BE1006516A3 - Betonnen vloerplaat en werkwijze voor het vervaardigen van deze vloerplaat. - Google Patents

Abstract

De betonnen vloerplaat volgens de uitvinding is bestemd om ter vervaardiging van een gebouw op een draagconstructie bevestigd te worden. Door de aanwezigheid van ten minste twee longtidinale liggerstructuren (2, 3) respectivelijk ten minste één longitudinale liggerstructuur langsheen elk van beide langszijden, is de vloerplaat (1) in de langsrichting zelfdragend. Verder is ze eveneens in de dwarsrichting zelfdragend doordat de vloerplaat (1) langsheen beide kopse zijden een in deze plat geïntegreerde dwarsliggerstructuur (7, 8) voor genoemde dragconstructie bevat. Op deze manier kan de vloerplaat lichter uitgevoerd worden. De uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een dergelijke vloerplaat.

Description

   <Desc/Clms Page number 1> 
 



   "Betonnen vloerplaat en werkwijze voor het vervaardiqen van deze   vloerplaat"  
Deze uitvinding heeft betrekking op een betonnen vloerplaat bestemd om ter vervaardiging van een gebouw op een draagconstructie bevestigd te worden, welke vloerplaat door de aanwezigheid van ten minste twee longitudinale liggerstructuren, respectievelijk ten minste   een   longitudinale liggerstructuur langsheen elk van beide langszijden, in de langsrichting van de vloerplaat zelfdragend is. 



   Een dergelijke vloerplaat is uit de praktijk bekend. Deze bekende vloerplaat is duidelijk enkel in de lengterichting zelfdragend. De draagconstructie van het te vervaardigen gebouw dient aldus draagbalken of draagmuren te bevatten waarop de kopse uiteinden van de vloerplaten kunnen rusten. Deze draagbalken of draagmuren zorgen voor de nodige ondersteuning over de ganse breedte van de vloerplaat. 



  De vloerplaat zelf heeft in de dwarsrichting enkel de nodige stijfheid om te verhinderen dat ze in onbelaste toestand zou doorbreken, bijvoorbeeld tijdens de manipulatie van de plaat voor het transport en de montage. 



   De vereiste stijfheid wordt in de dwarsrichting van de vloerplaat in hoofdzaak verschaft door de dikte van de betonnen vloerplaat en de daarin aanwezige wapening. Voor platen met een zekere breedte betekent dit echter dat ze een relatief grote dikte dienen te hebben om deze stijfheid te kunnen bieden. Aldus hebben deze bekende vloerplaten het nadeel dat ze 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 zwaar en bijgevolg moeilijk te hanteren zijn. Hun groot gewicht houdt bovendien in dat hun produktie een grote hoeveelheid grondstoffen vergt. 



   De uitvinding heeft dan ook tot doel een oplossing te bieden voor de hierboven aangegeven problemen en in het bijzonder een vloerplaat te verschaffen die ten opzichte van de bekende betonnen vloerplaten lichter kan uitgevoerd worden. 



   Tot dit doel is de vloerplaat volgens de uitvinding daardoor gekenmerkt dat ze langsheen beide kopse zijden een in deze plaat geïntegreerde dwarsliggerstructuur voor genoemde draagconstructie bevat zodanig dat de vloerplaat eveneens in de dwarsrichting zelfdragend is. 



   Door de dwarsliggerstructuur van de draagconstructie voor de bekende vloerplaten in de vloerplaat zelf te integreren, zorgt deze dwarsliggerstructuur niet alleen in de gemonteerde toestand van de vloerplaat voor de nodige versteviging in de dwarsrichting van de plaat maar bovendien ook tijdens de manipulatie van de plaat. Aldus kan de betonnen plaat zelf aanzienlijk dunner uitgevoerd worden waardoor de vloerplaat in haar geheel lichter is. Door dit kleinere gewicht zijn verder ook de buigspanningen die door de liggerstructuren dienen opgevangen te worden kleiner. 



   In een voorkeursuitvoeringsvorm van de vloerplaat volgens de uitvinding worden genoemde liggerstructuren gevormd door profielen, in het bijzonder van ijzer of kunststof. 



   In vergelijking met bijvoorbeeld gewapende betonnen liggerstructuren bieden dergelijke profielen het voordeel dat een nog lichtere vloerplaat kan gerealiseerd worden. 



   Naast de hierboven aangegeven vloerplaat heeft de uitvinding verder nog betrekking op 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 een werkwijze voor het vervaardigen van een dergelijke vloerplaat in een vorm. 



   In een voorkeursuitvoeringsvorm is deze werkwijze volgens de uitvinding daardoor gekenmerkt dat men de bovenzijde van de vloerplaat tegen de bodem van genoemde vorm vormt. 



   Op deze manier wordt rechtstreeks een afgewerkt bovenoppervlak van de vloerplaat verkregen. Deze werkwijze vereist aldus geen bijkomende werkzaamheden om het bovenoppervlak van de vloerplaten effen te maken. Bovendien is het volgens de bestaande technieken relatief moeilijk om een oppervlak te realiseren dat even glad is als het bovenoppervlak dat volgens deze voorkeursuitvoeringsvorm rechtstreeks verkregen wordt. 



   Verdere voordelen en bijzonderheden van de uitvinding zullen blijken uit de hierna volgende beschrijving van enkele bijzondere uitvoeringsvormen van de betonnen vloerplaat en de werkwijze voor het vervaardigen daarvan volgens de uitvinding. Deze beschrijving wordt enkel als voorbeeld gegeven en is duidelijk niet bedoeld om de draagwijdte van de uitvinding te beperken.

   De gebruikte verwijzingscijfers hebben betrekking op de bijgaande tekeningen waarin :
Figuur 1 schematisch een onderaanzicht weergeeft op een vloerplaat volgens de uitvinding ;
Figuur 2 een dwarsdoorsnede weergeeft doorheen een gedeelte van de vloerplaat volgens figuur   1 ;  
Figuur 3 een dwarsdoorsnede weergeeft doorheen een gedeelte van een vloerplaat in een variante van de uitvoeringsvorm volgens figuur 1 ; en 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 
Figuur 4 een bovenaanzicht weergeeft op de verstevigingsstructuur van de variante vloerplaat volgens figuur 2. 



   In deze figuren hebben dezelfde verwijzingscijfers betrekking op dezelfde of op analoge elementen. 



   De betonnen vloerplaat 1 volgens de uitvinding is algemeen bestemd om op een niet in de figuren weergegeven draagconstructie bevestigd te worden om aldus een gebouw te construeren. De thans toegepaste draagconstructies bestaan meestal in hoofdzaak uit palen of kolommen die onderling door draagbalken verbonden zijn. Deze draagstructuren kunnen echter ook volledige muren bevatten waarop de vloerplaten dan met hun kopse uiteinden gelegd worden. 



   De vloerplaat 1 volgens de uitvinding is aan de onderzijde voorzien van ten minste twee longitudinale liggerstructuren, respectievelijk ten minste   een   longitudinale liggerstructuur2,3 langsheen elk van de beide langszijden van de vloerplaat   1,   zodanig dat deze vloerplaat 1 in haar langsrichting zelfdragend is. Gezien de breedte van de in figuur 1 getoonde vloerplaat 1 is ze aan haar onderzijde tussen de twee liggerstructuren 2 en 3 verder nog voorzien van twee bijkomende longitudinale liggerstructuren 4,5 om een zelfdragende vloerplaat te verkrijgen. In de figuren 1 en 2 weergegeven uitvoeringsvorm worden de liggerstructuren 2, 3 langsheen de langszijden van de vloerplaat gevormd door een betonnen balk voorzien van een wapening 6 terwijl de bijkomende liggerstructuren 4, 5 gevormd worden door een zogenoemde tralieligger.

   Deze tralieligger kan eventueel ook in beton ingegoten worden. 



  De liggerstructuren 2,3 langsheen de langszijden van de vloerplaat hoeven niet noodzakelijkerwijze, zoals in figuur   1,   tegen de zijranden aan te sluiten doch mogen 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 zieh eveneens op enige afstand van de zijranden uitstrekken. 



   Essentieel voor de vloerplaat volgens de uitvinding is dat deze langsheen beide kopse zijden verder een in de plaat geïntegreerde dwarsliggerstructuur 7, 8 voor genoemde draagconstructie van het gebouw bevat, zodanig dat de vloerplaat 1 eveneens in haar dwarsrichting zelfdragend is. Ook deze dwarsliggerstructuren 7,8 mogen zieh op enige afstand van de kopse uiteinden bevinden. 



   Zoals blijkt uit figuur 1 zijn de longitudinale liggerstructuren 2 en 3 en ook 4 en 5 bij voorkeur met hun kopse uiteinden aan beide dwarsliggerstructuren 7,8 bevestigd waardoor een steviger geheel verkregen wordt. 



   Door de aanwezigheid van zowel de longitudinale als de dwarsliggerstructuren verkrijgt de vloerplaat volgens de uitvinding in beide richtingen een voldoende buigstijfheid waardoor de betonnen plaat zelf dunner kan uitgevoerd worden. Hierdoor kan een aanzienlijke gewichtsvermindering gerealiseerd worden. 



   Verder doen de liggerstructuren van de vloerplaten bij de montage van het gebouw ook dienst als draagbalken vermits ze er voor zorgen dat de vloerplaat in beide richtingen zelfdragend is. Met de term "zelfdragend" wordt in deze tekst aangegeven dat de vloerplaat niet over haar gehele lengte of breedte dient ondersteund te worden maar dat enkele steunpunten reeds volstaan bijvoorbeeld onder de vier hoekpunten en eventueel ook nog bijkomende steunpunten tussen de hoekpunten. Wanneer de vloerplaat niet over haar volledige lengte zelfdragend is, bijvoorbeeld slechts over de helft van haar lengte, dienen twee bijkomende steunpunten voorzien te worden. Uiteraard is het ook mogelijk de vloerplaat volgens de uitvinding op draagbalken of draagmuren te leggen. 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 



   In een voorkeursuitvoeringsvorm van de vloerplaat volgens de uitvinding worden de liggerstructuren niet gevormd door betonnen balken maar daarentegen door ijzeren of kunststof profielen. Een voorbeeld van een dergelijke vloerplaat 1 is weergegeven in figuren 3 en 4. 



   In de weergegeven uitvoeringsvorm worden de longitudinale liggerstructuren gevormd door randprofielen 2,3 en door I-profielen 4,5 uit geplooid staal of uit profielstaal. De dwarsliggerstructuren 7, 8 bestaan uit een zelfde type randprofielen als de randprofielen 2,3. 



   In de hoeken zijn de randprofielen 2,3 door middel van hoekelementen 9 aan de randprofielen 7,8 bevestigd zodanig dat een raamwerk verkregen wordt. De I-profielen 4,5 zijn daarentegen aan deze randprofielen 7,8 vastgelast. 



   De randprofielen 2,3 zijn door middel van trekstaven 10 aan elkaar bevestigd. Onderaan de randprofielen 2,3 zijn schuine verstevigingstutten 11 voorzien die in de betonnen plaat 1 bevestigd zijn, meer bepaald op de I-profielen 4,5, om aldus de stijfheid van de randprofielen 2,3 te verhogen. 



   Om een goede verbinding te verkrijgen van de betonlaag 1 met de randprofielen 2,3 en 7,8 worden er wapeningsstaven 12 aan de bovenzijde van deze randprofielen bevestigd en mee ingegoten in de betonvloer. In de betonvloer wordt verder nog een netwapening 13 voorzien die duidelijkheidshalve niet in figuur 4 aangeduid is. 



   Onder de betonvloer wordt bij voorkeur, zowel in de uitvoeringsvorm volgens figuren 1 en 2 als in deze volgens figuren 3 en 4, een isolatielaag 14 aangebracht. 



   De hierboven beschreven vloerplaten 1 volgens de uitvinding worden in een vorm 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 vervaardigd waarin men de vereiste wapeningen en eventuele   draagprofielen   aanbrengt, beton giet en laat uitharden   een   en ander zodanig dat liggerstructuren verkregen worden die de vloerplaat 1 zowel in langs- als in dwarsrichting zelfdragend maken. 



   Om rechtstreeks een afgewerkt bovenoppervlak te verkrijgen wordt de bovenzijde van de vloerplaat bij voorkeur tegen de bodem van de vorm gevormd. In dit verband biedt de vloerplaat volgens de uitvinding het belangrijke voordeel dat ze lichter is dan de bestaande betonnen vloerplaten en bijgevolg ook eenvoudiger te hanteren waardoor ze bijzonder geschikt is om op deze manier vervaardigd te worden. Zwaardere platen zijn immers veel moeilijker om te draaien nadat ze in de vorm vervaardigd werden. 



   Uit de voorgaande beschrijving zal het duidelijk zijn dat de uitvinding geenszins beperkt is tot de daarin beschreven uitvoeringsvormen maar dat daaraan allerhande wijzigingen kunnen aangebracht worden onder meer wat betreft de vorm, de ligging en het materiaal van de verschillende componenten zonder buiten het kader van deze octrooiaanvraag te treden.

Claims (9)

1. CONCLUSIES 1. Betonnen vloerplaat bestemd om ter vervaardiging van een gebouw op een draagconstructie bevestigd te worden, welke vloerplaat (1) door de aanwezigheid van ten minste twee longitudinale liggerstructuren (2,3), respectievelijk ten minste een longitudinale liggerstructuur langsheen elk van beide langszijden, in de langsrichting van de vloerplaat (1) zelfdragend is, daardoor gekenmerkt dat de vloerplaat (1) langsheen beide kopse zijden een in deze plaat geïntegreerde dwarsliggerstructuur (7,8) voor genoemde draagconstructie bevat zodanig dat de vloerplaat (1) eveneens in de dwarsrichting zelfdragend is.
2. 2. Vloerplaat volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat genoemde longitudinale liggerstructuren (2,3) aan genoemde dwarsliggerstructuren bevestigd zijn.
3. 3. Vloerplaat volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat tussen beide longitudinale liggerstructuren (2,3) langsheen beide langszijden van de plaat, deze plaat (1) aan haar onderzijde verder nog voorzien is van ten minste een bijkomende longitudinale liggerstructuur (4,5).
4. 4. Vloerplaat volgens een van de conclusies 1 tot 3, daardoor gekenmerkt dat genoemde liggerstructuren (2,3, 7,8) gevormd worden door een gewapende betonnen balk.
5. 5. Vloerplaat volgens een van de conclusies, daardoor gekenmerkt dat genoemde liggerstructuren (2,3, 7,8) gevormd worden door profielen in het bijzonder van ijzer en/of kunststof.
6. 6. Vloerplaat volgens conclusie 5, daardoor gekenmerkt dat tussen genoemde profielen (2,3) en de onderzijde van de betonnen vloerplaat (1) schuine verstevigingsstuts (11) aangebracht zijn. <Desc/Clms Page number 9>
7. 7. Vloerplaat volgens een van de conclusies 1 tot 6, daardoor gekenmerkt dat tegen de onderzijde van de betonnen vloerplaat (1) een isolatielaag (14) aangebracht is.
8. 8. Werkwijze voor het vervaardigen van een betonnen vloerplaat (1) volgens een van de conclusies 1 tot 7, in welke werkwijze men een wapening in een vorm aanbrengt en in deze vorm beton giet en laat uitharden en waarbij men in deze werkwijze de vloerplaat (1) in de langsrichting zelfdragend maakt door ten minste langsheen elk van beide langszijden van de vloerplaat ten minste een longitudinale liggerstructuur (2,3) te voorzien, daardoor gekenmerkt dat men de vloerplaat (1) eveneens in de dwarsrichting zelfdragend maakt door langsheen beide kopse zijden een dwarsliggerstructuur (7,8) in de vloerplaat (1) te integreren.
9. 9. Werkwijze volgens conclusie 8, daardoor gekenmerkt dat men de bovenzijde van de vloerplaat (1) tegen de bodem van genoemde vorm vormt.