<Desc/Clms Page number 1>
Handschoen en werkwijze voor het vervaardigen van zulke handschoen. Deze uitvinding heeft betrekking op een handschoen en op een werkwijze voor het vervaardigen van zulke handschoen.
Meer speciaal heeft de uitvinding betrekking op een waterdichte handschoen die uit minstens drie omhullingen bestaat, waarbij de middelste van deze drie waterdicht is.
De handschoen volgens de uitvinding is bijzonder geschikt om te worden gedragen door brandweerlui, doch het is duidelijk dat zij ook door andere gebruikers en in andere toepassingsdomeinen kan worden aangewend.
Handschoenen die uit twee of drie omhullingen bestaan, zijn reeds bekend. Een nadeel van zulke handschoenen bestaat erin dat bij het uitdoen ervan het regelmatig voorkomt dat de binnenste omhullingen uit de buitenste omhulling worden getrokken, waarna het vrij moeilijk is om de binnenste omhullingen terug op hun plaats in de buitenste omhulling aan te brengen.
Een oplossing om aan dit nadeel te verhelpen bestaat erin dat de verschillende omhullingen, in het bijzonder nabij de vingertoppen van de handschoenen, aan elkaar worden vastgenaaid, door doorheen de verschillende omhullingen te stikken. Deze techniek heeft echter als nadeel dat, wanneer één van de omhullingen uit een waterdicht materiaal is vervaardigd, de waterdichtheid door de aanwezigheid van de stiknaad niet meer verzekerd is.
Volgens een andere techniek kunnen de verschillende omhullingen nabij de vingertoppen aan elkaar worden
<Desc/Clms Page number 2>
gelijmd. Deze techniek vertoont echter het nadeel dat de lijmverbindingen bij een langdurig kontakt met water kunnen losweken of dat door de aanwezigheid van lijm de vingertoppen van de handschoen zeer hard zijn waardoor de handschoenen weinig komfortabel zijn voor de gebruiker.
De uitvinding heeft dan ook betrekking op een handschoen die de voornoemde nadelen niet vertoond.
Hiertoe betreft de uitvinding een handschoen, bestaande uit minstens drie omhullingen, respektievelijk een eerste omhulling, een tweede omhulling die zieh rond de eerste omhulling bevindt en een derde omhulling die zieh rond de tweede omhulling bevindt, daardoor gekenmerkt dat de tweede omhulling waterdicht is ; dat de handschoen voorzien is van minstens één bevestiging om de drie omhullingen onderling te verbinden ; en dat, teneinde de voornoemde bevestiging te vormen, de tweede omhulling hiertoe voorzien is van minstens twee lipvormige gedeelten, respektievelijk een eerste lipvormig gedeelte aan de binnenzijde van de tweede omhulling en een tweede lipvormig gedeelte aan de buitenzijde van de tweede omhulling, waarbij de eerste omhulling met het eerste lipvormig gedeelte is verbonden en de derde omhulling met het tweede lipvormig gedeelte is verbonden.
Doordat de eerste omhulling en de derde omhulling aan de lipvormige gedeelten worden bevestigd, kunnen deze hieraan worden vastgenaaid zonder dat een stiknaad doorheen de waterdichte tweede omhulling ontstaat.
De uitvinding heeft eveneens betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van de voornoemde handschoen, daardoor gekenmerkt dat zij bestaat in het afzonderlijk samenstellen van drie omhullingen, waarvan de eerste
<Desc/Clms Page number 3>
omhulling bedoeld is om in de tweede omhulling te passen en de tweede omhulling bedoeld is om in de derde omhulling te passen ; het aan de tweede omhulling aanbrengen van twee lipvormige gedeelten, waarvan een eerste lipvormig gedeelte zieh aan de zijde bevindt die bedoeld is de binnenzijde te vormen en het tweede lipvormig gedeelte zich aan de zijde bevindt die bedoeld is de buitenzijde te vormen ; het aan elkaar verbinden van de eerste omhulling en de tweede omhulling, dit terwijl de tweede omhulling zieh in binnenste buiten gekeerde vorm bevindt, waarbij de verbinding wordt gerealiseerd aan het eerste lipvormig gedeelte ;
het omkeren van de tweede omhulling, zodat deze rond de eerste omhulling komt ; het aan elkaar verbinden van de tweede omhulling en de derde omhulling, dit terwijl de derde omhulling zieh in binnenste buiten gekeerde vorm bevindt, waarbij de verbinding wordt gerealiseerd aan het tweede lipvormig gedeelte ; en het omkeren van de derde omhulling, zodanig dat de eerste en tweede omhullingen in de derde omhulling komen te zitten.
Met het inzicht de kenmerken volgens de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna als voorbeelden zonder enig beperkend karakter enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin :
Figuur 1 een handschoen volgens de uitvinding weergeeft ;
Figuur 2 een zieht weergeeft volgens pijl F2 in figuur 1 ;
Figuur 3 op een grote schaal een doorsnede weergeeft volgens lijn III-III in figuur 1 ;
Figuur 4 de waterdichte omhulling uit de handschoen uit figuren 1 tot 3 in een vlak gelegde toestand weergeeft ;
<Desc/Clms Page number 4>
Figuren 5 en 6 doorsneden weergeven volgens lijnen v-v en VI-VI in figuur 4 ;
Figuren 7,8 en 9 verschillende stappen tijdens de vervaardiging van de handschoen van figuren 1 en 2 weergeven ;
Figuur 10 een variante weergeeft van het gedeelte dat in figuur 6 is afgebeeld ;
Figuur 11 een zieht weergeeft volgens pijl Fll in figuur 10 ;
Figuur 12 nog een variante weergeeft van het gedeelte dat in figuur 6 is afgebeeld ;
Figuur 13 nog een handschoen volgens de uitvinding weergeeft.
In figuren 1 en 2 is een handschoen 1 volgens de uitvinding weergegeven die voorzien is van vingers 2 en waarvan de samenstelling hierna wordt beschreven aan de hand van figuren 3 tot 9. Het is evenwel duidelijk dat, zoals nog verder uit de beschrijving zal volgen, de uitvinding ook betrekking kan hebben op handschoenen zonder vingers, meer speciaal zogenaamde wanten.
Zoals weergegeven in figuur 3 heeft de uitvinding betrekking op een handschoen 1 die bestaat uit minstens drie omhullingen, respektievelijk een eerste omhulling 3, een tweede omhulling 4 die zieh rond de eerste omhulling 3 bevindt en een derde omhulling 5 die zich rond de tweede omhulling 4 bevindt.
Het bijzondere van de uitvinding bestaat erin dat de handschoen 1 volgens de uitvinding de kombinatie van kenmerken vertoont dat de tweede omhulling 4 waterdicht is ; dat de handschoen 1 voorzien is van minstens één bevestiging 6 om de drie omhullingen 3-5 onderling te verbinden ; en dat, teneinde de voornoemde bevestiging 6 te vormen, de tweede omhulling 4 hiertoe voorzien is van minstens twee lipvormige gedeelten, respektievelijk een
<Desc/Clms Page number 5>
eerste lipvormig gedeelte 7 aan de binnenzijde van de tweede omhulling 4 en een tweede lipvormig gedeelte 8 aan de buitenzijde van de tweede omhulling 4, waarbij de eerste omhulling 3 met het eerste lipvormig gedeelte 7 is verbonden en de derde omhulling 5 met het tweede lipvormig gedeelte 8 is verbonden.
De hechting tussen de eerste omhulling 3 en het eerste lipvormige gedeelte 7 wordt gevormd door een verbinding 9, bijvoorbeeld een stiknaad. De eerste omhulling 3 zal, zoals gebruikelijk bij elke vorm van een handschoen, bij voorkeur bestaan uit minstens twee delen 10 en 11 die nabij hun randen verbonden zijn door middel van mistens één naad 12, bijvoorbeeld een stiknaad. Opdat de verbinding 9 het komfort van de handschoen niet zou verstoren, geniet de voorkeur dat zij ofwel samenvalt met de naad 12 ofwel wordt gerealiseerd ter plaatse van de vrije gedeelten 13 en 14 van de rand van de eerste omhulling 3, met andere woorden de gedeelten die zieh voorbij de naad 12 bevinden.
De hechting tussen de derde omhulling 5 en het tweede lipvormig gedeelte 8 wordt bij voorkeur gevormd door een verbinding 15, zoals een stiknaad of dergelijke. In het geval dat de derde omhulling 5 zoals weergegeven in figuur 3 bestaat uit minstens twee delen 16 en 17 die nabij hun rand door middel van een naad 18, zoals een stiknaad, aan elkaar zijn bevestigd, geniet het de voorkeur dat de verbinding 15 gerealiseerd wordt op dezelfde plaats als de naad 18 of terplaatse van de vrije gedeelten 19 en 20 van de rand van de derde omhulling 5, met andere woorden de gedeelten die voorbij de naad 18 zijn gelegen.
De lipvormige gedeelten 7 en 8 bevinden zieh bij voorkeur op een zodanige plaats dat zij er optimaal voor zorgen dat de tweede omhulling 4 en de derde omhulling 5 niet uit de
<Desc/Clms Page number 6>
eerste omhulling 3 kunnen loskomen. De bevestigingen 6, en bijgevolg ook de lipvormige gedeelten 7 en 8, bevinden zieh bij voorkeur dan ook nabij de tip van de handschoen 1. In het geval van een handschoen 1 met vingers 2 wordt bij voorkeur aan elke vingertop 21 een bevestiging 6 gerealiseerd. Zoals weergegeven in figuur 4, welke een afbeelding is van de tweede omhulling 4 uit figuur 3, worden dan ook aan elke vingertop 21 lipvormige gedeelten 7 en 8 voorzien.
De lipvormige gedeelten 7 en 8 liggen, althans volgens de richting volgens dewelke de binnenste omhullingen 3 en 4 uit de buitenste omhulling 5 kunnen worden geschoven, in elkaars verlengde, wat goed zichtbaar is in figuur 4.
In het weergegeven voorbeeld van figuur 3 maakt het tweede lipvormige gedeelte 8 deel uit van een element 22, bij voorkeur in de vorm van een strook, dat aan de tweede omhulling 4 is bevestigd.
De tweede omhulling 4 bestaat hierbij bij voorkeur uit minstens twee delen 23 en 24 uit een waterdicht materiaal die nabij hun rand waterdicht aan elkaar bevestigd zijn, bij voorkeur door middel van een hechting zoals een termisch gevormde lasnaad 25. Zulke lasnaad 25 laat toe dat het element 8 tussen de delen 23 en 24 kan worden vastgelast zonder dat de waterdichte eigenschappen van de tweede omhulling 4 verloren gaan.
In de uitvoeringsvorm die is weergegeven in figuren 3 en 4 wordt het eerste lipvormig gedeelte 7 gevormd door drie lagen, namelijk door de vrije randgedeelten 26 en 27 van de delen 23 en 24 en een gedeelte 28 van het element 8 dat zieh ten opzichte van de voornoemde lasnaad 25 tegenoverliggend aan het tweede lipvormig gedeelte 8 bevindt. Zoals
<Desc/Clms Page number 7>
weergegeven in figuur 4 zijn de vrije randgedeelten 26 en 27 bij voorkeur zodanig geprofileerd dat zij lipvormige uitsteeksels vormen op de plaatsen waar verbindingen 6 dienen te worden gerealiseerd.
Het is duidelijk dat het eerste lipvormig gedeelte 7 in de uitvoeringsvorm van figuur 3 ook uitsluitend zou kunnen bestaan uit een of twee lagen gevormd uit de randgedeelten 26 en 27 en/of het voornoemde gedeelte 28, waarbij de dan niet aanwezige gedeelten ophouden te bestaan bij de lasnaad 25.
Het is duidelijk dat de handschoen 1 uit verschillende materialen kan worden vervaardigd. Bij voorkeur echter worden de hierna beschreven materialen toegepast.
De eerste omhulling 3 wordt verwezenlijkt uit een materiaal dat als voering kan funktioneren, bij voorkeur een textielweefsel.
De tweede omhulling 4, die zoals voornoemd waterdicht dient te zijn, bestaat bij voorkeur uit een drager, zoals een weefsel, welke voorzien is van een kunststofbekleding, bijvoorbeeld door impregnatie. Als. kunststof kan hiertoe dampdoorlatend polyurethaan worden aangewend. Het feit dat een geweven drager wordt aangewend, biedt het voordeel dat de waterdichte laag bijzonder sterk is, wat vooral belangrijk is bij de produktie van de handschoen 1 daar bij het herhaaldelijk omkeren, alsook bij het vormgeven aan de handschoen, er verschillende krachten worden op uitgeoefend.
Om dezelfde reden, met andere woorden om beschadigingen aan de tweede omhulling 4 ten gevolge van spankrachten te voorkomen, geniet het de voorkeur dat de tweede omhulling 4 ten opzichte van de twee andere omhullingen 3 en 5 overgedimensioneerd is.
<Desc/Clms Page number 8>
Het voornoemde element 22 bestaat bij voorkeur uit een strook kunststof, bijvoorbeeld ook polyurethaan, één en ander zodanig dat dit element 22 probleemloos en zonder enige dichtingsproblemen door middel van een thermische las tussen de delen 23 en 24 kan worden vastgelast.
De derde omhulling 5 bestaat bij voorkeur uit leder en meer speciaal nog een door een behandeling, zoals impregnatie, waterdicht gemaakt leder. Tussen de naad 18 van de derde omhulling 5 kan een sier en/of verstevigingsstrip 29 worden vastgenaaid. Door gebruik te maken van behandeld leder wordt de kans dat water in de derde omhulling 5 terechtkomt zeer beperkt gehouden. Eventueel vocht kan uitsluitend via de naad 18 in de derde omhulling 5 komen, waarna de volledig waterdichte tweede omhulling 4 er dan voor zorgt dat de voering die gevormd wordt door de eerste omhulling 3, droog blijft.
Zoals weergegeven in figuren 1, 2 en 3 kunnen de drie omhullingen 3-5 nabij de pols aan elkaar worden verbonden door middel van een stiknaad 30, waarbij een mooie afwerking kan worden bekomen door middel van een afzoomband 31.
Voor de vervaardiging van de handschoen uit figuren 1 tot 3 wordt bij voorkeur te werk gegaan volgens de werkwijze die in de inleiding is beschreven. Deze werkwijze wordt nu hierna aan de hand van figuren 4 tot 9 in detail uiteengezet.
De drie omhullingen 3-5 worden afzonderlijk samengesteld.
Figuren 4,5 en 6 geven weer hoe de waterdichte tweede omhulling 4 wordt opgebouwd. Deze omhulling 4 bestaat bij voorkeur uit slechts twee aan elkaar gelaste delen 23 en
<Desc/Clms Page number 9>
24. Deze delen 23 en 24 worden uit een laag van het voornoemde materiaal gesneden en zijn volledig gelijkvormig. Zij vertonen de vorm van een grote hand met geprofileerde randgedeelten 26 en 27 aan de vingers 2. De twee delen 23 en 24 worden dan precies op elkaar gelegd, met tussenvoeging van de voornoemde elementen 22. Teneinde de delen 23 en 24 en het element 22 onderling aan elkaar te bevestigen en gelijktijdig in een waterdichte hechting te voorzien, wordt het geheel dan langs zijn rand voorzien van een thermisch gevormde lasnaad 25.
Deze lasnaad 25 is bij voorkeur doorlopend langs de volledige omtrek van de delen 23 en 24, met uitzondering van de zijde 32 langs waar de hand in de handschoen 1 dient te worden gestoken.
Nadat de lasnaad 25 is gevormd, is de tweede omhulling 4 verwezenlijkt en bevindt zich ten opzichte van haar uiteindelijke hoedanigheid in de binnenste buiten gekeerde toestand.
In een volgende stap wordt, zoals weergegeven in figuur 7 de eerste omhulling 3, die zoals voornoemd bestaat uit minstens twee samengestikte delen 10 en 11, op de tweede omhulling 4 gelegd en hieraan bevestigd door middel van een verbinding 9, welke zoals hiervoor reeds beschreven kan bestaan uit een stiknaad of dergelijke.
Door vervolgens de tweede omhulling 4 om te keren, zoals in figuur 7 met pijl W is aangeduid, wordt een toestand verkregen zoals afgebeeld in figuur 8, waarbij het tweede lipvormig gedeelte 8 zieh vrij naar buiten uitstrekt.
Vervolgens wordt zoals afgebeeld in figuur 9 de derde omhulling 5 aan de tweede omhulling 4 bevestigd, waarbij de verbinding 15 wordt gerealiseerd ter plaatse van het tweede lipvormig gedeelte 8, door het aan elkaar vaststikken.
<Desc/Clms Page number 10>
Hierna volstaat het om de derde omhulling 5, die oorspronkelijk in de binnenste buiten gekeerde vorm aan het tweede lipvormig gedeelte 8 is vastgehecht, om te keren om de toestand van figuur 3 te verkrijgen, waarna nog de afzoomband 31 aan de handschoen 1 dient te worden vastgestikt.
De bij de voornoemde werkwijze voorkomende omkeerhandelingen kunnen manueel, half-automatisch of automatisch worden gerealiseerd. Hierop wordt niet dieper ingegaan daar dit tot de stand van de techniek van handschoenproduktie behoort. Bovendien kan zoals algemeeen bekend bij de produktie van handschoenen, de handschoen behandeld worden op een vormgevingsmachine, waarbij bijvoorbeeld de vingers 2 één na één over een spaninrichting worden geschoven om deze open te zetten, ten einde van de vlakke vorm uit figuren 6 tot 9 tot een opengezette vorm te komen zoals is afgebeeld in figuur 3.
Het is duidelijk dat de inrichting van de uitvinding ook op andere wijzen kan worden gerealiseerd. Zo wordt bijvoorbeeld in figuren 10 en 11 een variante weergegeven volgens dewelke de lipvormige gedeelten 7 en 8 deel uitmaken van de materialen waaruit de voornoemde delen 23 en 24 zijn gevormd, zodanig dat geen afzonderlijk element 22 meer noodzakelijk is. In deze uitvoering is het tweede lipvormig gedeelte 8 gevormd doordat het voornoemde deel 23 is voorzien van een relatief lang lipvormig uitstekend gedeelte dat is dubbel gevouwen, zodanig dat het vrije uiteinde 33 zich in de aldan weergegeven toestand aan de binnenzijde van de omhulling 4 bevindt.
Het geheel wordt dan in dubbelgevouwen toestand samengehecht en volledig afgedicht door middel van de reeds hiervoor gesproken lasnaad 25.
<Desc/Clms Page number 11>
De vorm van het lipvormig uitgevoerde gedeelte is zichtbaar in figuur 11, waarbij de streep-puntlijn het lipvormig gedeelte voorstelt in opengeslagen toestand.
In figuur 12 wordt nog een variante weergegeven waarbij het voornoemde tweede lipvormig gedeelte 8 gevormd is uit omgeplooide gedeelten van zowel het deel 23 als het deel 24.
Niets belet dat, volgens de uitvinding, de randgedeelten 26 en 27 en/of het gedeelte 28 van het eerste lipvormig gedeelte 7 over een gedeelte van hun oppervlak of over hun volledige oppervlak aan elkaar zijn gehecht, bijvoorbeeld gelast door de lasnaad 25 breder te kiezen.
Het is duidelijk dat, zoals voornoemd, de uitvinding ook van toepassing is voor handschoenen zonder vingers, meer speciaal wanten. In het geval van een want 34 worden bij voorkeur twee bevestigingen 6 zoals voornoemd gerealiseerd, meer speciaal, zoals afgebeeld in figuur 13, een eerste bevestiging aan de top van het centraal gedeelte 35 en een tweede bevestiging aan de top van de duim 36, meer speciaal nog op de plaatsen die in deze figuur met Pl en P2 zijn aangeduid.
De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeelden beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch dergelijke handschoen en werkwijze voor het vervaardigen ervan kunnen volgens verschillende varianten worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding zoals gedefinieerd in de bijgaande konklusies te treden.