BE1006788A3

BE1006788A3 - Perforeerinrichting.

Info

Publication number: BE1006788A3
Application number: BE9300107A
Authority: BE
Original assignee: Sisam Sa
Priority date: 1993-02-03
Filing date: 1993-02-03
Publication date: 1994-12-06

Abstract

Perforeerinrichting, meer speciaal voor het perforeren van bladen (2), daardoor gekenmerkt dat zij hoofdzakelijk bestaat in de kombinatie van een mes (4); een tegenmes (5); een verplaatsbare aanslag (6) voor de te perforeren bladen (2); eerste aandrijfmiddelen (7) om het mes (4) en het tegenmes (5) onderling te verplaatsen; tweede aandrijfmiddelen (8) om de voornoemde aanslag (6) in en uit de baan (9) van de bladen (2) te brengen;middelen (10) die ervoor zorgen dat de voornoemde aanslag (6) van bij het aanvoeren van een te perforeren blad (2) tot minstens bij het verwezenlijken van de betreffende perforatieopeningen (3) in de voornoemde baan (9) aanwezig is en dat deze aanslag (6) na het perforeren uit de voornoemde baan (9) wordt gebracht; en middelen om de bladen (2) te verplaatsen die bestaan uit, enerzijds, middelen (11) om de bladen (2) aan te voeren tot tegen de voornoemde aanslag (6), en anderzijds, middelen (12) om de bladen (2) na het perforeren in dezelfde richting verder te voeren op een ogenblik waarbij de aanslag (6) zich uit de voornoemde baan (9) bevindt.

Description


   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  Perforeerinrichting. 



  Deze uitvinding heeft betrekking op een perforeerinrichting, meer speciaal een inrichting voor het perforeren van bladen, uit papier, kunststof en dergelijke, teneinde perforaties te vormen die moeten toelaten om de voornoemde bladen in klasseerelementen, zoals mappen en dergelijke, aan te brengen. 



  Het is bekend dat bladen kunnen worden geperforeerd door ze tussen een mes en tegenmes aan te brengen en vervolgens beide messen met elkaar te laten samenwerken. De tot nu toe 
 EMI1.1 
 bekende inrichtingen vertonen het nadeel dat zij ofwel niet geschikt zijn om bladen één na één automatisch te perforeren, ofwel geen hoge snelheden toelaten. De huidige uitvinding heeft betrekking op een perforeerinrichting die de voornoemde nadelen niet vertoont. 



  Hiertoe betreft de uitvinding een perforeerinrichting, meer speciaal voor het perforeren van bladen, daardoor gekenmerkt dat zij bestaat in de kombinatie van een mes ; een tegenmes ; een verplaatsbare aanslag voor de te perforeren bladen ; eerste aandrijfmiddelen om het mes en het tegenmes onderling te verplaatsen ; tweede aandrijfmiddelen om de voornoemde aanslag in en uit de baan van de bladen te brengen ; middelen die ervoor zorgen dat de voornoemde aanslag van bij het aanvoeren van een te perforeren blad tot minstens bij het verwezenlijken van de betreffende perforatieopeningen in de voornoemde baan aanwezig is en dat deze aanslag na het perforeren uit de voornoemde baan wordt gebracht ;

   en middelen om de bladen te verplaatsen die bestaan uit, enerzijds, middelen om de bladen aan te voeren tot tegen de voornoemde aanslag, en 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 anderzijds, middelen om de bladen. na het perforeren in dezelfde richting verder te voeren op een ogenblik waarbij de aanslag zich uit de voornoemde baan bevindt. 



  Met het inzicht de kenmerken volgens de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna als voorbeelden zonder enig beperkend karakter enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : figuur 1 een perforeerinrichting volgens de uitvinding weergeeft ; figuren 2,3 en 4 doorsneden weergeven volgens lijnen
II-II, III-III en IV-IV in figuur   1 ;   figuren 5 en 6 de perforeerinrichting uit figuur 1 voor twee andere standen weergeeft ; figuur 7 schematisch nog een perforeerinrichting volgens de uitvinding weergeeft ; figuur 8 schematisch nog een uitvoeringsvorm van de perforeerinchting volgens de uitvinding weergeeft. 



  Zoals weergegeven in figuur 1 heeft de uitvinding betrekking op een perforeerinrichting   1,   meer speciaal een inrichting voor het perforeren van bladen 2 ten einde hier perforatieopeningen 3 in aan te brengen die moeten toelaten de bladen 2 aan te brengen in mappen en dergelijke. 



  Volgens de uitvinding bestaat deze perforeerinrichting 1 hoofdzakelijk in de kombinatie van een mes 4 ; een tegenmes 5 ; een verplaatsbare aanslag 6 voor de te perforeren bladen 2 ; eerste aandrijfmiddelen'7 om het mes 4 en het tegenmes 5 onderling te verplaatsen ; tweede aandrijfmiddelen 8 om de voornoemde aanslag 6 in en uit de baan 9 van de bladen 2 te brengen ; middelen 10 die ervoor zorgen dat de voornoemde aanslag 6 van bij het aanvoeren van een te 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 perforeren blad 2 tot minstens bij het verwezenlijken van de betreffende perforatieopeningen 3 in de voornoemde baan 9 aanwezig is en dat deze aanslag 6 na het perforeren uit de voornoemde baan 9 wordt gebracht ;

   en middelen om de bladen 2 te verplaatsen die bestaan uit, enerzijds, middelen 11 om de bladen 2 aan te voeren tot tegen de voornoemde aanslag 6, en anderzijds, middelen 12 om de bladen 2 na het perforeren in dezelfde richting verder te voeren op een ogenblik waarbij de aanslag 6 zieh uit de voornoemde baan 9 bevindt. 



  Het is duidelijk dat het mes 4 en het tegenmes 5 gekozen worden in funktie van de te vormen perforatie. Zoals weergegeven in figuren 1 en 2 kan het mes 4 bijvoorbeeld bestaan uit een element 13 met een reeks tanden 14, terwijl het tegenmes 5 bestaat uit een element 15 met een reeks overeenstemmende openingen 16. 



  De voornoemde eerste aandrijfmiddelen 7 laten toe dat de elementen 13 en 15 heen en weer naar elkaar toe kunnen worden bewogen, waarbij de tanden 14 telkens in de openingen 16 aangrijpen. In het weergegeven voorbeeld is het element 15 hierbij vast opgesteld, terwijl het element 13 vertikaal op en neer verplaatsbaar is. 



  De voornoemde aanslag 6 bestaat zoals weergegeven in figuren 1 en 3 bij voorkeur uit een op en neer beweegbaar element 17, dat in dit geval in een uitsparing 18 in het element 15 verplaatsbaar is door middel van de voornoemde aandrijfmiddelen 8. 



  De aanslag 6 laat toe dat de perforatieopeningen 3 steeds op een welbepaalde afstand D van de rand 19 van het blad 2 worden aangebracht. 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 Teneinde de afstand D te kunnen wijzigen, kan, zoals weergegeven in figuren 1 en 4, gebruik worden gemaakt van een regelbare aanslag 6. Hiertoe kan het element 17 zijn opgebouwd uit twee door middel van een verdraaibare nok 20 uit elkaar verplaatsbare gedeelten 21 en 22. De gedeelten 21 en 22 worden hierbij naar elkaar getrokken en in kontakt gehouden met de nok 20 door middel van elastische middelen, zoals bijvoorbeeld bladveren 23. De nok 20 vertoont een zodanige vorm dat de gedeelten 21 en 22 door de verdraaiing ervan verder of minder ver uit elkaar worden gedrukt.

   De verdraaiing en instelling gebeurt bijvoorbeeld door middel van een as 24, een hierop geplaatst tandwiel 25 en een hiermee samenwerkende instelbare tandlat 26. 



  De voornoemde middelen 10 kunnen van verschillende aard zijn. In het voorbeeld van figuur 1 bestaan zij uit een stuureenheid 27 die de bewegingen die veroorzaakt worden door middel van de eerste aandrijfmiddelen 7 en de tweede aandrijfmiddelen 8 bevelen en coördineren, zodanig dat de gewenste bewegingen elkaar opvolgen. 



  Het is duidelijk dat de middelen 10 ook kunnen bestaan uit een mechanische koppeling tussen de eerste aandrijfmiddelen 7 en de tweede aandrijfmiddelen 8, waarbij voor de aandrijfmiddelen dan een gemeenschappelijk aandrijfelement, bijvoorbeeld   éénzelfde   motor, kan worden aangewend. 



  De voornoemde middelen 11 en 12 kunnen bestaan uit   aandrijfrollen   28 en 29 die gedreven worden door middel van motors 30 en 31 of op enig andere wijze. De motors 30 en 31 kunnen ofwel worden aangestuurd in funktie van de werkingscyclus van de perforeerinrichting 1 of door middel van dedektors, ofwel permanent zijn ingeschakeld. In het laatste geval dienen bijvoorbeeld aandrijfrollen 28 en 29 te worden aangewend die toelaten dat slip mogelijk is 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 tussen deze rollen en de bladen 2, ofwel dienen de aandrijfrollen van slipkoppelingen te worden voorzien. 



  De perforeerinrichting is bij voorkeur voorzien van een magazijn 32 voor de toevoer van bladen 2, alsook een magazijn 33 voor het opvangen van geperforeerde bladen. 



  Eventueel kan de perforeerinrichting 1 een mes 34 bevatten voor het afsnijden van de rand 19 van de bladen 2, waarbij dit mes 34 ervoor zorgt dat steeds een feilloze rand wordt gevormd. Dit mes 34 is bij voorkeur bevestigd aan het voornoemd element 13. 



  Bovendien is dit mes 34 bij voorkeur zodanig opgesteld dat het pas snijdt wanneer de tanden 4 reeds met de openingen 16 samenwerken, waardoor de rand steeds op dezelfde afstand van de perforatieopeningen 3 wordt afgesneden. 



  Het mes 34 is bij voorkeur eveneens instelbaar, analoog als de aanslag 6. 



  De werking van de   perforeerinrichting l   is stapsgewijze in de figuren 1, 5 en 6 weergegeven. 



  Figuur 1 geeft de stand weer op het ogenblik dat een blad 2 tot tegen de aanslag 6 is aangevoerd. Het mes 4 bevindt zieh hierbij op een afstand boven het tegenmes 5 en de aanslag 6 bevindt zieh in de baan van het blad 2. 



  In een hieropvolgende stap wordt het mes 4 naar beneden bewogen. Hierbij dringt het mes 4 doorheen het blad 2 en dringt in het tegenmes 5 zodat perforatieopeningen 3 in het blad 2 worden gevormd. Tijdens deze beweging bevindt de aanslag 6 zieh minstens in de baan 9 van het blad 2 totdat het mes 4 in het blad 2 aangrijpt. Hierna kan de aanslag 6 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 naar beneden bewegen, zoals is afgebeeld in figuur 5. De rand van het blad kan hierop aansluitend afgesneden worden door middel van het voornoemde mes 34, althans wanneer zulk mes 34 wordt aangewend.. 



  In een volgende stap wordt het mes 4 terug uit het tegenmes 5 gehaald. De aanslag 6 blijft uit de baan 9, zodanig dat, zoals weergegeven in figuur 6, het geperforeerde blad 2 eerst kan worden doorgevoerd. 



  Uiteindelijk wordt de aanslag 6 terug in de baan 9 gebracht, zodat het volgende blad tot tegen de aanslag kan worden gebracht. 



  Zoals weergegeven in figuur 7 kan de perforeerinrichting als een onafhankelijk geheel worden opgevat, met eigen magazijnen 32 en 33, die bijvoorbeeld boven elkaar zijn geplaatst. 



  Volgens een variante, welke is weergegeven in figuur 8, kan de perforeerinrichting 1 ook worden aangesloten op een bestaande machine 35, zoals een kopieermachine of een printer, waarbij in dat geval het magazijn 32 kan worden weggelaten. 



  De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeelden beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch dergelijke perforeerinrichting kan in verschillende vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding zoals hierna gedefinieerd in de bijgaande konklusies, te treden.

Claims

Konklusies. l.-Perforeerinrichting, meer speciaal voor het perforeren van bladen (2), daardoor gekenmerkt dat zij hoofdzakelijk bestaat in de kombinatie van een mes (4) ; een tegenmes (5) ; een verplaatsbare aanslag (6) voor de te perforeren bladen (2) ; eeste aandrijfmiddelen (7) om het mes (4) en het tegenmes (5) onderling te verplaatsen ; tweede aandrijfmiddelen (8) om de voornoemde aanslag (6) in en uit de baan (9) van de bladen (2) te brengen ; middelen (10) die ervoor zorgen dat de voornoemde aanslag (6) van bij het aanvoeren van een te perforeren blad (2) tot minstens bij het verwezenlijken van de betreffende perforatieopeningen (3) in de voornoemde baan (9) aanwezig is en dat deze aanslag (6) na het perforeren uit de voornoemde baan (9) wordt gebracht ;

en middelen om de bladen (2) te verplaatsen die bestaan uit, enerzijds, middelen (11) om de bladen (2) aan te voeren tot tegen de voornoemde aanslag (6), en anderzijds, middelen (12) om de bladen (2) na het perforeren in dezelfde richting verder te voeren op een ogenblik waarbij de aanslag (6) zich uit de voornoemde baan (9) bevindt.
2.-Perforeerinrichting volgens konklusie 1, daardoor gekenmerkt dat het mes (4) bestaat uit een element (13) dat is voorzien van een reeks tanden (14) en het tegenmes bestaat uit een element (15) dat is voorzien van een reeks openingen (16) overeenstemmen aan de voornoemde reeks tanden (14).
3.-Perforeerinrichting volgens konklusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat de aanslag (6) hoofdzakelijk bestaat uit een op en neer verplaatsbaar element (17). <Desc/Clms Page number 8>
4.-Perforeerinrichting volgens konklusie 1, 2 of 3, daardoor gekenmerkt dat de afstand (D) tussen de aanslag (6) en het mes (4) instelbaar is.
5.-Perforeerinrichting volgens konklusie 4, daardoor gekenmerkt dat, ten einde de voornoemde afstand (D) te wijzigen, de aanslag (6) hoofdzakelijk bestaat uit een element (17) dat gevormd is uit twee gedeelten (21,22) die door middel van een verdraaibare nok (20) in mindere of EMI8.1 meerdere mate uit elkaar kunnen worden verplaatst.
6.-Perforeerinrichting volgens één der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat de eerste aandrijfmiddelen (7) bestaan uit een inrichting om het mes (4) vertikaal op en neer te bewegen.
7.-Perforeerinrchting volgens één der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde middelen (10) die ervoor zorgen dat de voornoemde aanslag (6) van bij het aanvoeren van een te perforeren blad (2) tot minstens bij het verwezenlijken van de betreffende perforatieopeningen (3) in de voornoemde baan (9) aanwezig is en dat deze aanslag (6) na het perforeren uit de voornoemde baan (9) wordt gebracht, hoofdzakelijk bestaan uit een stuureenheid (27) die de eerste aandrijfmiddelen (7) en de tweede aandrijfmiddelen (8) beveelt en de hierdoor uit te voeren bewegingen coördineert.
8.-Perforeerinrichting volgens één der konklusies 1 tot 6, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde middelen (10) die ervoor zorgen dat de voornoemde aanslag (6) van bij het aanvoeren van een te perforeren blad (2) tot minstens bij het verwezenlijken van de betreffende perforatieopeningen (3) in de voornoemde baan (9) aanwezig is en dat deze aanslag (6) na het perforeren uit de voornoemde baan (9) <Desc/Clms Page number 9> wordt gebracht, hoofdzakelijk bestaan uit een koppeling tussen de eerste aandrijfmiddelen (7) en de tweede aandrijfmidelen (8). EMI9.1
9.-Perforeerinrichting volgens één der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat de middelen om de bladen (2) te verplaatsen hoofdzakelijk bestaan uit middelen (11) voor de aanvoer van bladen (2) tot tegen de aanslag (6) en middelen (12) voor de afvoer van bladen (2) tot voorbij de aanslag (6).
10.-Perforeerinrichting volgens een der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat zij een mes (34) vertoont voor het afsnijden van de rand (19) van een te perforeren blad (2).
11. - Perforeerinrichting volgens konklusie 10, daardoor gekenmerkt dat het mes (34) voor het afsnijden van de rand (19) zodanig is opgesteld en/of wordt bevolen dat het snijdt op het ogenblik dat het eerstgenoemde mes (4) met het tegenmes (5) samenwerkt.
12.-Perforeerinrichting volgens konklusie 10 of 11, daardoor gekenmerkt dat de afstand tussen het mes (34) voor het afsnijden van de rand (19) en het mes (4) voor het vormen van de perforatieopeningen (3) instelbaar is.