NL9500508A - Snijinrichting met roteerbare snijwalsen. - Google Patents

Description

Sni.iinrichting met roteerbare sniiwalsen

De uitvinding betreft een snijinrichting met een paar roteerbare walsen die elk aan hun beide einden zijn opgehangen in lagerblokken en die elk aan hun beide einden zijn voorzien van roloppervlakken waarmee de walsen ten opzichte van elkaar afrolbaar zijn onder vrijlating van een spleet ter hoogte van hun centrale gebied tussen de roloppervlakken.

Een dergelijke snijinrichting is bekend uit EP-B-390689· Eén of beide van de daarbij toegepaste walsen bezitten een snijoppervlak, dat gewoonlijk bestaat uit apart in de wals ingezette snijblokken. In bedrijf treedt slijtage op van de snijblokken, in het bijzonder van de snijlijnen daarvan. Wanneer de snijlijnen te zeer versleten zijn, kan geen goed snijresultaat meer worden gegarandeerd. De betreffende wals moet dan uit de snijinrichting worden verwijderd en worden vervangen door een nieuwe.

Het verwisselen van de walsen moet echter tot een minimum beperkt worden. Allereerst leidt het verwisselen van de walsen tot stilstandtijden, en ten tweede is het belangrijk de walsen zolang mogelijk in bedrijf te houden aangezien revisie kostbaar is.

Doel van de uitvinding is een sni jinrichting vein het hierboven genoemde soort te verschaffen die in deze opzichten beter voldoet. Dat doel wordt bereikt doordat de roloppervlakken van beide walsen kegelvormig zijn, de kegelvorm der roloppervlakken van telkens een wals in dezelfde richting is gericht en tegengesteld is asm die van de andere wals, en doordat tenminste een der walsen volgens zijn hartlijn verschuifbaar is.

Zodra nu enige slijtage van de snijlijnen van de wals is opgetreden en de afstand tussen die snijlijnen en de andere wals daardoor te groot is geworden om nog een goed snijresultaat te verzekeren, kan de onderlinge afstand van de walsen worden veranderd door een daarvan te verschuiven. Deze aanpassing kan geschieden terwijl de snijinrichting normaal in bedrijf blijft, en kan zelfs geheel geautomatiseerd worden. Het tijdrovende verwisselen van de walsen kan derhalve achterwege blijven.

Bij de snijinrichting volgens de uitvinding kan een der walsen zijn uitgevoerd als snijwals voorzien vein snijlijnen, en de andere wals zijn uitgevoerd als tegenwals voorzien van een glad oppervlak. Bij voorkeur is deze tegenwals verschuifbaar; daartoe is hij aein elk eind door middel van axiale verplaatsingen toelatende rotatielagers opgehangen in de bijbehorende lagerblokken.

Verder is een verschuifbare bus is voorzien die door middel van lineaire geleidingen axiaal verplaatsbaar doch onverdraaibaar is opgehangen, aan welke verschuifbare bus de verschuifbare tegenwals door middel van taatslagers is verbonden. Aan de verschuifbare bus is een bedieningsorgaan voor het opwekken van lineaire verschuivingen bevestigd, dat bij voorkeur een als kogelomloopspil uitgevoerde schroefspil omvat.

Vervolgens zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van een in de figuren worden weergegeven uitvoeringsvoorbeeld.

Figuur 1 toont een vooraanzicht van de snijinrichting volgens de uitvinding.

Figuur 2 toont een zijaanzicht.

Figuur 3 toont een detail betreffende de verstelinrichting.

Figuur k toont doorsnede IV-IV van figuur 3·

De in figuur 1 en 2 weergegeven snijinrichting omvat op bekende wijze twee framedelen 1, 2 waarin een van snijlijnen voorziene snijwals 3, die een patroon van snijlijnen 35 draagt, en een gladde tegenwals 4 door middel van hun respectievelijke astappen 18, 19 draaibaar zijn opgehangen. Beide framedelen bezitten een sleuf 8, die aan een bovenvlak van de framedelen 1, 2 uitmondt. In de sleuf zijn de lagerblokken 6 voor de tegenwals 4, en de lagerblokken 7 voor de snijwals 3 opgenomen. De onderste lagerblokken 6 hebben een vaste positie op de bodem 8 van de sleuf 5, terwijl de bovenste lagerblokken 7 op nader te beschrijven wijze verticaal verschuifbaar zijn, tegen de veerkracht van de voorspanveren 9. die zijn afgesteund tegen de sluiting 10, in. In plaats van voorspanveren kunnen ook hydraulische voorspanmiddelen zijn voorzien.

Zoals te zien in figuur 1, zijn de walsen 3. 4 op bekende wijze synchroon aandrijfbaar door middel van de in elkaar grijpende tandwielen 11, 12.

Aan de ander zijde is de gladde tegenwals 4 voorzien van een verstelmechanisrae 13. dat onder verwijzing naar figuur 3 nader zal worden beschreven. Door middel van dit verstelmechanisme 13 is de tegenwals axiaal verschuifbaar.

Zoals verder te zien is in figuur 2, kan in de spleet 17 tussen de walsen 3 en 4 een materiaalbaan 14 worden geleid, die door de op de snijwals 3 aanwezige snijlijnen 35 in de gewenste vorm wordt gesneden.

In figuur 1 is verder te zien dat de snijwals 3 conisch gevormde roloppervlakken 15 heeft, die in dezelfde richting zijn gericht. Ook de tegenwals 4 heeft conisch gevormde roloppervlakken 16, die tegengesteld gericht zijn aan de conisch gevormde roloppervlakken 15 van snijwals 3· Deze konisch gevormde roloppervlakken 15, 16 kunnen gevormd worden door de buitenomtrek van ringen die op de betreffende astappen 18, 19 zijn bevestigd, bijvoorbeeld door middel van krimpen.

Met behulp van de verstelinrichting 13 kan de tegenwals 4 een weinig in axiale richting worden verschoven. Aangezien de lagerblokken 6 van de tegenwals 4 zijn afgesteund op de bodem 8 van de sleuf 5, blijft de tegenwals 4 in hoogterichting op dezelfde positie, maar de hoogtepositie van snijwals 3 verandert daarbij. De conische roloppervlakken 15, 16, verschuiven al rollend namelijk eveneens in axiale richting ten opzichte van elkaar, waardoor de grootte van de spleet 17 verandert.

Deze verstelbaarheid van de spleet 17 heeft het volgende voordeel. In bedrijf treedt slijtage op van de snijlijnen 35 van de snijwals 3. Na enige tijd zijn deze snijlijnen zover afgesleten, dat het snijproces gaat haperen. De afstand van de snijlijnen tot de tegenwals 4 is dan te groot geworden. Met de verstelinrichting 13 kan de spleet 17 nu zodanig worden veranderd dat de snijlijnen 35 weer de gewenste afstand ten opzichte van het oppervlak van de tegenwals 4 verkrijgen, waardoor de juiste snijwerking hersteld is.

Het in figuren 3 en 4 weergegeven verstelmechanisme toont walsen 3 en 4, alsmede astap 19. Aan lagerblok 6 van de tegenwals 4 is een huis 20 voorzien. Tussen dit huis 20 en een bus 22 zijn twee lineaire geleidingen 21 voorzien, die bus 22 vasthouden tegen verdraaiingen doch axiale verplaatsingen daarvan toelaten. Bus 22 bezit een naar binnen wijzende flens 23, die aan beide zijden is begrensd door taatslagers 24. Tegen het ene taatslager 24 rust de borst 25 van astap 19; tegen het andere taatslager 24 is de vasthoudschijf 26 door middel van bouten 27 vastgezet.

Tegenwals 4 is daarmee draaibaar verbonden aan de bus 22, en ook in de richting van zijn hartlijn verschuifbaar met deze bus 22. Deze verschuifbaarheid-» wordt mogelijk gemaakt doordat de tap 19 van wals 4 door middel van lager 37 draaibaar ondersteund in lagerblok 6; dit lager 37 laat ook axiale verplaatsing van wals 4 toe. Overigens is ook aan het tegenoverliggende eind de tegenwals 4 draaibaar opgehangen in een lager 36 dat axiale verplaatsing toelaat (zie fig. 1).

Aan de bus 22 is een kap 28 bevestigd, voorzien van een ring 29 waarin het moerstuk 30 van de in zijn geheel met 31 aangeduide schroefspil (kogelomloopspil) is bevestigd. Anderzijds is in het huis 20 het schroefstuk 32 van schroefspil 31 door middel van taatslagers 33 draaibaar opgehangen. Aan het buiten het huis 20 stekende eind van schroefspil 33 is een bedieningsorgaan 34, in dit geval een riemschijf voor een tandriem, opgenomen. Door middel van een dergelijke riemschijf kan de schroefspil 31 worden verdraaid voor het verkrijgen van de gewenste verstelling van de tegenwals 4.

Het is natuurlijk ook mogelijk om een met de hemd bedienbaar wiel aan te brengen voor het verstellen van de schroefspil.

In bedrijf van de snijinrichting wordt de afstand van de snijlijnen van snij wals 3 tot het oppervlak van de tegenwals 4 gemeten. Zodra deze afstand te groot wordt, kan de schroefspil 31 zodanig worden verdraaid, en daarmee de tegenwals 4 zodanig worden verschoven, dat de gewenste afstand tussen die snijlijnen en het oppervlak van de tegenwals 4 wordt hersteld. Bij deze verstelbeweging van de tegenwals 4 wordt de snijwals samen met zijn lagerblokken 7 in dwarsrichting verplaatst; door de verende aandrukking van de veren 9 (of van een hydraulische inrichting) is echter steeds de verzekerd dat de roloppervlakken op de juiste wijze blijven samenwerken.

Claims (10)

1. Snijinrichting met een paar roteerbare walsen (3, **) die elk aan hun beide einden zijn opgehangen in lagerblokken (6, 7) en die elk aan hun beide einden zijn voorzien van roloppervlakken (15. 16) waarmee de walsen (3, *4) ten opzichte van elkaar afrolbaar zijn onder vrijlating van een spleet (17) ter hoogte van hun centrale gebied tussen de roloppervlakken (15, 16) met het kenmerk dat de roloppervlakken (15, 16) van beide walsen (3, *4) kegelvormig zijn, de kegelvorm der roloppervlakken (15, 16) van telkens een wals in dezelfde richting is gericht en tegengesteld is aan die van de andere wals, en dat tenminste een der walsen (*<) volgens zijn hartlijn verschuifbaar is.

2. Snijinrichting volgens conclusie 1, waarbij een der walsen is uitgevoerd als snijwals (3) voorzien van snijlijnen (35). en de andere wals is uitgevoerd als tegenwals (4) voorzien van een glad oppervlak.

3· Snijinrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij de tegenwals (*4) verschuifbaar is en aan elk eind door middel van axiale verplaatsingen toelatende rotatielagers (37, 36) is opgehangen in de bijbehorende lagerblokken (6).

*4. Snijinrichting volgens conclusie 3, waarbij een verschuifbare bus (22) is voorzien die door middel van lineaire geleidingen (21) axiaal verplaatsbaar doch onverdraaibaar is opgehangen, aan welke verschuifbare bus (22) de verschuifbare tegenwals (*4) door middel van taatslagers (2*4) is verbonden.

5- Snijinrichting volgens conclusie *4, waarbij aan de verschuifbare bus (22) een bedieningsorgaan (31) voor het opwekken van lineaire verschuivingen is bevestigd.

6. Snijinrichting volgens conclusie 5, waarbij het bedieningsorgaan een schroefspil (31) omvat.

7. Snijinrichting volgens conclusie 6, waarbij het moerstuk (30) der schroefspil (31) is bevestigd aan een bus (29), en het schroefstuk (32) der schroefspil (31) draaibaar is opgehangen met betrekking tot het betreffende lagerblok (6).

8. Snijinrichting volgens conclusie 6 of 7. waarbij de schroefspil een kogelomloopspil (31) is.

9- Snijinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij meetmiddelen zijn voorzien voor het meten van de onderlinge verschuiving der walsen.

10. Werkwijze voor het bedrijven van een snijinrichting volgens een der voorgaande conclusies, omvattende de stappen van het meten van de snijafstand tussen de snijlijnen (35) van de snijwals (3) en de tegenwals (4), het vergelijken van de gemeten snijafstand met de maximaal toelaatbare snijafstand, het geven van een verstelsignaal indien de gemeten snijafstand is gestegen tot boven de toelaatbare snijafstand, en het verschuiven van de verschuifbare tegenwals (^) voor het herstellen van de gewenste snijafstand.