekkabel 12 verloopt tot een met de hand of een motor aangedreven lier 15 onder de voertuigbodem respectievelijk de laadbak 01, vanwaaraf deze wordt bediend. Bij de hier getoonde uitvoeringsvorm ligt deze lier 15 enigszins op de middenlengteas onder het voertuig. Vanzelfsprekend kan 10 deze ook zodanig zijn aangebracht, onder omstandigheden met andere lei-rollen voor de trekkabel 13, dat deze onder een zijkant van de laadbak 01 ligt.

Bij voorkeur is aan de onderkant 16 van het onderste zijwanddeel 1 een brede lijst 17 met een scharnier scharnierbaar verbonden, die op 15 dezelfde plaats kan liggen als het bevestigingspunt 11 voor de trekkabel 12; dat wil dus zeggen dat de brede lijst 17 tezamen met de onderste rand van het zijwanddeel 1 vast samenhangt en daarmee tezamen kan worden weggeklapt. De brede lijst 17 dient voor de verstijving van het zijwanddeel 1, opdat deze in het bijzonder bij omhoogklappen over de 20 grote lengte niet te ver doorhangt en voorts voor het bevestigen en afsluiten in de gesloten toestand. Hiervoor is onder de laadbak 01 op een scharnierbout 19 een vanghaak 18 scharnierbaar bevestigd. Deze vanghaak 18 grijpt met zijn buitenste ingebogen deel 20 in een overeenkomstige sleuf in de brede lijst 17. Bij de zwenkbeweging in bovenwaartse rich-25 ting van de vanghaak 18 trekt het ingebogen uiterste deel 20 van de vanghaak in de sleuf in de brede lijst 17 deze en dus de onderkant van het zijwanddeel 1 tegen de bijbehorende buitenkant 21 van de laadbak 01 en brengt daardoor een vaste afsluiting tot stand. Over de gehele lengte van de laadbak 01 kunnen een groot aantal vanghaken 18 verdeeld zijn 30 aangebracht. Bij het naar beneden zwaaien van de vanghaak 18 is de brede lijst 17 en dus de zijwand vrijgegeven en is ook het afgebogen deel 20 van de vanghaak uit de sleuf in de brede lijst 17 naar onderen eruit getreden.

Een andere vanghaak 22 is aan de bovenkant 23 van het onderste 35 wanddeel 1 aangebracht. Deze vanghaak 22 werkt telkens met een bout 24 samen, die aan de voor- respectievelijk achterwand van de voertuigop-bouw vast zit. Het blijkt, dat deze vanghaak 22 met zijn buitenste afgebogen deel 25 bij het wegklappen van het zijwanddeel 1 om het draaipunt 3 achter de bout 24 grijpt en bij het verder wegklappen van het 40 zijwanddeel 1 de bovenkant 23 van het onderste wanddeel 1 en dus ook de 800 2 6 96 6 onderkant van het bovenste wanddeel 2 vast aan trekt tegen en bevestigd aan de voor- en achterwand van de voertuigopbouw door het vast aan liggen tegen de bout 24.

De vanghaak 22 is zodanig aan het onderste wanddeel 1 bevestigd, 5 dat deze zijdelings kan worden weggeklapt, dat wil zeggen om een scharnier 26 scharnierbaar is, zodat deze ongeveer in het vlak van het zij-wanddeel 1 draaibaar is. Dit indraaien vindt automatisch plaats bij het omhoogklappen, zodat de vanghaak in de omhooggeklapte stand overeenkomstig fig. 6 op de oorspronkelijke binnenzijde van het zijwanddeel 1 10 aanligt en daardoor geen gevaar voorstelt. Bij het afdraaien van de zijwanddelen valt de haak 22 onder invloed van de zwaartekracht weer in zijn stand overeenkomstig fig. 2, zodat deze bij het uiteindelijk indraaien en afsluiten zich achter de bout 24 plaatst.

Het bovenste zijwanddeel 2 is nabij zijn onderkant met een schar-15 nierbare verstijvingsbalk 07 afgesteund. Deze verstijvingsbalk 07 is aan zijn onderste einde overeenkomstig fig. 1 scharnierbaar met het onderste binnenste einde van het bovenste zijwanddeel 2 verbonden en aan zijn bovenste einde scharnierbaar met de achterwand respectievelijk voorwand van de voertuigopbouw verbonden.

20 De open vangrol 13 voor het omleiden van de trekkabel 12 aan de bovenste zijkant van het voertuig is in vooraanzicht in fig. 7 vergroot getoond. Het blijkt, dat deze leirol 13 een breed middendeel heeft, zodat de trekkabel van deze vangrol kan worden gelicht en in het bijzonder ook weer er op kan worden gelegd, zonder dat de vangrol de trekka-25 bel mist en deze ernaast daalt, omdat deze rol 13 te smal zou zijn uitgevoerd .

In de fig. 7 en 8 zijn ook andere bedieningsinrichtingen voor de hier beschreven uitvoeringsvorm geïllustreerd. Aan het bovenste zwenk-bare dakdeel 6 is een kabelschijf respectievelijk een kabelschijfdeel 30 56 bevestigd. In het kabelschijfdeel is een lange doorgaande sleuf 27 aangebracht, waardoorheen twee schroeven 28 en 29 de kabelschijf 56 vast met de voorste en achterste zijkanten van het omklapbare dakdeel 6 verbinden. Door de geleiding van de kabelschijf 56 in de sleuf 27 is 35 een instelling van deze kabelschijf mogelijk, zoals hierna zal worden toegelicht. Aan de kabelschijf 56 is een extra trekkabel 30 bevestigd, die via een leirol 31 telkens aan de voor- en achterwand van de voertuigopbouw naar een ander daaronder aangebrachte trekveer 32 voert. Deze trekveer is aan zijn tegenovergestelde einde 33 vast aan de 40 betreffende voor- respectievelijk achterwand van de voertuigopbouw ver- 800 2 6 96 -« * 7 ankerd en voorzien van een instelinrichting 34 met behulp waarvan de spanning van de trekveer 32 kan worden ingesteld. De kabelschijf 56 met de trekkabel 30 en de trekveer 32 hebben de volgende funtie.

Bij het omhoogklappen van het draaibare dakdeel 6 ligt de trekka-5 bel 30 tegen de buitenomtrek van de kabelschijf 56 aan, de veer 32 wordt bij het omzwenken gespannen en daardoor wordt een ontlasting van de omhooggeklapte dak- en zijwanddelen bereikt, zodat in de volledig omhooggeklapte toestand overeenkomstig de fig. 6 respectievelijk 8 de trekkracht van de gespannen veer 32 groter is dan het te overwinnen ge-10 wicht bij het oprichten van de over het dak tezamen gelegde dak- en zijwanddelen. De terugklap beweging van deze delen wordt dus aanvankelijk met behulp van de gespannen veer 32 ingeleid, wanneer de trek van de kabellier 15 aan de trekkabel 12 nagelaten wordt. De spanning van de veer 32 bij het omleggen van de dak- en wanddelen in de bovenste stand 15 op het dak brengt ook tot stand dat dit omleggen langzaam plaatsvindt en niet tot een heftige klapbeweging met een overeenkomstige schok leidt.

Hierna wordt de functie van de hierboven beschreven uitvoeringsvorm toegelicht. Na het wegzwenken van de onderste vanghaak 48 en daar-20 door het vrijgeven van de brede lijst 17, wordt de lier 15 in beweging gezet en via de trekkabel 12 wordt de onderste kant 11 van het onderste zijwanddeel 1 omhooggedraaid, waarbij het zijwanddeel 1 om het scharnier 3 scharniert van de gesloten stand overeenkomstig fig. 1 tot in een stand overeenkomstig fig. 2. Daarbij wordt ook de vanghaak 22 aan 25 de bovenkant van het zijwanddeel 1 van de bout 24 vrijgemaakt. Bij de verdere scharnierbeweging tot in de stand volgens fig. 3 komt het onderste wanddeel 1 met zijn buitenoppervlak tegen het buitenoppervlak van het bovenste wanddeel 2 aan te liggen. Bij een verdere trek aan de trekkabel 12 met behulp van de lier 15 wordt daarna het bovenste wand-30 deel 2 onder geleiding door de verstijvingsbalk 07 tezamen met het af-draaibare dakdeel 6 naar buiten en boven afgedraaid om het scharnier 7 aan het vaste dakdeel 06 tot in een stand overeenkomstig fig. 4. In deze stand wordt de trekkabel 12 van de bovenste leirol 13 afgelicht en wordt daarna bij de verdere beweging van de achterste leirol 14 eruit 35 getrokken tot in een stand overeenkomstig fig. 5, waarbij voorts de tezamen geklapte zijwanddelen 1 en 2 door de onderste balk 07 en het daarbij omhooggeklapte buitenste dakdeel 6 worden geleid. Bij de verdere beweging komt daarna het scharnierbare dakdeel 6 met zijn lengtebalken 8 en 9 aan beide zijden van de vaste lengtebalk 10 op het 800 2 6 96 8 vaste dakdeel 06 aan te liggen en de beide zijwanddelen 2 en 1 zijn daarover gevouwen. In deze stand valt de vanghaak 22 in zijn scharnier 26 onder invloed van de zwaartekracht naar de zijde en wordt vlak gelegd. Uit fig. 6 blijkt dat in deze stand de voertuigopbouw zo ver is 5 geopend, dat het voertuig bijvoorbeeld met hier gestippeld getekende vorkstapelinrichtingen kan worden geladen, waarbij geen onderste of bovenste overstaande delen van de lengtezijwand de laad- en losbewerking storen, terwijl daarentegen zelfs door het wegklappen van het buitenste bovenste dakdeel 6 nog extra ruimte in de hoogte wordt 10 gewonnen. De klapbewegingen zijn in de afzonderlijke openingsfasen door pijlen aangegeven. Uit de fig. 7 en 8 blijkt, dat bij de openingsbewerking de veer 32 door het aanliggen van de kabel 30 tegen de kabelschijf 56 wordt gespannen en daardoor een ontlasting van de tezamen gelegde zijwand- en dakdelen plaatsvindt. De sluitbewerking 15 vindt in omgekeerde richting plaats aanvankelijk door het loslaten van de trekkabel 12, waarbij dan een oprichten van het scharnierbare dakdeel 6 tot in de stand volgens fig. 5 onder invloed van de gespannen veer 32 plaatsvindt. Enigszins uit de stand van fig. 5 dalen dan alle delen onder invloed van de zwaartekracht, scharnieren om de 20 verstijvingsbalk 12 en weer tot in de sluitstand overeenkomstig fig. 1 respectievelijk 7. In deze stand wordt de brede lijst 17 onder de buitenkant 21 van de laadbak 01 vast aangescharnierd en gelegd en de vanghaak 18 wordt met zijn afgebogen deel 20 naar boven gedraaid en in de sleuf in de brede lijst ingebracht, zodat de onderkant 16 van het 25 onderste zijwanddeel 1 vast tegen de buitenkant 21 van de laadbak 01 wordt aangetrokken en daardoor de zijwand goed wordt afgesloten.

Bij een andere uitvoeringsvorm volgens de fig. 9 tot en met 11 is de zijwwand in drie delen onderverdeeld en wel een onderste zijwanddeel 35, een middelste zijwanddeel 36 en een bovenste zijwanddeel 37. Het 30 onderste wanddeel 35 is met het middelste wanddeel 36 door middel van een aan de binnenzijde gelegen, doorgaand scharnier 38 verbonden en het middelste wanddeel 36 is met het bovenste wanddeel 37 door middel van een aan de buitenzijde gelegen scharnier 39 verbonden. De trekkabel 12 grijpt bij deze uitvoeringsvorm aan in het punt 40 aan de onderkant van 35 het middelste wanddeel 36. Alle andere delen die qua functie met de delen van de hierboven beschreven uitvoeringsvorm overeenkomen, hebben hier dezelfde verwijzingstekens.

De functie van deze uitvoeringsvorm volgens de fig. 9 tot en met 11 kan derhalve direkt worden beschreven. Uit de gesloten stand worden 800 2 6 96 9 aanvankelijk de vanghaak 18 om het scharnierpunt 19 naar onder verdraaid, zodat het afgebogen einde 20 uit de sleuf van de brede lijst 17 uittreedt en de onderkant van de zijwand vrijgeeft. De zijwand hangt dan met zijn drie scharnierbaar met elkaar verbonden delen naar onder. Door bediening van de kabellier 15 werkt de trekkabel 12 op de onder-5 kant 40 van het middelste zijwanddeel 36, waarbij eventueel de zijwand aan zijn onderste deel enigszins van de laadbak 01 moet worden verwijderd respectievelijk afgelicht. De trekkabel trekt dan aanvankelijk tot in de in fig. 9 met strepen en punten aangeduide stand waarin het middelste zijwanddeel 36 om zijn scharnierpunt 39 schuin afstaat, terwijl 10 het onderste zijwanddeel 35 vanaf het scharnierpunt 38 los loodrecht naar beneden hangt. Bij het verder omhoogtrekken van het middelste wanddeel 36 komt deze met zijn buitenzijde aan te liggen tegen de bui" tenzijde van het bovenste wanddeel 37 overeenkomstig fig. 10. Daarbij hangt het onderste wanddeel 35 voortdurend onder invloed van de zwaar-15 tekracht naar beneden. Dit heeft het aanzienlijke extra voordeel, dat door de hoekstand tussen het onderste, naar beneden hangende zijwanddeel 35 en het middelste zijwanddeel 36 in zekere mate een hoekprofiel ontstaat en daardoor een doorhangen van het middelste zijwanddeel 36 aan zijn buitenkant, die immers slechts door de beide trekstangen 12 20 aan beide einden over een lengte van tot 12 meter wordt gehouden, wordt verhinderd.

Het blijkt, dat in de stand van fig. 10, waarin alle drie zijwand-delen op elkaar zijn gevouwen, de onderste afsluiting door de brede lijst 17 is gegeven. In deze stand is de trekkabel 12 ook reeds, zoals 25 in detail aan de hand van de eerder beschreven uitvoeringsvorm is toegelicht, van de open leirol 13 afgelicht. Bij het verder aantrekken van de trekkabel 12 wordt thans het bovenste dakdeel 6 om zijn scharnier 7 naar boven gedraaid, waarbij eveneens de tezamen gelegde dakdelen mede zwaaien tot in de in fig. 10 getoonde rechthoekige stand.

30 Ook daardoor wordt verhinderd dat bij deze openings- en draaibewegingen het dakdeel 6 over zijn grote lengte van 12 meter zou kunnen doorhangen. Bij de verdere scharnierbeweging komen dan alle zijwanddelen te liggen op het teruggedraaide dakdeel 6, dat op zijn beurt met de leng-tebalken 8 en 9 aan beide zijden van de lengtebalk 10 op het vaste dak-35 deel op dit dakdeel 06 aanligt.

Voor de ontlasting bij het opklappen en de inleiding van de terug-haalbeweging bij de sluitbewerking is weer een kabelschijf met trekkabel en trekveer 32 aanwezig, zoals aan de hand van de eerder beschreven uitvoeringsvormen in detail is toegelicht, die echter hier niet nog 800 26 96 10 eenmaal worden getoond en beschreven. De sluitbeweging vindt in omgekeerde volgorde van de openingsbeweglng overeenkomstig de fig. 11,10 en 9 plaats. Het blijkt, dat ook bij deze uitvoeringsvorm niet slechts de volledige opening van de zijwand van de voertuigopbouw voor het laden 5 en lossen ter beschikking staat, maar dat ook nog het buitenste dakdeel wordt weggedraaid, zodat het laden en lossen aanzienlijk wordt vergemakkelijkt, in het bijzonder met mechanische laadhulpmiddelen zoals vorkhefinrichtingen en dergelijke.

800 2 6 96

Claims (9)

1. Vrachtwagen met laadbak en opbouw, met het kenmerk, dat het onderste zijwanddeel (1) met het bovenste zijwanddeel (2) met behulp van een gewricht of scharnier (3) is verbonden en aan zijn onderkant (16) aan beide zijeinden van de wand een trekkabel (12) aangrijpt, die 5 nabij de bovenkant van de zijwand (2) respectievelijk buitenkant (5) van het dak (6) over een open leirol (13) horizontaal tot aan een ge-leidings- en leirol (14) verloopt, die achter de eindstand van de open teruggeklapte zijwand onder het dak (06) ligt en de kabel (12) naar een kabellier (15) geleidt.

2. Vrachtwagen volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat van een kabelschijf (56) af onmiddellijk voor de scharnierplaats (7) van het scharnierbare dakdeel (6) een trekkabel (30) over een leirol (31) naar een vast aan het voertuig bevestigde trekveer (32) verloopt.

3. Vrachtwagen volgens conclusie 2, met het kenmerk , dat de ka-15 belschijf (56) aan het dakdeel (6) excentrisch instelbaar is met behulp van een sleufgeleiding (27) en bevestigingsschroeven (28,29).

4. Vrachtwagen met laadbak en opbouw volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de zijwand is onderverdeeld in drie nagenoeg even hoge delen (35,36 en 37) die met behulp van gewrichtsscharnieren (38 en 39) 20 met elkaar zijn verbonden en dat een trekkabel (12) aan de onderkant (40) van het middelste zijwanddeel (36) aangrijpt en via een open leirol (13) ongeveer onder de buitenkant (5) van het dak (6) horizontaal tot aan een geleidings- en leirol (14) verloopt, die achter de eindstand van de op- en teruggeklapte zijwand onder het dak (06) ligt en de 25 kabel (12) naar een kabellier geleidt.

5. Vrachtwagen volgens conclusie 1 of 4, met het kenmerk, dat aan de onderkant (16) van het onderste zijwanddeel een onder de voertuigbo-dem grijpende brede lijst (17) scharnierbaar is opgesteld.

6. Vrachtwagen volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat onder de 30 voertuigbodem vanghaken (18) scharnierbaar zijn aangebracht voor het vastleggen van de lijst (17) in de gesloten toestand.

7. Vrachtwagen volgens conclusie 1 of 4, met het kenmerk, dat aan de bovenkant van het onderste zijwanddeel (1) respectievelijk van het middelste zijwanddeel (36) naar binnen gerichte vanghaken (22) zijn 35 aangebracht, die bij weggeklapt zijwanddeel achter een aan het gestel bevestigde bout (24) grijpen.

8. Vrachtwagen volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de hoek- 800 2 6 96 t stand van de aan de onderkant van het onderste zijwanddeel (1) schar-nierbaar aangebrachte brede lijst (17) tijdens het opklappen door de onmiddellijk aan deze lijst (17) grijpende trekkabel (12) wordt bepaald.

9. Vrachtwagen volgens conclusie 1 of 4, met het kenmerk, dat op het omklapbare dakdeel (6) en het daaraan grenzende vaste dakdeel (06) hoge lengtebalken (8,9,10) bij voorkeur in de vorm van hoedprofielen zijn aangebracht, die in over elkaar geklapte toestand naast elkaar liggen, waarbij het draaipunt (17) tussen beweegbaar dakdeel (6) en 10 vast dakdeel (06) ten minste op de halve hoogte van de lengtebalken (9 en 10) ligt. 800 2 6 96