<Desc/Clms Page number 1>
PERS
Deze uitvinding betreft een pers voorzien van twee stempels of messen voor het samenvoegen, van een uiteinde van een eerste profiel aan een uiteinde van een tweede profiel door middel van een koppelstuk voorzien van twee armen die met elkaar een hoek vormen, waarbij een van deze armen in het uiteinde van het eerste profiel ingevoerd is, terwijl de andere arm in het uiteinde van het tweede profiel ingevoerd is.
Hoekpersen van het hierboven beschreven type zijn reeds bekend ; ze zijn meestal zeer duur omdat ze hydraulisch of hydro-pneumatisch worden aangedreven.
Door het feit dat de weerstand van de twee messen nooit dezelfde is, is de verplaatsing van de messen ook nooit gelijk, wat dan ook voor gevolg heeft dat speciale klemstukken moeten aangebouwd worden.
Deze uitvinding betreft een pers van het in de eerste paragraaf van deze beschrijving genoemde type, welke pers een snelle samenvoeging van de uiteinden van twee profielen met een enkele handeling toelaat, waarbij de twee uiteinden van de profielen automatisch in de juiste stand tegen elkaar geplaatst worden, omdat zowel de verplaatsing van de twee messen steeds gelijk is, het snel en hoe traag er ook gewerkt wordt.
De hoekpers volgens de uitvinding is voornamelijk gekenmerkt door het feit dat de twee stempels die elk dienen om een uiteinde van een profiel met de arm van het koppelstuk die erin gevoerd is te solidari-
<Desc/Clms Page number 2>
seren, waarbij iedere stempel aan een tandstang of tandlat vastverbonden is en waarbij elke tandstang met diametraal tegenover elkaar liggende tanden van een gezamenlijk tandwiel ingrijpt en waarbij een aandrijforgaan de rotatie van genoemde tandwiel veroorzaakt.
Volgens een ander kenmerk van de pers volgens de uitvinding is het aandrijforgaan samengesteld uit een hefboom waarvan een uiteinde een draaias draagt, waarop het tandwiel vastgeklemd is.
In een bijzondere uitvoeringsvorm van de pers volgens de uitvinding zijn de tandstangen en het tandwiel in een rail van een tafel die de profielen draagt ingebouwd.
Andere kenmerken en bijzonderheden van de pers volgens de uitvinding zullen in de volgende gedetailleerde beschrijving blijken, waarin verwezen wordt naar de bijgevoegde tekeningen.
In deze tekeningen tonen : - figuur 1 in perspectief een pers volgens de uitvinding ; - figuur 2 in perspectief een gedeelte van de pers ; - figuur 3, op grotere schaal en ook in perspectief, profielen die samengevoegd moeten worden door middel van een koppelstuk ; - figuren 4 t/m 6, gedeeltelijk in bovenaanzicht en in doorsnede, messen van de pers volgens de uitvinding tijdens het samenvoegen van de
<Desc/Clms Page number 3>
profielen.
In deze figuren verwijzen dezelfde nummers naar identieke elementen.
In figuur 1 wordt een hoekpers 1 in perspectief afgebeeld, die bestemd is voor het samenvoegen van een uiteinde 2 van een eerste profiel 3 met een uiteinde 4 van een tweede profiel 5 door middel van een koppelstuk 6 (zie figuur 3).
Dit koppelstuk 6 bestaat uit twee armen 7, 8 die met elkaar een hoek a vormen, waarbij de arm 7 in het uiteinde 2 van het profiel 3 en de arm 8 in het uiteinde 4 van het profiel 5 ingevoerd zijn.
De pers 1 omvat twee stempels 9, 10 die ieder gebruikt worden om het uiteinde 2, 4 van een profiel 3, 5 met de arm 7, 8 die in dit uiteinde gestoken is te solidariseren. Genoemde stempels 9, 10 zijn elk aan een tandstang of tandlat 11, 12 vastgehecht waarbij deze tandstangen 11, 12 met diametraal tegenover elkaar liggende tanden 13 van een gezamenlijk tandwiel 14 ingrijpen (zie figuur 2).
De rotatie van het tandwiel 14 wordt door een aandrijforgaan 15 verwezenlijkt. Dit aandrijforgaan 15 bestaat uit een hefboom 16, waarvan een uiteinde 17 een draaias 18 draagt, waarop het tandwiel 14 gevestigd is.
Rond deze pen is een lager 19 zoals een kogellager gemonteerd om de rotatie (pijlen X en Y) van de draaias 18, van het tandwiel 14 en van de hefboom 16 toe te laten, ten opzichte van een as A-A die onbeweeglijk is ten aanzien van een tafel 20 die de
<Desc/Clms Page number 4>
profielen 3, 5 draagt (zie figuur 2).
De hefboom 16 kan met de hand, de voet, hydraulisch, pneumatisch of electrisch worden bewogen of door andere gekende technische middelen. Figuur 1 toont een kleminrichting 21 die een pen 22 van een zuiger van een cilinder 23 aan het uiteinde 24 van de hefboom 16 verbindt, d. w. z. het uiteinde 24 dat tegenover het uiteinde 17 waarop de draaias 18 gevestigd is ligt. Genoemde kleminrichting 21 omvat een U-vormig stuk 25 dat op een cilindrisch buisje 26 gemonteerd is.
In dat buisje 26 zit het vrije uiteinde van de pen 22 van de cilinder 23, zodat deze pen 22 met de kleminrichting 21 solidair is.
Coaxiale gaten 29 zijn voorzien in de armen 28 van het U-vormig stuk 25 nabij de uiteinden 27 van deze armen 28, welke gaten 29 met een gat in het uiteinde 24 van de hefboom passen. Een spil 30 steekt in deze gaten 29.
De cilinder 23 is aan de tafel 20 of liever aan een voet 31 van deze tafel 20 vastgebonden door middel van een scharnierorgaan 32 dat op een staf 33 gevestigd is, welke staf 33 op de voet 31 of op de tafel 20 vastgemaakt is. Het scharnierstuk 32 werkt met twee oren 34 van de cilinder 23 samen, om een draaiing van de cilinder 23 rond een as B-B toe te laten (pijlen P).
De tandstangen 11, 12 en het tandwiel 14 zijn bij voorkeur in een rail 35 ingebouwd, waarbij deze rail 35 aan de tafel 20 vastverbonden is. Deze rail kan zieh langs een rand 36 van de tafel 20 uitstrekken, maar kan ook in de tafel 20 zelf gevormd worden.
<Desc/Clms Page number 5>
De stempels 9, 10 bestaan uit een mes 37, waarvan een uiteinde 38 voorzien is met tanden 39. Elk mes is aan een plaat 40 vastgemaakt, waarbij deze platen 40 solidair zijn van een van de tandstangen 11, 12 en in tegenoverliggende gleuven 41, 42 van de rail 35 kunnen glijden. De messen 37 zijn aan de plaat 40 bevestigd door een systeem bestaande uit twee strookjes 46, een aanslagstuk 45 en een plaatje 43, waarbij de platen 40 door middel van bouten 44 aan het bovengenoemd systeem verbonden zijn.
De tafel 20 is bij voorkeur voorzien van een inrichting 47 voor het vasthouden van de profielen 3,5.
Deze inrichting 47 heeft bij voorkeur twee oppervlakken 48,49 die met elkaar een hoek ss vormen die ongeveer gelijk is aan de hoek a gevormd tussen de armen 7,8 van het koppelstuk 6 of aan een hoek y gevormd door twee zijden 50,51 van de profielen 2,3 die moeten geassembleerd worden (zie figuur 3).
Wanneer de profielen 3, 5 een longitudinale uitstek (zoals aangeduid door referentie nummer 52 in figuur 3) op hun zijden 50, 51 vertonen, kan men deze profielen 3,5 op de juiste plaats leggen op de tafel 20, door het plaatsen van genoemd uitstek 52 in een longitudinale groef 53 van de oppervlakten 48,49 van de inrichting 47.
Door middel van een niet afgebeeld geleidingsstuk waarvan de inrichting 47 voorzien is, kan deze inrichting langs een langvormige spleet 54 van de tafel 20 glijden (zie figuur 2).
Een stootblok 55 die aan een scharnier 56 verbonden is, laat het vastmaken van de inrichting 47
<Desc/Clms Page number 6>
toe. De scharnier 56 omvat een spil 57 die zich in coaxiale openingen 58 van het stootstuk 55 en van de tafel 20 uitstrekt.
Het assembleren van profielen 3, 5, door middel van een hoekpers 1 volgens de uitvinding gebeurt als volgt :
De armen 7, 8 van een koppelstuk 6 worden in op verstek gesneden uiteinden 24 van twee profielen 3, 5 ingevoerd. De profielen 3, 5 worden dan op de tafel 20 geplaatst op zodanige wijze dat twee zijden 50,51 van deze profielen in aanraking zijn met de oppervlakten 48, 49 van de inrichting 47. Door het draaien (pijl Z) van de stootblok 55 rond de spil 57 wordt daarna de inrichting 47 geblokkeerd.
De cilinder 23 wordt dan in gang gezet om het uiteinde 24 van de hefboom 16 dichter bij de cilinder te brengen (pijl V in figuur 1). Tijdens deze verplaatsing draait de hefboom 16 rond de as A-A in de richting van de pijl Y (figuur 2). Deze draaiing van de hefboom 16 veroorzaakt, enerzijds, een lichte draaiing van de cilinder 23 rond de as B-B en, anderzijds, de rotatie (pijl Y - figuur 2) van het tandwiel 14. Door deze rotatie van het tandwiel 14 worden de tandstangen 11, 12 respectievelijk in de richting van de pijl U en van de pijl V verplaatst, waardoor de stempels 9, 10 zich naar elkaar toe bewegen (zie figuren 4 t/m 6).
Wanneer de stempels 9, 10 in aanraking komen met een vlak 59, wordt dit vlak vervormd (zie inkepingen 60) zodat het uiteinde 2 van het profiel 3 solidair wordt van het uiteinde 4 van het profiel 5 (zie
<Desc/Clms Page number 7>
figuren 4 en 5).
Daar de messen 9,10 op de platen 40 vastgemaakt zijn om steeds op dezelfde afstand van de profieluiteinden 2,4 te zijn, komen de tanden 39 van de messen 37 terzelfdertijd in aanraking met de zijden 59 van de profielen 3, 5, zodat de op verstek gesneden uiteinden van de profielen nauwkeurig tegen elkaar geplaatst worden.
Wanneer de profielen 3,5 zo samengevoegd worden, kan men de cilinder 23 weer laten werken om het uiteinde 24 van de hefboom 16 van de cilinder 23 te verwijderen, d. w. z. om de stempels 9,10 van elkaar te verwijderen.
De hoekpers 1 volgens de uitvinding kan gebruikt worden voor het samenvoegen van metalen profielen zoals aluminium profielen voor venster- of deurramen, door middel van een hol of massief koppelstuk 6. Dit stuk 6 kan voorzien zijn van uitsparingen 61, die vervormingen van de zijden 63 van de profielen 3, 5 toelaten.
De pers 1 volgens de uitvinding die door zijn eenvoudigheid goedkoop kan geconstrueerd worden, laat een vlug en nauwkeurig samenvoegen van de uiteinden van twee profielen toe.
Daarenboven wordt in de pers volgens de uitvinding door de werking van de hefboom 16 een zodanige druk op de stempels uitgevoerd dat de messen 37 in staat zijn inkepingen 60 te vormen in de profielen, waarvan de naar elkaar gerichte uiteinden krachtig tegen elkaar geplaatst worden.
<Desc/Clms Page number 8>
Met de pers volgens de uitvinding kunnen geen relatieve bewegingen ontstaan tussen de uiteinden 2,4 van de profielen 3,5 tijdens het persen van deze uiteinden 2, 4 op het koppelstuk 6.