NL9500021A - Grondbewerkingsmachine. - Google Patents
Grondbewerkingsmachine. Download PDFInfo
- Publication number
- NL9500021A NL9500021A NL9500021A NL9500021A NL9500021A NL 9500021 A NL9500021 A NL 9500021A NL 9500021 A NL9500021 A NL 9500021A NL 9500021 A NL9500021 A NL 9500021A NL 9500021 A NL9500021 A NL 9500021A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- frame part
- extending
- support
- arms
- soil
- Prior art date
Links
Classifications
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01B—SOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
- A01B33/00—Tilling implements with rotary driven tools, e.g. in combination with fertiliser distributors or seeders, with grubbing chains, with sloping axles, with driven discs
- A01B33/08—Tools; Details, e.g. adaptations of transmissions or gearings
- A01B33/12—Arrangement of the tools; Screening of the tools
Landscapes
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- Soil Sciences (AREA)
- Environmental Sciences (AREA)
- Agricultural Machines (AREA)
- Soil Working Implements (AREA)
Description
GRONDBEWERKINGSMACHINE
De uitvinding heeft betrekking op een grondbewerkingsmachine voorzien van een gesteldeel, waaraaneen aantal grondbewerkingsorganen in een zich dwars op devoortbewegingsrichting van de machine uitstrekkende rij isaangebracht, welke grondbewerkingsorganen om opwaartsgerichte assen aandrijfbaar zijn en zijn voorzien van tenminste één aan een dwars op de draaiingsas zich uitstrekkendedrager bevestigd, naar beneden gericht bewerkingselement,waarbij ter hoogte van en vóór de dragers een langgestrektafschermelement in de vorm van een balk is aangebracht, welkafschermelement door middel van draagarmen aan in de hoogtezich uitstrekkende, aan het gesteldeel bevestigde steunen inhoogte instelbaar is, terwijl veren en geleidingen aanwezigzijn, waardoor het afschermelement tijdens het bedrijf eenbeperkte bewegingsmogelijkheid in de richting van het ge¬steldeel bezit.
Het is reeds bekend om het afschermelement inverticale richting aan dragers in hoogterichting te verstel¬len. Deze bekende constructie is echter ingewikkeld.
Het doel van de uitvinding is een eenvoudigeinrichting te verkrijgen, met behulp waarvan het afscherm¬element in verschillende posities kan worden opgesteld.
Volgens de uitvinding zijn de in de hoogte zichuitstrekkende draagarmen gekoppeld met een hefboom, doormiddel waarvan het afschermelement in hoogterichting instel¬baar is, terwijl de geleidingen zodanig zijn uitgevoerd datzij het afschermelement in de verschillende posities kunnenafsteunen.
Aan de hand van een in de tekening weergegevenuitvoeringsvoorbeeld van een machine volgens de uitvinding,zal de uitvinding hieronder nader worden uiteengezet.
Figuur 1 geeft in bovenaanzicht eengrondbewerkingsmachine volgens de uitvinding weer, in hetbijzonder voor de bereiding van een zaaibed;
Figuur 2 geeft op grotere schaal een aanzicht weervolgens de pijl II in Figuur 1;
Figuur 3 geeft op grotere schaal een aanzicht weer volgens de lijn III-III in Figuur 1, terwijl
Figuur 4 op grotere schaal een aanzicht weergeeftvolgens de lijn IV-IV in Figuur 1;
Figuur 5 geeft op grotere schaal een aanzicht weervolgens de pijl V in Figuur 2, terwijl
Figuur 6 een aanzicht weergeeft volgens de pijl VIin Figuur 2;
Figuur 7 geeft een tweede uitvoeringsvoorbeeld weervan een geleiding voor het door middel van een hefboom inhoogterichting verstellen van een vóór de dragers van debewerkingsorganen aangebracht afschermelement, in de vorm vaneen profielbalk.
De in de figuren weergegeven inrichting betreft eengrondbewerkingsmachine, in het bijzonder voor de bereidingvan een zaaibed. De machine heeft een met een trekker tekoppelen draaggestel dat een enkele gestelbalk 1 omvat, diezich dwars op de voortbewegingsrichting A van de machineuitstrekt en althans nagenoeg horizontaal is gelegen. Zoalsuit figuur 3 blijkt, is de gestelbalk 1 hol met een hoekige,bij voorkeur rechthoekige dwarsdoorsnede, een en anderzodanig dat de langste rechthoekszijden althans nagenoegverticaal zijn gelegen. Aan de einden is de gestelbalk 1voorzien van zich in opwaartse richting uitstrekkende plaat¬vormige steunen 2, waarvan de breedste zijde althans nagenoegevenwijdig is gelegen aan een verticaal vlak in devoortbewegingsrichting van de machine.
Zoals uit figuur 3 blijkt, zijn de steunen 2 aan devoorzijde en aan de bovenzijde van de gestelbalk 1 bevestigd,waarbij zij enigszins een S-vorm hebben met aan de bovenzijdeeen zich althans nagenoeg in verticale richting uitstrekkendgedeelte 3 dat, in zijaanzicht gezien, praktisch in zijngeheel achter de gestelbalk 1 is gelegen. Het gedeelte 3vormt de voorzijde van een hierna nader te bespreken paral-lellogramconstructie 4, met behulp waarvan een zich dwars opde voortbewegingsrichting A uitstrekkende kokerbalk 5 in tweeop afstand van elkaar gelegen punten is ondersteund, welkepunten zich praktisch op een kwart van de lengte van derespectieve einden van de kokerbalk bevinden. In de voortbewegingsrichting gezien, is de enkele gestelbalk 1 metzijn einden binnen de einden van en ter hoogte van de koker-balk 5 gelegen.
De kokerbalk 5 heeft een trapeziumvormigedwarsdoorsnede met een door middel van bouten aangebrachteplaatvormige bovenzijde. De hoogte is althans nagenoeg gelijkaan de breedte van de onderzijde, waardoor een grotestijfheid wordt verkregen. In de kokerbalk 5 zijn op gelijkeafstand van bij voorkeur ± 25 cm van elkaar de opwaarts, bijvoorkeur verticaal gerichte assen 6 van bewerkingsorganen 7gelegerd. Elk van de bewerkingsorganen 7 omvat een onder dekokerbalk, op het uit deze balk stekende ondereinde van eenas 6 aangebrachte drager 8, die door middel van een naaf eneen moer op de as is aangebracht en vanaf de naaf schuin naarbeneden en naar buiten uitstrekkende delen heeft, die aan deeinden zijn voorzien van een houder voor het bevestigingsdeelvan een zich naar beneden uitstrekkend bewerkingselement 9 inde vorm van een tand.
Tussen een van de einden van de kokerbalk 5 afgerekend derde en vierde bewerkingsorgaan 7, is op de boven¬zijde van de balk een in hoofdzaak driehoekige plaat 10aangebracht, die zich althans nagenoeg evenwijdig uitstrektaan een verticaal vlak in de voortbewegingsrichting A van demachine. De plaat 10 maakt deel uit van een parallellogram 4en heeft de vorm van een gelijkbenige driehoek, waarvan debasis zich over de gehele breedte van de kokerbalk 5uitstrekt en door middel van steunvoeten 11 en 12 en debouten, die eveneens dienen voor de bevestiging van debovenplaat aan de voor-, respectievelijk achterzijde van dekokerbalk, is vastgezet (figuur 3). Hierbij heeft de steun-voet 11 aan de voorzijde een groter dragend oppervlak dan desteunvoet 12 aan de achterzijde. Elke plaat 10 is nabij deonder- en bovenzijde voorzien van door middel van bouten 13verzwenkbaar aangebrachte, tot een parallellogram 4 behorendearmen 14 en 15, een en ander zodanig dat de door delangshartlijnen van de bouten 13 gevormde zwenkassen voor dearmen 14 en 15 in een vlak zijn gelegen door de draaiingsas-sen van de bewerkingsorganen 7. Op deze wijze neemt de koker- balk ten opzichte van de parallellogrammen 4 een voor hetoverbrengen van reactiekrachten zeer gunstige stand in. Doormiddel van bouten 13 zijn de voorzijden van de armen 14 en 15aan de onder-, respectievelijk bovenzijde van het gedeelte 3van een steun 2 aangebracht. Tussen de armen 14 en 15 van elkparallellogram 4 is juist boven het midden van de driehoekigesteun 10 aan de voorzijde een aanslag 16 aangebracht, een enander zodanig dat hierdoor een neerwaartse beweging van dearmen 14 en 15, en daarmee van de kokerbalk 5, wordtbegrensd. De onderste arm 15, die zwaarder is uitgevoerd dande arm 14, is voorzien van een gat, waardoor een pen 17 kanworden gestoken, die eveneens kan worden gestoken door eengat in de plaat 10, een en ander zodanig dat hierdoor, indiengewenst, de kokerbalk 5 met de parallellogrammen 4 tenopzichte van de gestelbalk 1 kan worden vergrendeld.
Aan de einden is de kokerbalk 5 ter verstevigingvoorzien van rechthoekige afdekplaten 18 (figuur 2), die zichalthans nagenoeg evenwijdig aan een verticaal vlak in devoortbewegingsrichting A uitstrekken. De einden van dekokerbalk 5 zijn verder voorzien van verzwenkbare platen 19die zijn aangebracht aan armen 20, welke een zich in devoortbewegingsrichting A uitstrekkend, door middel vansteunen op de bovenzijde van de kokerbalk 5 gelegerd deelomvatten. De platen 19 nemen tijdens normaal bedrijf eenstand in, zoals in figuur 1 is weergegeven, waarbij zij metde buitenste bewerkingsorganen 7 kunnen samenwerken voor eenverkruimeling en verdeling van de aarde ter plaatse.
Tussen een van de einden af gerekend tweede enderde bewerkingsorgaan 7 is de kokerbalk 5 aan de voorzijdevoorzien van twee op afstand van elkaar gelegen, zich naarboven uitstrekkende stripvormige steunen 21 (figuur 4). Debovenzijden van de steunen 21 zijn aan de voorzijde doormiddel van een verbindingsstrip 22 met elkaar verbonden enverlopen vanaf de voorzijde naar achteren enigszins schuin.Tussen de steunen is in de bovenste helft door middel van eenbout 23 een hefboom 24 verzwenkbaar aangebracht, die zichnaar achteren uitstrekt en over een geringe afstand tot voorde steunen reikt. Door middel van de bout 23 en een afstands- ous, is een Kortere arm üï> aangeoracm:, aie zien siecnts naarvoren uitstrekt en samen met de hefboom 24 een vóór de steun-nen 21 gelegen vorkachtig deel vormt, tussen de benen waarvandoor middel van een pen 26 die zich althans nagenoeg dwars opde voortbewegingsrichting A en evenwijdig aan de bout 23uitstrekt, een rechte, naar beneden gerichte draagarm 27verzwenkbaar is aangebracht.
Nabij het midden van de kokerbalk 5 is eveneens eenpaar steunen 21 aanwezig, die een door middel van een pen 26verzwenkbaar aangebrachte draagarm 27 steunen. Hierbij isechter geen hefboom 24 aanwezig.
Aan de ondereinden van de draagarmen 27 is eenafschermelement in de vorm van een profielbalk 28 aan¬gebracht, welk afschermelement zich over de gehele lengte vande kokerbalk 5 uitstrekt en, zoals uit figuur 4 blijkt, terhoogte van en vóór de dragers 8 van de bewerkingsorganen 7 ende bevestigingen van de bewerkingselementen 9 is gelegen. Deprofielbalk 28 wordt in hoofdzaak gevormd door een hoekijzer,waarvan één been langer is dan het andere en waarbij de beidebenen via een vlak deel, dat zich althans nagenoeg in ver¬ticale richting uitstrekt, met elkaar zijn verbonden. Hetkorte been strekt zich schuin naar boven en naar achterenuit, terwijl het onderste been zich schuin naar beneden ennaar achteren uitstrekt. De beide benen van de profielbalk 28zijn verder aan de achterzijde met elkaar verbonden door eenplaat 29, die zich althans nagenoeg evenwijdig aan hetverbindingsdeel tussen de benen uitstrekt. Op deze wijze iseen afschermelement verkregen, dat een grote stijfheid heeft.Achter elke draagarm 27 is het bovenste been van de profiel¬balk 28 voorzien van een beugelvormig deel 30 dat een zichalthans nagenoeg in verticale richting uitstrekkend gedeelte30A omvat en een gedeelte dat naar voren is gebogen en aan dedraagarm is bevestigd. Het zich in opwaartse richtinguitstrekkend gedeelte 30A van de beugel 30, die een aanslagvormt, rust tegen een aan de voorzijde van de kokerbalk 5aangebrachte beugel 31, die aan de bovenzijde van de koker¬balk is bevestigd en een zich recht naar beneden uitstrekkendgedeelte 32 heeft, dat nabij de onderzijde van de kokerbalk althans nagenoeg haaks is omgezet en tegen de voorzijde vande kokerbalk rust. Het gedeelte 32 vormt een geleiding,waarlangs het gedeelte 30A van de beugel 30 kan glijden,indien de draagarm 27 met behulp van de hefboom 24 naarboven, respectievelijk naar beneden wordt bewogen. Debuitenste draagarmen 27, en daarmede de profielbalk 28,kunnen met behulp van de hefbomen 24 in twee standen wordengebracht, waarin de hefboom door middel van een pen 33 enovereenkomstige openingen 34 in de steunen 21 kan wordenvergrendeld. Bij het bewegen van de profielbalk 28 in deonderste stand, die in figuur 4 is weergegeven, komen dehefboom 24 en de arm 25 tegen een aan de binnenzijde van desteunen 21 aangebrachte aanslag 35 te rusten, waardoor eenvergrendeling door middel van de pen 33 gemakkelijk kanplaatsvinden. De verbindingsstrip 22 aan de bovenzijde van desteunen 21 vormt bij het naar boven bewegen van de hefboom 24en de arm 25 een aanslag. Op enige afstand boven het middenis elke draagarm 27 voorzien van een gat, waarin hetvooreinde van een trekveer 36 is gehaakt, welke trekveer metzijn achtereinde is gehaakt in een oog 37 dat ten opzichtevan een aan de achterzijde van de kokerbalk 5 aangebrachtesteun 38 door middel van een paar moeren 39 in meerderestanden kan worden gebracht en vastgezet, een en anderzodanig dat hierdoor de spanning van de trekveer, en daarmedede kracht waarmee het gedeelte 30A tegen het gedeelte 32wordt getrokken, kan worden ingesteld.
Met behulp van de hefboom kan men met de hand opsnelle wijze de stand van de profielbalk 28 aanpassen aan degewenste omstandigheden, waarbij de profielbalk zijn functie,te weten het opvangen en naar beneden geleiden van hardevoorwerpen in de door de bewerkingsorganen tot onder deprofielbalk losgemaakte grond, en de samenwerking met debewerkingsorganen voor een verkruimeling en verdeling van deaarde die aan de achterzijde van de profielbalk in hoofdzaakdoor middel van de plaat plaatsvindt, maximaal kanuitoefenen.
Indien harde voorwerpen tussen de dragers van debewerkingsorganen 7 en de achterzijde van de profielbalk dreigen klem te raken, kan deze tegen de werking van de veer36 in naar voren uitwijken. De veerspanning tussen de beugels30 en 31 laat een gemakkelijke verstelling van de profielbalktoe, hetgeen - gezien de grote lengte van de balk - vanbelang is. In plaats van de in figuur 4 weergegeven construc¬tie, kan men voor de geleiding bij de verstelling van deprofielbalk ook gebruik maken van een rol 40 (figuur 7), dienabij de bovenzijde aan de voorzijde van de kokerbalk 5 doormiddel van een steun 41 en een as 42 is aangebracht. Voorsamenwerking met de rol 40 is de draagarm 27 aan de achter¬zijde voorzien van een opwaarts verlopende strip 43. De strip43 reikt met een haaks omgebogen deel aan de bovenzijdetussen de steunen 21. Hierbij vormt dit deel een aanslag, dietevens tussen de steunen 21 wordt geleid bij een opwaartsbewegen van de profielbalk 28.
Op enige afstand van de einden is de gestelbalk 1voorzien van zich naar voren en enigszins naar bovenuitstrekkende plaatvormige steunen 44, die zich evenwijdiguitstrekken aan de plaatvormige steunen 2 voor de parallel-logramconstructie 4. Tussen de steunen 2 en 4 is door middelvan een horizontale pen 45, die zich dwars op devoortbewegingsrichting A uitstrekt, en een afstandsbus 46 eenzich naar achteren uitstrekkende arm 47 vrij verzwenkbaaraangebracht. Enigszins uit het midden van de gestelbalk 1zijn aan de, in de voortbewegingsrichting A gezien, rechter¬zijde twee op afstand van elkaar gelegen steunen 44 aan deboven- en voorzijde van de gestelbalk aangebracht. Tussen desteunen 44 is door middel van een pen 45 vrij verzwenkbaareen derde, zich naar achteren uitstrekkende arm 47 aan¬gebracht. De respectieve pennen 45 zijn zodanig aangebrachtdat de langshartlijnen, die de zwenkassen voor de armen 47vormen, in eikaars verlengde zijn gelegen (figuur 1).
Zoals uit de figuren 2 en 3 blijkt, verloopt elkearm 47 vanaf zijn vooreinde enigszins schuin naar boven omter hoogte van de achterzijde van de gestelbalk over te gaanin een althans nagenoeg horizontaal deel, dat in breedtetoeneemt en aan de achterzijde overgaat in een schuin naarbeneden en naar achteren gericht deel. Hierdoor wordt vol- doende ruimte gecreëerd voor een naar boven bewegen van dekokerbalk 5.
Elk van de armen 47 is met zijn schuin naar benedenen naar achteren verlopend gedeelte door middel van vierbouten 48 bevestigd aan een plaat 49. De platen 49, die zichin opwaartse richting en althans nagenoeg evenwijdig aan eenverticaal vlak in de voortbewegingsrichting A van de machineuitstrekken, zijn bevestigd aan twee boven elkaar gelegenbalken 50 en 51, die zich over de gehele lengte van dekokerbalk 5 en dwars op de voortbewegingsrichting A van demachine uitstrekken. De onderste balk 51 is althans nagenoeghorizontaal gelegen, terwijl de bovenste balk 50 nabij hetmidden is voorzien van een knik (figuur 5), van waaruit debalk schuin naar beneden en naar buiten verloopt, een enander zodanig dat de afstand tussen de met elkaar door middelvan een opstaande plaat 52 verbonden einden van de balkenkleiner is dan de afstand tussen de balken nabij het midden.De balken zijn tussen de einden door middel van op afstandvan elkaar gelegen steunplaten 53 met elkaar verbonden. Hetgeheel van de armen 47 en de balken 50 en 51 vormt eendraaggestel voor twee aan elkaar grenzende, in eikaarsverlengde gelegen rollen 54, die zijn uitgevoerd als pakker-rollen.
Nabij het midden is aan de balken 50 en 51 eenschuin naar beneden en naar voren gerichte steun 55 aan¬gebracht, die tot onder de onderste balk 51 reikt (figuur 5)en aan het ondereinde is voorzien van een tunnelvormigprofielstuk 56, dat zodanig is opgesteld dat de opstaandewanden van het tunnelvormig profielstuk 56 naar beneden zijngericht. De opstaande wanden van het tunnelvormig profielstuk56 vormen elk een legering voor een as 57. Elk van deopstaande wanden van het profielstuk 56 is daartoe voorzienvan een boring, waarin een as 57 met speling is aangebracht,zodat het effect van een kogelscharnier wordt verkregen. Elkeas 57 is aangebracht aan het einde van een cilindrisch deel58 van een rol 54. Het andere einde van het cilindrisch deel58 omvat in een legerhuis 59 ondergebrachte legers voor eenas 60, die is bevestigd aan de buitenzijde van een naar beneden en naar voren gencftte steun ti die aoor miaaei vanbouten 62 is aangebracht aan de steunen 52. Het cilindrischdeel 58 van elke rol 54 is voorzien van in groepen aan¬gebrachte, plaatvormige tanden 63 die op gelijke afstand vanelkaar zijn gelegen.
Tussen de groepen tanden 63 zijn aan de achterzijdeafstrijkers 64 gelegen, die nabij de onderzijde tegen hetcilindervormig deel 58 rusten (figuur 2). De afschrapers 64bevinden zich aan het ondereinde van schuin naar boven ennaar achteren verlopende dragers 65. Telkens vier naastelkaar gelegen dragers 65 zijn aangebracht aan een plaat¬vormige steun 66, die door middel van klembeugels 67 isaangebracht aan de onderste balk 51.
Door middel van afstandsbussen 68 en de bouten 46voor de bevestiging van de nabij het midden gelegen arm 47 iseen steunplaat 69 aangebracht, die aan de voorzijde eenscharnierpen 70 draagt voor het ondereinde van eenhydraulische verstelcilinder 71. De bovenzijde van deverstelcilinder is voorzien van een ondersteuning 72 voor eenschroefspindel 73. De ondersteuning 72 is door middel van eenpen 74 verzwenkbaar aangebracht aan een steun 75 op een zichdwars op de voortbewegingsrichting A uitstrekkende horizon¬tale balk 76 van een bok 77 op de gestelbalk 1. De bok 77 isvoorzien van een driepuntsbevestiging voor aankoppeling aande driepuntshefinrichting van een trekker. De verstelcilinder72 kan op niet nader weergegeven wijze met het hydraulischecircuit van de trekker worden verbonden.
Met behulp van de schroefspindel 73 kan een aan debovenzijde binnen de verstelcilinder gelegen aanslag wordenversteld, een en ander zodanig dat een eenmaal ingesteldebedrijfsstand van de beide naast elkaar gelegen rollen 54, endaarmede een eenmaal ingestelde werkdiepte voor debewerkingsorganen 7, kan worden gehandhaafd. De einden van dezich dwars op de voortbewegingsrichting A uitstrekkende,althans nagenoeg horizontaal gelegen balk 76 van de bok 77zijn door middel van zich naar beneden uitstrekkende platen78, die zich althans nagenoeg evenwijdig aan een verticaalvlak in de voortbewegingsrichting A uitstrekken, met de bovenzijde van de gestelbalk 1 verbonden. De platen 78 zijnaan de van elkaar afgekeerde zijden voorzien van dwarssteunen79, die op de gestelbalk 1 zijn bevestigd. De onderzijde vanelke plaat 78 vormt aan de voorzijde van de gestelbalk 1tezamen met een plaat 80 een onderste aankoppelpunt van eendriepuntsbevestiging.
Nabij het midden is de balk 76 voorzien van opafstand van elkaar gelegen, naar voren gerichte lippen 81,die een bovenste aankoppelpunt van de driepuntsbevestigingvormen.
De steunplaat 69 voor de hydraulische verstel-cilinder 71 is aan één zijde voorzien van een vorkachtig deel82 (figuur 5), waartussen door middel van een pen 83 metspeling één einde is aangebracht van een stabilisator 84 diezich, in de voortbewegingsrichting A gezien, naar rechtsuitstrekt en met zijn andere einde door middel van een pen 85met speling is aangebracht aan een steun 86 aan de achter¬zijde van de kokerbalk 5. De lengte van de stabilisator isinstelbaar. Een in lengte instelbare stabilisator 87, waarvande grootste lengte ongeveer een derde van de lengte van destabilisator 84 bedraagt, is door middel van een steun 88,die zich nabij de onderzijde van de bok 77 bevindt, metspeling op de voorzijde van de kokerbalk 5 aangebracht enstrekt zich, in de voortbewegingsrichting A gezien, naarlinks uit (figuur 1). Het andere einde van de stabilisator 87is door middel van steunen 89 met speling aangebracht nabijeen einde aan de achterzijde van de gestelbalk 1.
Binnen de kokerbalk 5 is elke as 2 van eenbewerkingsorgaan 7 voorzien van een tandwiel 90 met rechtevertanding, een en ander zodanig dat de tandwielen op deassen van naast elkaar gelegen bewerkingsorganen met elkaarin aandrijvende verbinding staan. Nabij het midden is de asvan een bewerkingsorgaan 7 naar boven verlengd en staat dezevia een reductieoverbrenging in aandrijvende verbinding meteen opwaarts gerichte as die reikt tot in een tandwielkast91, waarbinnen deze as via een conische tandwieloverbrengingen een aan de achterzijde gelegen toerenvariator 92 inaandrijvende verbinding staat met een zich in de voortbewegingsrichting A uitstrekkende as 93, die zowel aande voor- als aan de achterzijde buiten de tandwielkast 91uitsteekt. De voorzijde van de as 93 kan door middel van eentussenas 94 met de af takas van een trekker worden verbonden,terwijl het achterste deel van de as dienst kan doen voor deaandrijving van eventueel met de machine te koppelen verderewerktuigen, zoals poot- of zaaimachines.
De bovenzijden van de platen 78 van de bok 77 zijnelk voorzien van een arm 95 die door middel van een pen 96,die zich dwars op de voortbewegingsrichting A uitstrekt,verzwenkbaar is aangebracht en naar achteren is gericht.Hierbij zijn de pennen 96 in eikaars verlengde gelegen. Dearmen 95 vormen een bovenste armenpaar.
Op enige afstand van de gestelbalk 1 zijn de platen78 aan de achterzijde elk voorzien van een arm 97, die zichnaar achteren uitstrekt en door middel van een pen 98verzwenkbaar is aangebracht. Ook hierbij zijn de pennen 98,die zich dwars op de voortbewegingsrichting A van de machineuitstrekken in eikaars verlengde gelegen. De armen 97 vormeneen onderste armenpaar. Elk paar armen 95, respectievelijk 97is door middel van een dwarsbalk 99, respectievelijk 100 metelkaar verbonden. Hierbij bevindt de dwarsbalk 99 voor hetbovenste paar armen 95 zich op enige afstand vóór de achter¬einden, terwijl de dwarsbalk 100 bij het onderste paar armen97 zich ter hoogte van de einden bevindt. Laatstgenoemdedwarsbalk heeft, in tegenstelling tot de eerstgenoemdedwarsbalk die een ronde dwarsdoorsnede heeft, een hoekige,bij voorkeur vierkante dwarsdoorsnede. De einden van hetonderste paar armen 97 hebben een naar binnen gericht schuinverloop en zijn hier ter hoogte van de dwarsbalk 100 voorzienvan zich schuin naar beneden en naar achteren uitstrekkendedelen 101 (figuur 6). Aan de einden van het bovenste paararmen 95 en aan de schuin naar beneden en naar achterengerichte delen 101 van de armen 97 is door middel van pennen102, respectievelijk 103 scharnierbaar een aankoppelstuk 104aangebracht, dat wordt gevormd door een rechthoekige beugel.Het aankoppelstuk 104 omvat een balk 105, die zich dwars opde voortbewegingsrichting A uitstrekt en althans nagenoeg horizontaal is gelegen. De balk heeft een hoekige, bijvoorkeur vierkante dwarsdoorsnede en is aan de einden voor¬zien van zich naar beneden uitstrekkende balken 106, dieeenzelfde dwarsdoorsnede hebben en aan hun ondereindenscharnierend zijn aangebracht aan de delen 101 van hetonderste paar armen 97.
Voor de verzwenkbare bevestiging door middel van depennen 102 zijn aan beide einden van de dwarsbalk 105 zichnaar voren uitstrekkende lippen 107 aangebracht, die degehele balk omgeven (figuur 2). Aan de ondereinden van debalken 106 zijn haakvormige delen 108 aangebracht, die deonderste aankoppelpunten van een driepuntsbevestiging vormen.Nabij het midden is de dwarsbalk 105 van het aankoppelstuk104 voorzien van zich naar voren uitstrekkende lippen 109,die op afstand van elkaar zijn aangebracht en nabij devoorzijde zijn voorzien van een boring, welke het bovensteaankoppelpunt van een driepuntsbevestiging vormt. Hierdoorwordt een korte aankoppeling mogelijk. De tussen het bovensteverzwenkbare armenpaar aangebrachte dwarsbalk 99 is nabij elkvan de armen 95 voorzien van een zich naar voren uitstrek¬kende lip 110. Tussen de lip 110 en een arm 95 is door middelvan een pen 111 in een sleuf gat 112 een einde van eenhydraulische verstelcilinder 113 aangebracht. De verstel-cilinder 113 is met zijn andere einde door middel van eenbout 114 verzwenkbaar aangebracht tussen de armenparen aan deachterzijde van de platen 78 van de bok 77 ter hoogte van debalk 76 (figuur 2). Op elk van de pennen 96, met behulpwaarvan het bovenste paar armen 95 met de platen 78verzwenkbaar is verbonden, is aan de buitenzijde eenverzwenkbare grendel 115 aangebracht. Elke grendel 115 is aande achterzijde voorzien van een vangbek die kan samenwerkenmet een pen 116, die zich aan de buitenzijde van elkeonderste arm 97 bevindt en juist achter het midden van dezearmen is aangebracht.
Aan de voorzijde is elke grendel 115 voorzien vaneen uitsparing 117, waarin met speling een op de platen 78aangebrachte aanslag 118 is gelegen. Elk van de grendels 115is verder door middel van een verbindingsorgaan 119 vanaf een trekker bedienbaar.
De in het voorgaande beschreven machine betreft,zoals reeds vermeld, een grondbewerkingsmachine die in hetbijzonder is bestemd voor de bereiding van een zaaibed.Hiertoe kan de machine door middel van het de gestelbalk 1 endaarop aangebrachte bok 77 omvattende draaggestel met dedriepuntshefinrichting van een trekker worden gekoppeld.
Nadat met behulp van de als pakkerrollen uitge¬voerde rollen 54 een bepaalde werkdiepte van de bewerkings-organen 7 is ingesteld, kan het geheel worden voortbewogen ineen richting volgens pijl A, waarbij de bewerkingsorganen 7vanaf de aftakas van de trekker via de in het voorgaandebeschreven overbrenging zodanig aandrijfbaar zijn dat naastelkaar gelegen bewerkingsorganen in tegengestelde zinroteren, en waarbij zij met hun bewerkingselementen tenminste aan elkaar grenzende stroken grond bewerken.
Door middel van de hefbomen 24 kan, na het uitnemenvan de grendelpen 33, de stand van het aan de voorzijde vande kokerbalk 5 gelegen afschermelement, gevormd door deprofielbalk 28, zodanig worden ingesteld dat dit maximaalzijn functie kan verrichten. De specifieke geleiding waarvooreen tweede uitvoeringsvoorbeeld in figuur 7 is weergegeven,vergemakkelijkt hierbij de beoogde verstelling van deprofielbalk. Alhoewel niet weergegeven, kan een hefboom 24ook zodanig zijn aangebracht dat deze zich naar vorenuitstrekt.
De in het voorgaande beschreven uitvoering van demachine is speciaal gedacht voor grote werkbreedten van tenminste drie meter, waarbij door het draaggestel, dat derechthoekige gestelbalk 1 omvat die aanmerkelijk korter isdan de kokerbalk 5 en bij voorkeur ongeveer de helft daarvanbedraagt, met een minimum aan materiaal en gewicht op doel¬matige wijze een ondersteuning voor de extra verstijfdekokerbalk 5 wordt verkregen. Tijdens het bedrijf kan dekokerbalk 5 zich door middel van de parallellogramconstruc-ties 4 in hoogterichting bewegen ten opzichte van het draag¬gestel dat door middel van de twee naast elkaar gelegen, ineikaars verlengde opgestelde pakkerrollen 54 wordt ondersteund. De rollen 54, die worden gedragen door eendraagconstructie welke de armen 47 en de boven elkaar gelegenbalken 50 en 51 omvat, bieden een effectieve ondersteuningvan het draaggestel, waarbij men een doelmatige krachten¬verdeling kan verkrijgen en de met speling aanwezige legeringvan de naar elkaar toegekeerde einden van de rollen tijdenshet bedrijf een grote soepelheid verleent.
Voor de werkdiepte-instelling van de bewerkings-organen kan de stand van de rollen met de verstelcilinderworden gewijzigd, waarbij met behulp van de verstelbareaanslag deze stand als beschreven kan worden gehandhaafd.Tevens zorgt de aanslag voor een ontlasting van de hef-cilinder.
Claims (5)
1. Grondbewerkingsmachine voorzien van een gestel¬deel, waaraan een aantal grondbewerkingsorganen in een zichdwars op de voortbewegingsrichting van de machine uitstrek¬kende rij is aangebracht, welke grondbewerkingsorganen omopwaarts gerichte assen aandrijfbaar zijn en zijn voorzienvan ten minste één aan een dwars op de draaiingsas zichuitstrekkende drager naar beneden gericht bewerkingselement,waarbij ter hoogte van en vóór de dragers een langgestrektafschermelement in de vorm van een balk is aangebracht, welkafschermelement door middel van draagarmen aan in de hoogtezich uitstrekkende, aan het gesteldeel bevestigde steunen inhoogte instelbaar is, terwijl veren en geleidingen aanwezigzijn, waardoor het afschermelement tijdens het bedrijf eenbeperkte bewegingsmogelijkheid in de richting van het ge¬steldeel bezit, met het kenmerk, dat de in de hoogte zichuitstrekkende draagarmen (27) zijn gekoppeld met een hefboom(24), door middel waarvan het afschermelement (28) in hoogte-richting instelbaar is, terwijl de geleidingen (32, 40)zodanig zijn uitgevoerd dat zij het afschermelement in deverschillende posities kunnen afsteunen.
2. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 1, met hetkenmerk, dat de hefboom (24) verzwenkbaar is om een as (23)die zich boven het de bewerkingsorganen dragende gesteldeelbevindt en in ten minste twee standen brengbaar en vastzet-baar is.
3. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 1 of 2,met het kenmerk, dat de aanslag onder veerwerking van eenover het gesteldeel zich uitstrekkende veer (36) tegen degeleiding wordt gedrukt.
4. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaandeconclusies, met het kenmerk, dat de geleiding (40) is uit-gevoerd als een rol.
5. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaandeconclusies 1-3, met het kenmerk, dat de geleidingen (32)bestaan uit aan het gesteldeel aangebrachte, naar benedenzich uitstrekkende beugelvormige gedeelten die samenwerken met aan de draagarmen aangebrachte beugelvormige gedeelten(30).
Priority Applications (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL9500021A NL9500021A (nl) | 1984-03-22 | 1995-01-05 | Grondbewerkingsmachine. |
Applications Claiming Priority (4)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL8400901A NL8400901A (nl) | 1984-02-13 | 1984-03-22 | "grondbewerkingsmachine". |
NL8400901 | 1984-03-22 | ||
NL9500021 | 1995-01-05 | ||
NL9500021A NL9500021A (nl) | 1984-03-22 | 1995-01-05 | Grondbewerkingsmachine. |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL9500021A true NL9500021A (nl) | 1995-06-01 |
Family
ID=19843683
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL9500021A NL9500021A (nl) | 1984-03-22 | 1995-01-05 | Grondbewerkingsmachine. |
Country Status (1)
Country | Link |
---|---|
NL (1) | NL9500021A (nl) |
-
1995
- 1995-01-05 NL NL9500021A patent/NL9500021A/nl not_active Application Discontinuation
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
NL8500396A (nl) | Grondbewerkingsinrichting. | |
NL8401507A (nl) | Grondbewerkingsmachine, in het bijzonder voor de bereiding van een zaaibed. | |
NL9001873A (nl) | Grondbewerkingsmachine. | |
NL9200243A (nl) | Grondbewerkingsmachine. | |
NL193084C (nl) | Grondbewerkingsmachine. | |
NL8101017A (nl) | Grondbewerkingsmachine. | |
NL8800800A (nl) | Combinatie van een trekker met ten minste een grondbewerking-zaaieenheid. | |
NL9500021A (nl) | Grondbewerkingsmachine. | |
NL8102623A (nl) | Grondbewerkingsmachine. | |
NL193433C (nl) | Grondbewerkingsmachine. | |
NL8301074A (nl) | Grondbewerkingsmachine. | |
NL8500187A (nl) | Grondbewerkingsmachine. | |
NL8801489A (nl) | Grondbewerkingsmachine. | |
NL192594C (nl) | Combinatie van een grondbewerkingsmachine en een daarmee te koppelen verdere machine. | |
NL9300659A (nl) | Grondbewerkingsmachine. | |
NL8203047A (nl) | Grondbewerkingsmachine. | |
NL8403460A (nl) | Grondbewerkingsmachine. | |
NL8700952A (nl) | Grondbewerkingsmachine. | |
NL8400901A (nl) | "grondbewerkingsmachine". | |
NL8403369A (nl) | Grondbewerkingsmachine. | |
EP0262734A1 (en) | Soil cultivating machines | |
NL8402020A (nl) | Grondbewerkingsmachine, in het bijzonder geschikt voor de bereiding van een zaaibed. | |
NL8902832A (nl) | Landbouwmachine. | |
NL8801012A (nl) | Grondbewerkingsmachine. | |
EP0264987A1 (en) | Soil cultivating machines |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
A1A | A request for search or an international-type search has been filed | ||
BB | A search report has been drawn up | ||
BB | A search report has been drawn up | ||
BV | The patent application has lapsed |