NL9400614A - Werkwijze en inrichting voor het bedrijven van een cacaoboterpers. - Google Patents

Description

Werkwijze en inrichting voor het bedrijven van een cacaoboterpers.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het bedrijven van een cacaoboterpers, waarbij met relatief lage druk een cacaomassa van een voorverwarmingshouder via een buisleiding in de perskamer van de cacaoboterpers wordt gebracht. Na het bereiken van de technologisch vereiste vullingsgraad worden de vulventielen gesloten en wordt het persen ingezet.

Verder heeft de uitvinding betrekking op een inrichting voor het realiseren van de werkwijze, bestaande uit een voorverwarmingshouder voor het conditioneren van cacaomassa en een lagedrukleiding met een lagedrukpomp voor het vullen van de perskamers van de cacaoboterpers.

De capaciteit van de cacaoboterpersen wordt voor een belangrijk deel beïnvloed door het te verwerken materiaal zelf. Zo werd gevonden, dat de temperatuur van de vloeibare cacaomassa de persvaardigheid in belangrijke mate beïnvloedt. Om deze te kunnen beïnvloeden gaat aan het persen een voorverwarmen vooraf. Dit geschiedt meestal in speciale voorverwarmingshouders, waarin het te verwerken materiaal charge-gewijs op de optimale temperatuur wordt ingesteld.

Een dergelijke voorverwarmingshouder is bekend uit DD-PS 277 012. Hier wordt de cacaomassa binnen de houder onder constant roeren door een verhittingsslang op de optimale temperatuur ingesteld.

Voor het vullen wordt de helft van de inhoud van de houder afgegeven aan de cacaoboterpers. Daartoe wordt een lagedrukpomp gebruikt, die de vloeibare cacaomassa direkt in de perskamers van de cacaoboterpers transporteert. Indien de technologische vereiste druk bereikt is, wordt het transport onderbroken en wordt begonnen met het persproces.

Tegelijk wordt de inhoud van de voorverwarmingshouder weer aangevuld en de optimale temperatuur ingeregeld. Van nadeel is hierbij, dat vanaf het tijdstip van het afschakelen van de cacaomassatoevoer tot aan het begin van de nieuwe cyclus de cacaomassa in het buisleidingssysteem achterblijft.

Met het begin van de nieuwe cyclus wordt de inmiddels afgekoelde en gesepareerde cacaomassa in de perspotten getransporteerd, voordat de optimale getempereerde massa daar achteraan komt. Daardoor wordt in het totaal de temperatuur van de cacaomassa in de perspotten verlaagd, hetgeen feitelijk de werking van de voorgeschakelde warmtehouder aanmerkelijk vermindert. Hier komt nog bij, dat door de rustende cacaomassa, welke een dispers systeem voorstelt, in het buisleidingssysteem een-gedeeltelijke ontmenging plaatsvindt, hetgeen weer een ongunstige invloed heeft op het verloop van het persproces.

Het is het doel van de uitvinding om een werkwijze en een inrichting te ontwikkelen voor het bedrijven van een cacaoboterpers, waarmee bereikt moet worden, dat aan het begin van het vullen een volledig getempereerde en gestructureerde cacaomassa voor het vullen van de perskamers ter beschikking staat.

Hiertoe heeft de uitvinding het kenmerk, dat de perskamers via een centrale, verhitte massabuis worden voorzien van cacaomassa, waarbij na het voltooid zijn van het vullen en na het sluiten van de vulventielen van de perskamers continu of periodiek via een hogedruk-leiding cacaomassa aan de centrale massabuis wordt toegevoerd en via een lagedrukleiding cacaomassa daarvan wordt afgevoerd.

De oplossing volgens de uitvinding heeft het voordeel, dat aan het begin van het vullen vers geconditioneerde, derhalve optimaal getempereerde en geroerde cacaomassa bij de vulventielen aanwezig is. De energie-inhoud in de cacaomassa van de warmtehouder gaat derhalve niet verloren. De bedoeling van de warmtehouder om een goed verpersbare cacaomassa tot stand te brengen, blijft behouden.

De werkwijze en de inrichting zullen nu nader worden toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld. Daarbij wordt de constructie en de funktie van een cacaoboterpers als bekend, vooropgesteld en nader toegelicht.

De bijbehorende tekeningen hebben de volgende betekenis:

Fig. 1: schematische weergave van een cacaoboterpers met voorverwarmingshouder en leidingssysteem,

Fig. 2: doorsnee van de centrale massabuis volgens de uitvinding.

Zoals te zien is in fig. 1, wordt de niet geconditioneerde cacaomassa Al van het roerwerk door een lagedrukpomp 3 naar de voorverwarmingshouder 2 gepompt. In de voorverwarmingshouder 2 wordt de cacaomassa Al onder voortdurend roeren verwarmd. De constructie en de exacte wijze van werken van de voorverwarmingshouder vormt niet het onderwerp van de uitvinding en behoeft hier niet nader te worden toegelicht.

De aldus geconditioneerde cacaomassa A2 bereikt via een lagedrukleiding 1 een centrale massabuis. Deze is aangebracht boven de cacaoboterpers 5 en via vulventiel-aansluitingen 6 verbonden met niet nader weergegeven, aan de perskamers aangebrachte vulventielen. Op de constructie en de wijze van werken van de cacaoboterpers 5 wordt hier niet verder ingegaan.

Tot het buisleidingssysteem behoort verder een hogedruk-leiding 7, waarop een hogedrukpomp 8 is aangebracht. De hogedrukleiding 7 leidt eveneens naar de centrale massabuis 4.

In fig. 2 is de constructie van de centrale massabuis 4 volgens de uitvinding te zien. Deze bestaat in wezen uit een hoofdbuis 9, van waaruit de vulventielaansluitingen 6 uitgaan. Binnen de centrale massabuis is nagenoeg over de totale lengte een hogedrukbuis 10 aangebracht, welke een belangrijk kleinere diameter heeft dan de hoofdbuis 9.

De centrale massabuis 4 is omgeven door een mantel 11, die verhit kan worden door een verhittingsmedium, bij voorkeur stoom.

Voor wat betreft de wijze van werken:

De lagedrukpomp 3 en de hogedrukpomp 8 transporteren tegelijk geconditioneerde cacaomassa A2 uit de voorverwarmingshouder 2 in de centrale massabuis 4. De in fig. 1 weergegeven, maar niet nader aangegeven ventielen, worden daartoe corresponderend geschakeld. De vulventielen van de perskamers zijn geopend.

Indien het vullen voltooid is, hetgeen gesignaleerd wordt door een niet weergegeven druksensor, wordt de lagedrukpomp 3 afgeschakeld. De hogedrukpomp 8 werkt verder en wordt uitgeschakeld in afhankelijkheid van het persgedrag van de cacaomassa A2. Deze nalooptijd is massa-specifiek en wordt door de operateur volgens ervaringswaarden ingesteld via een druk- of tijdeenheid.

Daarna worden de vulventielen gesloten en de cacaopers gaat over tot het persen.

Direkt na het begin van het persen wordt de hogedrukpomp 8 weer in bedrijf genomen en deze transporteert tijdens het persen en tot aan het uitstoten van de perskoek, continu of periodiek cacaomassa A2 in de centrale massabuis 4. De cacaomassa A2 doorstroomt de centrale massabuis 4 en vloeit over de lagedrukleiding 1 terug naar de voorverwarmings-houder 2. Dit proces wordt door een corresponderende schakeling van de ventielen gerealiseerd.

Daardoor wordt de cacaomassa A2 continu in beweging gehouden en er is steeds verse cacaomassa A2 direkt bij de vulventielen aanwezig.

Na het afsluiten van de afpersing, het openen van de pers en het wegnemen van de perskoek vindt het sluiten van de pers plaats, die gereed is voor een nieuw begin van de cyclus, c.g. het vullen.

- conclusies -

Claims (4)

1. Werkwijze voor het bedrijven van een cacaoboterpers, waarbij met relatief lage druk cacaomassa van een voorverwarmingshouder via een buisleiding in de perskamers van de cacaoboterpers wordt getransporteerd en na het bereiken van de technologisch vereiste vullingsgraad de vulventielen worden gesloten en het persen wordt ingeleid, met het kenmerk, dat de perskamers via een centrale, verhitte massabuis (4) worden voorzien van cacaomassa (A2), waarbij na het voltooid zijn van het vullen en na het sluiten van de vulventielen van de perskamers continu of periodiek via een hogedruk-leiding (7) cacaomassa (A2) aan de centrale massabuis (4) wordt toegevoerd en via een lagedrukleiding (1) cacaomassa (2) daarvan wordt afgevoerd.

2. Werkwijze voor het bedrijven van een cacaoboterpers volgens conclusie l,met het kenmerk, dat het vullen van de perskamers plaatsvindt via de centrale massabuis (4), doordat zowel door de hogedrukleiding (7) alsook door de lagedrukleiding (1) cacaomassa (A2) wordt toegevoerd.

3. Inrichting voor het bedrijven van een cacaoboterpers, bestaande uit een voorverwarmingshouder voor het conditioneren van cacaomassa en een lagedrukleiding met een lagedrukpomp voor het vullen van de perskamers van de cacaoboterpers, met het kenmerk, dat parallel aan de perskamer en daarboven een verhitte, centrale massabuis (4) is aangebracht, die bestaat uit een hoofdbuis (9), van waaruit de vulventielaansluitingen (6) schuin naar onderen uitgaan, en welke tegelijk via een koepeldeksel verbonden is met een hogedrukbuis (10), waarvan de diameter relatief klein is ten opzichte van de hoofdbuis (9), en nagenoeg over de totale lengte van de centrale massabuis (4) loopt.

4. Inrichting voor het bedrijven van een cacaoboterpers volgens conclusie 3,met het kenmerk, dat de centrale massabuis (4) een mantel (11) vertoont, die bij voorkeur verhit wordt met stoom.