NL8301302A - Inrichting voor het opbreken van de grond. - Google Patents

Description

\ *

Inrichting voor het opbreken van de grond.

De uitvinding betreft een inrichting voor het opbreken van de grond of kluiten, zoals deze hierna zullen worden aangegeven.

Tijdens het oogsten van aardappelen worden 5 mechanische inrichtingen gebruikt om de aardappelen uit de grond op te tillen. Bij bepaalde machines (graafmachines) worden de aardappelen alleen opgetild en worden vervolgens neergelegd op de grond om met de hand verzameld te worden. Bij andere inrichtingen (oogstmachines) worden de opgetilde aardappelen gezeefd en verza-10 meld. Voor het gemak zal de term "aardappeloogstmachine" hierna gebruikt worden om beide type machines aan te geven. Vele aardkluiten en stenen worden opgepikt door de oogstmachine en deze kunnen beschadiging aan de aardappelen teweeg brengen en moeten daarom verwijderd worden uit de oogst voordat deze voor de verkoop verpakt 15 wordt. Dit vereist kostbare werkzaamheden en vele voorstellen zijn gedaan om de stenen te verwijderen uit de grond tijdens of voor het inzaaien van het zaad van de aardappelen. In het algemeen zijn echter de inrichtingen volgens deze eerdere gedane voorstellen moeilijk te hanteren en dit betekent dat met de machines extensief 20 gemanoevreerd moet worden ter plaatse van het eind van het veld om deze om te draaien voor elke volgende gang over het veld. Dit veroorzaakt een samendrukken en beschadiging van de grondstructuur en het eind van het veld wordt gewoonlijk ongeschikt voor het doen groeien van aardappelen waardoor een gedeelte van de potentiële 25 oogst van het veld verloren gaat. Het zoeken naar een eenvoudige effectieve en gemakkelijk te bedienen inrichting gaat voort.

Aanvraagster heeft nu een eenvoudige inrichting ontworpen voor het verwijderen van de stenen van het ingezaaid oppervlak en voor het opbreken van de aardkluiten. De inrichting 30 overeenkomstig de uitvinding kan zodanig zijn geconstrueerd dat deze kan worden voortbewogen door een trekker in plaats van voortbewogen te worden door zijn eigen wielen. Dit resulteert in een machine, die gemakkelijk gemanoevreerd kan worden aan het eind van een veld 8301302 # rU” 2 met weinig of geen beschadiging van de grondstructuur ter plaatse van het eind van het veld. Als gevolg van zijn compacte afmetingen is het mogelijk met uitzondering van een smalle strook aan het eind van het veld het totale oppervlak van het veld te bewerken waar-5 door men ervan verzekerd is dat het maximale oppervlak van het veld gebruikt wordt voor het verbouwen van het gewas.

In overeenstemming hiermee voorziet de onderhavige uitvinding in een inrichting, die een freem omvat, dat voortgetrokken of gedragen wordt over het land, waarbij één of meer orga-10 nen gedragen worden door het freem om de bovenlaag van de grond op te tillen van het land en deze te voeren naar een eerste transporteur voorzien van openingen waardoor het materiaal op de transporteur over de transporteur gevoerd kan worden en teruggebracht kan worden naar het land, waarbij boven de transporteur een vlak staat opgesteld 15 dat kan afsteunen tegen het materiaal op de transporteur waardoor het materiaal op de transporteur gebroken en/of afgewreven wordt en hierdoor de grootte van de deeltjes hiervan wordt verminderd zodat deze kunnen gaan door de openingen, waarbij de eerste transporteur deeltjes van het materiaal, die hierop worden vastgehouden, kan 20 afvoeren naar een orgaan voor het doen terugkeren van deze deeltjes fwpnr het land aan één of aan beide zijden van de inrichting, waarbij het oppervlak en/of de eerste transporteur :Uit elkaar kunnen bewegen waardoor het weerstandbiedend materiaal hiertussen kan worden doorgevoerd.

25 Bij voorkeur wordt het met de eerste transporteur samenwerkend vlak gevormd door een langwerpig buigzaam membraan aan elk eind opgehangen boven de eerste transporteur, terwijl bij voorkeur de eerste transporteur deeltjes afgeeft aan een tweede transporteur vanwaar deze verplaatst worden naar een orgaan voor het af-30 geven hiervan op de grond.

Bij voorkeur omvat de inrichting overeenkomstig de uitvinding een gebruikelijke aardappelenoogstmachine, die gewijzigd is door het aanbrengen van een met de eerste transporteur samenwerkend vlak en door het aanbrengen van een verplaatsingsorgaan samenwerkend met de tweede transporteur.

8301302 λ 4 3

Door de eerste transporteur uit te voeren als een van openingen voorzien orgaan en door mee te helpen aan het breken of verkruimelen van de aardkluiten op deze eerste transporteur worden de fijnere deeltjes van de grond niet op de transporteur 5 vastgehouden maar worden teruggevoerd naar het land tijdens een vroege doorgang hiervan door de inrichting. Zij vormen aldus geen belasting, die zoals tot nu toe gedragen moet worden door de inrichting. Om mee te helpen aan het rollen en verkruimelen, dat optreedt op de eerste transporteur, is deze bij voorkeur schuin opgesteld.

10 Dit resulteert in een kleinere meer compacte machine dan tot nü toe, die gedragen kan worden door een trekker, bijvoorbeeld op de drie-puntsophanginrichting, zodat de op de trekker gemonteerde machine aldus meehelpt aan het manoevreren van de machine. Bij voorkeur is het orgaan voor het verplaatsen van de deeltjes voor de tweede 15 transporteur een in hoofdzaak vast opgesteld orgaan, bijvoorbeeld een schraperblad, en hierdoor wordt de constructie van de inrichting overeenkomstig de uitvinding vereenvoudigd.

Een uitvoeringsvorm van de uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de beschrijving en bijge-20 voegde tekeningen, waarbij: figuur 1 een vertikale doorsnede is over de inrichting en figuur 2 een bovenaanzicht is.

De inrichting omvat een freem 1, dat over het 25 land meegevoerd wordt door een trekker of een ander door een motor aangedreven orgaan (niet weergegeven). Het freem 1 kan volledig zijn opgehangen aan de achterste hydraulische armen van de trekker of een gedeelte van het gewicht of het volledige gewicht van de inrichting kan gedragen worden door een of meer stellen wielen 2, bij-30 voorbeeld aan de achterzijde van. de inrichting zoals is weergegeven. Desgewenst kan de inrichting een motor of een ander door een motor aangedreven orgaan bezitten waardoor de inrichting wordt voortbewogen. Echter in het bijzonder wordt de voorkeur eraan gegeven dat de inrichting wordt voortbewogen door een trekker via de hydraulische 35 armen hiervan en dat middelen, bijvoorbeeld een lier of een ander 8301302 4 hefmiddel, aanwezig zijn om het achtereind van de inrichting vrij van de grond op te tillen waardoor de trekker aan het eind van het veld kan omkeren.

Het freem 1 heeft de vorm van twee op afstand 5 van elkaar gelegen echter in het algemeen evenwijdig aan elkaar lopende zijorganen 3, die door afstandsstangen 4 verbonden zijn waardoor een in hoofdzaak stijve langwerpige constructie wordt gevormd met een in hoofdzaak vrije doorgang in het midden over de lengte hiervan.

10 Binnen deze centrale doorgang bevindt zich de eerste transporteur 10, die het materiaal opgetild van de grond door een heforgaan gelegen dwars ten opzichte van het freem 1 opneemt. Het heforgaan heeft de vorm van een eenvoudig in langs-richting schuin lopend dwarsblad 11 opgesteld aan de voorzijde van 15 het freem 1. Het blad snijdt de bovenlaag, bijvoorbeeld 5 tot 25 cm diep, af van de grond wanneer de inrichting over het land beweegt. Het heforgaan kan andere vormen hebben, bijvoorbeeld één of meer ploegschaarbladen. Bij voorkeur is de hellingshoek en de penetratie-diepte van het blad 11 instelbaar gemaakt, bijvoorbeeld door een 20 schroef-afstelorgaan. Desgewenst kan de voorrand van het blad ge tand zijn om de doorgang hiervan door de grond te vergemakkelijken. Ook kan het blad schommelen, heen en weer bewegen of trillen om de doorgang hiervan te vergemakkelijken.

Het blad 11 tilt de bovenlaag van de grond, 25 de stenen en de aardkluiten op van het land en legt deze hetzij di-rekt of via een tussengelegen overbrengorgaan, bijvoorbeeld een vast opgestelde aanvoerplaat, af op de transporteur 10. Bij voorkeur bevindt zich een vleugel 12 aan de voorzijde van elk orgaan 3 om de hoeveelheid grond te verminderen, die zijdelings van het blad 11 30 wegloopt, wanneer deze beweegt naar de transporteur 10. Deze vleugels kunnen zoals aangegeven afgeschuind zijn of kunnen verlengstukken zijn van de gestellen 3.

De transporteur 10 kan een aantal vormen aannemen en dient voor het dragen van de grond, de stenen en kluiten 35 onder het bovenvlak 20. Door de openingen hierin kunnen de fijnere 8301302 5 ' deeltjes van het materiaal op de transporteur 10 teruggebracht worden naar het land. De openingen kunnen elke passende vorm of afmeting hebben, bijvoorbeeld cirkelvormig, vierkant of driehoekvormig uitgesneden in een plaat van het materiaal dat de transporteur 5 vormt. De openingen in het oppervlak van de transporteur 10 zijn kleiner dan de kleinste steen die een aardappeloogstmachine zal verzamelen en vasthouden tijdens het daaropvolgend oogsten. Zij zullen een grootste afmeting van 1 tot 6 cm hebben.

Een bijzondere voorkeursuitvoeringsvorm van de 10 transporteur 10 bestaat uit een aantal dwarsstangen of staven gedragen door dén of meer banden waardoor een continue uit latten bestaande band c® een of meer stellen aandrijfrollen 13 wordt gevormd. De stangen hebben een diameter van 0,5 tot 1,5 cm, terwijl de afstand tussen de opeenvolgende stangen 1 tot 6 cm zal bedragen. De 15 stangen kunnen gemaakt zijn uit elk geschikt materiaal, bijvoorbeeld roestvrij staal of zacht staal. Bij voorkeur zijn de stangen bevestigd aan een eindloze rubberband of dergelijke aan elk eind van de stangen eventueel met een derde band nagenoeg in het midden van de stangen waardoor een gesloten lus van de transporteur 10 wordt ge-20 vormd. Met de inrichting overeenkomstig de uitvinding worden de stenen en aardkluiten vastgehouden op de transporteur 10 en kunnen niet tussen de stangen door glijden zoals gewenst is bij een gebruikelijke oogstband.

Om het verkruimelen van de aardkluiten op de 25 transporteur 10 te bevorderen is de transporteur bij voorkeur schuin naar boven in de richting van de beweging van het bovenvlak van de transporteur, dat de belasting draagt, opgesteld. De helling hiervan ligt tussen 15 en 45° ten opzichte van de horizontaal en dient om de deeltjes van het materiaal op de transporteur als een rollend bed 30 van deeltjes tegen te houden, waardoor aldus het verkruimelen en afschaven van de deeltjes toeneemt voordat deze het afvoereind van de transporteur bereiken.

De aandrijving voor de rollen 13 van de transporteur 10 en de aandrijving voor de andere bewegende delen kan ver-35 kregen worden van de af takas van de trekker. Anderzijds kan de aan- 8301302 '6 a . drijving geleverd worden door de wielen waxmeer de inrichting over het land beweegt.

Zoals boven aangegeven draagt de transporteur 10 de grond, de stenen en de aardkluiten onder het bovenvlak 20.

5 Dit vlak dient als èen steun waartegen de grond en de aardkluiten worden afgeschuurd en verkruimeld wanneer deze gedragen worden door de transporteur 10. Doordat het vlak 20 buigzaam is kan het vervormen waardoor het zich aanpast aan de stenen of een ander materiaal, dat niet gebroken wordt op de transporteur 10. Het vlak 20 wordt gevormd 10 door een band bestaande uit dwarsstangen of staven gedragen door de omtreksbanden of kettingen zoals hierboven beschreven is ten aanzien van de transporteur 10. Desgewenst kan de band voorzien zijn van dwarsribben, uitsteeksels of een afschurend oppervlak waardoor het breken van de aardkluiten wordt bevorderd. Het vlak 20 wordt 15 gevormd door een lengte van een band aan zijn einden te hangen over de transporteur 10 zoals is aangegeven. De wand is bij voorkeur zodanig opgehangen, dat deze in contact is met de transporteur over tenminste 60 tot 90 % van zijn lengte. Desgewenst kan het ophang-orgaan bestaan uit veren of andere middelen om schokken of span-20 ningen op te vangen tijdens de werking van de inrichting.

Zoals boven is aangegeven kan het vlak 20 buigzaam zijn. Hierdoor kan het vlak wegbewegen van de transporteur 10 waardoor het doorlaten van stenen of ander materiaal, dat weerstand biedt aan het breken, mogelijk is. Het vlak 20 moet echter met 25 een voldoende kracht aanliggen tegen het materiaal op de transporteur 10 om de aardkluiten op de transporteur te breken. Dit kan bereikt worden door het vlak, dat de band vormt, te spannen, bijvoorbeeld door op de andere zijde van de band een belasting bijvoorbeeld door middel van veren of andere organen aan te brengen# of meer bij voor-30 keur door het vlak 20 te vormen uit een betrekkelijk zwaar materiaal, bijvoorbeeld met een gewicht van 20 tot 100 kg/m2 . Anderzijds kunnen gewichten zoals zakken gevuld met zand of kiezelstenen bevestigd zijn aan de band om een veranderlijke belasting op de band 20 teweeg te brengen in overeenstemming met de eisen bij verschillende omstandig-35 heden.

8301302 7 , Terwijl de inrichting hierboven is beschreven in termen van het vlak 20, dat wegbuigt van de transporteur 10, ligt het binnen het raam van de onderhavige uitvinding dat het omgekeerde plaatsvindt of dat zowel de transporteur als het vlak buigen.

5 Het materiaal van de transporteur 10 kan direkt worden af gevoerd naar de grond of naar beide zijden vein de inrichting, zodat de hoeveelheid stenen of niet gebroken aardkluiten, die teruggevoerd zijn naar de plaats, waar het zaad van de aardappelen moet worden ingezaaid, minimaal is. Dit kan bereikt worden 10 door de transporteur 10 schuin naar boven gericht op te stellen zoals hierboven is beschreven, zodat het materiaal af gegeven van de transporteur valt op één of meer goten, die dwars ten opzichte van de inrichting zijn gericht. Anderzijds kan het materiaal afgegeven worden op een tweede in het algemeen horizontale transporteur 30, 15 die van een zelfde constructie is als de transporteur 10 en die bij voorkeur bestaat uit dwarsstangen die door de omtreksbanden of kettingen zijn verbonden. Het door de transporteur 30 ondersteund materiaal wordt afgegeven van de transporteur door gebruikmaking van verschillende middelen. Het materiaal kan bijvoorbeeld positief 20 van de transporteur worden afgevoerd door een roterende arm of borstel, die het materiaal van de transporteur af veegt. Het verdient echter de voorkeur gébruik te maken van een in hoofdzaak vast opgesteld verplaatsingsorgaan, dat het materiaal naar één of naar beide zijden van de inrichting kan verplaatsen. Geschikte organen omvatten 25 één of meer keerplaten of schraperbladen samenwerkend met de transporteur. Desgewenst kunnen de bladen de vorm hebben van ν'-vormige ploegschaarbladen zoals is aangegeven. Om de hoeveelheid van het materiaal, dat onder het blad verdwijnt, te verminderen, kan het voorzien zijn van een uit rubber bestaande of een andere buigzame 30 benedenrand, die af steunt tegen de transporteur 30. Desgewenst kan de transporteur 30 voorzien zijn van een of meer ondersteuningsrollen of platen om deze te ondersteunen, wanneer deze loopt onder het blad. De "V" van een dergelijk blad zal een hoek insluiten tussen 30 en 70° aan de top hiervan, terwijl de "V" scharnierend kan zijn 35 ter plaatse van de top, zodat de hoek veranderd kan worden voor aan- 830 1 30 2 8 % ·» passing aan de verschillende omstandigheden.

Het materiaal verplaatst van de transporteur 30 kan direkt vallen op het land. Het verdient echter de voorkeur het materiaal te voeren naar bepaalde organen om het afgeven in de 5 gewenste stand op hét land te richten. De achtereinden van het orgaan 31 kunnen bijvoorbeeld goten 32 dragen, waarin het materiaal afkomstig van de transporteur 30 valt of geleid wordt door het orgaan 31. Bij voorkeur eindigt elke goot 32 in een schoen 33, die naar buiten vanaf de inrichting is gericht waardoor het materiaal vanuit 10 de goten 32 wordt neergelegd op het land.

De onderhavige inrichting kan gevormd zijn uit elk geschikt materiaal als een specifieke machine voor het breken van de aardkluiten. De machine kan echter ook verkregen worden door eenvoudige wijzigingen van een gebruikelijke aardappelen-oogstmachine 15 door het toevoegen van het vlak 20 en de bladen 31 en door kleine wijzigingen van de transporteurs 10 en 30. De uitvinding maakt het aldus mogelijk een bestaande machine te gebruiken waarbij deze met betrekkelijk kleine kosten twee functies vervult en waarbij een machine van een gering gewicht wordt verkregen.

20 8301302

Claims (7)

9 Conclusies

1. Inrichting voor het scheiden van aardkluiten en stenen van de grond, welke inrichting bestaat uit een freem dat voortgetrokken of gedragen wordt over het land, één of meer middelen 5 gedragen door het freem om de oppervlaktelaag van het materiaal op te tillen van het land en het te voeren naar een eerste transporteur voorzien van openingen waardoor het materiaal op de transporteur gevoerd wordt Over· de transporteur en teruggebracht wordt naar het land, waarbij boven de transporteur een vlak staat opgesteld dat 10 kan aanliggen tegen het materiaal op de transporteur waardoor het materiaal op de transporteur verkruimeld en/of afgeschaafd wordt en waardoor de grootte van de deeltjes wordt verminderd zodat het gevoerd kan worden door de openingen, waarbij de eerste transporteur de hierop tegengehouden materiaaldeeltjes kan af voeren naar een or-15 gaan om deze deeltjes terug te brengen naar het land aan één of aan beide zijden van de inrichting, waarbij het vlak en/of de eerste transporteur uit elkaar kunnen bewegen waardoor het weerstandbiedend materiaal hiertussen kan worden doorgelaten.

2. Inrichting volgens conclusie 1, 20 met het kenmerk, dat het met de eerste transporteur samenwerkend vlak bestaat uit een langwerpig buigzaam orgaan aan elk eind opgehangen boven de eerste transporteur.

3. Inrichting volgens één der conclusies 1 of 2, met het kenmerk, dat het vlak contact maakt met de eerste transporteur 25 over 75 tot 90 % van het vlak van de transporteur, dat het materiaal draagt.

4. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de eerste transporteur de hierop tegengehouden deeltjes kan afgeven aan een tweede transporteur, die voorzien 30 is van middelen voor het verplaatsen van de deeltjes hiervan om de deeltjes terug te brengen naar het land naar één of naar beide zijden van de inrichting.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het verplaatsingsorgaan bestaat uit één of 35 meer bladen, die samen kunnen werken met de tweede transporteur om 8301302 α 10 v σ de deeltjes van de transporteur af te geleiden.

6. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de transporteur bestaat uit een in langsrich- ting gezien aantal dwarsstangen of staven gekoppeld door omtreks-5 · kettingen of banden en gevoerd om één of meer aandrijforganen waardoor een transporteur van het eindloze bandtype wordt gevormd.

7. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het met de eerste transporteur samenwerkend vlak bestaat uit een in langsrichting gezien aantal dwarsstangen 10 of staven gekoppeld door omtreksbanden of kettingen waardoor een bandvormig orgaan wordt gevormd, dat opgehangen is boven de eerste transporteur. 8301302