BE1002082A6

BE1002082A6 - Verbeterde inrichting voor de vezeltoevoer aan een vulwerktuig van een borstelvervaardigingsmachine.

Info

Publication number: BE1002082A6
Application number: BE8800692A
Authority: BE
Original assignee: Boucherie Nv G B
Priority date: 1988-06-17
Filing date: 1988-06-17
Publication date: 1990-06-19
Also published as: EP0346965A2; EP0346965A3; US4968102A

Abstract

Verbeterde inrichting voor de vezeltoevoer aan een vulwerktuig van een borstelvervaardigingsmachine van het type dat in hoofdzaak bestaat uit een schuif (4) die verplaatsbaar aangebracht is tussen een vast meervoudig vezelmagazijn (1) en een afnemer (5), waarbij deze schuif (4) een aantal relatief kleine laadruimten (2,3) bezit, die als sas dienen voor het verplaatsen van de vezels (6,7,14,15) uit de vezelkanalen (8,9) van voornoemd vezelmagazijn (1) naar de bundelafnemer (5) daardoor gekenmerkt dat de laadruimten (2,3) een zodanige vorm vertonen dat in om het even welke stand ervan een verbinding blijft bestaan met het betreffend vezelkanaal (8), respektievelijk (9).

Description


   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  Verbeterde inrichting voor de vezeltoevoer aan een vulwerktuig 
 EMI1.1 
 van een -------------------------------------------------------------- Deze uitvinding heeft betrekking op een verbeterde inrichting voor de vezeltoevoer aan een vulwerktuig van een borstelvervaardigingsmachine. 



  Uit het Belgisch oktrooi nr 902.770 is reeds een inrichting bekend van het type waarbij uit een meervoudig vezelmagazijn, respektievelijk uit de verscheidene vezelkanalen ervan, d. m. v. een bundelafnemer, verschillende soorten vezels kunnen afgenomen worden ten einde deze op geschikte wijze in een vulwerktuig te brengen. 



  Deze bekende inrichting bestaat in hoofdzaak uit een schuif die verplaatsbaar aangebracht is tussen een vast meervoudig vezelmagazijn en een afnemer, waarbij deze schuif een aantal relatief kleine laadruimten bezit die als sas dienen voor het 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 verplaatsen van de vezels vanuit de vezelkanalen van voornoemd vezelmagazijn naar de bundelafnemer. 



  Alhoewel deze bekende inrichting in het algemeen zeer goed voldoet, heeft men ondervonden dat voor bepaalde vezelsoorten, zoals bijvoorbeeld lange vezels, zogenaamde gefriseerde vezels, natuurvezels en dergelijke, problemen rijzen die te wijten zijn aan het afscheiden van het eigenlijk vezelkanaal van een voornoemde laadruimte door middel van de voornoemde schuif waardoor, onder het duwelement dat de vezels die in het sas of laadruimte zijn gebracht naar de bundelafnemer duwt, na enkele malen heen en weer bewegen van voornoemde schuif een kluwen vezels ontstaat dat door de bundelafnemer niet meer kan meegenomen worden wat resulteert in een onregelmatige vulling van de borstels. 



  Met de bedoeling zulke ongewilde ophoping van vezels uit te sluiten, heeft men, volgens de huidige uitvinding, ieder sas dat in de voornoemde schuif is voorzien zodanig verwezenlijkt    dat, wanneer het zich onder het voornoemd duwelement bevindt    om de bundelafnemer de gelegenheid te bieden vezels uit dit sas mee te nemen, er een verbinding blijft bestaan tussen het betreffend vezelkanaal en het overeenstemmend sas of laadruimte. 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 



  Inderdaad bekomt men hierdoor dat de voornoemde afscheiding tussen vezelkanaal en betreffend sas die in bepaalde gevallen een ophoping van vezels als gevolg heeft niet meer aanwezig is zodat zulke ophoping zich niet meer kan voordoen. 



  Met het inzicht de kenmerken van de huidige uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, een tweetal voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : figuur 1 een bovenaanzicht weergeeft van een inrichting volgens de uitvinding ; figuren 2 en 3 respektievelijk doorsneden weergeven vol- gens de lijnen   11-11   en   111-111   in figuur 1 ; figuur 4 een zicht weergeeft gelijkaardig aan dit van fi- guur   l,   doch voor een uitvoeringsvariante. 



  Zoals in figuur 1 wordt weergegeven, bestaat de inrichting voor de vezeltoevoer hoofdzakelijk in de kombinatie van een meervoudig vezelmagazijn 1 ; een van laadruimten of sassen 2-3 voorziene schuif 4 ; een oscillerende bundelafnemer 5 die langs de schuif 4 werkzaam is ; middelen om uit   een   van de laadruimten 2-3 de daarin aanwezige vezels 6-7 naar de bundelafnemer 5 te duwen en middelen om de schuif 4 aan te drijven. 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 Het vezelmagazijn 1 bestaat volgens de weergegeven uitvoeringsvorm uit twee vezelkanalen 8-9 die aan hun vuluiteinden 10-11 voorzien zijn van aandrukmiddelen 12-13 om de in de vezelkanalen aanwezige vezels 14-15, die meestal van een verschillende soort zijn, naar de afvoeruiteinden, respektievelijk 16 en 17, van de vezelkanalen 8 en 9 te drukken. 



  De schuif 4 is hoofdzakelijk werkzaam in hetzelfde vlak als het vezelmagazijn 1 en is zijdelings langs de afvoeruiteinden 16-17 van dit laatste verschuifbaar. Aan haar andere zijde verschuift de schuif 4 langs geleidingen 18-19 die een afnameopening 20 begrenzen en die als vezelafscheiders fungeren. De schuif 4 is zodanig verschuifbaar dat   afwisselend,   enerzijds, elke laadruimte 2-3 ervan voor een welbepaald vezelkanaal kan gebracht worden om in de vulling ervan te voorzien en, anderzijds, elke laadruimte 2-3 met de vezels naar keuze voor de afnameopening 20 van de bundelafnemer 5 kan geplaatst worden. 



  De voornoemde middelen om uit één van de laadruimten 2-3 de daarin aanwezige vezels 6-7 tegen de bundelafnemer 5 te drukken worden, zoals in figuur 2 wordt weergegeven, gevormd door een duwelement 21 dat tegenover de afnameopening 20 is gelegen. In de weergegeven uitvoeringsvorm is dit duwelement 21 in de scheidingswand 22 tussen de twee vezelkanalen 8 en 9 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 aangebracht en is U-vormig uitgevoerd, waarbij de benen 23 en 24 van de U-vorm verschuifbaar zijn over een tussenstuk 25 waarvan de hoeken die met de schuif 4 in aanraking komen scherp zijn om een zuivere afscheiding van de vezels te verzekeren en tussen geleidingen 26-27. Het duwelement 21 kan bij wijze van voorbeeld gevormd worden door een veer 28 en eventueel een terugbeweegmechanisme 29. 



  De middelen om de schuif 4 aan te drijven worden bij voorkeur gevormd door een nok-hefboom mechanisme of door een gestuurde pneumatische aandrijving waarvan alleen de drijfstang 30 is weergegeven in figuur 1. 



  De schuif 4 is uiteraard voorzien van de nodige longitudinale geleidingen 31-32 om een vlotte werking te verzekeren. Bij voorkeur is tevens de bodem 33 die onder de laadruimten 2-3 aanwezig is, mee verschuifbaar met de schuif 4 en zal als dusdanig hiermee één geheel vormen. 



  De bundelafnemer 5, die op bekende wijze in verbinding staat met een vulwerktuig 34 is in de weergegeven uitvoeringsvorm van het half-maantype, doch deze kan evenwel ook van het rechte type zijn. Omgekeerd is het ook mogelijk dat zowel de bundelafnemer 5 als de schuif 4 cirkelvormig zijn uitgevoerd. 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 



  Zoals blijkt uit figuur 1 bezitten de laadruimten 2-3 volgens de huidige uitvinding een zodanige breedte dat, wanneer de schuif 4 vezels van een bepaald kanaal 8 of 9 tot onder het duwelement 21 hebben gebracht de vezels uit dat bepaald kanaal in verbinding blijven met de vezels in de overeenstemmende laadruimte, één en ander zodanig dat er op geen enkele wijze vezels kunnen terecht komen tussen de wand 35, respektievelijk 36, van de laadruimten 2 en 3, enerzijds, en een overeenkomstig tussenstuk 25, anderzijds, aangezien deze niet met elkaar in aanraking komen. 



  De werking van de inrichting volgens de uitvinding is eenvoudig uit de figuren af te leiden en is als volgt. 



  De aandrukmiddelen 12 en 13 in de vezelkanalen 8 en 9 drukken de vezels 14 en 15 tegen de schuif 4. Alzo wordt de laadruimte 2 of 3 die op dat moment aangrenst tegen één van de vezelkanalen 8 of 9 gevuld met de betreffende vezels 14 of 15. 



  Ondertussen neemt de bundelafnemer 5 vezels af uit de laadruimte 2 of 3 die zich voor het duwelement 21 bevindt. Het duwelement 21 zorgt hierbij voor een konstante druk op de betreffende vezels 6 of 7. 



  Bij de overgang van een soort vezels op een andere, bijvoorbeeld van vezels 15 op vezels 14, wordt de schuif 4 van figuur 1 naar rechts verplaatst zodanig dat de linkse 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 laadruimte 2 voor de afnameopening 20 wordt geplaatst, waarbij een doorlopende verbinding wordt behouden tussen het kanaal 8 en de laadruimte 2. Gelijktijdig komt de rechtste laadopening 3 voor het   recht ste vezelkanaal   9 te liggen, en wordt voor zover als nodig verder bijgevuld met de vezels 15. 



  In figuur 4 is ten slotte nog aangetoond dat de wanden 35 en 36 niet noodzakelijk evenwijdig moeten zijn aan de wanden 37 en 38 van de laadruimten 2 en 3, doch schuin kunnen uitgevoerd worden waardoor de opening van de laadruimten 2 en 3, gelegen tegen de bundelafnemer 5, zo klein mogelijk gehouden worden. 



  Vanzelfsprekend zouden zowel de wanden 35-36 als de wanden 37-38 kunnen konvergeren naar de bundelafnemer 5 toe. 



  Het is duidelijk dat de huidige uitvinding niet beperkt is tot de als voorbeeld beschreven en in de bijgaande tekeningen weergegeven uitvoeringen, doch een inrichting volgens de    uitvinding kan in allerlei vormen en afmetingen worden    verwezenlijkt zonder buiten het kader der uitvinding te treden.

Claims

Conclusies. EMI8.1 ----------- 1. - Verbeterde inrichting voor de vezeltoevoer aan een vulwerktuig van een borstelvervaardigingsmaehine van het type dat in hoofdzaak bestaat uit een schuif (4) die verplaatsbaar aangebracht is tussen een vast meervoudig vezelmagazijn (1) en een afnemer (5), waarbij deze schuif (4) een aantal relatief kleine laadruimten (2. 3) bezit, die als sas dienen voor het verplaatsen van de vezels (6,7, 14, 15) uit de vezelkanalen (8, 9) van voornoemd vezelmagazijn (1) naar de bundelafnemer (5), daardoor gekenmerkt dat de laadruimten (2, 3) een zodanige vorm vertonen dat in om het even welke stand ervan een verbinding blijft bestaan met het betreffend vezelkanaal (8), respektievelijk (9).
2.-Verbeterde inrichting volgens conclusie l, daardoor gekenmerkt dat de wanden (35-37) en (36-38) van de laadruimten (2) en (3) evenwijdig zijn aan elkaar en gericht zijn volgens de lengterichting van de vezelkanalen (8,9).
3.-Verbeterde inrichting volgens conclusie l, daardoor gekenmerkt dat de wanden (37) en (38) van de laadruimten (2) en (3) evenwijdig zijn aan elkaar en gericht zijn volgens de lengterichting van de vezelkanalen (8) en (9), terwijl de <Desc/Clms Page number 9> wanden (35) en (36) van de laadruimten (2) en (3) een hoek vormen met de wanden (37) en (38).
4.-Verbeterde inrichting volgens conclusie l, daardoor gekenmerkt dat de wanden (35-36) van de laadruimten (2) enerzijds en de wanden (37-38) van de laadruimten (3) anderzijds konvergeren naar de bundelafnemer toe.