NL1001105C1 - Hef-kipinrichting voor containers. - Google Patents

Description

Hef-kipinrichting voor containers

De uitvinding betreft een inrichting voor het uitstorten van een inhoud in een container, omvattende : - een draagstel; - een hefinrichting, welke althans een aandrijving 5 omvat en ten opzichte van het draagstel van een lage tot een hogere positie beweegbaar aan het draagstel is aangebracht ; - een kipinrichting, welke ten opzichte van het draagstel en de hefinrichting om een in hoofdzaak liggen- 10 de kantelas kantelbaar aan de hefinrichting is aangebracht, en een koppeling omvat om de container losmaakbaar aan de kipinrichting te koppelen.

Een dergelijke inrichting wordt gebruikelijk aangeduid als een hef-kipinrichting en is bijvoorbeeld 15 een hef-kipinrichting voor containers, zoals bijvoorbeeld toegepast kan worden op vuilniswagens.

Bij toepassing van een dergelijke inrichting op een vuilniswagen worden hiermee vuilniscontainers vanaf het straatniveau opgeheven en in een hoge positie omge-20 kanteld, zodat de inhoud daarvan in de laadruimte van de vuilniswagen, waaraan de inrichting is aangebracht, terecht komt.

Bekende inrichtingen hebben het nadeel, dat de configuratie hiervan niet is berekend op uitstorten op 25 grote hoogte, bijvoorbeeld 4 meter. Als gevolg wordt op een hoogte uitgestort, waarbij optimale belading van de vrachtwagen niet mogelijk is.

Verder is het niet mogelijk de uitstorthoogte in te stellen, hetgeen in het bijzonder van belang is in 30 een uitvoeringsvorm, die niet aan een vuinis- of vrachtwagen is bevestigd, maar op zichzelf staat of verrijdbaar 1001105 2 is om verschillende soorten vuilnis- of vrachtwagens te beladen.

De uitvinding beoogt een nieuwe constructie voor een dergelijke inrichting te verschaffen, welke zich 5 onderscheidt, door arreteermiddelen voor aangrijping van de kipinrichting of de container tussen de hoge en de lage positie van de hefinrichting om een rond de kantelas gerichte kantelkracht onder invloed van beweging van de hefinrichting op de kipinrichting of de container uit te 10 oefenen.

Een andere onderscheidende eigenschap van een inrichting volgens de onderhavige uitvinding is, dat de arreteermiddelen een arm, waarvan een einde aan de kipinrichting is bevestigd en op een vaste hoogte aan het 15 draagstel aangebrachte aanslagmiddelen omvatten, waarbij het vrije einde van de arm bij het bereiken van de hoogte tegen de aanslagmiddelen aanslaat. Bij voorkeur zijn hierbij de aanslagmiddelen stelbaar zijn om de vaste hoogte in te stellen.

20 In een voorkeursuitvoeringsvorm is een inrich ting volgens de onderhavige uitvinding zodanig verwezenlijkt, dat het draagstel een voertuig, zoals een vrachtwagen of een vuilniswagen, omvat of waarbij bevestigingsmiddelen voor losmaakbare bevestiging van het draag-25 stel aan een dergelijk voertuig zijn aangebracht.

De inrichting volgens de uitvinding wordt hierna aan de hand van de bijgevoegde figuren nader beschreven.

Fig. 1 toont een gedeeltelijk schematisch 30 aanzicht van een hef-kipinrichting volgens de uitvinding zoals aangebracht achterop een vrachtvoertuig.

Fig. 2 toont een met fig. 1 overeenkomend aanzicht van een andere uitvoeringsvorm.

Fig. 3 toont de inrichting van fig. 2 in een 35 andere gebruikstoestand.

Fig. 4 toont een gedeeltelijk weggebroken perspektivisch detailaanzicht van een verticaal beweegbare wagen, waaraan een te legen container wordt gekoppeld.

1001105 3

Fig. 5 is een schematisch zijaanzicht volgens pijl V in fig. 4 van de inrichting, waarin met onderbroken lijnen een aantal posities tijdens het kippen zijn weergegeven.

5 Fig. 6 toont een andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding.

Fig. 7 toont een perspektivisch detailaanzicht van de, de container dragende wagen.

Fig. 8 toont een schematisch zijaanzicht van de 10 wagen van fig. 7 ter verduidelijking van de kipbeweging.

Fig. 9 toont een aanzicht van een verdere uitvoeringsvorm.

Fig. 10 toont een schematisch zijaanzicht van de wagen van fig. 9 ter verduidelijking van de kipbewe-15 ging.

Fig. 11 toont de inrichting van fig. 9 in een andere gebruikstoestand.

De in fig. 1 getoonde inrichting 1 omvat een als vrachtwagen 2 vormgegeven draagstel aan de achterzijde 20 waarvan twee hef-kipinrichtingen 4 volgens de uitvinding zijn aangebracht. Met deze hef-kipinrichtingen kunnen containers 6 via openingen in de achterwand in de laadruimte 3 van de vrachtwagen 2 leeggestort worden.

De hef-kipinrichtingen 4 omvatten elk een wagen 25 5 die door middel van geleidingen 8 verticaal beweegbaar geleid zijn aangebracht. De wagens 5 kunnen door een hydraulische cilinder 7 omhoog en omlaag bewogen worden.

Bij de uitvoeringsvorm van fig. 1 zijn de hydraulische cilinders uitgevoerd als trekkende cilinders 30 en bij de uitvoeringsvorm van fig. 2 en 3 zijn de cilinders uitgevoerd als drukkende cilinders.

In fig. 1 zijn de cilinders 7 door middel van een steun 9 aan de vrachtwagen 2 gemonteerd. In plaats van een direkte montage van de hef-kipinrichtingen 4 aan 35 de vrachtwagen 2 zoals getoond in de figuren, is het ook mogelijk om één of twee van deze hef-kipinrichtingen aan te brengen aan een subframe dat demontabel aan een vrachtwagen wordt aangebracht. In het bijzonder is de 1001105 4 inrichting volgens de uitvinding geschikt om aangehangen te worden aan de wand van een algemeen gebruikelijke, aan de bovenzijde open laadcontainer.

Met de wagen 5 zijn verder middelen verbonden 5 die het mogelijk maken om de aangehangen container 6 te kantelen, zodra de wagen in een hoge stand is aangekomen. Deze middelen zullen nog nader worden beschreven.

De in fig. 2 getoonde inrichting 10 maakt, zoals eerder opgemerkt, gebruik van drukkende cilinders 10 16, in dit geval in het bijzonder eenvoudige cilinders, die een lagere kostprijs hebben dan trekkende cilinders zoals toegepast bij de inrichting 1 van fig. 1. Ook bij deze uitvoeringsvorm is een wagen 15 toegepast die door middel van geleidingen 18 verticaal omhoog en omlaag 15 beweegbaar aan de achterzijde van de vrachtwagen wordt geleid. De wagen 15 is verbonden met een kast 17 die de met de geleidingsstangen 18 samenwerkende geleidingen bevat.

Met de getoonde hef-kipinrichtingen kunnen twee 20 kleine containers onafhankelijk van elkaar worden geleegd, zoals in deze figuren 1 en 2 wordt getoond, maar het is ook mogelijk om één grote container door beide hef-kipinrichtingen gezamenlijk te legen. Deze configuratie wordt in fig. 3 getoond. De grote container 20 wordt 25 op de wagens 15 van de beide hef-kipinrichtingen ondersteund en door deze gezamenlijk opgeheven en leeggekipt.

Een besturingsinrichting die het mogelijk maakt om de beide wagens 15 van de hef-kipinrichtingen synchroon te laten lopen is op zichzelf bekend en vormt geen 30 onderdeel van de onderhavige uitvinding.

Fig. 4 toont meer in detail de wagen van een hef-kipinrichting 4 zoals getoond in fig. 1. De wagen 5 omvat een hoofdgestel 22 dat voorzien is van lagers 23 die samenwerken met de eerder genoemde geleidingsstangen 35 8. Deze geleidingsstangen 8 zijn vast gemonteerd in een kast 11, die weer met de vrachtwagen wordt verbonden. De cilinder 7 grijpt op dit hoofdgestel 22 aan.

1 0 C 1 1 o 5 5

Aan het gestel 22 is een in dwarsrichting uitstekende stang 24 bevestigd. Op het einde van deze stang 24 is een drager 25 gelagerd, zodanig dat deze om de stang 24 kan zwenken op nog nader te beschrijven 5 wijze. In een alternatieve uitvoeringsvorm is de stang 24 om zijn lengte-as draaibaar aan hhet hoofdgestel 22 gekoppeld en is de drager 25 vast aan de stang 24 bevestigd. De drager 25 is aan zijn boveneinde voorzien van een kam 26 die onder een rand van een op te heffen con-10 tainer kan grijpen.

Met de drager 25 is een vaste arm 29 verbonden en een zwenkarm 31. De zwenkarm 31 is aan één einde scharnierend met de drager 25 en aan het andere einde scharnierend met een hulpgestel 27 verbonden. Het hulpge-15 stel 27 kan gelijktijdig met het hoofdgestel 22 omhoog en omlaag bewegen en wordt hierbij geleid door een gelei-dingsstang 28. De vaste arm 29 van de drager 25 is aan zijn uitstekende einde voorzien van een aanslag 30 die onder tegen het hulpgestel 27 aanligt. Ten gevolge van 20 het eigen gewicht van de drager 25, eventueel vergroot met een aan de kam 26 daarvan hangende container, blijft de aanslag 30 in contact met het hulpgestel 27.

Vast met het hulpgestel 27 is een aanslag 32 verbonden, die samenwerkt met een nok 33 die vast met de 25 vrachtwagen althans vast met de kast 11 is verbonden.

Het zal duidelijk zijn dat door de werking van de trekkende cilinder 7 of, als alternatief een drukkende cilinder 16, het samenstel gevormd door het hoofdgestel 22, de drager 25 en het hulpgestel 27 omhoog en omlaag 30 verplaatst kan worden, waarbij de drager 25 in de in fig. 4 getoonde stand blijft.

Voor het boveneinde van de opgaande slag van de wagen 5, komt de aanslag 32 in contact met de nok 33, waardoor het hulpgestel 27 niet verder mee omhoog beweegt 35 met de beweging van de wagen 5.

In fig. 5 is de vervolgens optredende beweging van de drager 25 nader weergegeven. De zwenkbaar met het hulpgestel 27 verbonden aanslag 33 ligt aan tegen de nok 1001105 6 32 en het hulpgestel 27 beweegt dus niet verder omhoog.

De met het hoofdgestel 22 verbonden stang 24 wordt echter verder omhoog bewogen door de werking van de cilinder 7 zoals met de pijl 34 is aangegeven. De arm 31 zwenkt 5 hierdoor omhoog, waardoor de drager 25 om de stang 24 kantelt. De aan de drager 25 hangende container wordt hierdoor omgekipt en in de laadruimte geleegd.

Na het legen van de container wordt het hoofdgestel weer naar beneden bewogen waarbij de drager 25 met 10 de daaraan hangende container terugkantelt tot de in fig. 5 met getrokken lijnen getekende stand. Bij de verder neerwaartse beweging beweegt ook het hulpgestel 27 naar beneden, waardoor de container op de grond wordt gezet.

Bij de omhoog en neergaande beweging zorgt de 15 vaste arm 29 ervoor dat het hulpgestel 27 gelijkmatig meebeweegt met het hoofdgestel 22. Eventueel kan, in afwerking van hetgeen in de figuren is getoond, het hulpgestel 27 voorzien zijn van een sleufvormige opening waarin de aanslag 30 aangrijpt, zodat zowel bovenwaartse 20 als benedenwaartse krachten door de aanslag 30 op het hulpgestel 27 uitgeoefend kunnen worden, teneinde een goede gelijkmatige loop te verkrijgen.

De in fig. 6 getoonde hef-kipinrichting 40 is uitgevoerd als een afzonderlijke eenheid. De inrichting 25 40 omvat een van wielen voorzien frame 41 waarop een staande mast 42 is bevestigd. Deze mast vormt geleidings-middelen voor een wagen 45, die omhoog en omlaag beweegbaar langs de mast 42 kan worden geleid.

In de mast is een cilinder 43 opgenomen, die op 30 de wagen 45 aangrijpt en deze aldus omhoog en omlaag kan aandrijven.

De wagen 45 omvat, zoals fig. 7 toont een dwarsstang 46 waaraan een containerdrager 47 is gelagerd. Zoals in fig. 7 is te zien wordt een gesteldeel van de 35 wagen 45 in het inwendige van de mast 42 geleid.

Om de buitenomtrek van de mast 43 is een hulpgestel 50 geleid, waarmee zwenkarmen 48 zijn verbonden, die weer scharnierend aangrijpen op de drager 47. Het 10f '10 5 7 hulpgestel 50 vormt direkt een aanslag die samenwerkt met een nok 49 die vast aangebracht is aan de mast 42.

Fig. 8 toont op een met fig. 5 analoge wijze de beweging van de drager 47 bij het leegkippen van een 5 container. Zodra bij de omhooggaande beweging het hulpgestel 50 in contact komt met de nok 49, beweegt dit hulpgestel niet verder omhoog. De stang 46 wordt echter door de cilinder 43 verder omhoog gedreven, waardoor de zwenk-arm 48 om zijn scharnierverbinding met het hulpgestel 50 10 zwenkt en daarmee de drager 47 in de met streeplijnen weergegeven stand kantelt. De inhoud van de container wordt hierdoor in de laadruimte van de vrachtwagen, of bijvoorbeeld een verzamelcontainer gestort.

Wanneer de container 44 is geleegd, wordt de 15 cilinder 43 weer ingetrokken, waardoor de beweging in omgekeerde volgorde verloopt en de container 44 uiteindelijk weer op de grond wordt gezet.

In fig. 9 is een andere uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de onderhavige uitvinding getoond, 20 welke van de in fig. 2 en 4 weergegeven uitvoeringsvorm verschilt, doordat deze slechts geleidingsstangen 8 voor het hoofdgestel 22 bevat. Een afzonderlijk hulpgestel, zoals in fig. 4 met 27 is aangeduid, en een afzonderlijke geleidingsstang 28 hiervoor, zoals in fig. 4 met 28 is 25 aangeduid, ontbreken derhalve.

Ook hierbij komt de aanslag 32 in contact met de nok 33, waardoor de nok 33 niet verder mee omhoog beweegt met de beweging van de wagen 5.

In fig. 10 is de vervolgens optredende beweging 30 van de drager 25 nader weergegeven. De met arm 31 zwenk-baar met de drager 25 verbonden aanslag 33 ligt aan tegen de nok 32 en beweegt derhalve niet verder omhoog. De met het hoofdgestel 22 verbonden stang 24 wordt echter verder omhoog bewogen door de werking van de cilinder 7, zoals 35 met pijl 34 is weergegeven. De arm 31 zwenkt hierdoor omhoog, waardoor de drager 25 om de stang 24 kantelt. De aan de drager 25 hangende container wordt hierdoor omgekipt en in de laadruimte geleegd. De arm 31 is zwenkbaar Λ 0 0 1 π 5 8 aan de drager 25 bevestigd, maar wordt door blok 35 zodanig ondersteund, dat deze niet omlaag kan zwenken ten opzichte van de met doorgetrokken lijnen in deze fig. 10 weergegeven stand.

5 Na het legen van de container wordt het hoofd gestel 22 weer naar beneden bewogen, waarbij de drager 25 met de daaraan hangende container terugkantelt tot de in fig. 10 met doorgetrokken lijnen getekende stand. Bij de verdere neerwaartse beweging beweegt ook de arm 31 naar 10 beneden in de hier met doorgetrokken lijnen weergegeven, in hoofdzaak liggende stand.

Met de getoonde hef-kipinrichtingen kunnen twee kleine containers onafhankelijk van elkaar worden geleegd, zoals in fig. 9 en 10 is getoond, maar het is 15 tevens mogelijk om één grote container door beide hef-kipinrichtingen gezamenlijk te legen. Deze configuratie is in fig. 11 weergegeven. De grote container 20 wordt op de wagens 15 van de beide hef-kipinrichtingen ondersteund en door deze gezamenlijk opgeheven en leeggekipt. Deze 20 situatie is vergelijkbaar met die, welke refererend aan de figuren 2 en 3 is beschreven.

Hoewel hierboven slechts configuraties zijn beschreven, waarbij kipbewegingen worden bewerkstelligd, als gevolg van een verdere opwaartse beweging van de 25 hefinrichting na aangrijping van de kipinrichting of de container door arreteermiddelen, is het in het kader van de onderhavige uitvinding tevens mogelijk een dergelijke aangrijping te laten plaatsvinden in de neergaande beweging van de hefinrichting. Verder zijn hierboven slechts 30 configuraties beschreven, waarbij over de kantelas wordt gekipt, waarbij het binnen het kader van de uitvinding tevens mogelijk is een uitvoeringsvorm te verwezenlijken, waarbij onder de kantelas door wordt gekipt.

10 0 1 10 5

Claims (14)

1. Inrichting voor het uitstorten van een inhoud in een container, omvattende: - een draagstel; - een hefinrichting, welke althans een aandrijving 5 omvat en ten opzichte van het draagstel van een lage tot een hoge positie beweegbaar aan het draagstel is aangebracht; - een kipinrichting, welke ten opzichte van het draagstel en de hefinrichting om een in hoofdzaak liggen- 10 de kantelas kantelbaar aan de hefinrichting is aangebracht, en een koppeling omvat om de container losmaakbaar aan de kipinrichting te koppelen, gekenmerkt door arreteermiddelen voor aangrijping van de kipinrichting of de container tussen de hoge en de lage 15 positie van de hefinrichting om een rond de kantelas gerichte kantelkracht ten gevolge van voortgaande beweging van de hefinrichting op de kipinrichting of de container uit te oefenen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het 20 kenmerk, dat de arreteermiddelen een arm, waarvan een einde aan de kipinrichting is bevestigd en op een vaste hoogte aan het draagstel aangebrachte aanslagmiddelen omvatten, waarbij het vrije einde van de arm bij het bereiken van de hoogte tegen de aanslagmiddelen aanslaat.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de aanslagmiddelen stelbaar zijn om de vaste hoogte in te stellen.

4. Inrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat de arm opwaarts zwenkbaar aan de kipin- 30 richting is bevestigd en de aanslagmiddelen een tussen de hoge en de lage positie vast aan het draagstel bevestigde aangrijpingsorgaan omvatten.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het draagstel een aan de bewegingsrichting 35 van de hefinrichting evenwijdige geleider met een hierlangs beweegbaar geleidingselement omvat, waarbij het 1 0 ö 1 1 o 5 vrije einde van de arm zwenkbaar aan het geleidingsele-ment is bevestigd.

6. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de aandrijving althans een 5 hydraulische cilinder omvat.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de aandrijving ten minste twee telescopisch uitschuifbare stadia omvat.

8. Inrichting volgens conclusie 6 en 7, met het 10 kenmerk, dat de stadia een over de cilinder geplaatste, telescopisch uitschuifbare huls vormen.

9. Inrichting volgens één van de conclusie 7 of 8, met het kenmerk, dat het bovenste van de stadia gelei-dingsmiddelen omvat.

10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de geleidingsmiddelen ten minste één gelei-derstang en één nagenoeg wrijvingsloos langs de gelei-derstang schuifbaar lagerblok omvatten.

11. Inrichting volgens één van de voorgaande conclu-20 sies, met het kenmerk, dat bevestigingsmiddelen voor losmaakbare bevestiging aan het draagstel.

12. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat het draagstel een transportvoertuig, zoals een vrachtwagen of een vuilniswagen, omvat.

13. Beladingsinrichting voor een transportvoer tuig, zoals een vrachtwagen of een vuilniswagen, gekenmerkt door tenminste één inrichting volgens één van de voorgaande conclusies.

14. Beladingsinrichting volgens conclusie 13, geken-30 merkt door twee inrichtingen volgens één van de conclusies 1 tot en met 12. 1001105