NL1006343C2 - Transportinrichting. - Google Patents

Description

Transportinrichting

De onderhavige uitvinding betreft een transportinrichting voor het transporteren van containers, omvattende een gestel, steunbaar op ten minste één wiel en een staander en voorzien van ten minste één handgreep, 5 waarbij het wiel een kantelpunt vormt bij kanteling door optillen van het gestel aan het handvat. De containers bevatten hierbij bijvoorbeeld water of bouwpuin, dat getransporteerd moet worden. In het geval van water kan het hier bijvoorbeeld een situatie betreffen, waar water 10 moet worden getransporteerd naar een plaats, tot waar een waterslang niet kan reiken, of als gevolg hiervan onbruikbaar wordt, bijvoorbeeld in geval van vorst.

Voor het transporteren van water, bouwpuin of andere dergelijke materialen, wordt gewoonlijk gebruik 15 gemaakt van een kruiwagen. Hierbij kan het materiaal in de bak van de kruiwagen worden geladen en vervolgens worden getransporteerd.

Deze bekende transportinrichting heeft als nadeel, dat transport, laden en lossen van het materiaal 20 nagenoeg onbeheersbaar is. Zo kan water vrij tijdens het transport over de rand van de bak klotsen en is het uitstorten van een afgemeten hoeveelheid water nagenoeg onmogelijk. In het geval van bouwpuin geldt veelal, dat de bekende transportinrichting niet tot bij de plaats, 25 waar te transporteren puin ligt, kan worden gebracht om het bouwpuin hierin te laden. Wanneer dit al wel met enige moeite lukt is verder een nadeel, dat een kruiwagen, dusdanig instabiel is dat het vaak gebeurt dat deze onbedoeld omkiept tijdens het transport. Voor andere te 30 transporteren materialen gelden soortgelijke nadelen.

Met de uitvinding is beoogd althans de bovengenoemde problemen te verlichten en deze bij voorkeur weg te nemen, en hiertoe is een inrichting verschaft, met ten minste twee ophangingen aan het gestel, elke voor ten 1006343 2 minste een container, waarbij de ophangingen met hieraan gehangen containers het gestel tijdens transport in balans houdend zijn geplaatst.

Als gevolg van het evenwicht, dat in en voor 5 het gestel wordt bewerkstelligd met de aan de ophangingen opgehangen containers met hierin materiaal, is het transport van dat materiaal aanmerkelijk beter beheersbaar gemaakt. Bovendien kunnen de afzonderlijke losse containers worden gebruikt voor transport van en naar het 10 gestel, respectievelijk naar en van een voor het gestel moeilijk bereikbare plaats. De containers omvatten hierbij bijvoorbeeld emmers voor het te transporteren materiaal .

In een voorkeursuitvoeringsvorm is een inrich-15 ting volgens de onderhavige uitvinding zodanig, dat de ophangingen in de transportrichting aan weerszijden van het wiel zijn aangebracht. Op deze wijze is een balans bewerkstelligd ten opzichte van het een kantelpunt vormende wiel, zodat slechts behoeft te worden gecompenseerd 20 door de gebruiker hiervan voor schommelingen rond het wiel tijdens gebruik van de inrichting, bijvoorbeeld als gevolg van oneffenheden in de transportroute. In het geval, dat de staander achter het wiel in de transportrichting is geplaatst, is bij voorkeur een afstand tussen 25 het wiel en de ophanging hiervóór groter dan die tussen het wiel en de ophanging hierachter, zodat balans in de transportrichting is gehandhaafd, ongeacht het overschot aan gewicht van het gestel achter het wiel als gevolg van de staander door gebruik te maken van een groter moment, 30 veroorzaakt door de voor het wiel geplaatste ophanging op grotere afstand hiervan. Verder kan om dezelfde compensatie van gewicht van de staander een of meer dan één extra ophanging voor het wiel zijn aangebracht.

In een andere voorkeursuitvoeringsvorm van een 35 inrichting volgens de onderhavige uitvinding zijn de ophangingen aan weerszijden van de transportrichting aangebracht. Op deze wijze is een balans bewerkstelligd in de richting dwars op de transportrichting, waardoor 1006343 3 het onbedoeld in deze richting omkiepen van de inrichting wordt tegengegaan. Als alternatief voor het verkrijgen van een dusdanige stabiliteit vertoont een inrichting volgens een alternatieve uitvoeringsvorm van de onderha-5 vige uitvinding de eigenschap, dat het gestel twee aan een dwars op de transportrichting opgestelde as aangebrachte wielen omvat. Door de brede wielbasis is de gewenste stabiliteit in zijdelingse richting gewaarborgd, afhankelijk van de lengte van de as en derhalve van de 10 aldus verschafte wielbasis.

In een verdere uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de onderhavige uitvinding vertoont deze de eigenschap, dat een deel van de ophangingen aan het gestel is aangebracht boven het door de staander en het 15 wiel of de wielen ingesloten oppervlak, zodat het van één van deze ophangingen afhalen van de hieraan hangende container niet tot gevolg zal hebben, dat de inrichting, die dan op de staander en het wiel of de wielen rust, omvalt.

20 In nog een verdere uitvoeringsvorm is een inrichting volgens de onderhavige uitvinding zodanig, dat het gestel ten minste twee loskoppelbare deelgestellen omvat. Op deze wijze kan door een geringe ingreep de inrichting geschikt worden gemaakt voor het transporteren 25 van meer of minder containers.

De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld hiervan.

In de tekening toont: fig. 1 in perspektivisch aanzicht een inrich-30 ting volgens de onderhavige uitvinding, waaraan te transporteren containers zijn gehangen? fig. 2 een schematisch zijaanzicht van een inrichting volgens de onderhavige uitvinding in gebruik; fig. 3 een met fig. 2 overeenkomend vooraan- 35 z icht; en fig. 4 een schematisch zijaanzicht van de in fig. 2 getoonde inrichting in de uiteengenomen toestand, 1006343 4

De inrichting 1 in fig. 1 omvat een buizenframe 2, dat uit twee delen 15 en 16 bestaat. De twee delen 15 en 16 van het buizenframe 2 zijn koppelbaar door middel van een U-vormige koppeling 11 en steunen 12 aan het 5 gesteldeel 16. In gekoppelde toestand is de koppeling 11 sluitbaar met behulp van een bout/moersamenstelling, en zijn de steunen 12 sluitbaar met behulp van grendels 14. Op deze wijze is het gesteldeel 16 vast met het gesteldeel 15 gekoppeld.

10 Zowel het gesteldeel 15 als het gesteldeel 16 is voorzien van een dwarsligger, resp. 3 en 4, aan de uiteinden waarvan haken 10 zijn voorzien. De haken 10 vormen ophangingen voor als emmers 7 vormgegeven containers. De emmers 7 hangen aan de hengsels hiervan aan de 15 haken 10.

De dwarsliggers 3 en 4 zijn elk zodanig gepositioneerd, dat de haken 10 zich aan weerszijden van het buizenframe 2, dat een gestel vormt, zijn aangebracht op onderling gelijke afstanden hiervan, hetgeen is aangeduid 20 met de dubbele pijlen in fig. 1. De inrichting wordt als gevolg hiervan in balans gehouden door het gewicht van hieraan gehangen emmers 7 met vulling hiervan, in het bijzonder in balans in de richting dwars op de voortbewe-gingsrichting van de inrichting 1.

25 Het eerste gesteldeel 15 omvat een staander 5 en wielen 6, welke laatste door middel van een wielas 9 onderling zijn verbonden. Bij voorkeur zijn de haken 10 van de dwarsligger 3 aan het eerste gesteldeel 15 zodanig gepositioneerd, dat het zwaartepunt van hieraan aanhan-30 gende emmers 7 direct ligt boven het oppervlak, dat is ingesloten door de staander 5 en de wielen 6. Op deze wijze kan één van beide aan de dwarsligger 3 hangende emmers 7 worden afgenomen, zonder dat het gevaar bestaat, dat als gevolg hiervan de inrichting wordt omgetrokken 35 als gevolg van het aan één zijde hangende gewicht van de resterende emmer. Dit laatste geldt in het bijzonder vanzelfsprekend, wanneer de hier getoonde inrichting 1 zowel op de staander als op de wielen rust. In deze 100 6343 5 situatie is het tevens wenselijk, dat het gezamenlijke gewicht van het eerste gesteldeel 15 en eventueel resterende aan de dwarsligger 3 hiervan hangende emmers 7 een groter moment ten opzichte van het door de wielen 6 5 gevormde draaipunt vormt, dan de aan het andere gesteldeel 16 hangende emmers. Uit voorzorg kan in een hier niet getoonde uitvoeringsvorm zijn voorzien in haken 10 aan het gesteldeel 16, die zodanig zijn gepositioneerd, dat het zwaartepunt van hieraan hangende emmers 7 even-10 eens boven het voornoemde oppervlak zijn gelegen. Hierbij kunnen emmers 7 vrij van de haken 10 worden afgenomen, zonder dat het gevaar bestaat, dat de inrichting 1 in zijdelingse richting of voorover kan kantelen als gevolgen van aan de haken hangende emmers 7, ongeacht de 15 volgorde, waarin deze emmers 7 aan de inrichting 1 worden gehangen of hiervan worden afgenomen.

In het schematisch zijaanzicht van fig. 2 is de inrichting volgens fig. 1 in gebruik getoond. De persoon, die gebruik maakt van de inrichting 1 hangt de emmers 7 20 aan de haken 10 en tilt vervolgens, zoals in deze fig. 2 is getoond, de staander 5 van de inrichting 1 van de grond door de als handvaten 8 vormgegeven handgrepen aan te grijpen en zich op te richten. Hierbij kantelt de inrichting 1 over de wielen 6, zodat de wielas 9 een 25 kantelas vormt. Hierbij zijn de haken 10 bovendien zodanig ten opzichte van de wielas 9 aangebracht, dat het zwaartepunt van emmers 7 met te transporteren materiaal voor en achter de wielas 9 op gelijke afstanden van de door deze wielas 9 lopende verticaal zijn gelegen. Op 30 deze wijze veroorzaken de voor en achter de wielas 9 gehangen emmers 7 nagenoeg gelijke maar tegenover gestelde draaimomenten ten opzichte van de wielas 9, zodat de emmers 7 met te transporteren materiaal in balans zijn. Eén en ander is aangeduid met de dubbele pijlen in deze 35 fig. 2.

Om tevens te compenseren voor het aanvullende gewicht aan de zijde achter de wielas 9 van de buizencon-structie voor de staander 5, kan in een hier niet getoon- 1006343 6 de uitvoeringsvorm een extra ophangpunt voor een emmer met te transporteren materiaal zijn aangebracht aan het gesteldeel 16. Als alternatief kunnen in een hier tevens niet getoonde uitvoeringsvorm de haken 10 van het gestel-5 deel 16 op een met het extra gewicht van de staander 5 overeenkomende grotere afstand van de verticaal door de wielas 9 zijn gelegen dan de haken 10 van het gesteldeel 15.

Naar aanleiding hiervan zal het voor een vakman 10 duidelijk zijn, dat een nagenoeg willekeurig aantal ophangingen of haken mogelijk is, zolang in het bijzonder de emmers of containers tijdens transport nagenoeg in balans zijn ten opzichte van de wielas of in het geval slechts een enkele wiel is voorzien, ten opzichte van dit 15 wiel. Bovendien zal de configuratie van de ophangingen bij voorkeur zodanig zijn, dat de inrichting stabiel blijft staan, wanneer deze niet in gebruik is, en daaraan containers emmers of containers worden gehangen of afgenomen, en wel in elke willekeurige volgorde, zonder dat 20 hierbij het gevaar ontstaat, dat de inrichting kantelt of omvalt.

Het voorgaande is nog schematisch weergegeven in fig. 3, waaruit duidelijk blijkt, dat het zwaartepunt van elke van de aan de inrichting 1 gehangen emmers in de 25 in fig. 1 en in fig. 2 getoonde uitvoeringsvormen direct zijn gelegen binnen de wielbasis, zodat zijdelings omvallen van de inrichting 1 efficiënt kan worden tegengegaan.

In fig. 4 is de in fig. 1 getoonde inrichting nogmaals getoond, maar dan in uiteengenomen toestand, 30 waaruit duidelijk blijkt, dat de inrichting 1 uit twee gesteldelen 15 en 16 bestaat, die losmaakbaar koppelbaar zijn. Wanneer het voorste gesteldeel 16 is afgekoppeld resteert het achterste gesteldeel 15 met de staander 5 en de wielen 6, zodat een in dwars op de transportinrichting 35 uitgebalanceerde transportinrichting resteert, welke daarentegen niet in de transportrichting zelf is gebalanceerd. Derhalve zal het de gebruiker in enige mate meer kracht kosten gebruik te maken van de op deze wijze 1006343 7 ontkoppelde inrichting, teneinde de aan de haken 10 van de dwarsligger 3 te hangen containers of emmers te transporteren.

In de in fig. 1 getoonde uitvoeringsvorm is de 5 inrichting verder nog voorzien van houders 18 in de vorm van gleuven vormende buisconstructies, waarin deksels 17 voor de containers of emmers kunnen worden geplaatst. De in deze houders te plaatsen deksels zijn van bijzonder voordeel om water of een dergelijk te transporteren 10 materiaal in de containers of emmers hierin te houden, zelfs wanneer als gevolg van een schokkerig transport klotsen van dit water optreedt, dat normaal zou leiden tot verlies hiervan tijdens het transport.

Overigens wordt nog opgemerkt, dat de afstand 15 tussen de haken 10 aan elke dwarsligger 3 of 4 ten minste gelijk is aan de diameter van één emmer en ten hoogste gelijk is aan de breedte van een deurkozijn (ca. 86 cm) minus de diameter van één emmer.

Hierbij wordt verder nog opgemerkt, dat vele 20 andere uitvoeringsvormen van het buizenframe en derhalve van de gehele inrichting 1 mogelijk zijn, waarbij als meest relevante eigenschappen die moeten worden aangemerkt, welke in de bijgaande conclusies zijn beschreven.

1006343

Claims (10)

1. Inrichting voor transport van containers, omvattende een gestel, steunbaar op ten minste één wiel en een staander en voorzien van ten minste één handgreep, waarbij het wiel een kantelpunt vormt bij kanteling door 5 optillen van het gestel aan het handvat, gekenmerkt door ten minste twee ophangingen aan het gestel elke voor ten minste een container, waarbij de ophangingen met hieraan gehangen container het gestel tijdens transport in balans houdend zijn geplaatst.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de ophangingen in de transportrichting aan weerszijden van het wiel zijn aangebracht.

3. Inrichting volgens conlusie 2, waarbij de staander achter het wiel in de transportrichting is ge- 15 plaatst en voor het wiel ten minste één ophanging meer is aangebracht dan achter het wiel.

4. Inrichting volgens conclusie 2, waarbij de staander achter het wiel in de transportrichting is geplaatst en een afstand tussen het wiel en de ophanging 20 hiervoor groter is dan die tussen het wiel en de ophanging hierachter.

5. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het gestel twee aan een dwars op de transportrichting opgestelde as aangebrachte wielen 2. omvat.

6. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de ophangingen aan weerszijden van de transportrichting zijn aangebracht.

7. Inrichting volgens één van de voorgaande 30 conclusies, waarbij een deel van de ophangingen aan het gestel is aangebracht boven het door de staander en het wiel of de wielen ingesloten oppervlak. 1006343

8. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het gestel ten minste twee loskoppel-bare deelgestellen omvat.

9. Inrichting volgens conclusie 8, waarbij een 5 eerste deelgestel het wiel, het handvat en ten minste één ophanging omvat en een tweede deelgestel ten minste één ophanging omvat, welke laatste ophanging op een plaats in het tweede deelgestel is aangebracht, waarbij in aan het eerste deelgestel gekoppelde toestand met hieraan gehan-10 gen containers het gestel in de transportrichting in gebruik in balans is.

10. Inrichting volgens conclusie 9, waarbij de ten minste ene ophanging op een plaats in het eerste deelgestel is geplaatst, waarbij het eerste deelgestel 15 met hieraan gehangen container dwars op de transportrichting in gebruik in balans is. 1006343