BE1014402A3 - Aardappelrooimachine. - Google Patents

Aardappelrooimachine. Download PDF

Info

Publication number
BE1014402A3
BE1014402A3 BE2001/0624A BE200100624A BE1014402A3 BE 1014402 A3 BE1014402 A3 BE 1014402A3 BE 2001/0624 A BE2001/0624 A BE 2001/0624A BE 200100624 A BE200100624 A BE 200100624A BE 1014402 A3 BE1014402 A3 BE 1014402A3
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
belt
foliage
conveyor
potatoes
less
Prior art date
Application number
BE2001/0624A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Netagco Avr
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Netagco Avr filed Critical Netagco Avr
Priority to BE2001/0624A priority Critical patent/BE1014402A3/nl
Priority to ES02447178T priority patent/ES2330924T3/es
Priority to DE60233099T priority patent/DE60233099D1/de
Priority to DK02447178T priority patent/DK1297731T3/da
Priority to AT02447178T priority patent/ATE437562T1/de
Priority to EP02447178A priority patent/EP1297731B1/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1014402A3 publication Critical patent/BE1014402A3/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D33/00Accessories for digging harvesters
    • A01D33/02Foliage-separating mechanisms
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D17/00Digging machines with sieving and conveying mechanisms
    • A01D17/10Digging machines with sieving and conveying mechanisms with smooth conveyor belts, lath bands or rake bands
    • A01D17/101Digging machines with sieving and conveying mechanisms with smooth conveyor belts, lath bands or rake bands with two superposed conveyor belts
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D17/00Digging machines with sieving and conveying mechanisms
    • A01D17/10Digging machines with sieving and conveying mechanisms with smooth conveyor belts, lath bands or rake bands
    • A01D2017/103Constructional details of conveyor belts

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Harvesting Machines For Root Crops (AREA)
  • Apparatuses For Bulk Treatment Of Fruits And Vegetables And Apparatuses For Preparing Feeds (AREA)
  • Preparation Of Fruits And Vegetables (AREA)
  • Storage Of Fruits Or Vegetables (AREA)
  • Paper (AREA)
  • Polysaccharides And Polysaccharide Derivatives (AREA)
  • Medicines Containing Plant Substances (AREA)

Abstract

Aardappelrooimachine met een eerste (5) en een daarop aansluitende tweede zeefband (7) waarvan ten minste een stijl gedeelte (11) onder een hoek groter dan 20 graden opwaarts gericht is zodanig dat een kortere machine en een efficiëntere reiniging verkregen kan worden. Rond de tweede zeefband (7) is een grofmazige loofafvoerband (13) dicht tegen het stijl gedeelte (11) daarvan geleid. Volgens de uitvinding wordt een ongecontroleerd terugrollen van de aardappelen op de tweede zeefband (7) door deze loofafvoerband (13) verhinderd zonder hoge meenneemplaten of -vingers daarop aan te brengen waardoor het gevaar op beschadiging van de aardappelen bij de overgang tussen de eerste en de tweede zeefband verminderd wordt. Hiertoe vormt het stijl gedeelte (11) van de tweede zeefband een hoek alpha die kleiner is dan 40 graden en is de loofafvoerband (13) een spijlenband met dwarse spijlen (15) waarop geen uitsteeksels voorzien zijn ofwel uitsteeksels die minder dan 4 cm uit het oppervlak van de dwarse spijlen uitsteken, waarbij de hoogte van de loofafvoerband kleiner is dan 8 cm.

Description


   <Desc/Clms Page number 1> 
 



   "Aardappelrooimachine"
De huidige uitvinding heeft betrekking op een   aardappelrooimachine   die ten minste een rooi-eenheid bevat, een eerste zeefband voor het afzeven van grond van de door de rooi-eenheid gerooide aardappelen en een op de eerste zeefband aansluitende en in een voorafbepaalde richting draaiende tweede zeefband waarvan ten minste een stijl gedeelte onder een voorafbepaalde hoek groter dan 200 in genoemde draairichting opwaarts gericht is en waarrond een grofmazige loofafvoerband, eveneens in genoemde draairichting, draaibaar gemonteerd is zodanig dat deze zich ten minste met een gedeelte van zijn breedte tussen de eerste en de tweede zeefband uitstrekt,

   waarbij de grofmazige   loofafvoerband   dicht tegen het stijl gedeelte van de tweede zeefband geleid is om ten minste in dit stijl gedeelte van de tweede zeefband een ongecontroleerd terugrollen van de gerooide aardappelen te verhinderen. 



   Bij de meeste uit de praktijk bekende aardappelrooimachines is de tweede zeefband onder een hoek kleiner dan   200 opgesteld.   Bij een stijlere opstelling van deze zeefband zou weliswaar een betere reiniging van de aardappelen bekomen kunnen worden doch zouden vooral de grotere aardappelen te sterk terugrollen. 



  Dit brengt met zich mee dat er te veel beschadigingen aan de aardappelen zouden optreden, in het bijzonder aan de grotere aardappelen die de grootste neiging hebben om terug te rollen en die bovendien het gevoeligst zijn voor beschadiging. Het nadeel van een kleinere hellingshoek van de tweede zeefband is daarentegen dat deze 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 zeefband zieh over een aanzienlijke lengte dient uit te strekken om de aardappelen voldoende te kunnen zuiveren en vooral ook om deze voldoende hoog te transporteren. Dit   alles leidt aldus   tot een langere, duurdere en tevens ook zwaardere machine. Een vlakker opgestelde tweede zeefband biedt bovendien beperkingen aan de grootte van de wielen van de   aardappelrooimachine.   



   Om het probleem van te sterk terugrollende aardappelen op te   lossen,   werd in EP-B-0 212 174 en in   WO-A-00/00012 voorgesteld   om hiervoor een loofafvoerband te gebruiken die men rond de tweede zeefband laat draaien. Op de dwarse spijlen van deze loofafvoerband plaatst men meeneemplaten   of-vingers   zodanig dat meeneemelementen gevormd worden die men dicht tegen de tweede zeefband mee opwaarts laat draaien om aldus de aardappelen over deze tweede zeefband voort te duwen.

   Een nadeel van beide bekende aardappelrooimachines is dat het voorzien van de meeneemplaten of-vingers, en de daarbij noodzakelijke steunmiddelen, niet alleen de kostprijs van de machine verhogen maar bovendien ook een   relatief   grote verticale afstand tussen het bovenste uiteinde van de eerste zeefband en het onderste uiteinde van de tweede vereisen zodanig dat bij de overgang tussen deze twee zeefbanden de aardappelen een grote kans lopen om beschadigd te worden. Een verder nadeel van deze bekende machines is dat in natte, kleverige grond,   zoals klei- of leemgrond,   de grond aan de meeneemplaten of -vingers blijft kleven waardoor de werking van de machine verstoord wordt.

   De machine volgens EP-B-0   212 174   biedt bovendien nog het nadeel dat de naar onder uitstekende meeneemplaten niet toelaten om aan de onderzijde van de loofafvoerband loofafstrijkelementen te voorzien voor het losmaken van aardappelen die aan het   loof   blijven hangen. 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 



   De uitvinding heeft nu tot doel een nieuwe aardappelrooimachine te verschaffen waarin ten minste een gedeelte van de tweede zeefband onder een hoek groter dan 200 opgesteld is en waarin een terugrollen van de aardappelen door de loofafvoerband verhinderd wordt zonder dat op de dwarse spijlen van deze loofafvoerband relatief hoge meeneemplaten   of-vingers   aangebracht worden waardoor het gevaar op beschadiging van de aardappelen bij de overgang tussen de eerste en de tweede zeefband aanzienlijk verminderd wordt. 



   Tot dit doel is de aardappelrooimachine volgens de uitvinding daardoor gekenmerkt dat genoemde voorafbepaalde hoek, waaronder ten minste genoemd stijl gedeelte van de tweede zeefband opwaarts gericht is, kleiner is dan   40    en dat de loofafvoerband een spijlenband is met dwarse spijlen waarop geen uitsteeksels voorzien zijn ofwel uitsteeksels die minder dan 4 cm uit het oppervlak van de dwarse spijlen uitsteken, waarbij de hoogte van het gedeelte van de breedte van de loofafvoerband dat zich tussen de eerste en de tweede zeefband uitstrekt kleiner is dan 8 cm. 



   Door de hellingshoek van de tweede zeefband tussen 20 en 400 te kiezen is het enerzijds mogelijk de machine korter en goedkoper uit te voeren en een goede reinigende werking te bekomen. 



  Verder kan bij dergelijke hellingshoeken de totale hoogte van de loofafvoerband verlaagd worden. Door deze lager dan 8 cm te nemen, kan de valhoogte bij de overgang tussen de eerste en de tweede zeefband beperkt worden en dus ook de beschadigingen aan de aardappelen. Een verder belangrijk kenmerk is dat de uitsteeksels die eventueel op de dwarse spijlen van de loofafvoerband aangebracht worden minder dan 4 cm uit het oppervlak van deze dwarse spijlen uitsteken. Doorgaans zullen deze uitsteeksels boven het oppervlak van 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 de dwarse   spijlen, d. w. z.   boven het vlak bepaald door de bovenzijden van de spijlen, uitsteken doch eventueel kunnen de uitsteeksels ook onder het onderste oppervlak van de spijlen naar onder toe uitsteken.

   Het voordeel van het aldus beperken van de lengte van de eventuele uitsteeksels is enerzijds dat de hoogte van de loofafvoerband beperkt wordt en anderzijds dat dergelijke uitsteeksels eenvoudig, zonder veel extra kosten kunnen voorzien worden. In de praktijk bestaan de dwarse spijlen immers gewoonlijk uit een centrale metalen staaf waarrond een rubberen mantel gegoten wordt. Bij het gieten van deze rubberen mantel kunnen tegelijkertijd ook de nodige uitsteeksels gevormd worden. 



   Op de dwarse spijlen van de loofafvoerband kunnen uitsteeksels voorzien worden die zieh op een zodanig korte afstand van elkaar bevinden dat ze er voor zorgen dat de aardappelen niet kunnen terugrollen. Bij voorkeur zijn op de dwarse spijlen van de loofafvoerband evenwel geen uitsteeksels voorzien ofwel enkel uitsteeksels die zieh op een onderlinge afstand van elkaar bevinden die ten minste 8 cm en in het bijzonder ten minste 10 cm bedraagt en die aldus niet bedoeld zijn om de aardappelen tegen te houden maar bijvoorbeeld wel om langskoorden or-riemen vast te maken of om het loof dat op de dwarse spijlen en op deze koorden of riemen terecht komt mee te trekken. 



   In een voorkeursuitvoeringsvorm van de aardappelrooimachine volgens de uitvinding zijn de spijlen van de loofafvoerband, over het stijl gedeelte van de tweede zeefband, op een zodanig grote voorafbepaalde afstand van deze tweede zeefband opgesteld dat deze spijlen zelf een ongecontroleerd terugrollen van de aardappelen op het stijl gedeelte van de tweede zeefband verhinderen. 



   Volgens de uitvinding werd inderdaad vastgesteld dat door de dwarse spijlen op een voldoende afstand van het oppervlak van de tweede zeefband te plaatsen, en door de hellingshoek van de tweede 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 zeefband kleiner dan 400 te nemen, het niet nodig is om zoals in EP-B-   0212 174   en in   WO-A-00/00012 meeneemplaten of-vingers   op de dwarse spijlen aan te brengen zodanig dat het probleem van de aanklevende aarde vermeden kan worden. Wel kunnen zoals hierboven reeds aangegeven bijvoorbeeld nog een beperkt aantal uitsteeksels voorzien worden om het   loof   mee te nemen of om langskoorden ofriemen te bevestigen. 



   Verdere voordelen en bijzonderheden van de uitvinding zullen blijken uit de hierna volgende beschrijving van een voorkeursuitvoeringsvorm van een aardappelrooimachine volgens de uitvinding. Deze beschrijving wordt evenwel   slechts als voorbeeld   gegeven en is niet bedoeld om de beschermingsomvang, zoals bepaald door de conclusies, te beperken.

   De in de beschrijving aangegeven verwijzingscijfers hebben betrekking op de bijgevoegde tekeningen waarin :
Figuur 1 schematisch een perspectief zieht weergeeft op de voor het rooien en zuiveren van de aardappelen   belangrijkste onderdelen   van een aardappelrooimachine volgens de uitvinding, waarbij de boven de tweede egelband opgestelde rotorkam en dubbele rol voor het zijwaarts afvoeren van de aardappelen en kluiten duidelijkheidshalve weggelaten werden ;
Figuur 2 eenzelfde zicht is als figuur 1 maar waarop de rotorkam en de dubbele rol op de tweede egelband wel weergegeven zijn doch de loofafstrijkelementen bovenaan de loofafvoerband niet ;
Figuur 3 een zijaanzicht weergeeft op de in de vorige figuren weergegeven onderdelen van de   rooimachine ;

    
Figuur 4 op grotere schaal een perspectief zieht weergeeft op een deel van de loofafvoerband uit de in de vorige figuren weergegeven aardappelrooimachine ; 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 
Figuur 5 een vooraanzicht weergeeft op een dwarse spijl van de loofafvoerband weergegeven in figuur   4 ;  
Figuren 6 tot 8 dwarsdoorsneden weergeven doorheen de spijlen van de loofafvoerband volgens de pijlen VI-VI,   VII-VII   en   VIII-VIII   in figuur   5 ;   en
Figuur 9, op grotere schaal, een zijaanzicht weergeeft op de tweede zeefband en de daarover door middel van de loofafvoerband meegevoerde aardappelen. 



   De in figuren 1 tot 3 schematisch weergegeven aardappelrooimachine volgens de uitvinding is getrokken aardappelrooimachine waarvan de algemene constructie met een gestel, wielen en aandrijfsystemen van de verschillende zeef-en/of transportbanden op zich bekend zijn en hierin aldus niet meer in detail beschreven zal worden. In plaats van voorzien te zijn om getrokken te worden, kan de aardappelrooimachine ook   zelfrijdend   zijn. De aardappelrooimachine kan verder niet alleen geschikt zijn voor het rooien van aardappelen doch kan tevens geschikt zijn, of mits enige kleine aanpassingen geschikt gemaakt worden, voor het rooien van andere gewassen zoals wortelen of voor het oprapen van uien en dergelijke. 



   De weergegeven   aardappelrooimachine   is voorzien van een rooi-eenheid 1 gevormd door een rooischaar of-mes 2 en bijhorende zijdelingse schijven 3 en een rugvolger 4. Eventueel kan de aardappelrooimachine voorzien zijn van twee of meer van dergelijke rooieenheden. De rooischaar 2 wordt gevolgd door een eerste omhoog hellende fijnmazige zeefband of zeefmat 5 voor het afzeven van grond van de door de rooi-eenheid 1 gerooide aardappelen. De eerste zeefband wordt zowel aan haar onderste uiteinde als aan haar bovenste uiteinde rond rollen geleid is, waarbij verder nog een geleidingsrol voorzien is zodanig dat een knik 6 in het bovenvlak gevormd wordt. 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 



    Eenvoudigheidshalve   werden deze op zich reeds bekende rollen niet in de figuren weergegeven. De zeefband 5 zelf bestaat bij voorkeur uit onderling verbonden dwarsstaven met een metalen spijl die soms met rubber of een andere elastische kunststof bekleed kan zijn. Deze eerste zeefband 5 wordt in de praktijk de graafmat genoemd. 



   Aansluitend op het bovenste uiteinde van de eerste zeefband 5 volgt een tweede zeefband 7 die op eenzelfde manier als de eerste zeefband 5 opgebouwd is en die onderaan en bovenaan ook rond niet weergegeven rollen geleid is. Deze tweede zeefband 7 draait in dezelfde richting als de eerste zeefband 5, meer bepaald volgens de pijlen 8. Eventueel kunnen tussen de graafmat 5 en de tweede zeefband 7 nog   een   of meer verdere zeefbanden voorzien worden. Anderzijds is het ook mogelijk dat de tweede zeefband niet in de langsrichting maar wel in de dwarsrichting van de   aardappelrooimachine   opgesteld is. 



   Essentieel voor de uitvinding is dat ten minste een gedeelte van de tweede zeefband 7 onder een hoek a groter dan   20 ,   doch kleiner dan   40 ,   in de draairichting 8 van deze zeefband opwaarts gericht is. Bij voorkeur is de hoek a groter dan 25 , in het bijzonder groter dan 
 EMI7.1 
 27 , en kleiner dan 35 , waarbij de grootste voorkeur uitgaat naar een hoek a van 28   32 . Door deze keuze van de hellingshoek kunnen de gerooide aardappelen tot op de vereiste hoogte gebracht worden, kan de machine korter en goedkoper uitgevoerd worden en kunnen eventueel ook grotere wielen 9 voorzien worden.

   In de weergegeven uitvoeringsvorm is naar het bovenste uiteinde van de tweede zeefband 7 toe een knik 10 in deze zeefband voorzien, waarbij het onderste, stijl gedeelte 11 van de tweede zeefband 7 een hoek a vormt van ongeveer   300 terwijl   het bovenste, minder stijl gedeelte 12 van deze zeefband een hoek   vormt van ongeveer   15 .   

 <Desc/Clms Page number 8> 

 



   Om het loof van de gerooide aardappelen te scheiden is in de machine volgens de uitvinding een loofafvoerband 13, in dezelfde draairichting 8 als de tweede zeefband 7, draaibaar rond deze tweede zeefband 7 gemonteerd zodanig dat de loofafvoerband 13 zich ten minste over een gedeelte van zijn breedte tussen de eerste en de tweede zeefband uitstrekt. Deze loofafvoerband 13 is een grofmazige spijlenband waarop het   loof   blijft liggen doch waar de aardappelen door vallen. In de   aardappelrooimachine   volgens de uitvinding is deze loofafvoerband niet alleen voorzien voor het afscheiden en afvoeren van de grote loofdelen doch ook voor het verhinderen van een ongecontroleerd terugrollen van de aardappelen op het stijl gedeelte 11 van de tweede zeefband 7.

   Hiertoe is deze loofafvoerband 13 in het stijl gedeelte 11 van de tweede zeefband 7 zodanig dicht tegen deze zeefband 7 geleid dat de aardappelen, of althans de grotere aardappelen, niet tussen de loofafvoerband en de tweede zeefband naar beneden kunnen rollen. 



   Niettegenstaande in de aardappelrooimachine volgens de uitvinding een ongecontroleerd terugrollen van de aardappelen op de tweede zeefband verhinderd wordt, is er bij voorkeur wel een gecontroleerd terugrollen van de aardappelen op deze zeefband mogelijk en dit om een sterker reinigingseffect te bekomen. Bij voorkeur zijn de aandrijvingen van de tweede zeefband en de loofafvoerband immers voorzien om de tweede zeefband aan een snelheid te laten draaien die gelijk is aan 1 tot 1, 4 keer de   draaisnelheid   van de loofafvoerband. Door de tweede zeefband aan een grotere snelheid dan de loofafvoerband te laten draaien, rollen de aardappelen over de tweede zeefband, waarbij een te sterk of m. a. w. een ongecontroleerd terugrollen van de grotere aardappelen echter verhinderd wordt door de loofafvoerband.

   De draaisnelheid van deze loofafvoerband bepaalt immers de snelheid 

 <Desc/Clms Page number 9> 

 waarmee de aardappelen over de tweede zeefband naar boven zullen getransporteerd worden. 



   Een mogelijke uitvoeringsvorm van de loofafvoerband 13 is in figuren 4 tot 8 weergegeven. De weergegeven loofafvoerband 13 wordt gevormd door twee laterale getande riemen 14 waartussen dwarse spijlen 15 voorzien zijn. Zoals duidelijk blijkt uit de dwarsdoorsnede volgens figuur 8 worden deze dwarse spijlen gevormd door een centrale metalen staaf 16 waarrond een elastische, in het bijzonder een rubberen bekleding 17 aangebracht is. Op een onderlinge afstand van ongeveer 10 cm zijn op de dwarse spijlen 15 twee soorten van rubberen uitsteeksels 18,19 gevormd. De eerste soort uitsteeksels 18 is voorzien van een opening 20 waardoor een langse koord 21 kan geleid worden   terwijl   onder de tweede soort uitsteeksels 19 in de rubberen bekleding 17 van de spijlen 15 een uitsparing 22 voorzien is voor het aanbrengen van langse riemen 23.

   Deze riemen 23 en de koorden 21 zijn voorzien om samen met de spijlen 15 zelf het   loof   op te vangen. De uitsteeksels 18, 19 helpen er dan mee voor te zorgen dat het opgevangen loof door de loofafvoerband meegetrokken wordt. 



   Bij de gebruikelijke loofafvoerbanden 13 bevinden de uitsteeksels 18,19 zieh op een onderlinge afstand van ten minste 8 cm, en in het bijzonder op een onderlinge afstand van ten minste 10 cm. 



  Door deze relatief grote onderlinge afstand kunnen deze uitsteeksels 18, 19 niet verhinderen dat er op de tweede loofband 7 aardappelen op een ongecontroleerde manier terugrollen,   d. w. z.   voorbij de dwarse spijlen van de loofafvoerband. 



   In de weergegeven uitvoeringsvorm wordt een ongecontroleerd terugrollen van de aardappelen door de dwarse spijlen 15 zelf van de loofafvoerband 13 verhinderd door deze dwarse spijlen op een voldoend grote afstand van de tweede zeefband op te stellen 

 <Desc/Clms Page number 10> 

 zodanig dat ze zelf tot een voldoende hoogte boven de tweede zeefband uitsteken. In het bijzonder zijn deze dwarse spijlen 15 op een afstand groter dan 2 cm en bij voorkeur op een afstand van ten minste 3, en meer in het bijzonder op een afstand van ten minste 4 cm, van de tweede zeefband opgesteld. Bij voorkeur is deze afstand regelbaar, in het bijzonder ten minste van 2, 5 tot 4, 5 cm, in meer bij voorkeur ten minste van 2 tot 5 cm, zodanig dat deze afstand   proefondervindelijk   op de beste waarde ingesteld kan worden.

   Hierbij is het in de praktijk mogelijk dat de afstand tussen de spijlen 15 van de loofafvoerband 13 en het bovenste oppervlak van de tweede zeefband 7 groter is dan de kleinste aardappelen die over de zeefband getransporteerd worden vermits deze kleine aardappelen minder de neiging hebben om terug te rollen en, indien ze toch terugrollen, tegengehouden worden door grotere aardappelen en in het bijzonder ook door loof dat op de spijlen van de loofafvoerband blijft hangen. Dit wordt in figuur 9 schematisch ge llustreerd. 



   Om een ongecontroleerd terugrollen van de aardappelen te verhinderen, hoeven de dwarse spijlen 15 van de loofafvoerband 13 niet uitzonderlijk hoog te zijn. De hoogte van deze spijlen mag in het bijzonder kleiner zijn dan 4, 5 cm en meer in het bijzonder zelfs kleiner dan 3, 5 cm. 



   In plaats van het ongecontroleerd terugrollen louter door middel van de dwars spijlen te verhinderen, is het eventueel ook   mogelijk   daarop nog bijkomende uitsteeksels aan te brengen. Om de loofafvoerband zo eenvoudig en goedkoop mogelijk uit te voeren, en om het aankleven van aarde zo veel mogelijk te beperken, verdient   evenwel   de voorkeur op zo weinig mogelijk uitsteeksels aan te brengen. In dit opzicht is het volgens de uitvinding ook belangrijk dat eventuele uitsteeksels over een afstand a van maximaal 4 cm uit het door de 

 <Desc/Clms Page number 11> 

 dwarse spijlen van de loofafvoerband gevormd oppervlak uitsteken, en dit   zowel   boven het bovenste oppervlak als eventueel ook onder het onderste oppervlak. 



   Een ander belangrijk kenmerk van de aardappelrooimachine volgens de uitvinding is dat de hoogte h van het gedeelte van de breedte van de loofafvoerband dat zieh tussen de eerste en de tweede zeefband uitstrekt kleiner is dan 8 cm, in het bijzonder kleiner dan 7 cm en bij voorkeur zelfs kleiner dan 6 cm. Dit is mogelijk door op de dwarse spijlen van de loofafvoerband geen uitsteeksels aan te brengen of enkel uitsteeksels met een beperkte hoogte. Het voordeel van een dergelijke "dunne" loofafvoerband is dat de valhoogte bij de overgang tussen de eerste en de tweede zeefband beperkt kan worden en ook dat de loofafvoerband eenvoudiger en dus goedkoper uitgevoerd kan worden.

   Een verder voordeel van de beperkte hoogte waarover de loofafvoerband boven de tweede zeefband uitsteekt, is dat bij de overgang tussen de eerste en de tweede zeefband, de aardappelen in hun val minder loof zullen meesleuren zodanig dat het loof   effici nter   door de loofafvoerband opgevangen en afgevoerd zal worden. 



   In de aardappelrooimachine volgens de uitvinding kan de tweede zeefband 7 nog door verschillende andere banden gevolgd worden. In de weergegeven uitvoeringsvorm wordt de tweede zeefband 7 gevolgd door een in het verlengde daarvan opgestelde band met uitsteeksel, in het bijzonder door een egelband 24, waarop een stel boven elkaar geplaatste aangedreven rollen of borstels 25 aangebracht zijn die zodanig schuin geplaatst zijn dat ze de aardappelen zijwaarts van de egelband 24 duwen terwijl kleinere onzuiverheden zoals steentjes,   kluitjes   en   loofdeelljes   onder deze rollen of borstels 25 verwijderd worden. De aardappelen komen vervolgens op een dwarse egelband 26 terecht waarop een dubbele roterkam 27 aangebracht is om de 

 <Desc/Clms Page number 12> 

 aardappelen naar een transportband 28, die een leestafel 29 vormt, te leiden.

   Via deze transportband 28 komen de aardappelen dan in een bunker 30 terecht. 



   Achter de dubbele rotorkam 27 is op de dwarse egelband 26 nog stel boven elkaar draaiende rollen of borstels 31 voorzien die de tussen de rotorkam passerende kluiten naar een kluitenband 32 sturen. Op deze kluitenband 32 kunnen eventueel meegevoerde aardappelen nog manueel afgeraapt worden. De kleinere onzuiverheden worden opnieuw onder de rollen of borstels 31 verwijderd. 



   Om aardappelen die eventueel aan het loof blijven hangen van dit loof te verwijderen, zijn zowel aan de bovenzijde als aan de onderzijde van de loofafvoerband loofafstrijkers voorzien. Aan de onderzijde worden deze meer in het bijzonder gevormd door   n of meerdere rollen 33 (waaronder eventueel een geleidingsplaat kan aangebracht worden opdat de afgestreken aardappelen   vÎÎr   de rollen 25 op de egelband 24 zouden terecht komen) en aan de bovenzijde door een set berubberde veren 34. De door deze   loofafstrijkers   losgemaakte   aardappelen komen   hetzij op de eerste   egelband   24 of op het minder stijl gedeelte 12 van de tweede zeefband 7 terecht. 



   Volgens de uitvinding verdient het de voorkeur dat ter hoogte van dit minder stijl gedeelte 12 de afstand tussen de loofafvoerband en de tweede zeefband toeneemt, in het bijzonder doordat de loofafvoerband volgens de hellingshoek a van het stijl   gedeelte   van de tweede zeefband over het minder stijl gedeelte daarvan nagenoeg recht blijft doorlopen. Op deze manier wordt het   loof     geleidelijke   van de aardappelen gescheiden waardoor er meer   loof   op de loofafvoerband zat blijven liggen. Tevens kan de eerste egelband 24 korter uitgevoerd worden. 

 <Desc/Clms Page number 13> 

 



   Uit de hiervoor gegeven beschrijving van een bijzondere uitvoeringsvorm van de aardappelrooimachine volgens de uitvinding zal het duidelijk zijn dat daaraan nog tal van wijzigingen kunnen aangebracht worden zonder buiten het kader van de bijgaande conclusies te treden. 



  In het bijzonder kan de opstelling van de verschillende onderdelen gewijzigd worden of kunnen bepaalde banden of reinigingsmiddelen weggelaten of toegevoegd worden.

Claims (14)

  1. CONCLUSIES 1. Aardappelrooimachine die ten minste een rooi-eenheid bevat, een eerste zeefband voor het afzeven van grond van de door de rooi-eenheid gerooide aardappelen en een op de eerste zeefband aansluitende en in een voorafbepaalde richting draaiende tweede zeefband waarvan ten minste een stijl gedeelte onder een voorafbepaalde hoek groter dan 20 in genoemde draairichting opwaarts gericht is en waarrond een grofmazige loofafvoerband, eveneens in genoemde draairichting, draaibaar gemonteerd is zodanig dat deze zich ten minste met een gedeelte van zijn breedte tussen de eerste en de tweede zeefband uitstrekt, waarbij de grofmazige loofafvoerband dicht tegen het stijl gedeelte van de tweede zeefband geleid is om ten minste in dit stijl gedeelte van de tweede zeefband een ongecontroleerd terugrollen van de gerooide aardappelen te verhinderen,
    daardoor gekenmerkt dat genoemde voorafbepaalde hoek kleiner is dan 400 en dat de loofafvoerband een spijlenband is met dwarse spijlen waarop geen uitsteeksels voorzien zijn ofwel uitsteeksels die minder dan 4 cm uit het oppervlak van de dwarse spijlen uitsteken, waarbij de hoogte van het gedeelte van de breedte van de loofafvoerband dat zich tussen de eerste en de tweede zeefband uitstrekt kleiner is dan 8 cm.
  2. 2. Aardappelrooimachine volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de hoogte van het gedeelte van de loofafvoerband dat zich tussen de eerste en de tweede zeefband uitstrekt kleiner is dan 7 cm en bij voorkeur kleiner dan 6 cm.
  3. 3. Aardappelrooimachine volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat op de dwarse spijlen van de loofafvoerband geen uitsteeksels voorzien zijn ofwel uitsteeksels die zich op een onderlinge afstand van elkaar bevinden die ten minste 8 cm en in het bijzonder ten minste 10 cm bedraagt. <Desc/Clms Page number 15>
  4. 4. Aardappelrooimachine volgens een van de conclusies 1 tot 3, daardoor gekenmerkt dat genoemde spijlen van de loofafvoerband een hoogte hebben kleiner dan 4, 5 cm en in het bijzonder een hoogte kleiner dan 3, 5 cm.
  5. 5. Aardappelrooimachine volgens een van de conclusies 1 tot 4, daardoor gekenmerkt dat genoemde spijlen van de loofafvoerband, over het stijl gedeelte van de tweede zeefband, op een voorafbepaalde afstand groter dan 2 cm van deze tweede zeefband opgesteld zijn.
  6. 6. Aardappelrooimachine volgens conclusie 5, daardoor gekenmerkt dat genoemde voorafbepaalde afstand waarop de spijlen van de loofafvoerband over het stijl gedeelte van de tweede zeefband van deze tweede zeefband opgesteld zijn ten minste 3 cm, en bij voorkeur ten minste 4 cm, bedraagt.
  7. 7. Aardappelrooimachine volgens een van de conclusies 1 tot 6, daardoor gekenmerkt dat de afstand waarop de spijlen van de loofafvoerband over het stijl gedeelte van de tweede zeefband van deze tweede zeefband opgesteld zijn regelbaar is, in het bijzonder ten minste in het gebied tussen 2, 5 en 4, 5 cm, en bij voorkeur ten minste in het gebied tussen 2 en 5 cm.
  8. 8. Aardappelrooimachine volgens een van de conclusies 1 tot 7, daardoor gekenmerkt dat genoemde spijlen van de loofafvoerband, over het stijl gedeelte van de tweede zeefband, op een zodanig grote voorafbepaalde afstand van deze tweede zeefband opgesteld zijn dat deze spijlen zelf een ongecontroleerd terugrollen van de aardappelen op het stijl gedeelte van de tweede zeefband verhinderen.
  9. 9. Aardappelrooimachine volgens een van de conclusies 1 tot 8, daardoor gekenmerkt dat genoemd stijl gedeelte van de tweede zeefband in de draairichting van deze zeefband gevolgd wordt door een minder stijl gedeelte, waarbij over dit minder stijl gedeelte de afstand <Desc/Clms Page number 16> tussen de spijlen van de loofafvoerband en de tweede zeefband in de draairichting van de tweede zeefband toeneemt, in het bijzonder doordat de loofafvoerband volgens de hellingshoek van het stijl gedeelte van de tweede zeefband over het minder stijl gedeelte daarvan nagenoeg recht blijft doorlopen.
  10. 10. Aardappelrooimachine volgens een van de conclusies 1 tot 9, daardoor gekenmerkt dat de tweede zeefband gevolgd wordt door een derde band, in het bijzonder een egelband, welke derde band voorzien van uitsteeksels waarop de aardappelen blijven liggen en waartussen kleinere deeltjes onzuiverheden zoals loofdeeltjes en kleine kluiten of steentjes afgescheiden worden.
  11. 11. Aardappelrooimachine volgens een van de conclusies 1 tot 10, daardoor gekenmerkt dat zowel aan de bovenzijde als aan de onderzijde van de loofafvoerband loofafstrijkers voorzien zijn voor het losmaken van aardappelen die aan het door de loofafvoerband meegenomen loof blijven hangen.
  12. 12. Aardappetrooimachine volgens een van de conclusies 1 tot 11, daardoor gekenmerkt dat genoemde voorafbepaalde hoek waaronder ten minste genoemd stijl gedeelte van de tweede zeefband opwaarts gericht is groter is dan 25 en bij voorkeur groter dan 270.
  13. 13. Aardappelrooimachine volgens een van de conclusies 1 tot 12, daardoor gekenmerkt dat genoemde voorafbepaalde hoek waaronder ten minste genoemd stijl gedeelte van de tweede zeefband opwaarts gericht is kleiner is dan 350 en bij voorkeur 28 à 320 bedraagt.
  14. 14. Aardappelrooimachine volgens een van de conclusies 1 tot 13, daardoor gekenmerkt dat de tweede zeefband voorzien is om te draaien aan een eerste snelheid terwijl de loofafvoerband voorzien is om te draaien aan een tweede snelheid, waarbij de verhouding tussen <Desc/Clms Page number 17> genoemde eerste en genoemde tweede snelheid groter of gelijk is aan 1 en bij voorkeur kleiner is dan 1, 4.
BE2001/0624A 2001-09-27 2001-09-27 Aardappelrooimachine. BE1014402A3 (nl)

Priority Applications (6)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2001/0624A BE1014402A3 (nl) 2001-09-27 2001-09-27 Aardappelrooimachine.
ES02447178T ES2330924T3 (es) 2001-09-27 2002-09-19 Elevador de patatas.
DE60233099T DE60233099D1 (de) 2001-09-27 2002-09-19 Roder für Kartoffeln
DK02447178T DK1297731T3 (da) 2001-09-27 2002-09-19 Kartoffellöfter
AT02447178T ATE437562T1 (de) 2001-09-27 2002-09-19 Roder für kartoffeln
EP02447178A EP1297731B1 (en) 2001-09-27 2002-09-19 Potato lifter

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2001/0624A BE1014402A3 (nl) 2001-09-27 2001-09-27 Aardappelrooimachine.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1014402A3 true BE1014402A3 (nl) 2003-10-07

Family

ID=3897108

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2001/0624A BE1014402A3 (nl) 2001-09-27 2001-09-27 Aardappelrooimachine.

Country Status (6)

Country Link
EP (1) EP1297731B1 (nl)
AT (1) ATE437562T1 (nl)
BE (1) BE1014402A3 (nl)
DE (1) DE60233099D1 (nl)
DK (1) DK1297731T3 (nl)
ES (1) ES2330924T3 (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE202013102558U1 (de) 2012-06-15 2013-10-21 Avr Bvba Kartoffelroder und seine Benutzung

Families Citing this family (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE102011121180A1 (de) 2011-12-16 2013-06-20 Grimme Landmaschinenfabrik Gmbh & Co. Kg Erntemaschine für Kartoffeln, Rüben o. dgl. Erntegut
RU2569586C2 (ru) * 2013-11-05 2015-11-27 Федеральное государственное бюджетное образовательное учреждение высшего профессионального образования "РОССИЙСКИЙ ГОСУДАРСТВЕННЫЙ АГРАРНЫЙ ЗАОЧНЫЙ УНИВЕРСИТЕТ" Машина для предпосадочной подготовки почвы
DE102017115839A1 (de) * 2017-07-14 2019-01-17 Grimme Landmaschinenfabrik Gmbh & Co. Kg Vorrichtung zur Verhinderung eines Aufstauens von Kraut und zugehörige Erntemaschine
CN107493835B (zh) * 2017-08-22 2023-02-24 张家口创鑫机械科技有限公司 土豆捡拾机
BE1028549B1 (nl) 2020-08-18 2022-03-22 Avr Verrijdbare rooimachine voor het rooien en reinigen van knolgewassen
CN115136780B (zh) * 2022-07-27 2022-12-30 佳木斯大学 一种易分离的多功能马铃薯秧茎收获机

Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US956821A (en) * 1908-04-21 1910-05-03 T O Fauber Beet-harvesting machine.
EP0203280A1 (de) * 1985-03-16 1986-12-03 A.J. Tröster GmbH + Co KG Erntemaschine mit einem als Trennband ausgebildeten Querband
EP0212174B1 (de) 1985-08-16 1990-04-04 Franz Grimme Landmaschinenfabrik GmbH &amp; Co. KG. Kartoffelerntemaschine
DE19524145A1 (de) * 1995-07-03 1997-01-09 Davoudi Helga Kartoffelerntemaschine
WO2000000012A1 (en) 1998-06-27 2000-01-06 Richard Pearson Limited Potato harvester
DE10107612A1 (de) * 2001-02-17 2001-08-16 Johannes Welp Kartoffelerntemaschine

Patent Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US956821A (en) * 1908-04-21 1910-05-03 T O Fauber Beet-harvesting machine.
EP0203280A1 (de) * 1985-03-16 1986-12-03 A.J. Tröster GmbH + Co KG Erntemaschine mit einem als Trennband ausgebildeten Querband
EP0212174B1 (de) 1985-08-16 1990-04-04 Franz Grimme Landmaschinenfabrik GmbH &amp; Co. KG. Kartoffelerntemaschine
DE19524145A1 (de) * 1995-07-03 1997-01-09 Davoudi Helga Kartoffelerntemaschine
WO2000000012A1 (en) 1998-06-27 2000-01-06 Richard Pearson Limited Potato harvester
DE10107612A1 (de) * 2001-02-17 2001-08-16 Johannes Welp Kartoffelerntemaschine

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE202013102558U1 (de) 2012-06-15 2013-10-21 Avr Bvba Kartoffelroder und seine Benutzung
BE1022056B1 (nl) * 2012-06-15 2016-02-11 Avr Aardappelrooimachine en gebruik daarvan

Also Published As

Publication number Publication date
DK1297731T3 (da) 2009-11-09
ES2330924T3 (es) 2009-12-17
DE60233099D1 (de) 2009-09-10
ATE437562T1 (de) 2009-08-15
EP1297731A1 (en) 2003-04-02
EP1297731B1 (en) 2009-07-29

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US3390768A (en) Tomato harvesting apparatus
US5824356A (en) Method and apparatus for cleaning roots, tubers, bulbs, and the like
EP1091635A1 (en) Potato harvester
BE1014402A3 (nl) Aardappelrooimachine.
FR2708410A1 (fr) Tamis de séparation pour traiter la récolte de moissonneuses agricoles.
US5213219A (en) Crop cleaner and separator
BE1022056B1 (nl) Aardappelrooimachine en gebruik daarvan
US4927440A (en) Thrashing system for vegetable harvesters
US4089421A (en) Method and structure for automatically separating unwanted materials from machine harvested tomatoes
FR2794935A1 (fr) Tamis pour machine de battage, en particulier une moissonneuse-batteuse destinee a la recolte de grains
NL8301302A (nl) Inrichting voor het opbreken van de grond.
EP0366174A1 (fr) Machine pour récolter des fruits ou analogues disposés au sol
JP6208960B2 (ja) トマト収穫機
EP1133909A2 (en) A root crop harvester
BE1028549B1 (nl) Verrijdbare rooimachine voor het rooien en reinigen van knolgewassen
DE202008012429U1 (de) Maschine zum Ernten von Bleichspargel
EP1234618B1 (fr) Dispositif et procédé d&#39;extraction des corps étrangers mélangés aux fruits récoltés au sol.
EP1549127A1 (en) Harvesting apparatus for harvesting crops and sorting apparatus
NL1033797C2 (nl) Aardappelrooimachine.
WO1997014514A1 (en) Method and apparatus for cleaning roots, tubers, bulbs and the like
DE2809331C2 (de) Vorrichtung zum Enterden von Feldfrüchten, wie Kartoffeln o.dgl.
CA1057512A (en) Method and structure for automatically separating unwanted materials from machine harvested tomatoes
EP0827685A2 (en) Arrangements for harvesting legumes
DE3601280A1 (de) Materialtrennanordnung
NL8500590A (nl) Tomatenoogstmachine.

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20160930