<Desc/Clms Page number 1>
EMI1.1
Kleminrichting voor weefmachines. --------------------------------- Deze uitvinding betreft een kleminrichting voor weefmachines waarbij een optische inslagwachterinrichting wordt toegepast.
Het is bekend bij weefmachines gebruik te maken van een optische inslagwachterinrichting waarbij een lichtstraal van een zender bijvoorbeeld door weerkaatsing naar een ontvanger kan geleid worden. Wanneer een inslagdraad voorbij komt aan de inslagwachterinrichting verandert de weerkaatsing waardoor de hoeveelheid van het door de ontvanger ontvangen licht eveneens verandert. Dit laat toe het voorbijkomen van een inslagdraad te detekteren.
Dergelijke inslagwachterinrichtingen hebben als nadeel dat door het trillen of verdraaien van de rietlamellen een verandering in weerkaatsing van de lichtstraal van de zender door de ontvanger wordt waargenomen en dat dergelijke trillingen of verdraaiingen als het voorbijkomen van een inslagdraad kunnen geinterpreteerd worden.
De uitvinding heeft als doel een kleminrichting voor weefmachines, die de voornoemde nadelen uitsluit.
Tot dit doel betreft de uitvinding een kleminrichting
<Desc/Clms Page number 2>
daardoor gekenmerkt dat zij klemelementen bevat die voorzien zijn op steunelementen die zieh buiten de rietlamellen bevinden, waarbij de klemelementen langs weerszijden op een aantal rietlamellen drukken.
Dit biedt als voordeel dat de rietlamellen de werking van de inslagwachterinrichting niet beinvloeden. Door het feit dat zich geen klemelementen doorheen de rietlamellen bevinden wordt tevens als voordeel bekomen dat de rietlamellen niet beschadigd kunnen worden.
Teneinde de kenmerken volgens de uitvinding duidelijker naar voor te brengen wordt de uitvinding hieronder nader toegelicht aan de hand van tekeningen met uitvoeringsvoorbeelden, waarin : figuur 1 een gedeelte van een weefmachine weergeeft voorzien van inrichting volgens de uitvinding ; figuur 2 een zicht weergeeft volgens pijl F2 in figuur 1 ; figuur 3 vergroot een doorsnede weergeeft volgens lijn 111-111 in figuuur 1.
In figuren 1 en 2 is een gedeelte van een weefmachine weergegeven dat bestaat uit een ladeprofiel 1 dat gemonteerd is op ladebenen 2 die bevestigd zijn op een
<Desc/Clms Page number 3>
niet weergegeven ladeas, een riet 3 dat bestaat uit meerdere rietlamellen 4, een bevestiging 5 om het riet 3 op het ladeprofiel 1 te bevestigen, een inslagwachterinrichting 6 voorzien van een bevestiging 7 en een kleminrichting 8 volgens de uitvinding. De inslagwachterinrichting 6 bestaat uit een zender 9 die een lichtstraal genereert en een ontvanger 10 die een weerkaatste lichtstraal kan ontvangen. Het door de ontvanger 10 ontvangen signaal wordt door een niet weergegeven stuureenheid verwerkt teneinde aan de hand van een verandering van het ontvangen signaal te bepalen of al dan niet een inslagdraad 11 aanwezig is ter hoogte van de inslagwachterinrichting 6.
De kleminrichting 8 volgens de uitvinding bestaat uit twee klemelementen 12 en 13 die voorzien zijn op steunelementen 14 en 15 die zich buiten de rietlamellen 4 bevinden. De beide klemelementen 12 en 13 zijn zodanig opgesteld dat ze langs weerszijden op een aantal rietlamellen 4 drukken, meer speciaal drukt het klemelement 12 op de voorzijde 16 en het klemelement 13 op de achterzijde 17 van een aantal rietlamellen 4. De steunelementen 14 en 15 worden met een klemelement 18 op het bovenprofiel 19 van het riet 3 bevestigd. Het klemelement 18 kan bijvoorbeeld bestaan uit een U-vormig element 20 en een of meerdere schroeven 21.
De klemelementen 12 en 13 kunnen bestaan uit een elastisch materiaal dat zekere dempende eigenschappen bezit zoals
<Desc/Clms Page number 4>
zacht rubber. Volgens een variante kunnen de klemelementen 12 en 13 eveneens bestaan uit dicht bijeen opgestelde korte borstelhaartjes. De klemelementen 12 en 13, en in het bijzonder het klemelement 13, bestaan bijvoorbeeld uit een materiaal dat niet lichtweerkaatsend is. De steunelementen 14 en 15 kunnen bestaan uit bladveren. In de weergegeven uitvoeringsvorm zijn beide steunelementen 14 en 15 eendelig uitgevoerd. Volgens een niet in de figuren weergegeven variante kunnen de steunelementen 14 en 15 eveneens tweedelig uitgevoerd worden. De rietlamellen 4 zijn van het type dat een bovenlip 23 en een onderlip 24 bevat.
In figuur 2 is tevens een bijblazer 22 weergegeven met een blaasrichting 25 die gericht is naar de bovenlippen 23 van de rietlamellen 4. De lichtstraal van de zender 9 is eveneens naar deze bovenlippen 23 gericht. De kleminrichting 8 volgens de uitvinding staat opgesteld ter hoogte van de inslagwachterinrichting 6 en het klemelement 12 bevindt zich nabij de bovenlippen 23 van een aantal rietlamellen 4. Wanneer de inslagwachterinrichting 6 langsheen het ladeprofiel 1 verplaatst wordt kan de kleminrichting 8 eveneens langsheen het bovenprofiel 19 van het riet 3 verplaatst worden.
In figuur 3 is een doorsnede volgens lijn III-III in figuur 1 weergegeven waarbij zichtbaar is dat de uit
<Desc/Clms Page number 5>
elastisch dempend materiaal vervaardigde klemelementen 12 en 13 zich gedeeltelijk tussen de rietlamellen 4 bevinden.
Dit doordat de steunelementen 14 en 15 een druk uitoefenen op de voornoemde klemelementen 12 en 13 wanneer de kleminrichting 8 op het riet 3 geklemd is. In geval de klemelementen 12 en 13 bestaan uit dicht bijeen opgestelde borstelhaartjes kunnen deze zich eveneens gedeeltelijk tussen de rietlamellen 4 bevinden wanneer de kleminrichting 8 op het riet 3 geklemd is.
Door het feit dat alleen de klemelementen 12 en 13 die uit elastisch dempend materiaal bestaan in kontakt komen met de rietlamellen 4 wordt het voordeel geboden dat de rietlamellen 4 of de zijden van de rietlamellen 4 niet beschadigd kunnen worden. Door het feit dat geen enkel deel van de kleminrichting 8 zich doorheen de rietlamellen 4 bevindt en de kleminrichting 8 op een willekeurige plaats op het bovenprofiel 19 van het riet 3 kan geklemd worden, wordt het voordeel bekomen dat de kleminrichting 8 volgens de uitvinding op eenvoudige wijze langsheen het riet 3 kan verplaatst worden. Het feit dat de kleminrichting 8 op het bovenprofiel 19 van het riet 3 wordt geklemd laat tevens een snelle montage mogelijk.
Het aanbrengen van een kleminrichting 8 volgens de uitvinding verhindert dat de rietlamellen 4 door het intermitterend blazen van de bijblazers 22 of door
<Desc/Clms Page number 6>
bewegingen van de lade trillen of verdraaien volgens hun langsas 26 zodanig dat het door de ontvanger 10 van inslagwachterinrichting 6 ontvangen signaal niet beinvloed wordt door de rietlamellen 4.
De inslagwachterinrichting 6 en de kleminrichting 8 volgens de uitvinding kunnen bijvoorbeeld opgesteld worden naast de kettingdraden of tussen de kettingdraden en de zogenaamde afvaldraden.
De kleminrichting volgens de uitvinding beperkt zieh uiteraard niet tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen en kan binnen het kader van de uitvinding in verschillende andere vormen en afmetingen worden verwezenlijkt.