NL9402123A - Inrichting voor het tijdens het heffen wegen van een voorwerp. - Google Patents

Description

inrichting voor het tijdens het heffen wegen van een voorwerp.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voorhet tijdens het heffen wegen van een voorwerp, omvattende een hefarm enweegorgaan verbonden door een ten minste een weegcel omvattendeverbinding.

Een dergelijke inrichting is bekend uit de Europese octrooiaanvrage 0.476.778. Daarin wordt de ophanging van een weegplatform beschreven. Ditweegplatform is aan een daarboven liggende bevestiging opgehangen doormiddel van een scharnierend aangebrachte verbindingsstang waarin deweegcel zich bevindt. Daarbij zijn verschillende van dergelijkeverbindingsstangen met daarin opgenomen weegcellen aangebracht. Dezeverbindingsstangen strekken zich evenwijdig ten opzichte van elkaar uit.Met een dergelijke constructie is het mogelijk uitsluitend trek- ofdrukkrachten in de weegcel te brengen hetgeen de nauwkeurigheid van deaflezing bevordert en door dwarskrachten opgewekte componentenuitschakelt. Bij de constructie volgens deze Europese octrooiaanvragewordt voorgesteld de verbindingsstangen zich alle parallel ten opzichtevan elkaar te laten verlopen.

Hoewel een dergelijke constructie een bijzonder nauwkeurigweegresultaat geeft is het nadeel dat deze niet toe te passen is bijmobiel wegen. Mobiel wegen wordt bijvoorbeeld toegepast bij het wegen vancontainers zoals vuilcontainers. Daarbij is het van het grootste belangdat het tijdens het heffen mogelijk is het gewicht van de aangegevencontainer te bepalen. Daartoe kan de hefbeweging eventueel onderbrokenworden maar niet uit te sluiten is dat de container nog steeds heen enweer zwenkt of zich onder een hoek ten opzichte van de ideale weegasbevindt. Daarbij is het noodzakelijk dat de weeginrichting zodaniguitgevoerd is dat dergelijke zwenkingen zoveel mogelijk gedempt worden.

De constructie voorgesteld in de hierboven genoemde Europeseoctrooiaanvrage 0.476.778 vormt een slinger welke geen enkele dempendewerking heeft.

Het is het doel van de onderhavige uitvinding in een inrichting voorhet mobiel wegen van voorwerpen te voorzien waarmee enerzijds gewaarborgdis dat een nauwkeurige weging verwezenlijkt kan worden door hetscharnierend aanbrengen van de verbinding tussen hefarm en weegorgaanterwijl anderzijds een stabiliserende werking van weegorgaan ten opzichtevan hefarm verkregen wordt.

Dit doel wordt bij de hierboven beschreven inrichting verwezenlijkt doordat die verbinding omvat ten minste twee weegcellen elk aangebrachtin een keten, welke keten enerzijds scharnierend verbonden is met dehefarm en anderzijds scharnierend verbonden is met het heforgaan, waarbijde afstand tussen de bevestigingsplaatsen van de verschillende ketens opde hefarm verschilt van de afstand tussen de bevestigingsplaatsen op hetweegorgaan, en waarbij de bevestigingsplaatsen op de hefarm en op hetweegorgaan op cirkels aangebracht zijn gelijkmatig verdeeld langs deomtrek daarvan.

Aan de uitvinding ligt het inzicht ten grondslag dat indien deverbinding tussen de hefarm en het weegorgaan schuin loopt maaranderzijds toch scharnierend uitgevoerd is, een zelf-stabiliserendewerking van de hefarm ten opzichte van het weegorgaan verkregen wordt. Deuitdrukkingen hefarm en weegorgaan moeten hier zeer ruim begrepen wordenen omvatten elke in de stand der techniek bekende ophangingrespectievelijk oplegging voor een weegplateau resp. een last.

Het is vanzelfsprekend mogelijk meer dan twee verbindingen aan tebrengen tussen de hefarm en het weegorgaan. Van belang is slechts datdeze volgens een cirkel aangebracht zijn om in gelijkmatige verdeling vande belasting te voorzien.

Gebleken is dat een optimaal centrerend effect verkregen wordtindien de afstand van de bevestigingsplaatsen op de hefarm groter is dande afstand van de bevestigingsplaatsen op het weegorgaan. Dat wil zeggende verbindingen strekken zich toelopend naar het weegorgaan uit.

Volgens een verdere van voordeel zijnde uitvoering van de uitvindingis het weegorgaan in de gebruikspositie onder de hefarm hangendaangebracht.

De keten die de verbinding vormt tussen de hefarm en het weegorgaankan op alle in de stand der techniek bekende wijzen uitgevoerd zijn. Zois het mogelijk deze uit twee halve flexibele delen te laten bestaan diein het midden verbonden zijn met een weegcel. Eveneens is het mogelijkdeze als stangen of dergelijke uit te voeren die scharnierend hetzij metde hefarm hetzij met het weegorgaan verbonden zijn waartussen de weegcelaangebracht is. Eveneens is het mogelijk deze uit een enkeleverbindingsstang te laten bestaan die scharnierend verbonden is methetzij het weegorgaan hetzij de hefarm. De verbinding met de andere vande delen wordt verwezenlijkt via een "load cell" die zich aan de zijdevan het weegorgaan hetzij de hefarm bevindt die weggekeerd is van dehefarm respectievelijk het weegorgaan en via een schamierverbinding methet betreffende deel verbonden is. Voor varianten van dergelijke constructies wordt uitdrukkelijk verwezen naar de Europeseoctrooiaanvrage 9200991.3.

De uitvinding zal hieronder nader aan de hand van in de tekeningafgeheelde uitvoeringsvoorbeelden verduidelijkt worden. Daarbij tonen:

Fig. 1 in zijaanzicht schematisch een eerste toepassing van deinrichting volgens de uitvinding;

Fig. 2 schematisch afgeheeld een detail van de inrichting volgensfig. 1;

Fig. 3 een verder toepassingsvoorbeeld van de uitvinding inschematisch zijaanzicht;

Fig. 4 een eerste uitvoering van de keten tussen hefarm enweegorgaan volgens de uitvinding; en

Fig. 5 een tweede uitvoering van de verbinding tussen hefarm enweegorgaan volgens de uitvinding.

In de onderstaande figuren wordt de uitvinding aan de hand van hetwegen van een vuilcontainer nader verduidelijkt. Begrepen moet echterworden dat de inrichting volgens de uitvinding bij elke toepassing metmobiel wegen, d.w.z. wegen waar een beweging plaats kan vinden,toepasbaar is. In fig. 1 is met 1 een hefarm afgebeeld. Deze isscharnierend verbonden met de achterzijde van een slechts gedeeltelijkafgeheelde vuilniswagen die met 2 aangegeven is. Bediening van hefarm 1vindt plaats met behulp van vijzel 4. Hefarm 1 is bij het vrije uiteindedaarvan voorzien van een weegeenheid 10 waaraan een weeghaak 5 bevestigdis. Deze weeghaak 5 is ingericht voor het opnemen van een container 3.Deze is zodanig uitgevoerd dat ook bij het kantelen van container 3 dezeniet uit de weeghaak 5 wegschiet. Door het heffen van weegarm 1 envervolgens kantelen van container 3 wordt deze geledigd. Na het van debodem bewegen van container 3 is het noodzakelijk dat deze gewogen wordt.Daartoe is de weegeenheid 10 aangebracht waarvan details in fig. 2afgebeeld zijn. Daaruit blijkt dat deze weegeenheid 10 bestaat uitverbindingsstangen 9 die scharnierend bevestigd zijn aan hefarm 1. Deafstand tussen de schamierbevestigingen is aangegeven met a. Met dezeverbindingsstangen 9 zijn weegcellen 6 en 7 gekoppeld, die op hun beurtverbonden zijn met verbindingsstangen 8 die anderzijds scharnierendverbonden zijn met weeghaak 5. De afstand tussen de bevestigingsplaatsentussen de verbindingsstangen 8 is met b aangegeven in fig. 1. Het isduidelijk dat afstand a groter is dan afstand b. Op deze wijze wordt eenzelf-stabiliserend effect verkregen van de weeghaak 5 terwijl anderzijdsuitsluitend trek- en/of drukkrachten door de weegcellen 6 en 7 geleid worden.

De hoek waaronder de verbindingsstangen zich ten opzichte van dehefara en het weegorgaan uitstrekken, is bij voorkeur ongeveer 45°.

In fig. 3 is eveneens de achterzijde van een vuilniswagen 2afgeheeld. Hierbij is hefara 1 niet alleen scharnierend aangebracht maarkan eveneens een beweging in vertikale richting uitvoeren. Bij hetoptillen van de container van de bodem wordt eerst deze vertikalebeweging uitgevoerd en bij het einde daarvan wordt de container gekanteldom geleegd te worden in de truck.

In fig. 4 is een detail van de mogelijke verbinding tussen hefarm enweeghaak. Deze bestaat uit de eerdergenoemde verbindingsstangen 8 en 9elk bij hun uiteinde voorzien van kogelgewrichten 11. Hefarm 9 isverbonden met huis 12 dat op zijn beurt voorzien is van een plaat 13 dievoorzien is van een opening 14. Nabij opening 14 is een komvormigdraagdeel 15 aangebracht. Daarin rust een kogelvormige steun 22. Daarbijwijkt de afrondingsstraal van de kogelvormige steun 22 zodanig van deafrondingsstraal van draagdeel 15 af dat uitsluitend contact volgens eencirkelvormige lijn verkregen wordt. Deze steun 22 is verbonden metverbindingsstang 8.

In fig. 5 is een variant van deze constructie getoond. Daarbij isslechts een enkele verbindingsstang 17 aanwezig die enerzijds via een metfig. 4 overeenkomende kogel-kom-constructie scharnierend verbonden is methefhaak 5 en zich anderzijds uitstrekt door opening 18 in hefarm 1. Hetzich aan deze zijde bevindende uiteinde van stang 17 is verbonden metweegcel 16 die op zijn beurt via een kogelvormig deel 20 grijpt in eenkom 21 die vast bevestigd is aan de hefarm 1.

Voor dit soort constructies wordt verwezen naar de Europeseoctrooiaanvrage 93200991.3.

Met de hierboven beschreven constructie is het mogelijk bij eenscheefstand van de hefarm tot ongeveer 30° ten opzichte van dehorizontale weegpositie een nauwkeurig weegresultaat te verkrijgenwaarbij snelle stabilisatie van het slingerende voorwerp waargenomen is.

Hoewel aan de bovenstaande uitvoeringen thans de voorkeur gegevenwordt, is het duidelijk dat daaraan talrijke wijzigingen aangebrachtkunnen worden zonder buiten het bereik van de onderhavige aanvrage tegeraken. Het is mogelijk de weegcel op alle andere in de stand dertechniek bekende wijzen te bevestigen tussen de ophanging en het voorwerpwaarop de last aangebracht wordt.

Claims (6)

1. Inrichting voor het tijdens het heffen wegen van een voorwerp,omvattende een hefarm (1) en weegorgaan (5) verbonden door een ten minsteeen weegcel (6, 7, 16) omvattende verbinding, met het kenmerk, dat dieverbinding omvat ten minste twee weegcellen (6, 7, 16) elk aangebracht ineen keten, welke keten enerzijds scharnierend verbonden is met de hefarm(1) en anderzijds scharnierend verbonden is met het heforgaan (5),waarbij de afstand (a) tussen de bevestigingsplaatsen van deverschillende ketens op de hefarm verschilt van de afstand (b) tussen debevestigingsplaatsen op het weegorgaan, en waarbij debevestigingsplaatsen op de hefarm en op het weegorgaan op cirkelsaangebracht zijn gelijkmatig verdeeld langs de ontrek daarvan.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de afstand van debevestigingsplaatsen op de hefarm groter is dan de afstand van debevestigingsplaatsen op het weegorgaan.

3. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij ingebruikspositie de hefarm boven het weegorgaan aangebracht is.

4. inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij elkeketen omvat een weegcel met zich aan beide zijden daarvan uitstrekkendeverbindingsstangen (8, 9).

5. Inrichting volgens conclusie 4, waarbij ten minste een van deverbindingsstangen scharnierend verbonden is met hetzij de weegarm hetzijhet weegorgaan.

6. Inrichting volgens een van de conclusies 1-3, waarbij elke ketenomvat een zich tussen de hefarm (1) en het weegorgaan (5) uitstrekkendeverbindingsstang (17), die enerzijds scharnierend verbonden is met de enevan hetzij de hefarm hetzij het weegorgaan en die anderzijds zichuitstrekt door een opening (18) in die andere van hetzij de hefarm hetzijhet weegorgaan en verbonden is met een weegcel (16) die op zijn beurtscharnierend afsteunt op de andere van hetzij de hefarm hetzij hetweegorgaan.