NL9302229A - Labelbevestiger. - Google Patents

Description

LABELBEVESTIGER

Achtergrond van de uitvinding:

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een verbetering van een labelbevestiger die gebruikt wordt bij het bevestigen van labels aan handelsartikelen, zoals kledingstukken.

Teneinde een label aan delicate handelsartikelen, zoals kostbare kledingstukken te bevestigen, wordt er een werkwijze voor het bevestigen van een label aan een artikel met een draad gebruikt, en labelbevestigers van kunststof, bijvoorbeeld labelpennen bestaande uit een dergelijk materiaal worden in het algemeen gebruikt met het doel om op efficiënte wijze labels aan een groot aantal artikelen te bevestigen.

Deze labelpen is verkregen door het gieten van een kunststof, zoals nylon en polypropyleen, waarvan de sterkte toeneemt wanneer het gestrekt wordt, tot in een integraal labelpenlichaam, waarbij een vlak kopstuk, een draadstuk dat zich uitstrekt vanaf een tussengelegen stuk van het kopstuk loodrecht daarop, en een dwarsstaafstuk dat bevestigd is aan een einde van het draadstuk, zodanig dat het onder een rechte hoek met het draadstuk zich uitstrekt, in hoofdzaak zijn opgesteld in de vorm van de letter "H". Zo'n labelpen wordt gegoten als een onderdeel van een integrale labelpen-eenheid, die bestaat uit 30 tot 100 labelpennen die als een kamvormige opstelling geïmplanteerd zijn in een verbindings-staaf, met het doel van op conventionele wijze gieten van de labelpennen en het laden daarvan tot in een labelbevestiger.

Zulke labelpennen in een labelpeneenheid die in het algemeen gebruikt worden en die kopstukken hebben, bijvoorbeeld van ongeveer 1 mm dikte, worden op regelmatige intervallen van 2 mm in een verbindingsstaaf geïmplanteerd. In deze labeleenheid waarin labelpennen zijn aangebracht op de genoemde intervallen, wordt een ruimte van ongeveer 1 mm breedte gevormd tussen naburige labelpennen. Daarom, wanneer een veelvoud van labelpeneenheden tezamen worden geplaatst, bijvoorbeeld wanneer een veelvoud van labelpeneenheden tot in een doos worden gebracht of wanneer een veelvoud van labelpeneenheden uit een doos worden genomen en praktisch worden gebruikt terwijl de overblijvende nog niet gebruikte labelpeneenheden daarna in de oorspronkelijke doos worden teruggebracht, geraken de labelpennen van verschillende labelpeneenheden onderling in elkaar verstrengeld.

Zogenoemde bevestigingspennen, waarin de kopstukken van labelpennen zijn samengevoegd door verbinders die afgesneden kunnen worden wanneer de labelpennen praktisch worden gebruikt, zijn ook voorgesteld als labelpennen die gebruikt worden om dit in elkaar verstrengeld raken te voorkomen. Bij een labelpeneenheid die aldus gevormde labelpennen hebben, worden zij staatstukken direkt samengevoegd door verbindingsstaven en kopstukken, zodat deze labelpeneenheid behandeld kan worden als een enkel blok. Dienovereenkomstig geraken de kopstukken van de labelpennen in een labelpeneenheid niet tot in de ruimten tussen die van de labelpennen in elkaar, wanneer de labelpeneenheden tezamen worden gevoegd, dat wil zeggen dat deze labelpennen gemakkelijke gebruikt kunnen worden zonder dat het in elkaar verstrengeld geraken plaatsvindt.

Een labelpeneenheid die labelpennen heeft die gevormd zijn op regelmatige intervallen van 2 mm zoals hierboven is genoemd, is nogal lang. Daarom wordt, wanneer de labelpeneenheid in een labelbevestiger geladen is, deze in een gemakkelijk schudbare conditie gehouden in een voorste bovenstuk van de machine. Dientengevolge kunnen diverse problemen ontstaat, bijvoorbeeld dat een labelpeneenheid een labelbevestigingsbewerking in de weg staat, en dat de verbindingsstaven die uitsteken vanaf de onderzijde van een voorstuk van een labelbevestiger een handelsartikel vastgrijpen.

Teneinde deze problemen op te lossen heeft aanvrager van onderhavige aanvrage ontwikkeld en verkocht een zogenaamde dicht bij elkaar geplaatste reeks labelpennen, waarvan de steekafstand de ordegrootte heeft van 1 mm. Deze op kleine afstand van elkaar opgestelde labelpennen zijn veel compacter gevormd dan labelpennen met een steekafstand van 2 mm en dit maakt het mogelijk de materiaalkosten te verminderen en het verpakkingsmateriaal te minimaliseren. Dergelijke labelpennen kunnen in grote hoeveelheden in dezelfde doos worden opgeslagen, getransporteerd worden en kunnen uitstekend behandeld worden.

Diverse soorten van labelbevestigers waaraan dergelijke labelpennen kunnen worden toegevoerd zijn voorgesteld, bijvoorbeeld in de labelbevestiger volgens de Japanse octrooipublikatie nr. 61-35051. Deze labelbevestiger is ontwikkeld met het doel speciaal dichtbij elkaar geplaatste labelpennen tot in artikelen te drijven en deze bevestiger is met gejuich door de gebruikers ontvangen als een machine die zodanig excellent funktioneert als geen enkele voorbekende labelbevestiger. Echter heeft deze labelbevestiger zo delikate labelpeneenheden over te brengen die daarvoor niet beschikbaar waren, zodat een labelpeneenheid-toevoermiddel een groot aantal van precisieonderdelen moet gebruiken. Als gevolg van dit nadelige punt neemt de kostprijs van vervaar diging van de labelbevestiger toe.

Kortom, deze labelpeneenheid-toevoer vormt een precisiemachine die verschillende soorten van precisieonder delen vereist, zoals een geleidingsstaaf die aangedreven wordt door een tussenhefboom, een draagplaat die draaibaar bewogen wordt door de geleidingsstaaf, een toevoerorgaan dat een vergrendelklauw draagt en geplaatst is op de draagplaat, een pal voor het doen stoppen van labelpeneenheden, zodanig dat de labelpeneenheden niet opwaarts worden bewogen tegelijkertijd met een beweging van de grendelklauw, wanneer de grendelklauw opwaarts wordt bewogen, zodat de dwarsstaaf van een bovenste labelpen in de labelpeneenheid wordt aangegrepen, en een veer die de aanslag in voorwaartse richting dringt.

De kosten van het vervaardigen van deze labelbevestiger die voorzien is van een labelpeneenheid-toevoerinrichting, waarin een groot aantal onderdelen aldus gecombi- neerd wordt, worden natuurlijk hoog. Bovendien dient grondig aandacht te worden besteedt aan de behandeling van de label-bevestiger, daar het een precisieapparaat is. Bovendien slijten een groot aantal onderdelen tijdens het gebruik van de labelbevestiger en ontstaan fouten in de beweging van de onderdelen, waarbij de beweging van elk deel niet meer soepel gaat, hetgeen er in sommige gevallen toe leidt dat een labelpen foutief wordt ingedreven.

De onderhavige uitvinding heeft ten doel een labelbevestiger te verschaffen die in staat is om de nadelen te elimineren die aanwezig zijn bij de bovenbeschreven conventionele labelbevestiger, welke nieuwe bevestiger een hoge levensduur heeft en vrij is van fouten bij het indrijven van labelpennen en dit dankzij het gebruik van een zeer eenvoudige toevoerinrichting.

Samenvatting van de uitvinding

De onderhavige uitvinding verschaft een labelbevestiger die zodanig geconstrueerd is dat een beweeglijk orgaan 9 dat een zuiger 11 heeft aan het voorstuk daarvan voorwaarts wordt bewogen door een tussenhefboom 5 die ingericht is om te worden gezwenkt door een hefboom 3 die draaibaar is ondersteund, zodanig dat deze voorwaarts uitsteekt door veerkracht vanuit en teruggetrokken wordt tot in een handgreep 2 die zich neerwaarts uitstrekt vanaf een labelbe-vestigerslichaam 1, teneinde een zij staafstuk van een labelpen aan te drijven door middel van de zuiger 11 tot in een holle naald 12, met het kenmerk dat een toevoerorgaan 18, vanwaaraf een tand 18f uitsteekt die kan aangrijpen op een verbindingsstuk van een labelpen en een aanslagorgaan 19 vanwaaraf een tand 19c uitsteekt die kan aangrijpen en wel evenwijdig met de genoemde tand 18f op het verbindingsdeel, evenwijdig aan elkaar zijn aangebracht, waarbij het toevoerorgaan 18 een kopstuk 18a en een hefboomstuk 18c heeft dat zich uitstrekt vanaf het kopstuk 18a, waarbij het toevoerorgaan 18 direkt gedraaid wordt in overeenstemming met de voorwaartse en achterwaartse bewegingen van het beweeglijke orgaan 9 teneinde de labelpen naar een voorafbepaalde posi- tie over te brengen.

Om meer concreet te zijn, het toevoerorgaan 18 vanwaaruit de tand 18f uitsteekt die kan aangrijpen op een verbindingsdeel van een labelpen, en het aanslagorgaan 19 vanwaaruit de tand 19c uitsteekt die kan aangrijpen en wel evenwijdig met de tand 18f op het verbindingsdeel, zijn evenwijdig aan elkaar in een geleidingsholte 14 aangebracht, welke geleidingsholte 14 gevormd is in een voorstuk van het labelbevestigerlichaam 1 en het toevoerorgaan 18 heeft het hefboomstuk 18b uitstekend het kopstuk 18a, waarbij een schachtstuk 18d waarmede het kopstuk 18a wordt gedragen, draaibaar wordt gedragen aan het bevestigerlichaam 1 , en een opneemstuk 18j dat gevormd is in een positie die verwijderd is vanaf het schachtdeel 18d, waarbij het aanslagorgaan 19 draaibaar gedragen wordt aan het labelbevestigerlichaam 1 via een uitsteeksel 19b, waarbij het beweeglijke orgaan 9 voorwaarts wordt bewogen teneinde het opneemstuk 18j zodanig aan te drukken dat de tand 18 f wordt opgeheven om aan te grijpen op een bovenste verbindingsstuk, waarbij het beweeglijke orgaan achterwaarts wordt bewogen voor het opheffen van het hefboomstuk 18b, zodat de labelpeneenheid die aangegrepen wordt met de tand 18f omlaag wordt gebracht over een afstand die overeenkomt met de breedte van een verbindingsstuk.

De hefboom 3 wordt stevig aangegrepen teneinde het beweeglijke orgaan 9 of de tussenhefboom 5 voorwaarts te bewegen en om het kopstuk 18a van het toevoerorgaan 18 opwaarts te draaien en de hefboom 3 wordt vrijgegeven van de aangrijpkracht teneinde het beweeglijke orgaan terug te bewegen en teneinde het hefboomstuk 18b te doen opheffen en het kopstuk 18a omlaag te brengen. In deze tijd wordt een enkele labelpen gevoed, wanneer de tand 18f die uitsteekt vanaf het kopstuk 18a aangegrepen wordt met het verbindingsstuk van de labelpen.

Daar een labelpen gevoed wordt door het verdraaien van het toevoerorgaan 18 in overeenstemming met de voorwaartse en achterwaartse bewegingen van het beweeglijke orgaan 9 of de tussenhefboom 5, is de toevoerinrichting aanmerkelijk vereenvoudigd.

Korte beschrijving van de tekeningen:

Figuur 1 is een zijaanzicht van een hoofddeel van een uitvoeringsvorm van de labelbevestiger volgens de onderhavige uitvinding;

Figuur 2 is op vergrote schaal een hoofddeel van de uitvoeringsvorm van figuur 1;

Figuur 3 is een doorsnede over de lijn A-A van figuur 2;

Figuur 4 is een zijaanzicht corresponderende met figuur 1 van de in werking zijnde uitvoeringsvorm;

Figuur 5 is op vergrote schaal een aanzicht dat correspondeert met figuur 4 van de in werking zijnde uitvoeringsvorm;

Figuur 6 is op vergrote schaal een aanzicht van een hoofddeel van de labelbevestiger met een labelpeneenheid die in een vrije toestand staat;

Figuur 7 is een perspectivisch aanzicht van een kopdeel van een toevoerorgaan;

Figuur 8 is een perspectivisch aanzicht van een getand orgaan dat aanwezig is aan een vooreindstuk van het toevoerorgaan; en

Figuur 9 is een perspectivisch aanzicht van een labelpeneenheid vrijgevende knop;

Figuur 10 is een zijaanzicht dat de structurele binnenzijde van de labelbevestiger volgens een andere uitvoeringsvorm van onderhavige uitvinding toont; en

Figuur 11 is een aanzicht, dat genomen is ter illustratie van de werking van de labelbevestiger van figuur 10.

Beschrijving van de voorkeursuitvoeringsvorm:

Een uitvoering van de onderhavige uitvinding zal nu worden beschreven met verwijzing naar de tekeningen.

Figuren 1 en 2 tonen een eerste uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding, en wel van een labelbevesti-gingslichaam 1 dat gevormd is als een pistool, waarbij een hefboom 3 scharnierbaar wordt gedragen aan een voorstuk van een handgreep 2 daarvan via een as 4 terwijl deze hefboom door een veer 3 0 tot in een voorwaarts uitstekende positie wordt gedrongen. Een tussenhefboom 5 wordt scharnierbaar gedragen via een as 6 aan het deel van de handgreep dat zich achter de hefboom 3 bevindt, en een uitstekende pen 8 is aan de hefboom 3 aanwezig, die grijpt in een langgerekte uitsparing 7 die gevormd is in een onderstuk van de tussenhefboom 5, teneinde de tussenhefboom werkzaam met de hefboom 3 te verbinden.

Een beweeglijk orgaan 9 dat gemonteerd is in een geleidingsgroef 10 die gevormd is in het binnenvlak van het lichaam 1 van de labelbevestiger grijpt aan op een kopstuk 5a van de tussenhefboom 5, en een zuiger 11 (stang) bestaande uit een metalen stang is aanwezig aan de voorzijde van het beweeglijke orgaan 9 en is ingericht om voorwaarts te bewegen tot in het binnenste van een holle naald 12 die aanwezig is aan het vooreinde van de labelbevestiger 1. Een geleidingsgroef 14 (die een T-vormige doorsnede heeft voor het geleiden van een verbindingsstaaf, een verbindingsdeel, een zijdelings staafdeel, en een worteldeel van een draad-stuk van een labelpeneenheid), waarin een labelpeneenheid vertikaal wordt geladen is aanwezig in een voorstuk van het lichaam 1 van de labelbevestiger. Een snijblad 15 is losmaakbaar aanwezig aan het deel van het lichaam van de labelbevestiger dat zich aan de tegenovergestelde zijde van de geleidingsholte 14 en verwijderd vanaf het gebied waar de zuiger 11 doorheen gaat, bevindt.

Dit snijblad 15 is aanwezig met het doel een verbindingsstuk door te snijden dat zich uitstrekt tussen een verbindingsstaaf en een zijdelings staafstuk van een labelpen, wanneer een labelpen aangedrukt wordt door de zuiger 11 en tot in de holle naald 12 wordt gedrukt, en deze in een daartoe bestemde labelbevestiger wordt gebruikt.

Toevoermiddelen voor het toevoeren van een labelpen die in de labelbevestiger volgens de onderhavige uitvinding worden gebruikt, zullen nu worden beschreven.

Zoals ook getoond is in figuur 2 bestaan deze toevoermiddelen uit een toevoerorgaan 18 dat samengesteld is uit een hoofddeel dat gegoten is uit een kunststof en een getand orgaan dat van een metalen plaat is vervaardigd, en een aanslagorgaan 19 dat van kunststof is gegoten. Verder kunnen deze organen gevormd worden uit materialen die geschikt zijn voor hun funkties en die gekozen zijn met in acht name van materiaalkosten.

Het toevoerorgaan 18 bestaat uit een kopstuk 18a en een dun hef boomstuk 18b dat zich uitstrekt vanaf het kopstuk 18a in achterwaartse richting in de vorm van een boog van een bril en is voorzien van een boring 18c die in voorwaartse richting van het kopstuk 18a open is, zoals in figuur 3 is getoond (doorsnede genomen over de lijn A-A van figuur 2) , en een schachtstuk 18d dat uitsteekt vanaf een zijvlak van het kopstuk 18a en dat gemonteerd is in een leger la dat aanwezig is in het lichaam 1 van de labelbeves-tiging.

Zoals in figuur 1 is getoond, zijn aanslagen ld, le aanwezig aan het lichaam 1 van de labelbevestiger en de aanslagen ld, le zijn ingericht om een neerwaartse beweging van het hefboomstuk 8b te doen stoppen respectievelijk een neerwaartse beweging van het kopstuk 18a en om het toevoerorgaan 18 te beperken, zodat het toevoerorgaan 18 zwenkende bewegingen vertikale richting van de tekening maakt tussen deze twee aanslagen ld, le.

Een getand orgaan 18e dat een tand 18f aan zijn vooreinde heeft, is zodanig opgesteld dat het zich uitstrekt langs de zijvlakken van het kopstuk 18a en voorwaarts uitsteekt, en een schroefveer 18g is aanwezig in samengedrukte toestand tussen het binnenvlak van het getande orgaan 18e en het achtervlak van de boring 18c, zoals in figuur 3 is te zien, opdat het getande orgaan 18e voorwaarts uitsteekt. Zoals in figuur 2 te zien is, is een opneemdeel 18j aanwezig aan het achterstuk van het kopstuk 18a, dat zich op een afstand r bevindt vanaf het schachtdeel 18d, en een aandruk-orgaan 9a is aanwezig aan een voorstuk van het beweeglijke orgaan 9, dat getoond is in figuur 1, is ingericht om aan te grijpen op dit opneemstuk en om het kopstuk 18a vertikaal om het asstuk 18d te draaien.

Het getande orgaan 18e is gevormd door een metalen plaat te vormen tot een lichaam met U-vormige dwarsdoorsnede zoals in figuur 8 is getoond, zodat een tand 18f uitsteekt vanaf het voorstuk daarvan en een uitsteeksel 18h uitsteekt vanaf een achterstuk daarvan. Het getande orgaan 18e is gestoken tussen twee uitsteeksels 18k die aanwezig zijn aan de boven- en ondervlakken van het kopstuk 18a, zoals in figuren 2 en 7 is getoond, en het is opgesteld met een achteruitsteeksel 18m aangrijpend op de achtereindstukken van de uitsteeksels 18k, waarbij de tand 18f een verbindingsstuk c van een labelpen aangrijpt.

Het aanslagorgaan 19 is als een integraal lichaam van kunststof gegoten en heeft een zich dun uitstrekkend veerstuk 19a aan het bovenstuk daarvan. Een uitsteeksel 19b (schacht) dat aanwezig is aan een voetstuk van het veerdeel 19a is gemonteerd in een legerstuk (holte) dat aanwezig is in het lichaam 1 van de labelbevestiger, teneinde het aanslagorgaan 19 zwenkbaar te dragen. Het aanslagorgaan 19 heeft een tand 19c aan zijn onderste voorstuk, waarbij de tand 19c uitsteekt zoals in figuur 3 is te zien. Wanneer een labelpen t niet gevoed wordt, zoals in figuur 2 getoond is, bijvoorbeeld wanneer de hefboom 3 niet stevig wordt aangegrepen, zijn de tand 18f die aanwezig is aan het vooreinde van het getande orgaan 18e en deze tand 19c in een naast elkaar opgestelde toestand en gemonteerd tussen verbindingsstukken cl en c2, waarmede de verbindingsstaaf L en zij staaf b van een labelpen t onderling verbonden zijn. Alhoewel slechts de posities van de verbindingsstukken van een labelpen in figuur 2 zijn getekend, is de labelpeneenheid die in deze uitvoeringsvorm wordt gebruikt identiek met een conventionele labelpeneenheid. Onnodig op te merken dat deze verbindingsstukken geïmplanteerd worden in een verbindingsstaaf die gepositioneerd is aan de andere zijde van het vlak van de tekening, terwijl een zijstaafdeel aanwezig is aan de voorzijde daarvan.

Zoals in figuur 3 is getoond, is het aanslagorgaan 19 aan zijn zijvlak voorzien van een uitsteeksel 19d, dat opgenomen wordt in een holte 20a van een knop 20 die bediend kan worden vanaf het zijvlak van het lichaam 1 van de label-bevestiger. Deze knop 20 bestaat uit een nauw zijstuk 20b en een breed vertikaal stuk 20c, zoals in figuren 2 en 9 te zien is, en is gemonteerd in een geleidingsstuk lc dat aanwezig is in het lichaam 1 van de labelbevestiger. Een uitsteeksel dat aanwezig is aan het zijvlak van de knop 20 steekt uit door een boring lb, zodat de knop 20 achterwaarts in een speling H kan worden bewogen.

Wanneer de knop 20 terug wordt bewogen over een afstand die overeenkomt met de speling H, worden het uitsteeksel 18h dat gevormd is aan het achterstuk van het getande orgaan 18e en integraal daarmede is gevormd, en het uitsteeksel 19d dat in de holte 20a van het aanslagorgaan 19 wordt gehouden, tegelijkertijd aangegrepen en de tand 19c die aanwezig is aan het vooreinde van het aanslagorgaan 19 en de tand 18f die aanwezig is aan het vooreinde van het getande orgaan 18e worden tezamen terugbewogen om ontkoppeld te worden van een verbindingsdeel c van een labelpen, welke labelpen aldus vrijgemaakt wordt van het lichaam 1 van de labelbevestiger en in staat is om teruggetrokken te worden vanaf de bovenzijde van de geleidingsholte 14.

Een bewerking voor het drijven van een labelpen tot in een handelsartikel zal nu worden beschreven.

Figuren 1 en 2 tonen de conditie waarin een labelpen t op het punt staat om te worden gedreven in een artikel of de conditie waarin het drijven van een labelpen tot in een artikel is voltooid. In deze conditie is een bekend labelpensamenstel T gebracht tot in de geleidingsholte 14. Verder zijn in figuur 2 een deel van het labelpensamenstel T en een deel van de verbindingsdelen c daarvan getoond.

De tand 18f die gevormd is aan het vooreinde van het getande orgaan 18e is gemonteerd tussen het verbindingsdeel cl van de voorste (onderste) labelpen en het deel c2 van een labelpen die vervolgens tot in het artikel dient te worden gedreven. Zoals getoond is in figuur 3 is de tand 19c van het aanslagorgaan 19, die gelamineerd is op de tand 18f, ook gemonteerd op dezelfde wijze tussen de twee verbindingsdelen cl, c2.

Zoals getoond is in figuur 2 is een zij staafstuk b aanwezig aan de voorzijde van een verbindingsstuk c gezien in verband met het vlak van de tekening, en een verbindings-staaf L aan de achterzijde daarvan, waarbij het halve voorstuk van het zijstaafdeel gestoken is in de holle naald 12. In deze situatie staat de zuiger 11 achter de holle naald 12 klaar, zoals in figuur 1 is getoond.

Figuren 4 en 5 tonen de situatie waarin het indrijven van een labelpen t tot in een artikel voltooid is. Wanneer de hefboom 3 getriggerd is tegen de werking van een veer 3 0 in teneinde een deel daarvan te dwingen om in het binnenste van de handgreep 2 te dringen, wordt de tussenhef-boom 5 voorwaarts in een hellende positie gebracht als gevolg van de beweging van de hefboom 3 en het beweeglijke orgaan 9 dat aangegrepen wordt met het kopstuk 5a daarvan beweegt voorwaarts teneinde de zuiger 11 die vanaf het voorstuk van het beweeglijke orgaan 9 uitsteekt te dwingen om tot in de holle naald 12 te bewegen, zodat het zij staatstuk van een labelpen die klaar staat aan de inlaat van de holle naald 12 tot in het binnenste daarvan wordt gedrongen, zodat deze vanaf het vooreinde daarvan uitsteekt.

In deze situatie wordt de holle naald 12 ingébracht door de holte van een label die geplaatst is op een artikel en het verbindingsstuk c van een eerste labelpen t wordt afgesneden vanaf een labelpeneenheid volgens de bewerking voor het aangrijpen van de hefboom 3, waarbij het zij staafstuk dat aangedrukt wordt door de holle naald 12 aangedreven wordt door de zuiger 11 om uit te steken vanaf de achterzijde van het artikel, waarbij het label aan het artikel wordt bevestigd. Gedurende deze tijd wordt het draadstuk dat verbonden is met het zij staafstuk voorwaarts getrokken wanneer het uitsteekt vanuit een sleuf die zich uitstrekt in een zijwand van de holle naald 12.

Het beweeglijke orgaan 9 wordt voorwaarts bewogen op de bovengenoemde wijze en het ontvangende deel 18j van het toevoerorgaan 18 wordt aangedrukt door het aandrukorgaan 9a dat aanwezig is aan het vooreinde van het beweeglijke orgaan 9. Dientengevolge wordt het hoofdstuk 18a dat zwenk-baar gedragen wordt op het schachtstuk 18d opwaarts hellend gesteld als gevolg van het rotatiemoment M zoals in figuur 5 getoond is, en de tand 18f die uitsteekt vanaf het vooreinde van het kopstuk 18a wordt opwaarts bewogen tot in een positie boven een derde verbindingsstuk c3 wanneer dit de gelei-dingsholte 14 verlaat. Gedurende deze tijd grijpt het hef-boomstuk 18b aan op de aanslag ld, zoals in figuur 4 is getoond, om begrensd te worden ten aanzien van zijn neerwaartse beweging. Het toevoerorgaan 18 wordt ondersteund zodanig dat het enigszins gedraaid wordt om het asstuk 18d als een draaipunt.

Ondertussen blijft de tand 19c die gevormd is aan het vooreinde van het aanslagorgaan 19 vastgehouden tussen het eerste en het tweede verbindingsdeel cl, c2 zoals in figuur 5 is getoond, teneinde de labelpeneenheid zodanig vast te houden dat de labelpeneenheid niet met de tand 18f wordt bewogen, die uitsteekt vanaf het vooreinde van het getande orgaan 18e, wanneer de tand 18 f opwaarts wordt bewogen.

Zoals getoond in figuren 4 en 5, wanneer een labelpen t tot in een artikel gedreven wordt, wordt het voorstuk van het kopstuk 18a van het toevoerorgaan 18 gedraaid om het schachtdeel 18d als draaipunt, maar het hef-boomstuk 18b grijpt aan op de aanslag ld en wordt niet meer dan vereist schuin gezet.

Wanneer de hefboom 3 dan ontlast wordt van de aangrijpkracht, neemt het weer de conditie van figuren 1 en 2 in, als gevolg van de veerkracht. Gedurende deze tijd komt het beweeglijke orgaan 9 in kontakt met het achtereindstuk van het hef boomstuk 18b om dit op te heffen, zodat het kopstuk 18a de tand 18f naar beneden beweegt, terwijl deze uitsteekt tot in de geleidingsholte 14 daar het kopstuk 18a naar links wordt gedraaid om het schachtstuk 18d als een draaipunt, waarbij de tand 18f neerwaarts wordt bewogen wanneer het aangegrepen wordt met het derde verbindingsdeel c3 (het tweede verbindingsdeel c2 in het geval dat een labelpensamenstel labelpennen van een conventionele steekaf-stand hebben).

Wanneer, zoals hierboven is vermeld, bij het neerwaarts drukken van het verbindingsstuk c3, de tand 18f twee verbindingsstukken c2 en c3 neerwaarts drukken, en terwijl het kopstuk 18a bewogen wordt zonder te roteren en gestopt wordt wanneer het in aanslag komt tegen een aanslag le, ondergaat het hefboomstuk 18b een buiging doordat het gemaakt is van kunststof en het flexibel is, en het beweeglijke orgaan 9 kan terugkeren naar zijn voorgeschreven positie, terwijl het de labelpeneenheid of samenstel T neerwaarts binnenin de geleidingsgroef 14 drukt.

Gedurende deze tijd wordt het verbindingsstuk cl dat aangegrepen wordt met de tand 19c van het aanslagorgaan 19 neerwaarts gedrukt in overeenstemming met de neerwaartse beweging van de tand 18f teneinde het volgende verbindingsstuk c2 en tand 19c elkaar te doen aangrijpen, hetgeen tot gevolg heeft dat een enkele labelpen t tot in zijn schietpositie wordt gebracht. Zoals in figuur 5 is getoond, is de aanslag le aanwezig aan het labelbevestigingslichaam 1, zodanig dat deze het onderstuk van het kopstuk 18a steunt, en wanneer het kopstuk 18a neerwaarts wordt bewogen tot zijn voorafbepaalde, in figuur 2 getoonde positie, wordt de beweging daarvan begrensd door deze aanslag le.

Wanneer het labelpensamenstel T voorwaarts wordt bewogen door het toevoerorgaan 18 tijdens deze werking, wordt het aanslagorgaan 19 naar links gedraaid om het uitsteeksel 19b als draaipunt (figuur 2), en de tand 19c voert slechts één verbindingsstuk c toe door zijn palvormige werking wanneer het daarmee in aangrijping is, als gevolg van de verende kracht van het veerstuk 19a op een eerste labelpen t naar de labelpenaandrijvende positie of schietpo- sitie.

De labelpennen t die achtereenvolgens gescheiden worden vanaf de labelpeneenheid T die aanwezig is in de geleidingsgroef 14 in het voorstuk van het labelbevesti-gingslichaam 1 worden tot in de artikelen een voor een gedreven door het repeteren van de bewerkingen die in figuren 1 en 4 zijn getoond, dat wil zeggen door het herhalen van de standby positie en de labelpenindrijvende positie die respectievelijk in figuren 2 en 5 zijn getoond. Deze label-pentoevoerbewerking wordt uitgevoerd door het kopstuk 18a van het toevoerorgaan 18 opwaarts te doen hellen door het beweeglijke orgaan 9 en door het hef boomstuk 18b aan te drukken, dat achterwaarts uitsteekt aan het achterstuk van het toevoerorgaan 18, tijdens een teruggaande beweging van het beweeglijke orgaan 9 teneinde het kopstuk 18a automatisch neerwaarts te doen hellen.

Het verwijderen van een labelpeneenheid, waarvan sommige labelpennen in artikelen zijn gedreven, vanuit de labelbevestiger zal nu worden beschreven.

Verwijzend naar figuren 3 en 6, wanneer de knop 20 achterwaarts in de richting van een pijl B is bewogen, wordt het getande orgaan 18e dat daarmede in ingrijping is, achterwaarts bewogen tegen de schroefveer 18g voor het vormen van een speling L tussen de uitsteeksels 18k en 18m. Het aanslagorgaan 19 wordt achterwaarts hellend opgesteld om het uitsteeksel 19b als een draaipunt teneinde de tand 19c naar achteren te bewegen. Wanneer deze conditie bereikt is, worden twee tanden 18f, 19c verwijderd uit de geleidingsgroef 14 en buiten aangrijping gebracht van het verbindingsstuk c, en de labelpeneenheid T (figuur 2) kan opwaarts langs de geleidingsgroef 14 worden teruggetrokken.

Wanneer de posities van de aanslagen ld, le voor het begrenzen van de vertikale bewegingen van het toevoerorgaan 18 goed zijn bepaald met de vorm van het hef boomstuk 18b, dat bediend wordt door het beweeglijke orgaan 9, dat op juiste wijze is ontworpen, kunnen verschillende labelpeneen-heden T die verschillende respectievelijke afstanden van labelpennen hebben, worden gebruikt en dit maakt het mogelijk dat een labelbevestiger toepasbaar is voor het bewerken van labelpeneenheden T die hun labelpennen op verschillende intervallen gerangschikt hebben.

Figuur 10 en figuur 11 zijn zijaanzichten die structurele details binnenin de labelbevestiger volgens een tweede uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding en grotere schaal tonen, terwijl figuur 10 een werkingsconditie toont in voorbereiding voor het afschieten van een labelpen, terwijl figuur 11 de werkingsconditie toont waarin de af-schieting van een labelpen voltooid is.

Nu kunnen de figuren 10 en 11 in vergelijking worden genomen met de eerder beschouwde figuren 1 en 4 en het zal duidelijk zijn dat de labelbevestiger volgens de onderhavige uitvoeringsvorm te vergelijken is met de labelbevestiger van de eerste uitvoeringsvorm wat betreft de structurele maatregel dat het toevoerorgaan dat getoond is bij 180 een kopstuk 180a, een hefboomstuk 180b, een borst 5a die aanwezig is aan een binnenzijde of een achterzijde van de tussengelegen hefboom 5 alsmede een borst lp omvat, welke borst lp uitsteekt vanaf het bevestigerlichaam 1. In het onderhavige tweede uitvoeringsvoorbeeld, heeft het hefboomstuk 180b echter een voorarm F en een achterarm B die uitsteken in een richting naar de tussengelegen hefboom 5 toe en aan de binnenwand van het machinelichaam 1, waarbij de borst lp uitsteekt om de mate te beperken waarin het hefboomstuk 180b heen en weer kan bewegen. Ook met de achterarm B in kontakt tegen de borst 5a die aanwezig is aan de achterzijde van de tussengelegen hefboom 5, is het kopstuk 180a neerwaarts hellend teneinde een labelpen neerwaarts te drukken.

Zoals te zien is in figuur 11 is een inrichting zodanig gemaakt, dat ondertussen op het tijdstip van het afschieten van een labelpen t, de voorarm F neerwaarts wordt gedrukt in kontakt met de borst 5a teneinde het kopstuk 180a tot in een opwaarts hellende positie te brengen en om de tand 18f tot in aangrijping met een boven opgesteld verbin dingsstuk c te brengen. In de in figuur 11 getoonde conditie is het afschieten van een eerste labelpen t voltooid en wanneer de aangrijpkracht aan de hefboom 3 verwijderd is, kan de tussengelegen hefboom 5 terugkeren tot zijn oorspronkelijke positie dankzij de veerkracht van de veer 30, wanneer de hefboom 3 en het beweeglijke orgaan 9 die in samenwerking zijn met de tussengelegen hefboom 5 een terugkerende beweging ondergaan en het kopstuk 180a van het toevoerorgaan 180 neerwaarts wordt gezwenkt vanuit zijn in figuur 11 getoonde positie naar de in figuur 10 getoonde positie en, in een conditie waarbij de tand 18f in aangrijping is met het verbindingsdeel c, wordt het labelpensamenstel T over een afstand die overeenkomt met een enkele labelpenafstand omlaaggebracht om aan te komen in de werkconditie ter voorbereiding van het afschieten van een labelpen.

De eerder beschreven eerste uitvoeringsvorm heeft een zodanig mechanisme dat het toevoerorgaan 18 heen en weer wordt bewogen met het hefboomstuk 18b dat in kontakt staat met het aandrukorgaan 9a dat aanwezig is aan het beweeglijke orgaan 9. De onderhavige tweede uitvoeringsvorm is zodanig ingericht dat de tussengelegen hefboom 5 in kontakt staat tegen het hefboomstuk 180b van het toevoerorgaan 180 teneinde het toevoerorgaan 180 heen en weer te bewegen, maar het is niet begrensd en in principe kan het mechanisme zodanig zijn dat het aan het toevoerorgaan 180 een draaiende beweging kan geven in overeenstemming met de beweging van de hefboom 3.

De labelbevestiger volgens de onderhavige uitvinding is zodanig geconstrueerd dat het beweeglijke orgaan 9 dat de zuiger 11 aan het voorstuk daarvan heeft voorwaarts wordt bewogen door de tussengelegen hefboom 5 die in staat is heen en weer te worden bewogen door de hefboom 3 die zwenkbaar is ondersteund, teneinde voorwaarts uit te steken vanaf en teruggetrokken te worden, tot in de handgreep 2 die zich neerwaarts uitstrekt vanaf het labelbevestigerlichaam 1, teneinde het zij staaf stuk b van een labelpen t door de zuiger 11 tot in de holle naald 12 te brengen, in welke labelbevestiger het toevoerorgaan 18, vanwaaraf de tand 18f die kan aangrijpen op het verbindingsstuk c van de labelpen t uitsteekt en, aan een zijde van de tand 18f, het aanslag-orgaan 19, vanwaaraf de tand 19c evenwijdig met de tand 18f kan aangrijpen op het verbindingsdeel c, uitsteekt, evenwijdig met elkaar zijn, waarbij het toevoerorgaan 18 dat zijn kopstuk 18a en hefboomstuk 18b uitgestoken heeft vanaf het kopstuk 18a, en waarbij het toevoerorgaan 18 zwenkbaar is overeenkomstig de voorwaartse en achterwaartse bewegingen van het beweeglijke orgaan 9 of de tussengelegen hefboom 5, teneinde de labelpen t naar een voorafbepaalde positie over te brengen.

Daarom kan een enkele labelpen t overgebracht worden door de tand 18f die aanwezig is aan het kopstuk 18a van het toevoerorgaan 18 door het draaien van het toevoerorgaan 18 door de heen en weergaande beweging van het beweeglijke orgaan 9 door het bedienen van de hefboom 3, zodat een labelbevestiger kan worden verkregen die een zeer simpel toevoermiddel heeft.

Daar de delen die de toevoermiddelen vormen in aanzienlijke maten zijn weggelaten, kan een labelpen indrijvende fout die toe te schrijven is aan de fouten van dergelijke onderdelen worden voorkomen en kan er een labelbevestiger met een hoge levensduur worden verschaft.

Daar het aantal onderdelen klein is, kan het aantal van metaalgietingen voor het gieten van delen worden gereduceerd en kan er materiaal worden bespaard. Dit maakt het mogelijk een labelbevestiger met lage prijs te verschaffen.

Claims (13)

1. Een labelbevestiger die zodanig geconstrueerd is dat een beweeglijk orgaan (9) dat een zuiger (11) heeft aan het voorstuk daarvan voorwaarts wordt bewogen door een tussenhefboom (5) die ingericht is om de worden gezwenkt door een hefboom (3) die draaibaar is ondersteund, zodanig dat deze voorwaarts uitsteekt door veerkracht vanuit en teruggetrokken wordt tot in een handgreep (2) die zich neerwaarts uitstrekt vanaf een labelbevestigerslichaam (1), teneinde een zij staaf stuk (b) van een labelpen (t) aan te drijven door middel van de zuiger (11) tot in een holle naald (12), met het kenmerk dat een toevoerorgaan (18), vanwaaraf een tand (18f) uitsteekt die kan aangrijpen op een verbindingsstuk c van een labelpen (t) en een aanslagorgaan (19) vanwaaraf een tand (19c) uitsteekt die kan aangrijpen en wel evenwijdig met de genoemde tand (18f) op het verbindingsdeel, evenwijdig aan elkaar zijn aangebracht, waarbij het toevoerorgaan (18) een kopstuk (18a) en een hefboomstuk (18b) heeft dat zich uitstrekt vanaf het kopstuk (18a), waarbij het toevoerorgaan (18) direkt gedraaid wordt in overeenstemming met de voorwaartse en achterwaartse bewegingen van het beweeglijke orgaan (9) teneinde de labelpen (t) naar een voorafbepaalde positie over te brengen.

2. Een labelbevestiger die geconstrueerd is zodanig dat een beweeglijk orgaan (9) dat een zuiger (11) aan het voorstuk daarvan heeft, voorwaarts wordt bewogen door een tussenhefboom (5), die ingericht is om gedraaid te worden door een hefboom (9) die draaibaar gedragen wordt, zodanig dat deze door veerkracht uitsteekt voorwaarts van en teruggetrokken wordt tot in een handgreep (2) die zich neerwaarts uitstrekt vanaf een labelbevestigerlichaam (1), voor het aandrijven van een zij staaf stuk (b) van een labelpen (t) door middel van genoemde zuiger (11) tot in een holle naald (12), met het kenmerk dat een toevoerorgaan (18) dat draaibaar gedragen wordt door een labelbevestigerlichaam (1) , en een aanslagorgaan (19) aanwezig zijn aan een zijde van een geleidingsgroef (14), waarin een labelpensamenstel (T) geladen is, waarbij het toevoerorgaan (18) een kopstuk (18a), een hefboomstuk (18b) dat zich uitstrekt vanaf het kopstuk (18a), en een tand (18f) heeft, welke tand gevormd is aan het vooreinde van het kopstuk (18a), zodat deze uitsteekt tot in de geleidingsgroef (14), waarbij het aanslagorgaan (19) draaibaar gedragen wordt door het labelbevestigerlichaam (1), en gedrongen wordt naar de geleidingsgroef (14) en een tand (19c) heeft die tot in de geleidingsgroef (14) uitsteekt.

3. Een labelbevestiger volgens conclusie 1, waarbij het toevoerorgaan (18) een kopstuk (18a) heeft dat voorzien is van een tand (18f), en een langgerekt hefboomstuk (18b) dat zich uitstrekt vanaf het kopstuk (18a) naar de tegenovergestelde zijde van de tand (18f) en ingericht is om direkt gedraaid te worden door voorwaartse en achterwaartse beweging van het beweeglijke orgaan (9).

4. Een labelbevestiger volgens conclusie 1, waarbij het toevoerorgaan (180) een kopstuk (180a) heeft dat gevormd is met een tand (18f) en ook een hefboomstuk (18b) dat zich uitstrekt vanaf het kopstuk (180a) naar de tegenovergestelde zijde van de tand (18f) , waarbij het hefboomstuk (180b) een uitstekende voorarm (F) en een achterarm (B) heeft, waarbij een en ander zodanig is dat de tussenhefboom (5) alternatief tegen de voorarm (F) en de achterarm (B) wordt gedrukt om het kopstuk (180a) heen en weer te bewegen.

5. Een labelbevestiger volgens conclusie 1, waarbij een getand orgaan (18e) aangebracht is aan het kopstuk (18a) van het toevoerorgaan (18) en door een veer (18g) gedrongen wordt, zodanig dat de tand (18f) voorwaarts uit— steekt.

6. Een labelbevestiger volgens conclusie 1, waarbij het hefboomstuk (18b, 180b) van het toevoerorgaan (18, 180. in hoofdzaak evenwijdig aan een geleidingsgroef (10) is aangebracht, langs welke groef het beweeglijke orgaan (9) dat een zuiger (11) aan zijn vooreinde heeft, wordt geleid.

7. Een labelbevestiger volgens conclusie 1, waarbij het bevestigerlichaam (1) voorzien is van een aanslag (ld) voor het begrenzen van een neerwaartse beweging van het hefboomstuk (18b), en een aanslag (le) voor het begrenzen van een neerwaartse beweging van het kopstuk (18a) .

8. Een labelbevestiger volgens conclusie 1, waarbij het kopstuk (18a) van het toevoerorgaan (18) voorzien is van een opneemstuk (I8j) dat ingericht is om aangedrukt te worden door het beweeglijke orgaan (9).

9. Een labelbevestiger volgens conclusie 1, waarbij het hefboomstuk (18b, 180b), het kopstuk (18a, 180a) en de tand (18f) van het toevoerorgaan (18, 180) integraal zijn gevormd uit een kunststof.

10. Een labelbevestiger volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het toevoerorgaan (18) een kopstuk (18a) heeft dat voorzien is van een tand (18f) aan zijn vooreinde en ook een hefboomstuk (18b) heeft dat zich uitstrekt vanaf het kopstuk (18a) tot aan de tegenovergestelde zijde van de tand (18f), waarbij het hefboomstuk (18b) gevormd is in een gekromde vorm, namelijk in de vorm van een boog van een bril.

11. Een labelbevestiger volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het toevoerorgaan (180) een kopstuk (180a) en een hefboomstuk (180b) heeft, welk laatste zich uitstrekt vanaf het kopstuk (180a), waarbij het hefboomstuk (180b) gevormd is met een voorarm (F) en een achterarm (B) , een en ander zodanig dat de tussenhefboom (5) alternatief aangedreven wordt tegen de voorarm (F) en de achterarm (B) om het kopstuk (180a) heen en weer te bewegen.

12. Een labelbevestiger volgens conclusie 11, waarbij de voorarm (F) van het toevoerorgaan (180) en een uisteeksel (lp) dat vanaf het bevestigerlichaam (1) uitsteekt met elkaar in aanslag komen teneinde een lage stand van het kopstuk (180a) te begrenzen.

13. Een labelbevestiger volgens conclusie 11, met het kenmerk dat de achterarm (B) van het toevoerorgaan (180) en een uitsteeksel (5a) dat aanwezig is aan de tussenhefboom (5) met elkaar in kontakt komen teneinde het kopstuk (180a) een neerwaarts hellende positie te doen innemen en een labelpensamenstel (T) tot in een labelpenschietpositie achter de holle naald (12) te brengen.