BE1016197A3 - Inrichting en werkwijze voor het toevoeren van perslucht aan een hoofdblazer. - Google Patents

Inrichting en werkwijze voor het toevoeren van perslucht aan een hoofdblazer. Download PDF

Info

Publication number
BE1016197A3
BE1016197A3 BE2004/0448A BE200400448A BE1016197A3 BE 1016197 A3 BE1016197 A3 BE 1016197A3 BE 2004/0448 A BE2004/0448 A BE 2004/0448A BE 200400448 A BE200400448 A BE 200400448A BE 1016197 A3 BE1016197 A3 BE 1016197A3
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
valve
compressed air
frequency
main blower
main
Prior art date
Application number
BE2004/0448A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Picanol Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Picanol Nv filed Critical Picanol Nv
Priority to BE2004/0448A priority Critical patent/BE1016197A3/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1016197A3 publication Critical patent/BE1016197A3/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/28Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed
    • D03D47/30Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed by gas jet
    • D03D47/3026Air supply systems
    • D03D47/3053Arrangements or lay out of air supply systems
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/28Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed
    • D03D47/30Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed by gas jet
    • D03D47/3026Air supply systems
    • D03D47/3033Controlling the air supply
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/28Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed
    • D03D47/30Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed by gas jet
    • D03D47/3026Air supply systems
    • D03D47/306Construction or details of parts, e.g. valves, ducts

Abstract

Inrichting en werkwijze voor het toevoeren van perslucht aan een hoofdblazer (1,2) van een weefmachine, waarbij perslucht op hoge druk aan de hoofdblazer (1,2) kan toegevoerd worden en perslucht op lage druk aan de hoofdblazer (1,2) kan toegevoerd worden, waarbij perslucht op lage druk aan de hoofdblazer (1,2) via een ventiel (12) wordt toegevoerd dat met een frequentie aanstuurbaar is die aanzienlijk hoger is dan de frequentie warmee de inslagdraden in een weefvak worden gebracht.

Description


  Inrichting en werkwijze voor het toevoeren van perslucht aan een hoofdblazer.

  
De uitvinding betreft een inrichting en een werkwijze voor het toevoeren van perslucht aan een hoofdblazer van een weefmachine, waarbij de inrichting een eerste deel bevat om perslucht op hoge druk aan de hoofdblazer toe te voeren en een tweede deel bevat om perslucht op lage druk aan de hoofdblazer toe te voeren.

  
Weefmachines zijn gekend die één of meerdere hoofdblazers bevatten die telkens een inslagdraad in een weefvak kunnen brengen. Dergelijke weefmachines kunnen een voornoemde inrichting bevatten om perslucht aan een hoofdblazer toe te voeren, zoals bijvoorbeeld gekend is uit WO 96/08668. Bij weefmachines waarbij verschillende inslagdraden met een bijhorende hoofdblazer in een weefvak kunnen gebracht worden, wordt voor elke dergelijke hoofdblazer een bijhorende voornoemde inrichting voorzien. De hoge druk dient voor het inbrengen van een inslagdraad in een weefvak, terwijl de lage druk dient om te vermijden dat de inslagdraad uit de hoofdblazer valt gedurende de periode dat geen inslagdraad in het weefvak wordt gebracht. De hoge druk bedraagt bijvoorbeeld tussen twee en zeven bar, terwijl de lage druk bijvoorbeeld tussen twintig en duizend millibar bedraagt.

  
Bij een dergelijke gekende inrichting zijn de twee delen parallel ten opzichte van elkaar opgesteld. Het eerste deel bevat meestal een hoofdklep, een buffervat en een instelbare drukregelaar, terwijl het tweede deel een regelbaar smoorventiel en eventueel nog een terugslagventiel bevat. Door een motorgestuurd regelbaar smoorventiel te voorzien kan de lage druk eenvoudig geregeld of ingesteld worden. Dit laat toe de lage druk tijdens het weven op een andere waarde in te stellen dan bijvoorbeeld tijdens een machinestilstand of tijdens het bedraden van een hoofdblazer met inslagdraad. Een dergelijk motorgestuurd regelbaar smoorventiel bevat bijvoorbeeld een stuurbare stappenmotor. Dergelijke smoorventiel vereist echter een referentiepositie voor de stuureenheid en/of regeleenheid van de stappenmotor, teneinde toe te laten het smoorventiel te ijken.

   Bovendien dient de stuureenheid eveneens in staat te zijn de stappenmotor in twee richtingen met een gewenst aantal stappen te sturen.

  
Het doel van de uitvinding is een inrichting en een werkwijze die toelaten het tweede deel om perslucht op lage druk aan de hoofdblazer toe te voeren nog te verbeteren.

  
Tot dit doel bevat de inrichting volgens de uitvinding een tweede deel om perslucht op lage druk aan de hoofdblazer toe te voeren dat een ventiel bevat dat met een frequentie aanstuurbaar is die aanzienlijk hoger is dan de frequentie waarmee de inslagdraden in een weefvak worden gebracht.

  
De inrichting volgens de uitvinding is bijzonder geschikt om toegepast te worden in het tweede deel om perslucht op lage druk aan een hoofdblazer toe te voeren. Zoals verder wordt verduidelijkt benadeelt een dergelijke inrichting volgens de uitvindig de drukafbouw in de hoofdblazerleiding nagenoeg niet, zodat een snelle drukafbouw kan bekomen worden. Bovendien laat de inrichting volgens de uitvinding toe de lage druk eenvoudig in te stellen en biedt talrijke voordelen die hierna nog nader zullen beschreven worden. Dergelijke inrichting kan voordelig aangewend worden bij snellopende luchtweefmachines.

  
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm bestaat het ventiel uit een piëzo-elektrisch ventiel. Een piëzo-elektrisch ventiel is bijzonder geschikt voor dergelijke toepassing daar een piëzo-elektrisch ventiel snel schakelbaar is en met een laag elektrisch vermogen schakelbaar is. Bovendien is een dergelijk piëzoelektrisch ventiel geschikt om veelvuldig geschakeld te worden waardoor een lange levensduur kan bekomen worden.

  
Tot dit doel bevat de werkwijze volgens de uitvinding het via een tweede deel toevoeren van perslucht op lage druk aan de hoofdblazer via een ventiel dat met een frequentie aanstuurbaar is die aanzienlijk hoger is dan de frequentie waarmee de inslagdraden in een weefvak worden gebracht.

  
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm bevat de werkwijze het aansturen van het ventiel met opeenvolgende pulsen. Het pulserend aansturen van dit ventiel laat toe het ventiel op gepaste ogenblikken gedurende een inslagcyclus aan te sturen. 

  
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm wordt voor het aansturen van het ventiel gebruik gemaakt van puls breedte modulatie, teneinde de waarde van de lage druk in te stellen. Dit laat toe op een eenvoudige manier de waarde van de lage druk in te stellen en/of te laten variëren gedurende een inslagcyclus.

  
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm is de frequentie waarmee het ventiel van het tweede deel aanstuurbaar is constant. Hierbij wordt bij voorkeur het voornoemde ventiel met puls breedte modulatie aangestuurd in functie van de inslagcyclus.

  
Volgens een uitvoeringsvorm is de frequentie waarmee het ventiel van het tweede deel aanstuurbaar is een veelvoud van de frequentie waarmee de inslagdraden in een weefvak worden gebracht.

  
Verdere kenmerken en voordelen van de uitvinding vloeien voort uit de hierna volgende beschrijving van de in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvoorbeelden en de volgconclusies, waarbij :
Figuur 1 schematisch een gedeelte van een luchtweefmachine weergeeft die twee inrichtingen volgens volgens de uitvinding bevat; Figuur 2 signalen en een drukverloop weergeeft bij toepassing van de werkwijze volgens de uitvinding; Figuur 3 een variante van figuur 2 weergeeft; Figuur 4 een mogelijke uitvoeringsvorm van een ventiel volgens de uitvinding weergeeft; Figuur 5 een variante van figuur 1 weergeeft; Figuur 6 nog een variante van figuur 1 weergeeft.

  
In Figuur 1 worden twee hoofdblazers 1 en 2 van een luchtweefmachine weergegeven. Deze hoofdblazers 1, 2 kunnen elk een bijhorende inslagdraad 20, 21 afkomstig van een draadvoorraad 22, 23 in een weefvak inbrengen. Tijdens dit inbrengen kan de inslagdraad op gekende wijze door bijblazers 24 ondersteund worden. De hoofdblazers 1, 2 zijn hierbij naast het riet 25 opgesteld, meer in het bijzonder zijn nabij de ingang van het luchtgeleidingskanaal 26 van het riet 25 opgesteld. De hoofdblazers 1 en 2, de bijblazers 24 en het riet 25 zijn op de weeflade 27 gemonteerd. Bij elke hoofdblazer 1 en 2 hoort een inrichting 3, 30 volgens de uitvinding. Elke inrichting 3, 30 bevat een eerste deel 4, 34 dat verbonden is met een persluchtbron 5 en een tweede deel 6, 36 dat bij de weergegeven uitvoeringsvorm tevens verbonden is met de persluchtbron 5 en dat parallel met het eerste deel 4,
34 is opgesteld.

  
Het eerste deel 4, 34 kan perslucht op hoge druk aan een hoofdblazer 1, 2 toevoeren teneinde een inslagdraad in het weefvak te brengen, bijvoorbeeld perslucht tussen twee bar en zeven bar. Elk eerste deel 4, 34 is aangebracht tussen de persluchtbron 5 en een bijhorende hoofdblazer 1 of 2 en bevat in het weergegeven voorbeeld een instelbare drukregelaar 7, een buffervat 8, een hoofdventiel 9 en de nodige verbindingsleidingen. Het hoofdventiel 9 is bijvoorbeeld als magneetventiel uitgevoerd en kan door een stuureenheid 10 gestuurd worden. Tijdens het inbrengen van een inslagdraad wordt het hoofdventiel 9 geopend en daarna terug gesloten. De drukregelaar 7 kan bestaan uit een stuurbare drukregelaar die gestuurd kan worden door de stuureenheid 10.

   De druk van elke drukregelaar 7 kan in functie van de in te brengen inslagdraad 20 of 21 ingesteld worden en/of kan in functie van metingen tijdens het inbrengen van de bijhorende inslagdraad 20 of 21 tijdens het weven automatisch aangepast worden.

  
De hoofdblazers 1 en 2 zijn eveneens verbonden met de persluchtbron 5 via een tweede deel 6, 36 om perslucht met lagere druk aan de hoofdblazers 1 of 2 toe te voeren. Elk tweede deel 6, 36 is aangebracht tussen de persluchtbron 5 en een bijhorende hoofdblazer 1 of 2 en is parallel met het bijhorende eerste deel 4, 34 opgesteld. Bij het weergegeven voorbeeld bevat elk tweede deel 6, 36 een instelbare drukregelaar 11, een ventiel 12 dat stuurbaar is volgens de werkwijze volgens de uitvinding en de nodige verbindingsleidingen. Elk ventiel 12 is stuurbaar door middel van de stuureenheid 10, teneinde de luchtstroming via het tweede deel 6, 36 te sturen.

  
In de hoofdblazerleiding 16 naar elke hoofdblazer 1 of 2 kan eventueel een druksensor 15 aangebracht worden om de druk in de bijhorende hoofdblazerleiding 16 te bepalen. De druksensor 15 kan hiertoe verbonden worden met de stuureenheid 10. Het signaal van de druksensor
15 kan eveneens aangewend worden in een regelkring om via de stuureenheid 10 de druk in de hoofdblazerleiding
16 te sturen, meer in het bijzonder een stuursignaal te genereren voor het sturen van de drukregelaar 7, de drukregelaar 11, het ventiel 12 of het hoofdventiel 9. Dit maakt het mogelijk met de stuureenheid 10 in functie van het signaal van de druksensor 15 de gewenste drukwaarde exact af te regelen en/of te behouden.

  
In figuur 2 geeft de curve 31 het aan het hoofdventiel 9 toegevoerd elektrisch signaal weer voor het openen van het hoofdventiel 9 om perslucht op hoge druk aan een hoofdblazer toe te voeren, teneinde een inslagdraad in een weefvak te brengen. De curve 31 geeft hierbij de spanning in functie van de tijd van het voornoemde elektrisch signaal weer. Die curve 31 wordt gedurende een tijd weergegeven die overeenkomt met 360[deg.] van de weefmachine of één inslagcyclus. De curve 33 stelt het drukverloop voor dat in de hoofdblazerleiding 16 aanwezig is indien het hoofdventiel 9 gestuurd wordt volgens curve 31 en indien het ventiel 12 gesloten is. Zoals zichtbaar ijlt de curve 33 iets na op de curve

  
31. Dit is te verklaren daar het sturen van het elektrisch signaal om het hoofdventiel 9 te openen niet onmiddellijk resulteert in het openen van het hoofdventiel 9. Bovendien is de maximale druk in de hoofdblazerleiding 16 niet onmiddellijk aanwezig na het openen van het hoofdventiel 9, daar de hoofdblazerleiding 16 een zeker volume vertoont. Na het verdwijnen van het signaal om de hoofdblazerklep 9 open te houden, sluit het hoofdventiel 9 ook niet ogenblikkelijk. Na het sluiten van het hoofdventiel 9 verdwijnt ook de druk in de hoofdblazerleiding 16 niet ogenblikkelijk daar de hoofdblazerleiding 16 een zeker volume vertoont dat perslucht op hoge druk bevat die alleen langsheen de hoofdblazer kan ontsnappen.

  
In figuur 2 geeft de curve 32 het aan het ventiel 12 toegevoerd signaal gedurende één inslagcyclus weer. De curve 32 geeft hierbij de spanning in functie van de tijd van het voornoemde elektrisch signaal weer. Zoals zichtbaar wordt het ventiel 12 met een frequentie aangestuurd die aanzienlijk hoger is dan de frequentie waarmee de inslagdraden in een weefvak worden gebracht. Bijvoorbeeld wordt het ventiel 12 twaalf maal aangestuurd gedurende één inslagcyclus, meer in het bijzonder wordt het ventiel 12 opeenvolgend aangeschakeld en afgeschakeld. Hierbij is de frequentie om het ventiel 12 aan te sturen een veelvoud van de frequentie waarmee een inslagdraad in het weefvak wordt gebracht.

   Het ventiel 12 wordt hierbij nog een zeker tijdsinterval 37 verder aangestuurd na het aansturen van het hoofdventiel 9, wordt vervolgens niet meer aangestuurd en wordt vervolgens terug aangestuurd een zeker tijdsinterval 38 nadat het hoofdventiel 9 niet meer aangestuurd werd. Gedurende een inslaginbreng wordt het hoofdventiel 9 in het weergegeven voorbeeld slechts één maal aangestuurd. Het drukverloop dat in de hoofdblazerleiding 16 aanwezig is indien het hoofdventiel 9 aangestuurd wordt volgens curve 31 en indien tevens het ventiel 12 aangestuurd wordt volgens curve 32 wordt voorgesteld door de curve 35. Hierbij vallen de curven 33 en 35 nagenoeg samen gedurende het tijdsinterval 39 waarbij het ventiel 12 niet aangestuurd wordt. 

  
Zoals zichtbaar in figuur 2 verloopt de druk volgens curve 35 nagenoeg volgens een zaagtandvorm indien het hoofdventiel 9 niet aktief is. De drukverschillen volgens die zaagtandvorm zijn afhankelijk van het volume van de hoofdblazerleiding 16. Het volume van de hoofdblazerleiding 16 bepaalt ook de zaagtandvorm, meer in het bijzonder hoe hoger dit volume hoe vlakker de hellingen van de zaagtandvorm zullen zijn en omgekeerd. Het ventiel 12 kan bij deze uitvoeringsvorm gesloten gehouden worden terwijl perslucht via het hoofdventiel 9 wordt toegevoerd. Door het langer gesloten houden van het ventiel 12 wordt bekomen dat de drukafbouw in de hoofdblazerleiding 16 niet beïnvloed wordt door perslucht op lage druk die via het ventiel 12 zou toegevoerd worden.

   Uiteraard dient het ventiel 12 een zekere tijd na het sluiten van het hoofdventiel 9 terug geopend te worden om te vermijden dat de druk in de hoofdblazerleiding 16 volledig zou wegvallen, hetgeen zou resulteren in het wegvallen van een lage luchtstroom doorheen de hoofdblazer nodig om een inslagdraad in de hoofdblazer te houden. Het tijdsinterval 38 tussen het signaal voor het sluiten van het hoofdventiel 9 en de signalen om het ventiel 12 terug te openen kan proefondervindelijk vastgelegd worden. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van de druksensor 15 om dit tijdsinterval 38 optimaal in te stellen.

  
De inrichting met een ventiel 12 volgens de uitvinding laat toe het ventiel 12 zodanig te sturen dat de drukafbouw in de hoofdblazerleiding 16 nagenoeg niet beïnvloed wordt door de luchttoevoer via het tweede deel 6 of 36. Bij een uitvoeringsvorm zoals gekend uit WO 96/08668 met een motorgestuurd smoorventiel dat normalerwijze continu geopend blijft, wordt immers nagenoeg continu perslucht via dit smoorventiel toegevoerd. Na het sluiten van het hoofdventiel zal het smoorventiel relatief meer perslucht toevoeren naarmate de druk in de hoofdblazerleiding lager wordt, hetgeen zal resulteren in een tragere drukafbouw in de hoofdblazerleiding. Een trage drukafbouw kan immers leiden tot ongewenst lang nablazen op de inslagdraad, hetgeen gepaard gaat met beschadigingen van de inslagdraad.

   Bovendien is het moeilijk realiseerbaar een dergelijk smoorventiel nagenoeg gesloten te houden wanneer het hoofdventiel gesloten wordt en kort daarna terug normaal te openen. Daar een dergelijk smoorventiel continu perslucht toevoert, wordt bij laag ingestelde waarden voor de toegevoerde druk via het hoofdventiel aan de hoofdblazerleiding nog het bijkomend nadeel bekomen, dat de maximale druk in de hoofdblazerleiding niet alleen afhankelijk wordt van de toegevoerde druk via het hoofdventiel, maar tevens afhankelijk wordt van de lage druk via het smoorventiel. Dit laatste werkt storend bij het instellen van de druk die via het hoofdventiel wordt toegevoerd.

  
Het is voordelig de waarde van de lage druk op verschillende waarden te kunnen instellen, zoals bijvoorbeeld beschreven in WO 96/08668. Bijvoorbeeld kan de lage druk ingesteld worden in functie van het materiaal van de te weven inslagdraad. Hierbij wordt de lage druk zodanig ingesteld dat de luchtstroming doorheen de hoofdblazer voldoende hoog is, zodat de betreffende inslagdraad zeker in de hoofdblazer wordt gehouden. Hierbij kan de lage druk tijdens de inslagcyclus gewijzigd worden en bijvoorbeeld op een hogere waarde ingesteld worden op het ogenblik dat een inslagdraad dient geknipt te worden. Indien bijvoorbeeld geweven wordt met een weefpatroon waarbij een bepaalde inslagdraad gedurende langere tijd niet wordt ingebracht, kan de lage druk voor die inslagdraad verlaagd worden om beschadiging van die inslagdraad te voorkomen.

   De lage druk kan bijvoorbeeld ook verder gereduceerd worden tijdens een stilstand van de weefmachine, bijvoorbeeld voor het herstellen van een draadbreuk. Bij een machinestart kan de lage druk eventueel verhoogd worden daar de kans dat een inslagdraad uit een hoofdblazer valt dan normalerwij ze groter is. Uiteraard dient de lage druk ook zodanig ingesteld te worden dat de inslagdraad niet uitrafelt of beschadigd wordt onder invloed van de luchtstroming door de lage druk. De lage druk kan ook ingesteld worden naar een bepaalde waarde om toe te laten een voldoende zuigkracht aan de ingang van de hoofdblazer te genereren, teneinde de hoofdblazer met inslagdraad te bedraden.

   Indien men opeenvolgend verschillende inslagdraden weeft met een verschillende weefmachinesnelheid kan de waarde van de lage druk ook aangepast worden aan de weefmachinesnelheid, meer in het bijzonder kan verhoogd worden bij een hogere weefmachinesnelheid en kan verlaagd worden bij een lagere weefmachinesnelheid. Indien bijvoorbeeld geen inslagdraad ter hoogte van een hoofdblazer aanwezig is, is het duidelijk dat de lage druk volledig mag wegvallen.

  
De inrichting volgens de uitvinding is niet alleen geschikt om de lage druk op verschillende waarden in te stellen, maar is bijzonder geschikt om de lage druk tijdens een inslagcyclus volgens een bepaald verloop te laten variëren. Dit verloop kan volgens het weefpatroon, meer in het bijzonder volgens het inslagpatroon in de stuureenheid 10 opgeslagen worden. Aan de hand van figuur 3 wordt een voorbeeld weergegeven om niet alleen de lage druk op verschillende waarden in te stellen, maar tevens om de lage druk volgens een verloop tijdens een inslagcyclus te laten variëren. Het is duidelijk dat de luchtstroom doorheen de hoofdblazer om een inslagdraad in de hoofdblazer te houden, bepaald wordt door de waarde van lage druk.

  
Zoals weergegeven in figuren 2 en 3 genereert de stuureenheid 10 volgens een bepaalde frequentie opeenvolgende pulsen. De periode voor elke puls kan bijvoorbeeld ingesteld worden op twee milliseconden. Indien geweven wordt met 1.200 inslagdraden per minuut, dan duurt een inslagcyclus vijfig milliseconden. In dit voorbeeld betekent dit dat gedurende elke inslaginbreng vijfentwintig periodes voor het genereren van een puls beschikbaar zijn, met andere woorden dat het ventiel 12 per inslaginbreng vijfentwintig maal al dan niet kan aangestuurd worden. Hierbij is het ventiel 12 per inslaginbreng met een frequentie aanstuurbaar die

  
 <EMI ID=1.1>  inslagdraden in een weefvak kunnen gebracht worden, dit betekent dat dit een veelvoud is van de frequentie waarmee de inslagdraden in een weefvak worden gebracht.

  
Indien volgens een variante geweven wordt met een toerental van bijvoorbeeld 1.100 inslagen per minuut kan het ventiel 12 eveneens aangestuurd worden met dezelfde frequentie als in het vorig voorbeeld, meer in het bijzonder met een periode van twee milliseconden. In dit geval duurt één inslagcyclus 54,54 milliseconden. Indien men de periode van twee milliseconden constant houdt op twee milliseconden, dan duurt één inslagcyclus 27,27 perioden van twee milliseconden. Door het ventiel gedurende elke puls met een bijhorende pulsbreedte aan te sturen in functie van de betreffende inslagcyclus is het toch mogelijk het gewenst verloop van de luchtstroming doorheen het tweede deel 6, 36 te bekomen, en dit zelfs in geval de frequentie van de pulsen waarmee het ventiel 12 aangestuurd is constant is en onafhankelijk van de frequentie waarmee inslagdraden in het weefvak worden gebracht.

   Dit betekent dat door het gebruik van puls breedte modulatie de frequentie van de pulsen om het ventiel 12 aan te sturen niet noodzakelijk een veelvoud moet zijn van de frequentie waarmee een inslagdraad in het weefvak wordt gebracht. Dit is vooral toepasbaar indien per opeenvolgende inslaginbreng met een ander toerental geweven wordt of indien het toerental per inslagcyclus zich wijzigt. Uiteraard kan het sturen vereenvoudigd worden indien hiertoe een exact veelvoud wordt aangewend. 

  
De waarde voor de lage druk wordt hierbij ingesteld door per periode het tijdsinterval dat een signaal gegenereert wordt en het tijdsinterval dat geen signaal gegenereert wordt te wijzigen. Dit kan ook puls breedte modulatie genoemd worden. Hoe breder de puls, hoe hoger de lage druk en bijhorende luchtstroming doorheen de hoofdblazer zal zijn. Bij de uitvoeringsvorm van figuur 2 wordt gedurende een aantal periodes van bijvoorbeeld twee milliseconden gedurende de helft van tijd een signaal om het ventiel 12 te openen via de stuureenheid
10 aan het ventiel 12 toegevoerd en gedurende de helft van de tijd geen signaal aan het ventiel 12 toegevoerd. Gedurende een aantal andere periodes wordt bijvoorbeeld geen signaal aan het ventiel toegevoerd, meer in het bijzonder tijdens het tijdsinterval 39.

  
Zoals zichtbaar in figuur 3 wordt gedurende de periode
40 gedurende ongeveer 40 % van de tijd een signaal toegevoerd en gedurende de 60 % van de tijd geen signaal toegevoerd. Indien een periode twee milliseconden duurt, betekent dit dat gedurende 0,8 milliseconden een signaal wordt toegevoerd en gedurende 1,2 milliseconden geen signaal wordt toegevoerd. Hierbij wordt een bijhorende lage druk en luchtstroom doorheen de hoofdblazer gegenereert. Gedurende de periode 41 kan bijvoorbeeld 80 % van de tijd een signaal toegevoerd worden en gedurende 20 % van de tijd geen signaal toegevoerd worden. Hierbij wordt een hogere lage druk en luchtstroom doorheen de hoofdblazer gegenereert. Gedurende de periode 42 wordt bijvoorbeeld
100 % van de tijd een signaal toegevoerd, hetgeen resulteert in een maximale luchtstroming doorheen het ventiel 12.

   Gedurende de periode 43 wordt bijvoorbeeld
100 % van de tijd geen signaal toegevoerd, waardoor geen luchtstroming doorheen het ventiel 12 ontstaat. Door het volume van de hoofdblazerleiding 16 verloopt de lage druk niet zoals de pulsen die aan het ventiel
12 worden toegevoerd, maar wordt dit verloop analoog als bij de uitvoeringsvorm van figuur 2 tot een zaagtandvorm afgevlakt. Dergelijke puls breedte modulatie laat toe de lage druk te wijzigen zonder het aantal mogelijke signalen naar het ventiel 12 te moeten wijzigen.

  
Zoals zichtbaar in figuur 3 kan het voordelig zijn het ventiel 12 na het signaal voor het openen van het hoofdventiel 9 bijvoorbeeld met een signaal te sturen dat 100% van de periode inneemt. Dit is voordelig voor de drukopbouw in de hoofdblazerleiding 16. Zoals zichtbaar in figuur 3 wordt de druk bijvoorbeeld ook verhoogd wanneer een inslagdraad dient geknipt te worden door gedurende de periodes 44 het percentage van de tijd bij het genereren van signalen te verhogen. Analoog kan gedurende bepaalde tussenliggende periodes
45 dit percentage verlaagd worden.

  
In figuren 2 en 3 wordt een curve 33 met het verloop van de druk en curven 31 en 32 met signalen weergegeven voor een inslagcyclus waarbij een inslagdraad in het weefvak wordt gebracht. Indien men weeft vanaf twee hoofdblazers 1 en 2 zal steeds bijvoorbeeld telkens een inslagdraad via een bepaalde hoofdblazer ingebracht worden, terwijl via de andere hoofdblazer geen inslagdraad wordt ingebracht. Voor de hoofdblazer die geen inslagdraad hoeft in te brengen, bevat de curve 31 geen signaal en de curve 32 bijvoorbeeld gedurende elke periode een signaal met een bepaalde breedte. Dit betekent dat voor de hoofdblazer die geen inslagdraad inbrengt er continu via het bijhorend ventiel 12 een lage druk zal voorzien worden.

  
In figuur 4 wordt een mogelijke uitvoeringsvorm van het ventiel 12 weergegeven. Dit ventiel 12 bestaat uit een behuizing 13 met een ingang 17 en een uitgang 18 waarin een piëzo-elektrisch aandrijfelement 19 is aangebracht. Op dit aandrijfelement 19 is een afsluitelement 29 voorzien die de toevoer van perslucht kan afsluiten ter hoogte van de ingang 17. Dit afsluitelement 29 wordt bijvoorbeeld door een relatief hard sleetvast materiaal gevormd. Dit aandrijfelement 19 bevat een piëzo-kristal dat kan vervormen onder invloed van elektrische spanning, meer in het bijzonder onder invloed van een elektrisch signaal van de stuureenheid 10. Een dergelijk ventiel 12 kan met een hoge frequentie aangestuurd worden, meer in het bijzonder een frequentie die een veelvoud is van de frequentie waarmee de inslagdraden in het weefvak gebracht worden.

  
Daar het debiet aan perslucht dat het ventiel 12 dient te leveren relatief klein is in vergelijking met het debiet aan perslucht dat het hoofdventiel 9 dient te leveren, kan het ventiel 12 relatief klein uitgevoerd worden ten opzichte van het hoofdventiel 9. Dit laat toe een ventiel 12 te bekomen dat zeer snel kan reageren en met een hoge frequentie kan aangestuurd worden. Een inrichting volgens de uitvinding voorzien van een ventiel 12, meer in het bijzonder een piëzoelektrisch ventiel, biedt als bovendien als voordeel dat het ventiel 12 een eenvoudige opbouw vertoont in vergelijking met een smoorventiel zoals gekend uit WO 96/08668. Bovendien kan een dergelijk ventiel 12 met een aan/uit stuursignaal gestuurd worden, terwijl een voornoemd smoorventiel een meer ingewikkelde motorsturing vereist, meer in het bijzonder een motorsturing met twee versterkingstrappen en dergelijke.

   Een piëzo-elektrisch ventiel 12 biedt bovendien als voordeel dat het met een laag vermogen kan aangestuurd worden en dat in principe geen versterkingstrappen vereist zijn.

  
Bij de uitvoeringsvorm van figuur 5 wordt een drukregelaar 7 en een buffervat 8 voorzien die horen bij zowel het eerste deel 4 van de inrichting 3 als bij het eerste deel 34 van de inrichting 30. In dit geval wordt bijvoorbeeld een smoorventiel 14 voorzien in de inrichting 3 en in de inrichting 30 om de luchtstroom naar de hoofdblazers 1 of 2 in te stellen. Volgens een variante kan slechts ter hoogte van één inrichting 3 of
30 een dergelijk smoorventiel 14 voorzien worden. Analoog wordt een drukregelaar 11 voorzien die zowel hoort bij het tweede deel 6 van de inrichting 3 als bij het tweede deel 36 van de inrichting 30. Volgens een niet weergegeven variante kan de drukregelaar 11 wegvallen en kunnen de ventielen 12 bijvoorbeeld aangesloten worden op de drukregelaar 7.

   De werking van de ventielen 12 bij de uitvoeringsvorm van figuur 5 is analoog als de werking van de ventielen 12 bij de uitvoeringsvorm van figuur 1. 

  
Bij de uitvoeringsvorm van figuur 6 is tussen de drukregelaar 11 en het ventiel 12 nog een smoorventiel
28 aangebracht. Dit smoorventiel 28 wordt gestuurd door middel van de stuureenheid 10. Hierbij kan de stuureenheid 10 zowel het ventiel 12 als het smoorventiel 28 sturen om de luchtstroom op lage druk naar de hoofdblazers te wijzigen. Volgens een niet weergegeven variante kan het ventiel 12 eveneens als een elektro-magnetisch ventiel uitgevoerd worden dat snel aanstuurbaar is. Het is duidelijk dat de lage druk niet noodzakelijk met behulp van puls breedte modulatie hoeft aangepast te worden. Volgens een variante kunnen bijvoorbeeld de periodes aangepast worden waarbij een signaal wordt toegevoerd en de periodes waarbij geen signaal wordt toegevoerd.

   Het tijdsinterval van dergelijke periodes of de frequentie van dergelijke periodes kunnen uiteraard ook aangepast worden in functie van de betreffende inslagcyclus.

  
Niettegenstaande in de beschrijving de term perslucht wordt aangewend, is het duidelijk dat hiermee niet noodzakelijk zuivere perslucht wordt bedoeld maar ook eender welk gas wordt bedoeld dat aangewend kan worden voor het inbrengen van een inslagdraad in een weefvak of voor het houden van een inslagdraad in een hoofdblazer. Dergelijke perslucht kan bijvoorbeeld betaan uit normale perslucht gemengd met een of ander gas of met een vloeistof of damp.

  
Volgens een niet weergegeven variante kan bij de uitvoeringsvormen van figuren 1, 5 en 6 de drukregelaar 7 wegvallen. Dit kan bijvoorbeeld probleemloos indien de druk van de persluchtbron 5 nagenoeg constant is. Indien gebruik wordt gemaakt van een een druksensor 15 om de waarde van de lage druk via de stuureenheid 10 te sturen, is het duidelijk dat een drukregelaar 11 eveneens kan wegvallen, zelfs indien de druk van de persluchtbron 5 iets zou varieren. Volgens een niet weergegeven variante kan tussen een ventiel 12 en een bijhorende hoofdblazer 1 of 2 nog een terugslagventiel voorzien worden. Echter door het aansturen van het ventiel 12 volgens de uitvinding is een dergelijk terugslagventiel in feite overbodig.

   Volgens een niet weergegeven variante kunnen bij de weergegeven uitvoeringsvormen de drukregelaar 7 en/of de drukregelaar 11 vervangen worden door een eenheid die bijvoorbeeld ventielen en/of smoorventielen bevat.

  
Volgens een praktische uitvoeringsvorm kunnen het hoofdventiel 9 en het ventiel 12 bijvoorbeeld in een gemeenschappelijke behuizing zijn ondergebracht. In een dergelijke behuizing kunnen uiteraard ook nog minstens één van de drukregelaars 7 of 11 en/of het buffervat 8 ondergebracht worden. Volgens een niet weergegeven variante kan de functie van de drukregelaar 7 en van de drukregelaar 11 ook door één enkele drukregelaar uitgevoerd worden, die dan zowel deel uitmaakt van het eerste deel als van het tweede deel.

  
De werkwijze en de inrichting volgens de uitvinding zijn niet beperkt tot de weergegeven en beschreven uitvoeringsvoorbeelden, maar kunnen eveneens varianten en combinatie ervan bevatten.

Claims (9)

Conclusies.
1. Inrichting voor het toevoeren van perslucht aan een hoofdblazer (1,2) van een weefmachine, waarbij de inrichting (3,30) een eerste deel (4,34) bevat om perslucht op hoge druk aan de hoofdblazer (1,2) toe te voeren en een tweede deel (6,36) bevat om perslucht op lage druk aan de hoofdblazer (1,2) toe te voeren, daardoor gekenmerkt dat de inrichting (3,30) een tweede deel (6,36) bevat om perslucht op lage druk aan de hoofdblazer (1,2) toe te voeren dat een ventiel (12) bevat dat met een frequentie aanstuurbaar is die aanzienlijk hoger is dan de frequentie waarmee de inslagdraden in een weefvak worden gebracht.
2. Inrichting volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat het ventiel (12) bestaat uit een piëzoelektrisch ventiel.
3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat het ventiel (12) relatief klein is uitgevoerd ten opzichte van het hoofdventiel (9).
4. Werkwijze voor het toevoeren van perslucht aan een hoofdblazer (1,2) van een weefmachine, waarbij perslucht op hoge druk aan de hoofdblazer (1,2) kan toegevoerd worden en perslucht op lage druk aan de hoofdblazer (1,2) kan toegevoerd worden, daardoor gekenmerkt dat de werkwijze het toevoeren van perslucht op lage druk aan de hoofdblazer (1,2) bevat via een ventiel (12) dat met een frequentie aanstuurbaar is, die aanzienlijk hoger is dan de frequentie waarmee de inslagdraden in een weefvak worden gebracht.
5. Werkwijze volgens conclusie 4, daardoor gekenmerkt dat de werkwijze het aansturen bevat van het ventiel
(12) met opeenvolgende pulsen.
6. Werkwijze volgens conclusie 4 of 5, daardoor gekenmerkt dat voor het aansturen van het ventiel (12) gebruikt wordt gemaakt van puls breedte modulatie.
7. Werkwijze volgens één van de conclusies 4 tot 6, daardoor gekenmerkt dat het voornoemde ventiel (12) met puls breedte modulatie wordt aangestuurd in functie van de inslagcyclus.
8. Werkwijze volgens één van de conclusies 4 tot 7, daardoor gekenmerkt dat de frequentie constant is waarmee het ventiel (12) van het tweede deel (6,36) aangestuurd wordt.
9. Werkwijze volgens één van de conclusies 4 tot 8, daardoor gekenmerkt dat de frequentie waarmee het ventiel (12) van het tweede deel (6,36) aangestuurd wordt een veelvoud is van de frequentie waarmee de inslagdraden in een weefvak worden gebracht.
BE2004/0448A 2004-09-14 2004-09-14 Inrichting en werkwijze voor het toevoeren van perslucht aan een hoofdblazer. BE1016197A3 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2004/0448A BE1016197A3 (nl) 2004-09-14 2004-09-14 Inrichting en werkwijze voor het toevoeren van perslucht aan een hoofdblazer.

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2004/0448A BE1016197A3 (nl) 2004-09-14 2004-09-14 Inrichting en werkwijze voor het toevoeren van perslucht aan een hoofdblazer.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1016197A3 true BE1016197A3 (nl) 2006-05-02

Family

ID=34973970

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2004/0448A BE1016197A3 (nl) 2004-09-14 2004-09-14 Inrichting en werkwijze voor het toevoeren van perslucht aan een hoofdblazer.

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE1016197A3 (nl)

Cited By (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP1835057A2 (en) * 2006-03-13 2007-09-19 Tsudakoma Kogyo Kabushiki Kaisha Air jet loom
CN103562454A (zh) * 2011-05-27 2014-02-05 三菱丽阳株式会社 纺织机和使用该纺织机的纺织方法
CN105821565A (zh) * 2016-06-07 2016-08-03 青岛百佳机械有限公司 一种喷气织机引纬选纬装置

Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3530119A1 (de) * 1985-08-23 1987-02-26 Bernd Dipl Ing Scheffel Vorrichtung fuer webmaschinen und verfahren zu deren betrieb
WO1996008668A1 (de) * 1994-09-16 1996-03-21 Picanol N.V. Drosselventil für druckluft o.dgl. und seine verwendung in einer luftwebmaschine
EP0790340A1 (en) * 1996-02-14 1997-08-20 Tsudakoma Kogyo Kabushiki Kaisha Weft insertion control method
JPH09291442A (ja) * 1996-04-23 1997-11-11 Tsudakoma Corp よこ入れノズルの噴射方法
JPH108351A (ja) * 1996-06-18 1998-01-13 Tsudakoma Corp 繊維機械の圧力空気供給装置
US20020005224A1 (en) * 2000-06-06 2002-01-17 Peter Schiller Jet loom and method for achieving substantially identical weaving cycle times

Patent Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3530119A1 (de) * 1985-08-23 1987-02-26 Bernd Dipl Ing Scheffel Vorrichtung fuer webmaschinen und verfahren zu deren betrieb
WO1996008668A1 (de) * 1994-09-16 1996-03-21 Picanol N.V. Drosselventil für druckluft o.dgl. und seine verwendung in einer luftwebmaschine
EP0790340A1 (en) * 1996-02-14 1997-08-20 Tsudakoma Kogyo Kabushiki Kaisha Weft insertion control method
JPH09291442A (ja) * 1996-04-23 1997-11-11 Tsudakoma Corp よこ入れノズルの噴射方法
JPH108351A (ja) * 1996-06-18 1998-01-13 Tsudakoma Corp 繊維機械の圧力空気供給装置
US20020005224A1 (en) * 2000-06-06 2002-01-17 Peter Schiller Jet loom and method for achieving substantially identical weaving cycle times

Non-Patent Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Title
PATENT ABSTRACTS OF JAPAN vol. 1998, no. 03 27 February 1998 (1998-02-27) *
PATENT ABSTRACTS OF JAPAN vol. 1998, no. 05 30 April 1998 (1998-04-30) *

Cited By (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP1835057A2 (en) * 2006-03-13 2007-09-19 Tsudakoma Kogyo Kabushiki Kaisha Air jet loom
EP1835057A3 (en) * 2006-03-13 2009-05-13 Tsudakoma Kogyo Kabushiki Kaisha Air jet loom
CN103562454A (zh) * 2011-05-27 2014-02-05 三菱丽阳株式会社 纺织机和使用该纺织机的纺织方法
CN103562454B (zh) * 2011-05-27 2015-12-09 三菱丽阳株式会社 纺织机和使用该纺织机的纺织方法
CN105821565A (zh) * 2016-06-07 2016-08-03 青岛百佳机械有限公司 一种喷气织机引纬选纬装置

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US5970996A (en) Throttling valve for compressed air or the like and its application to an airjet loom
CS235002B2 (en) Weaving machine
BE1016197A3 (nl) Inrichting en werkwijze voor het toevoeren van perslucht aan een hoofdblazer.
BE1013392A3 (nl) Werkwijze en inrichting voor het instellen van een weefmachine.
JP2006342484A (ja) エアジェット織機におけるよこ糸の空気移送のための空気供給及び制御装置
BE1016322A3 (nl) Regeltoestel in een straalweefgetouw voor het invoegen van de inslagdraad.
US5107902A (en) Method for controlling weft thread insertion timing in an air jet loom
JP2010001591A (ja) ジェットルームにおける緯入れ方法及び緯入れ装置
US4102361A (en) Fluid supplying and discharging apparatus for shuttleless weaving loom
JPH0390653A (ja) エア・ジェット式織機のひ道における横糸の展張度を調節するとともに、リレー・ノズルの空気消費量を調節する方法
US6443188B1 (en) Weft inserting control device for fluid jet type loom
BE1016857A3 (nl) Werkwijze voor het inbrengen van een inslagdraad bij een luchtweefmachine en luchtweefmachine.
JP3507814B2 (ja) よこ入れシステムを有するジェット織機、特に空気ジェット織機
CS246070B2 (en) Method of weft thread insertion into fabric by means of air jet
EP1209269B1 (en) Weft inserting control device for fluid jet type loom
CN1125894C (zh) 监控纬纱运行/停止状况的方法
EP1717360A2 (en) Weft insertion device
CN110172776B (zh) 织机的驱动控制方法及驱动控制装置
BE1018617A3 (nl) Luchtweefmachine.
US20060151047A1 (en) Device and method for stretching
JPS6134259A (ja) 流体噴射式織機の緯入れ装置
EP3819413A1 (en) Control device of air jet loom
JPH09250053A (ja) 流体噴射式織機の緯入れ制御方法と装置
JPH0693533A (ja) ジェットルームにおける緯入れ制御装置
JP2002138345A (ja) 織機の流体圧力調整装置

Legal Events

Date Code Title Description
RE Patent lapsed

Effective date: 20130930