NL8400901A - "grondbewerkingsmachine". - Google Patents

"grondbewerkingsmachine". Download PDF

Info

Publication number
NL8400901A
NL8400901A NL8400901A NL8400901A NL8400901A NL 8400901 A NL8400901 A NL 8400901A NL 8400901 A NL8400901 A NL 8400901A NL 8400901 A NL8400901 A NL 8400901A NL 8400901 A NL8400901 A NL 8400901A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
machine according
soil cultivation
cultivation machine
roller
support
Prior art date
Application number
NL8400901A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Lely Nv C Van Der
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Lely Nv C Van Der filed Critical Lely Nv C Van Der
Priority to NL8400901A priority Critical patent/NL8400901A/nl
Priority to GB08502739A priority patent/GB2153642B/en
Priority to DE3546479A priority patent/DE3546479C2/de
Priority to DE19853504654 priority patent/DE3504654A1/de
Priority to DE3546628A priority patent/DE3546628C2/de
Priority to IT19489/85A priority patent/IT1183341B/it
Priority to FR858502061A priority patent/FR2559339B1/fr
Publication of NL8400901A publication Critical patent/NL8400901A/nl
Priority to FR909000974A priority patent/FR2640111B1/fr
Priority to FR9000975A priority patent/FR2640112A1/fr
Priority to FR909013777A priority patent/FR2652704B1/fr
Priority to NL9200243A priority patent/NL190917C/nl
Priority to FR9313706A priority patent/FR2697128B1/fr
Priority to NL9500021A priority patent/NL9500021A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B49/00Combined machines
    • A01B49/02Combined machines with two or more soil-working tools of different kind
    • A01B49/022Combined machines with two or more soil-working tools of different kind at least one tool being actively driven
    • A01B49/025Combined machines with two or more soil-working tools of different kind at least one tool being actively driven about a substantially vertical axis
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B33/00Tilling implements with rotary driven tools, e.g. in combination with fertiliser distributors or seeders, with grubbing chains, with sloping axles, with driven discs
    • A01B33/06Tilling implements with rotary driven tools, e.g. in combination with fertiliser distributors or seeders, with grubbing chains, with sloping axles, with driven discs with tools on vertical or steeply-inclined shaft
    • A01B33/065Tilling implements with rotary driven tools, e.g. in combination with fertiliser distributors or seeders, with grubbing chains, with sloping axles, with driven discs with tools on vertical or steeply-inclined shaft comprising a plurality of rotors carried by an elongate, substantially closed transmission casing, transversely connectable to a tractor

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Soil Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Agricultural Machines (AREA)
  • Soil Working Implements (AREA)

Description

’ ft ί3 C. van der Lely N.V., Weverskade 10, Maasland.
"Grondbewerkingsmachine"
De uitvinding heeft betrekking op een grondbewer-kingsraachine voorzien van een aantal, bewerkingsorganen, die in een zich dwars op de voortbewegingsrichting van de machine uitstrekkende kokerbalk zijn ondersteund en om opwaarts ge-5 richte assen roteerbaar zijn en de kokerbalk is aangebracht aan een draaggestel dat is voorzien van een driepuntsbevesti-ging voor aankoppeling aan de driepunt dief inrichting van een trekker.
Bij bekende machines van deze soort, die veelal 10 een grote werkbreedte hebben, heeft men allerlei voorzieningen getroffen teneinde een voldoende stijfheid van de dragende gesteldelen te verkrijgen. Een en ander heeft tot nu toe steeds geleid tot constructies die verhoudingsgewijs veel aan materiaal vragen waardoor zij niet alleen duur doch ook 15 ingewikkeld zijn.
De uitvinding beoogt nu met een minimum aan materiaal bij machines van bovengenoemde soort een doelmatige en betrouwbare ondersteuning te verkrijgen.
Volgens de uitvinding wordt - dit bereikt doordat 20 het draaggestel een enkele gestelbalk heeft, waarvan de einden in de voortbewegingsrichting van de machine gezien binnen de einden van de kokerbalk zijn gelegen.
Met behulp van dit voorstel kan op simpele wijze met een minimum aan materiaal een draaggestel worden gecre-25 eerd dat bij aanwezigheid van een relatief lange kokerbalkdie men bijvoorbeeld door een hogere uitvoering een grotere stijfheid kan geven, op doelmatige wijze kan worden toege past voor aankoppeling van de machine aan een trekker.
Een verder facet van de uitvinding betreft een 30 vóór de bewerkingsorganen ter hoogte van hun dragers aangebracht afscherm element dat met behulp van een hefboom in meerdere standen in hoogterichting kan worden versteld.
Met behulp van .deze constructie kan men met de hand de stand van het element zodanig aanpassen dat dit element zijn func-35 tie. o.a. bestaande uit een afscherming en een samenwerking ✓“X met de bewerkingsorganen ter verkruimeling van de te bewerken K 840 0 9 0 1
V
« 9 l - 2 - aarde, maximaal kan uitvoeren.
Aan de hand van een in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van een machine volgens de uitvinding zal de uitvinding hieronder nader uiteen worden gezet.
5 Figuur 1 geeft in bovenaanzicht een grondbewerkings- machine volgens de uitvinding weer, in het bijzonder voor de bereiding van een zaaibed.
Figuur 2 geeft op grótere schaal een aanzicht weer volgens de pijl II in fig. 1.
10 Figuur 3 geeft op grotere schaal een aanzicht weer volgens de lijn III - III in fig. 1, terwijl
Figuur 4 op grotere schaal een aanzicht weergeeft volgens de lijn IV - IV in fig. 1.
• Figuur 5 geeft op grotere schaal een aanzicht weer 15 volgens de pijl V in fig. 2, terwijl
Figuur 5 een aanzicht weergeeft volgens de pijl VI in fig. 2.
Figuur 7 geeft een tweede uitvoeringsvoorbeeld weer van een geleiding voor het door middel van een hefboom 20 in hoogterichting verstellen van een vóór de dragers van· de bewerkingsorganen aangebracht afscherm element, in de vorm van een. prof iel balk.
De in de figuren weergegeven inrichting betreft een grondbewerkingsmachine, in het bijzonder voor de berei-25 ding van een zaaibed. De machine heeft een met een trekker te'koppelen draaggestel dat een gestelbalk 1 omvat, die zich dwars op de voortbewegingsrichting A van de machine uitstrekt • en althans nagenoeg horizontaal is gelegen. Zoals uit fig.
3 blijkt is de gestelbalk 1 hol met een hoekige, bijvoorkeur 30 rechthoekige dwarsdoorsnede, een en ander zodanig dat de langste rechthoekszijden althans nagenoeg verticaal zijn gelegen. Aan de einden is de gestelbalk 1 voorzien van zich in opwaartse richting uitstrekkende plaatvormige steunen 2 waarvan de breedste zijde althans nagenoeg evenwijdig is 35 gelegen aan een verticaal vlak in de voortbewegingsrichting van de machine.'
Zoals uit fig. 3 blijkt, zijn de steunen 2 aan de voorzijde en aan de bovenzijde van'de gestelbalk 1 bevestigd, waarbij zij enigszins een S-vorm hebben met aan de boven- V 84 0 0 9 0 t ' * ^ - 3 - zijde een zich althans nagenoeg in verticale richting uitstrekkend gedeelte 3, dat in zijaanzicht gezien praktisch in zijn geheel achter de gestelbalk 1 is gelegen. Het gedeelte 3 vormt de voorzijde van een hierna nader te bespreken • 5 parallellogramconstructie 4 met behulp waarvan een zich dwars op de voortbewegingsrichting A uitstrekkende kokerbalk 5 in twee op afstand van elkaar gelegen punten is ondersteund, welke punten zich praktisch op een kwart van de lengte van de respectieve einden van de kokerbalk bevinden. In de voort-10 bewegingsrichting gezien is de enkele gestelbalk 1 met zijn einden binnen de einden van de kokerbalk gelegen.
De kokerbalk heeft een trapeziumvormige dwarsdoorsnede met een door middel van bouten aangebrachte plaatvormige bovenzijde.
De hoogte is althans nagenoeg gelijk aan de breedte van de 15 onderzijde waardoor een grote stijfheid wordt verkregen.
In de kokerbalk 5 zijn op gelijke afstand van bijvoorkeur + 25 cm van elkaar de opwaarts, bijvoorkeur verticaal gerichte assen 5 van bewerkingsorganen 7 gelegerd. Elk van de bewerkingsorganen 7 omvat een onder de kokerbalk, op het 20 uit deze balk stekende ondereinde van een as 2 aangebrachte drager 8, die door middel van een naaf en een moer op de as is aangebracht en vanaf de naaf schuin naar beneden en naar buiten uitstrekkende delen heeft, die aan de einden zijn voorzien van een houder voor het bevestigingsdeel van 25 een zich naar beneden uitstrekkend bewerkingselement 9 in de vorm van een tand.
Tussen een van de einden van de kokerbalk 5 af gerekend derde en vierde bewerkingsorgaan 7, is op de bovenzijde van de balk een in hoofdzaak driehoekige plaat 10 aan-30 gebracht, die zich althans nagenoeg evenwijdig uitstrekt aan een verticaal vlak in de voortbewegingsrichting A van de machine. De plaat 10 maakt deel uit van een parallellogram 4 en heeft de vorm van een gelijkbenige driehoek, waarvan de basis zich over de gehele breedte van de kokerbalk 35 5 uitstrekt en.door middel van steunvoeten 11 en 12 en de bouten die eveneens dienen voor de bevestiging van de bovenplaat aan de voor- resp. achterzijde van de kokerbalk, is O vastgezet. Hierbij heeft de steunvoet 11 aan de voorzijde een groter dragend opoervlak dan de steunvoet 12 aan de \ 8400901 $ β - 4 - achterzijde. Elke plaat 10 is nabij de onder- en bovenzijde voorzien van door middel van bouten 13 verzwenkbaar aangebrachte, tot een parallellogram 4 behorende,, armen 14 en 15, een en ander zodanig dat de door de langshartlijnen van 5 de bouten 13 gevormde zwenkassen voor de armen 14 en 15 in een vlak zijn gelegen door de draaiingsassen van de bewer-kingsorganen 7. Door middel van bouten 13 zijn de voorzijden van de armen 14 en 15 aan de onder- resp. bovenzijde van het gedeelte 3 van een steun 2 aangebracht. Tussen de armen 10 14 en 15 van elk parallellogram 4 is juist boven het midden van de driehoekige steun 10 aan de voorzijde een aanslag 16 aangebracht, een en ander zodanig dat hierdoor een neerwaartse beweging van. de armen 14 en 15 en daarmee van de kokerbalk 5 wordt begrensd. De onderste arm 15,die zwaarder 15 is uitgevoerd dan de arm 14, is voorzien van een gat, waardoor een pen 17 kan worden gestoken, die eveneens kan worden gestoken door een gat in de plaat 10, een en ander zodanig dat hierdoor indien gewenst de kokerbalk 5 met de parallellogrammen 4 ten opzichte van de gestelbalk 1 kan worden ver-20 grendeld.
Aan de einden is de kokerbalk 5 ter versteviging voorzien van rechthoekige afdekplaten 18 (fig. 2), die zich althans nagenoeg evenwijdig aan een verticaal vlak in de voortbewegingsrichting A uitstrekken. De einden van de koker-25 balk 5 zijn verder voorzien van verzwenkbare platen 19, die zijn aangebracht aan armen 20, welke een zich in de voortbewegingsrichting A uitstrekkend, door middel van steunen op de bovenzijde van de kokerbalk 5 gelegerd deel omvatten.
De platen 19 nemen tijdens normaal bedrijf een stand in zoals 30 in fig. 1 is weergegeven, waarbij zij met de buitenste bewer-kingsorganen 7 kunnen samenwerken voor een verkruimeling en verdeling van de aarde daar ter plaatse.
Tussen een van de einden af gerekend tweede en derde bewerkingsorgaan 7 is de kokerbalk 5 aan de voorzijde 35 voorzien van twee op afstand van elkaar gelegen, zich naar boven uitstrekkende stripvormige steunen 21 (fig. 4). De bovenzijden van de steunen 21 zijn aan de voorzijde door middel van een verbindingsstrip 22 met elkaar verbonden en ^ verlopen vanaf de voorzijde naar achteren enigszins schuin.
\ 840090! * £ 2 - 5 -
Tussen de steunen is in de bovenste helft door middel van een bout 23 een hefboom 24 verzwenkbaar aangebracht, die zich naar achteren uitstrekr en over een geringe afstand tot voor de steunen reikt. Door middel van de bout 23 en 5 een afstandsbus is een kortere arm 25 aangebracht, die zich slechts naar voren uitstrekt en samen met de hefboom 24 een vóór de steunen 21 gelegen vorkachtig deel vormt tussen de benen waarvan door middel van een pen 26, die zich althans nagenoeg dwars op de voortbewegingsrichting A en evenwijdig 10 aan de bout 23 uitstrekt, een rechte naar beneden gerichte draagarm 27 verzwenkbaar is aangebracht.
Nabij het midden van de kokerbalk 5 is eveneens een paar steunen 21 aanwezig, die een door middel van eën pen 26 verzwenkbaar aangebrachte draagarm 27 steunen. Hierbij 15 is echter geen hefboom 24 aanwezig.
Aan de ondereinden van de draagarmen 27 is een afsehermelement in de vorm van een profielbalk 28 aangebracht, dat zich over de gehele lengte van de kokerbalk 5 uitstrekt en zoals uit fig. 4 blijkt, ter hoogte van en vóór de dragers 20 8 van de bewerkingsorganen 7 en de bevestigingen van de bewer-kingselementen 9 is gelegen. De profielbalk 28 wordt in hoofdzaak gevormd door een hoekijzer, waarvan één been langer is dan het andere en waarbij de beide benen via een vlak deel dat zich althans nagenoeg in verticale richting uitstrekt 25 met elkaar zijn verbonden. Het korte been strekt zich schuin naar boven en naar achteren uit, terwijl het onderste been zich schuin naar beneden en naar achteren uitstrekt. De beide benen van de profielbalk 28 zijn verder aan de achterzijde met elkaar verbonden door een plaat 29, die zich althans 30 nagenoeg evenwijdig aan het verbindingsdeel tussen de benen uitstrekt. Cp deze wijze is een afsehermelement verkregen, dat een grote stijfheid heeft. Achter elke draagarm 27 is het bovenste been van de profielbalk 28 voorzien van een beugelvormig deel 30, dat een zich althans nagenoeg in verticale rich-35 ting uitstrekkend gedeelte 30A en een gedeelte omvat, dat naar veren is gebogen en aan de draagarm is bevestigd. Het zich in opwaartse richting uitstrekkend gedeelte van de beugel 30, die een aanslag vormt, rust tegen een aan de voorzijde van de koker-O balk 5 aangebrachte beugel 31, die aan de bovenzijde van de koker- \balk is bevestigd en een zich recht naar beneden uitstrekkend gedeelte 32 heeft, 8400901 - 6 - * ? * dat nabij de onderzijde van de kokerbalk althans nagenoeg haaks is omgezet- en tegen de voorzijde van de kokerbalk rust. Het gedeelte 32 vormt een geleiding, waarlangs het gedeelte 30A van de beugel 30 kan glijden, indien de draagarm 27 met 5 behulp van de hefboom 24 naar boven resp. naar beneden wordt bewogen. De buitenste draagarmen 27 en daarmede de profiel-i - balk 28, kunnen met behulp van de hefbomen 24 in twee standen worden gebracht, waarin de hefboom door middel van een pen 33 en overeenkomstige openingen 34 in de steunen 21 kan worden 10 vergrendeld. Bij het bewegen van de profielbalk 28 in de onderste stand die in fig. 4 is weergegeven, komen de hefboom 24 en de arm 25 tegen een aan de binnenzijde van de steunen 21 aangebrachte aanslag 35 te rusten, waardoor een vergrendeling door middel van de pen 33 gemakkelijk kan plaats-15 vinden. De verbindingsstrip 22 aan de bovenzijde van de steunen 21 vormt bij het naar boven bewegen van de hefboom 24 en de arm 25 een aanslag. Op enige afstand boven het midden is elke draagarm 27 voorzien van een gat waarin het vooreinde van een trekveer 36 is gehaakt, welke trekveer met zijn ach-20 tereinde is gehaakt in een oog 37, dat ten opzichte van een aan de achterzijde van de kokerbalk 5 aangebrachte steun 38 en een paar moeren 39 in meerdere standen kan worden gebracht en vastgezet, een en ander zodanig dat hierdoor de spanning van de trekveer en daarmede de kracht waarmee het 25 gedeelte 30A tegen het gedeelte 32 wordt getrokken, kan worden ingesteld.
Met behulp van de hefboom, kan men met de hand op snelle wijze de stand van de profielbalk 28 aanpassen aan de gewenste omstandigheden, waarbij de profielbalk zijn 30 functie, te weten het opvangen en naar beneden geleiden van harde voorwerpen, in de door de bewerkingsorganen tot onder de profielbalk losgemaakte grond en de samenwerking met de bewerkingsorganen voor een verkruimeling en verdeling van de aarde, die aan de achterzijde van de profielbalk in hoofd-. 35 zaak door middel van de plaat plaatsvindt, maximaal kan uitoefenen..
_Indien harde voorwerpen tussen de dragers van de bewerkingsorganen 7 en de achterzijde van de profielbalk \ dreigen klem te raken,' kan deze tegen de werking van de veer 36 8 4 ö ö 0 0 1
*· V
- 7 - naar voren uitwijken. De veerspanning geeft tussen de beugels 30 en 31 een zodanige wrijving dat een gemakkelijke verstelling van de profielbalk mogelijk is, hetgeen - gezien de grote lengte van de balk - van belang is. In 5 plaats van ae in fig. 4 weergegeven constructie, kan men voor de geleiding bij de verstelling van de profielbalk ook gebruik maken van een rol 40, die nabij de bovenzijde aan de voorzijde van de kokerbalk 5 door middel van een steun 41 en een as 42 is aangebracht.Voer samenwerking met de rol 10 40 is de draagarm 27 aan de achterzijde voorzien van een opwaarts verlopende strip 43. De strip 43 reikt met een haaks omgebogen deel aan de bovenzijde tussen de steunen 21. Hierbij vormt dit deel een aanslag, die tevens tussen de steunen 21 wordt geleid bij een opwaarts bewegen van de profielbalk 15 28.
Op enige afstand van de einden is de gestelbalk 1 voorzien van zich naar voren en enigszins naar boven uitstrekkende plaatvormige steunen 44, die zich evenwijdig uitstrekken aan de plaatvormige steunen 2 voor de parallellogram-20 constructies 4. Tussen de steunen 2 en 44 is door middel van een horizontale pen 45, die zich dwars cd de voortbewe— gingsrichting A uitstrekt en een afstandsbus 46, een zich naar achteren uitstrekkende arm 47 vrij verzwenkbaar aangebracht. Enigszins uit het midden van de gestelbalk 1 zijn 25 aan de in de voortbewegingsrichting A gezien rechter zijde, twee op afstand van elkaar gelegen steunen 44 aan de bovenen voorzijde van de gestelbalk aangebracht. Tussen de steunen 44 is door middel van een pen 45 vrij verzwenkbaar een derde zich naar achteren uitstrekkende arm 47 aange’oracht. De respectie-30 ve pennen 45 zijn zodanig aangebracht dat delangshartlijnen die de zwenkassen voor de armen 47 vormen, in eikaars verlengde zijn gelegen (fig. 1).
Zoals uit de fig. 2 en 3 blijkt, verloopt elke arm 47 vanaf zijn vooreinde enigszins schuin naar boven om 35 ter hoogte van de achterzijde van de gestelbalk over-te gaan in een althans nagenoeg horizontaal deel, dat in breedte toeneemt en aan de achterzijde overgaat in een schuin naar beneden en naar achteren gericht deel. Hierdoor wordt voldoen-u de ruimte gecreëerd voor een naar boven bewegen van de koker- \ 8 4 0 0 9 0 1 _\____ « 4 - 8 - balk 5.
Elk van de armen 47 is met zijn schuin naar beneden en naar achteren verlopende gedeelte door middel van vier bouten 48 bevestigd aan een plaat 49. De platen 49, die zich 5 in opwaarts richting en althans nagenoeg evenwijdig aan een verticaal vlak in de voortbewegingsrichting A van de machine uitstrekken, zijn bevestigd aan twee bove'n elkaar gelegen balken 50 en 51, die zich over de gehele lengte van de koker-balk 5 en dwars op devoortbewegingsrichting A van de machine 10 uitstrekken. De'onderste balk 51 is althans nagenoeg horizontaal gelegen, terwijl de bovenste balk 50 nabij het midden is voorzien van een knik (fig. 5) van waaruit de balk schuin naar beneden en naar buiten verloopt, een en ander zodanig dat de afstand tussen de met elkaar door middel van een op-15 staande plaat 52 verbonden einden van de balken kleiner is dan de afstand tussen de balken nabij het midden. De balken zijn .tussen de einden door middel van op afstand van elkaar gelegen steunplaten 53 met elkaar verbonden. Het geheel van de armen 47 en de balken 50 en 51 vormt een draaggestel voor twee 20 aan elkaar grenzende, in eikaars verlengde gelegen rollen 54, die zijn uitgevoerd als pakkerrollen.
Nabij het midden is aan de balken 50 en 51 een schuin naar beneden en naar voren gerichte steun 55 aangebracht, die tot onder de onderste balk 51 reikt (fig. 5) 25 en aan het ondereinde is voorzien van een tunnelvormig pro-fielstuk 56, dat zodanig is opgesteld dat de opstaande wanden van het tunnelvormig profielstuk 56 naar beneden zijn gericht. De opstaande wanden van het tunnelvormig profielstuk 56 vormen elk een legering voor een as 57. Elk van de opstaande 30 wanden van het profielstuk 56 is daartoe voorzien van een boring waarin een as 57 met speling is aangebracht, zodat het effect van een kogelscnarnier wordt verkregen. Elke as 57 is aangebracht aan het einde van een cylindrisch deel 58 van een rol 54. Het andere einde van het cylindrisch deel 35 58 omvat in een legerhuis 59 ondergebrahcte legers voor een as 60, die is bevestigd aan de buitenzijde van een naar beneden en naar voren gerichte steun 61, die door middel van bouten 62 is aangebracht aan de steunen 52. Het cylindrisch deel 58 van elke rol 54 is voorzien van in groepen aange-
\ 8 4 0 0 9 0 T
Λ 4 - 9 - brachts plaatvormige tanden 63, die op gelijke afstand van elkaar zijn gelegen.
Tussen de groepen tanden 63 zijn aan de achterzijde afstrijkers 64 gelegen, die nabij de onderzijde tegen het 5 cylindervormig deel 58 rusten (fig. 2). De afschrapers 64 bevinden zich aan het ondereinde van schuin naar boven en naar achteren verlopende dragers 65. Telkens vier naast elkaar gelegen dragers 65 zijn aangebracht aan een plaatvormige steun 66, die door middel van klembeugels 67 is aangebracht 10 aan de onderste balk 51.
Door middel van afstandsbussen 68 en de bouten 46 voorde bevestiging van de nabij het midden gelegen arm 47 is een steunplaat 69 aangebracht, die aan de voorzijde een scharnierpen 70 draagt voor het ondereinde van een hy- 15 draulische verstelcylinder 71. De bovenzijde van de verstel- cylinder is voorzien van een ondersteuning 72 voor een sehroef-spindel 73. De ondersteuning 72 is door middel van een pen 74 verzwenkbaar aangebracht aan een steun 75 op* een zich dwars op de voortbewegingsrichting A uitstre'kkende horizon-20 tale balk 76 van een bok 77, op de gestelbalk 1. De bok 77 is voorzien van een driepuntsbevestiging voor aankoppeling aan de driepuntshefinrichting van een trekker. De verstelcylinder 71 kan op niet nader weergegeven wijze met het hydraulische circuit van de trekker worden verbonden.
25 Met behulp van de schroefspindel 73 kan een aan de bovenzijde binnen de verstelcylinder gelegen aanslag worden versteld, een en ander zodanig dat een eenmaal ingestelde bedrijfsstand van de beide naast elkaar gelegen rollen 54 en daarmede een eenmaal ingestelde werkdiepte voor de 30 bewerkingsorganen 7 kan worden gehandhaafd. De einden van de zich dwars op de voortbewegingsrichting A uitstrekkende, althans nagenoeg horizontaal gelegen balk 76 van de bok 77, zijn door middel van zien naar beneden uitstrekkende platen 78, die zich althans nagenoeg evenwijdig aan een verticaal 35 vlak in de voortbewegingsrichting A uitstrekken, met de bovenzijde van de gestelbalk 1 verbonden. De platen 78 zijn aan de van elkaar afgekeerde zijden voorzien van dwarssteunen 79, die op de gestelbalk 1 zijn bevestigd. De onderzijde J van elke plaat 78 vormt aan de voorzijde van de gestelbalk 1 \ 8 4 0 0 9 0 1 ι s *· - 10 - tezamen met een plaat 80 een onderste aankoppelpunt van een driepuntsbevestiging.
Nabij het midden is de balk 76 voorzien van op afstand van elkaar gelegen , naar voren gerichte lippen 81, 5 die een bovenste aankoppelpunt van de driepuntsbevestiging vormen.
De steunplaat 69 voor de hydraulische verstelcy-linder 71 is aan één zijde voorzien van een vorkachtig deel 82 (fig. 5) waartussen door middel van een pen 83 met speling 10 één einde is aangebracht van een stabilisator 84, die zich in de voortbewegingsrichting A gezien, naar rechts uitstrekt en met zijn andere einde door middel van een pen 85 met speling is aangebracht aan een steun 86 aan de achterzijde van de kokerbalk 5. De lengte van de stabilisator is instelbaar. 15 Eenin lengte instelbare stabilisator 87 waarvan.de grootste lengte ongeveer een derde van ce lengte van de stabilisator 84 bedraagt, is door middel van een steun 88, die zich nabij de onderzijde van de bok 77 bevindt met speling op de voorzijde van de kokerbalk 5 aangebracht en strekt zich inde' 20 voortbewegingsrichting A gezien van hi.er af naar links uit. Het andere einde van de stabilisator 87 is door middel van steunen 89 met speling aangebracht nabij een einde aan de achterzijde van de gestelbalk 1.
Binnen de kokerbalk 5 is elke as 2 van een bewer-25 kingsorgaan 7 voorzien van een tandwiel 90 met rechte ver-tanding, een en ander zodanig dat de tandwielen op de assen van naast elkaar gelegen bewerkingsorganen met elkaar in aandrijvende verbinding staan. Nabij het midden is de as van een bewerkingsorgaan 7 naar boven verlengd en staat via 30 een reduktieoverbrenging in aandrijvende verbinding met een opwaarts gerichte as, die reikt tot in een tandwielkast 91 waarbinnen deze as via een conische tandwieloverbrenging en een aan de achterzijde gelegen toerenvariator 92 in aandrijvende verbinding staat met een zich in de voortbewe-35 gingsrichting A uitstrekkende as 93, die zowel aan de voor-als aan de achterzijde buiten de tandwielkast 91 uitsteekt.
De voorzijde van de as 93 kan door middel van een tussenas 094 met de aftakas van een trekker worden verbonden, terwijl het achterste-deel van de as kan dienst'doen voor de aandrij- \ 8400001 -living van eventueel met de machine te koppelen verdere werktuigen, zoals poot- of zaaimachines.
De bovenzijden van de platen 78 van de bok 77 zijn elk voorzien van een arm 95, die door middel van een pen 5 95, die zich dwars op de voortbewegingsrichting A uitstrekt, verzwenkbaar is aangebracht en naar achteren is gericht.
- Hierbij zijn de pennen 96 in eikaars verlengde gelegen. De armen 95 vormen een bovenste armenpaar.
Op enige afstand van de gestelbalk 1 zijn de platen 10 78 aan de achterzijde elk voorzien van .een arm 97, die zich naar achteren uitstrekt en door middel van een pen 98 verzwenkbaar is aangebracht. Ook hierbij zijn de pennen 98 die zich dwars op de voortbewegingsrichting A van de machine uitstrekken in eikaars verlengde gelegen. De armen 97 vormen 15 een onderste armenpaar. Elk paar armen 95 resp. 97 is door middel van een dwarsbalk 99 resp. 100 met elkaar verbonden. Hierbij bevindt de dwarsbalk 99 voor het bovenste paar armen 95 zich op enige afstand vóór de achtereinden, terwijl de dwarsbalk 100 bij het onderste paar armen 97 zich ter hoogte 20 van de einden bevindt. Laatstgenoemde dwarsbalk heeft in tegenstelling tot de eerstgenoemde dwarsbalk, die een ronde dwarsdoorsnede heeft, een hoekige, bijvoorkeur vierkante dwarsdoorsnede. De einden van het onderste paar armen 97 hebben een naar binnen gericht schuin verloop en zijn hier 25 ter hoogte van de dwarsbalk 100 voorzien van zich schuin naar beneden en naar achteren uitstrekkende delen 101. Aan de einden van het bovenste paar armen 95 en aan de schuin naar beneden en naar «achteren gerichte delen 101 van de armen 97 is door middel van pennen 102 resp. bouten 103 scharnier-30 baar een aankoppelstuk 104 aangebracht, dat wordt gevormd door een rechthoekige beugel. Het aankoppelstuk '104 omvat een balk 105, die zich dwars op de voortbewegingsrichting A uitsrrekt en althans nagenoeg horizontaal is gelegen. De balk heeft een hoekige, bijvoorkeur vierkante dwarsdoorsnede 35 en is aan de einden voorzien van zich naar beneden uitstrekkende balken 105, die eenzelfde dwarsdoorsnede hebben en aan hun ondereinden scharnierend zijn aangebracht aan de delen 101 van het onderste paar armen 97.
3 Voor de verzwenkbare bevestiging door middel van I 8400301 - 12 - de pennen 102 zijn aan beide einden van de dwarsbalk 105 zich naar voren uitstrekkende lippen 107 aangebracht, die de gehele balk omgeven. Aan de ondereinden van de balken 106 zijn haakvormige aankoppelpunten 108 aangebracht, die 5 de onderste aankoppelpunten van een driepuntsbevestigirig vormen! Nabij het midden is de dwarsbalk 105 van het aankop-pelstuk 104 voorzien van zich naar voren uitstrekkende lippen 109, die op afstand van elkaar zijn aangebracht en nabij de voorzijde zijn voorzien van een boring, v/elke het bovenste aankoppelpunt van 10 een driepuntsbevestigirig vormt. Hierdoor wordt een korte aankoppeling mogelijk. De tussen het bovenste verzwenkbare armenpaar aan-gebrachte dwarsbalk 99 is nabij elk van de armen 95 voorzien van een zich naar voren uitstrekkende lip 110. Tussen de lip 110 en een arm 95 sdoor middel van een pen 111 in een sleuf-15 gat 112 een einde van een hydraulische verstelcylinder 113 aangebracht. De verstelcylinder 113 is met zijn andere einde door middel van een bout 114 verzwenkbaar aangebracht tussen de armenparen aan de achterzijde van de platen 78 van de bok 77, ter hoogte van de balk 7&. Op elk van de pennen 96 20 met behulp waarvan het bovenste paar armen 95 met de platen 78 verzwenkbaar is verbonden, is aan de buitenzijde een verzwenkbare grendel 115 aangebracht. Elke grendel 115 is aan de achterzijde voorzien van een vangbek die kan samenwerken met een pen 116, die zich aan de buitenzijde van elke onder-25 ste arm 97 bevindt en juist achter het midden van deze armen is aangebracht.
Aan de voorzijde is elke grendel 115 voorzien van een uitsparing 117, waarin met speling een op de platen 78 aangebrachte aanslag 118 is gelegen. Elk van de grendels 30 115 is verder door middel van een verbindingsorgaan 119 van af een trekker bedienbaar.
De in het voorgaande beschreven· machine betreft, zoals reeds vermeld, een grondbewerkingsmachine die in het bijzonder bestemd is voor de bereiding van een zaaibed. Hier-35 toe kan de machine door middel van het de gestelbalk 1 en daarop aangebrachte 'bok 77 omvattende draaggestel met de driepunts-hefinrichting van een trekker worden gekoppeld.
O Nadat met behulp van de als pakkerrollen uitgevoerde \ 8 4 0 0 90 1 \ ___ > Λ' - 13 - rollen 54 een bepaalde werkdiepte van de bewerkingsorganen 7 is ingesteld, kan het geheel worden voortbewogen in een richting volgens pijl A, waarbij de bewerkingsorganen 7 vanaf de aftakas van de trekker via de in het voorgaande beschreven 5 overbrenging zodanig aandrijfbaar zijn, dat naast elkaar gelegen bewerkingsorganen in tegengestelde zin roteren en waarbij zij met hun bewerkingselementen ten minste aan elkaar grenzende stroken grond bewerken.
Door middel van de hefbomen 24 kan na het uitnemen 10 van de grendelpen 33 de stand van het aan de voorzijde van de kokerbalk 5 gelegen afschermelement gevormd door de profiel-balk 28 zodanig worden ingesteld dat dit maximaal zijn functie kan verrichten. De specifieke geleiding waarvoor een tweede uitvoeringsvoorbeeld in fig. 7 is weergegeven, vergemakkelijkt 15 hierbij de beoogde verstelling van de profielbalk. Alhoewel niet weergegeven kan een hefboom 24 ook zodanig zijn aangebracht, dat deze zich naar voren uitstrekt.
De in het voorgaande beschreven uitvoering van de machine is speciaal gedacht voor grote werkbreedten van ten 20 minste 3 meter, waarbij door het draaggestel, dat de rechthoekige gestelbalk 1 omvat, die aanmerkelijk korter dan de kokerbalk 5 en bijvoorkeur ongeveer de helft van deze bedraagt, met een minimum aan materiaal en gewicht op doelmatige wijze een ondersteuning voor de extra verstijfde kokerbalk wordt 25 verkregen. Tijdens het bedrijf kan de kokerbalk 5 zich door middel van de parallellogramconstructies 4 in hoogterichting bewegen ten opzichte van het-draaggestel dat door middel van de twee naast elkaar gelegen, in eikaars verlengde opgestelde pakkerrollen 54 wordt understeund. De rollen 54, die worden 30 gedragen door een draagconstructie welke de armen 47 en de boven elkaar gelegen balken 50 en 51 omvat, bieden een effectieve ondersteuning van het draaggestel waarbij men een doelmatige krachtenverdeling kan verkrijgen en de met speling aanwezige legering van de naar elkaar toegekeerde einden van de 35 rollen tijdens het bedrijf een grote soepelheid verleent.
Vuor de werkdiepte-instelling van de bewerkingsorganen kan de stand van de rollen met de verstelcylinder worden gewijzigd, waarbij met behulp van de verstelbare aanslag deze stand als beschreven kan worden gehadhaafd. Tevens zorgt de | 8400901 .-14- J * aanslag voor een ontlasting van de hefcylinder.
De in het voorgaande beschreven machine kan ook worden ondersteund door middel van een enkele rol 54A, die zich ! over de gehele werkbreedte van de machine uitstrekt en door 5 middel van de in het vóórgaandsomschreven draagconstructie gevormd door de armen 47 en de balken 50 en 51, is ondersteund. Bij toepassing van de enkele rol 54A, die aan de ^mtrek kan zi'jn voorzien van staven 54B, kan het gebeuren - indien de door middel van de aankoppelbok 104 aangebrachte, met de ma-10 chine te combineren inrichting bijvoorb.een aardappelpootmachi-ne ,een aanzienlijk gewicht heeft - dat de rol tijdens het bedrijf zodanig wordt belast dat zij in het midden waar zij niet is ondersteund naar boven gaat uitwijken. Dit kan een vervorming van de rol tot gevolg hebben, hetgeen vanzelfspre-15 kend ongewenst is. Teneinde een te ver naar boven uitwijken, dat wil zeggen een zodanig uitwijken dat vervorming optreedt, te voorkomen heeft men nabij het midden aan de balken 50 en 51 van de draagconstructie door middel van een bevestigings-plaat 120 en klembeugels 121 een aanslag 122 aangebracht (fig. · 20 8 en 9). De aanslag 122 omvat een zich althans nagenoeg in de voortbewegingsrichting A uitstrekkend, opwaarts gericht plaatdeel 123 dat een uitsparing omvat, die volgens een cirkelboog verloopt bijvoorkeur over een hoek van + 180°. De begrenzing van de uitsparing is voorzien van een stripvormig deel 25 124, een en ander zodanig dat het deel 124 volgens de omtrek van de rol 54A is gebogen, waarbij het stripvormige deel, dat de eigenlijke aanslag vormt, zich in de nabijheid van de baan beschreven door de staven 54B bevindt en althans nagenoeg concentrisch ten opzichte van de rotatieas van de rol verloopt, 30 waarbij de breedste zijde althans nagenoeg evenwijdig aan de rotatieas is gelegen. Indien nu tijdens het bedri-jf door een zware belasting de rol 54A nabij het midden de neiging heeft naar boven uit te wijken, dan wordt dit uitwijken of effectieve wijze voorkomen doordat de omtrek van de rol, dat wil zeggen 35 de staven 54B door het stripvormig deel 124,worden tegengehouden, waardoor,zonder dat de werking van de rol ongunstig wordt beïnvloed, een vervorming wordt voorkomen.
Alhoewel bij het in de figuren 8 en 9 weergegeven iuitvoeringsvoorbeeld de rol aan zijn omtrek is voorzien van 8400901 - 15 - zich in de langsrichting uitstrekkende staven 54B, kan de enkele rol ook zijn uitgevoerd als de in het voorgaande beschreven pakkerwalsen 54·, waarbij het stripvormig deel 124 - daar dit relatief smal is - tussen de kransen tanden 63 is gelegen 5 en met het cylindrisch deel 58 kan samenwerken.
De aanwezigheid van de lange stabilisator 84 aan de achterzijde en de kortere stabilisator 86 aan de voorzijde voorkomt dat tijdens het bedrijf de kokerbalk in een zodanige beweging geraakt, dat hierdoor de werking van de bewerkings-10 organen 7 nadelig wordt beïnvloed. Doordat de lengte van de respectieve stabilisatoren instelbaar is, kan men de bewegingsmogelijkheid voor de kokerbalk naar wens vergroten of verkleinen. Zoals reeds vermeld kan deze geheel worden opgeheven door middel van de pen 17 bijvoorbeeld tijdens het trans-15 port. De aan de achterzijde van de bok 77 door middel van de verzwenkbare armenparen aangebrachte driepuntsbevestiging, maakt een effectieve aankoppeling van een met de machine te combineren werktuig, zoals een zaai- of pootmachine, mogelijk. Hierbij wordt een voldoende bewegingsvrijheid gecreëerd, daar 20 de rollen vóór de door de gestelbalkèn 50 en 51 gevormde draagconstructie zijn gelegen en de onderste armen 97 zijn voorzien van de schuin naar beneden en naar achteren gerichte delen 101.
Met behulp van de hydraulische verstelcylinders 113, 25 waarvan het achtereinde door middel van de scharnierpen 111 in de sleuf 112 beweegbaar is, kan vanaf de trekker op soepele wijze een heffen van de armen met het aan de achterzijde aangebrachte aankoppelstuk 104 worden verkregen. Hierbij komt de pen 116 aan de buitenzijde van de armen 97 binnen de vang-30 bek van de grendels 115, waardoor het geheel wordt vergrendeld in een stand waarbij de met de driepuntsbevestiging verbonden inrichting zich praktisch boven de machine bevindt en het geheel bij het heffen en tijdens het transport, de hefinrichting van de trekker niet op ongunstige wijze belast. Indien men 35 de met het aankoppelstuk 104 verbonden inrichting opnieuw in de werkstand wil brengen, kan men vanuit de trekkercabine met behulp van de bedieningsorganen 119 de vergrendeling opheffen ) waarna het geheel in zijn werkstand terugzakt. De voor de ver grendeling geschikte stand van de grendels 115 wordt met behulp
I 8 4 0 0 9 0 T
/ - - 16 - . van de in de uitsparing 117 aan de voorzijde van de grendels gelegen aanslagen 118 gehandhaafd.
Teneinde te bewerkstelligen dat de pen 116 gemakkelijk uit de uitsparing van de grendel 115 vrijkomt, kan 5 het bedieningsorgaan. 119 althans voor een deel elastisch zijn uitgevoerd of' door middel van elastisch materiaal, bijvoorbeeld een schroefveer 119A (fig. 8) of een uit elastisch materiaal als rubber bestaand deel met de grendel zijn verbonden. De grendel kan dan door middel van de aanwezige elas-10 ticiteit in het bedieningsorgaan 119 bij een korte bekrachtiging van een cylinder 113 zodanig verzwenken, dat de pen 116 hierdoor als het ware uit de uitsparing in de grendel wordt geschud.
De uitvinding is niet beperkt tot het vorenstaande, 15 doch betreft tevens alle details van de figuren al of niet beschreven.
-Conclusies- 84 0 0 901

Claims (32)

1. Grondbewerkingsmachine voorzien van een aantal bewerkingsorganen, die in een zich dwars op de voortbewe-gingsrichting van de machine uitstrekkende kokerbalk zijn ondersteund en om opwaarts gerichte assen roteerbaar zijn 5 en de kokerbalk is aangebracht aan een draaggestel dat is voorzien van een driepuntsbevestiging voor aankoppeling aan de driepuntshefinrichting van een trekker, met het kenmerk, dat het draaggestel een enkele gestelbalk heeft waarvan de einden in de voortbewegingsrichting van de machine gezien 10 binnen de einden van het kokervormig gesteldeel zijn gelegen.
2. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de gestelbalk een lengte heeft die + de helft bedraagt van de kokerbalk.
3. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 1 of 15 2, met het kenmerk, dat achter de bewerkingsorganen ten min ste één rol is aangebracht die door middel van zich over het kokervormig gesteldeel uitstrekkende armen verzwenkbaar met de enkele gestelbalk is verbonden.
4. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 3, met 20 het kenmerk, dat de rol door middel van nabij de einden van de gestelbalk verzwenkbaar aangebrachte armen en een nabij het midden verzwenkbaar aangebrachte arm met de gestelbalk is gekoppeld.
5. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 3 of 25 4, met het kenmerk, dat twee naast elkaar gelegen rollen aanwezig zijn, welke rollen aan elkaar grenzen.
6. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk, dat de twee rollen ter hoogte van de middelste arm vrij draaibaar zijn ondersteund.
7. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de ondersteuning een steun omvat, die is voorzien van openingen waarin aan de rollen aangebrachte assen met speling zijn gelegerd.
8. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 7, met 35 het kenmerk, dat de steun wordt gevormd door een profielstuk dat een tunnelvormige uitvoering heeft, waarbij de wanden naar beneden zijn gericht en zijn voorzien van openingen \ 8400301 0^ - 18 - -* voor de legering van de assen.
9. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclusies 1-4, met het kenmerk, dat een enkele rol is aangebracht die zich over althans nagenoeg de werkbreedte van de machine uit- 5 strekt en nabij de einden is ondersteund, waarbij nabij het midden een aanslag aanwezig is, die met de bovenzijde van de rol kan samenwerken.
10. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de aanslag aan een draagconstructie voor de 10 rol is bevestigd.
11. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 9 of 10, met het kenmerk, dat de aanslag aan zijn naar de rol gekeerde zijde een boogvormig verloop heeft.
12. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 11, met 15 het kenmerk, dat het boogvormig verloop althans nagenoeg concentrisch is met de draaiingsas van de rol.
13. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 11 of 12, met het kenmerk, dat het boogvormig verloop zich over een hoek van ten minste 180° uitstrekt.
14. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclusies 9 - 13, met het kenmerk, dat de aanslag aan zijn naar de rol gekeerde zijde is voorzien van een stripvormig deel, waarvan de breedste zijde zich althans nagenoeg evenwijdig aan de rota-tieas van de rol uitstrekt.
15. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclusies 5 - 14, met het kenmerk, dat voor het instellen van de stand van de rollen resp. de rol een verstelcylinder aanwezig is welke verstelcylinder een verstelbare aanslag omvat voor de begrenzing van de baan van de zuiger.
16. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de kokerbalk in hoogterich-ting beweegbaar ten opzichte van de gestelbalk is aangebracht door middel van ondersteuningen, die nabij de einden van de - gestelbalk zijn aangebracht.
17. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclusies 3 - 16, met het kenmerk, dat tussen de kokerbalk en de door de gestelbalk en een rol gecreëerde understeuning zich in de ƒ**\ langsrichting van de kokerbalk uitstrekkende stabilisatoren zijn aangebracht. \ 8400901 - 19 -
18- Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de respectieve stabilisatoren aan weerszijden van het midden van de kokerbalk zijn gelegen, waarbij een stabilisator tussen de voorzijde van de kokerbalk en de gestel-5 balk en de andere stabilisator tussen een draaggestel voor een rol en de achterzijde van de kokerbalk is aangebracht.
19. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 17 of 18, met het kenmerk, dat de einden van de stabilisatoren alzijdig beweegbaar zijn aangebracht en de lengte van de stabili- 10 satoren instelbaar is.
20. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 18 of 19, met het kenmerk, dat de stabilisator aan de voorzijde een geringere lengte heeft dan de stabilisator aan de achterzijde.
21. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande 15 conclusies, met het kenmerk, dat vóór en ter hoogte van de dragers voor de bewerkingselementen van de bewerkingsorganen een zich dwars op de voortbewegingsrichting uitstrekkend af-schermelement is aangebracht, dat met behulp van een hefboom in hoogterichting verstelbaar is.
22. Grondbewerkingsmachine voorzien van een gesteldeel waaraan een aantal bewerkingsorganen in een zich dwars op de voortbewegingsrichting van de machine uitstrekkende rij zijn aangebracht, welke bewerkingsorganen om opwaarts gerichte assen aandrijfbaar zijn en zijn voorzien van ten minste een aan 25 een drager aangebracht bewerkingselement, waarbij ter hoogte van en vóór de dragers een langgestrekt afschermelement is aangebracht, met het kenmerk, dat het afschermelement door middel van een hefboom in hoogterichting verstelbaar is.
23. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 21 of 30 22, met het kenmerk, dat de hefboom om een as verzwenkbaar is, die zich boven een de bewerkingsorganen dragende balk be- · vindt en in ten minste twee standen brengbaar en vastzetbaar is.
24. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 23, met het kenmerk, dat het afschermelement is aangebracht aan op- 35 waarts gerichte draagarmen, aie vóór de zwenkas van de hefboom scharnierend met de hefboom zijn verbonden.
25. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclusies 21 - 24, met het kenmerk, dat het afschermelement is voorzien . van een aanslag die met een geleiding aan de voorzijde van 8 4 0 0 9 0 1 if ** - 20 - een de bewerkingsorganèn dragende balk kan samenwerken.
26. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 25, met het kenmerk, dat de aanslag onder veerwerking tegen de geleiding wordt gedrukt.
27. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de geleiding is uitgevoerd als een rol.
28. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de gestelbalk is voorzien 10 van aankoppelmiddelen voor aankoppeling van een met de machine te combineren werktuig, welke aankoppelmiddelen zich naar achteren uitstrekkende armen omvatten, die tot achter de rol reiken.
29. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 28, met 15 het kenmerk, dat de aankoppelmiddelen een aankoppelstuk omvatten, welk aankoppelstuk is voorzien van een driepuntsbevesti-ging en door middel van boven elkaar gelegen paren armen aan de achterzijde van ^en op de gestelbalk aanwezige bok is aangebracht.
30. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat voor elke arm van het bovenste paar armen een hydraulische verstelcylinder aanwezig is.
31. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 29 of 30, met het kenmerk, dat de boven elkaar gelegen armen van de resp. 25 paren een scharnierende vierhoek vormen.
32. Grondbewerkingsmachine zoals beschreven in het voorgaande en weergegeven in de figuren. -o-o-o-o-o- O 8400901 VA \\
NL8400901A 1984-02-13 1984-03-22 "grondbewerkingsmachine". NL8400901A (nl)

Priority Applications (13)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8400901A NL8400901A (nl) 1984-02-13 1984-03-22 "grondbewerkingsmachine".
GB08502739A GB2153642B (en) 1984-02-13 1985-02-04 Soil cultivating implements
DE3546479A DE3546479C2 (nl) 1984-02-13 1985-02-12
DE19853504654 DE3504654A1 (de) 1984-02-13 1985-02-12 Bodenbearbeitungsmaschine, insbesondere kreiselegge
DE3546628A DE3546628C2 (nl) 1984-02-13 1985-02-12
IT19489/85A IT1183341B (it) 1984-02-13 1985-02-13 Attrezzo per la coltivazione del terreno con telaio portante costi tuito da un' unica trave
FR858502061A FR2559339B1 (fr) 1984-02-13 1985-02-13 Herse rotative
FR909000974A FR2640111B1 (fr) 1984-02-13 1990-01-29 Herse rotative
FR9000975A FR2640112A1 (fr) 1984-02-13 1990-01-29 Herse rotative
FR909013777A FR2652704B1 (fr) 1984-02-13 1990-11-07 Herse rotative.
NL9200243A NL190917C (nl) 1984-02-13 1992-02-11 Grondbewerkingsmachine.
FR9313706A FR2697128B1 (fr) 1984-02-13 1993-11-17 Herse rotative.
NL9500021A NL9500021A (nl) 1984-03-22 1995-01-05 Grondbewerkingsmachine.

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8400454 1984-02-13
NL8400454 1984-02-13
NL8400901 1984-03-22
NL8400901A NL8400901A (nl) 1984-02-13 1984-03-22 "grondbewerkingsmachine".

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8400901A true NL8400901A (nl) 1985-09-02

Family

ID=26645929

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8400901A NL8400901A (nl) 1984-02-13 1984-03-22 "grondbewerkingsmachine".

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL8400901A (nl)

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8500396A (nl) Grondbewerkingsinrichting.
NL8401507A (nl) Grondbewerkingsmachine, in het bijzonder voor de bereiding van een zaaibed.
NL9200243A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8800800A (nl) Combinatie van een trekker met ten minste een grondbewerking-zaaieenheid.
NL8101017A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL193084C (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8400901A (nl) "grondbewerkingsmachine".
EP0850553B1 (en) A soil supporting member
NL8500187A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL7907081A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8204655A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8301236A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8403460A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL1001579C2 (nl) Rotorkopeg.
NL9101361A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8203047A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL192364C (nl) Combinatie van een trekker en een samenstel van een rotorkopeg en een zaaimachine.
NL8403369A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL9500021A (nl) Grondbewerkingsmachine.
EP0666015B1 (en) An agricultural machine
NL8700952A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL192594C (nl) Combinatie van een grondbewerkingsmachine en een daarmee te koppelen verdere machine.
NL193395C (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8006776A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8701582A (nl) Grondbewerkingsmachine.

Legal Events

Date Code Title Description
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
BV The patent application has lapsed