NL9302052A - Mediumverplaatsingsinrichting en standpijp geschikt voor een automatische mediumverbinding. - Google Patents

Mediumverplaatsingsinrichting en standpijp geschikt voor een automatische mediumverbinding. Download PDF

Info

Publication number
NL9302052A
NL9302052A NL9302052A NL9302052A NL9302052A NL 9302052 A NL9302052 A NL 9302052A NL 9302052 A NL9302052 A NL 9302052A NL 9302052 A NL9302052 A NL 9302052A NL 9302052 A NL9302052 A NL 9302052A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
standpipe
pipe
medium
tank
mouth
Prior art date
Application number
NL9302052A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Gordon Ervine
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Gordon Ervine filed Critical Gordon Ervine
Publication of NL9302052A publication Critical patent/NL9302052A/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E03WATER SUPPLY; SEWERAGE
    • E03FSEWERS; CESSPOOLS
    • E03F7/00Other installations or implements for operating sewer systems, e.g. for preventing or indicating stoppage; Emptying cesspools
    • E03F7/10Wheeled apparatus for emptying sewers or cesspools
    • E03F7/106Accessories, e.g. hose support
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01CPLANTING; SOWING; FERTILISING
    • A01C23/00Distributing devices specially adapted for liquid manure or other fertilising liquid, including ammonia, e.g. transport tanks or sprinkling wagons
    • A01C23/04Distributing under pressure; Distributing mud; Adaptation of watering systems for fertilising-liquids
    • A01C23/045Filling devices for liquid manure or slurry tanks
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E03WATER SUPPLY; SEWERAGE
    • E03FSEWERS; CESSPOOLS
    • E03F7/00Other installations or implements for operating sewer systems, e.g. for preventing or indicating stoppage; Emptying cesspools
    • E03F7/10Wheeled apparatus for emptying sewers or cesspools

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Water Supply & Treatment (AREA)
  • Health & Medical Sciences (AREA)
  • Hydrology & Water Resources (AREA)
  • Public Health (AREA)
  • Soil Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Quick-Acting Or Multi-Walled Pipe Joints (AREA)
  • Jet Pumps And Other Pumps (AREA)
  • Loading And Unloading Of Fuel Tanks Or Ships (AREA)
  • Earth Drilling (AREA)

Description

Korte aanduiding: Mediumverplaatsingsinrichting en stand pijp geschikt voor een automatische mediumverbinding.
De uitvinding heeft betrekking op een mediumverplaat-singsinrichting die in het bijzonder wordt toegepast voor het laden van boederijgier in een tankvoertuig dat geschikt is om te worden getrokken door een trekker. De inrichting vergemakkelijkt een automatische verbinding met een gier-opslagreservoir. De inrichting kan ook worden bevestigd aan de voorzijde van het tankvoertuig zodat de trekkerbestuurder, wanneer hij op de trekker zit, alle bewegingen die in de inrichting plaatsvinden kan zien, terwijl het tankvoertuig automatisch wordt verbonden en geladen, voordat het tankvoertuig naar het veld wordt gebracht voor de verdeling van de in het tankvoertuig opgenomen gier.
Mediumlaadinrichtingen en apparatuur zijn gewoonlijk gemonteerd aan de achterzijde van het tankvoertuig buiten het zicht van de bestuurder. Bij bekende mediumlaadinrichtingen moeten handmatig verbindingen tussen het tankvoertuig en een boederijgierreservoir worden aangebracht en dit brengt met zich mee dat de trekker bestuurder van zijn tankvoertuig moet afstappen en handmatig moet zorgen voor alle verbindingen tussen het tankvoertuig en een, gewoonlijk ondergronds gelegen, boerderijgierreservoir. Dergelijke handmatige verbindingen gaan gepaard met een aanzienlijke besteding van tijd en energie van de zijde van de trekkerbestuurder. Bovendien heeft het gebrek aan direct zicht op wat er feitelijk tijdens het laden van het tankvoertuig gebeurt in het verleden ongelukken veroorzaakt, waarbij het tankvoertuig wegreed terwijl het nog steeds was verbonden met het gier-reservoir.
Het doel van de uitvinding is de trekkerbestuurder niet alleen automatische verbindingsmogelijkheden, maar ook een duidelijk zicht op het laden van het tankvoertuig te verschaffen.
Een doel van een voorkeursuitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is aan te geven hoe bekende inrichtingen die aan de achterzijde van het tankvoertuig zijn aangebracht, kunnen worden vervangen door de mediumver-plaatsingsinrichting volgens de onderhavige uitvinding die aan de voorzijde van het tankvoertuig is aangebracht, teneinde vrije ruimte aan de achterzijde van het tankvoertuig te verschaffen voor het aanbrengen van apparatuur voor het in de bodem injecteren van boederijgier, hetgeen een milieutechnisch doelmatige manier is voor het aanbrengen van gier in het land, zonder het verlies van vluchtige stikstofhoudende verbindingen in de vorm van ammonia.
Volgens een eerste aspect van de onderhavige uitvinding wordt een mediumverplaatsingsinrichting verschaft, geschikt voor een automatische mediumverbinding met een standpijp, waarbij de standpijp in mediumverbinding staat met een reservoir, en omvattende een tank, een pomp, een zich vanaf de tank uitstrekkende pijp, waarbij het vrije einde van de pijp is ingericht om, tijdens gebruik, een mediumdichte afdichting met een mond van de standpijp te verschaffen, zodat, wanneer het vrije einde van de pijp en de mond van de standpijp in mediumverbinding met elkaar staan en de pomp wordt aangedreven, medium vanuit het reservoir door de standpijp en de pijp in de tank wordt overgebracht.
Bij voorkeur is het vrije einde van de pijp en de mond van de standpijp elk delen hebben die complementair samenwerkende middelen vormen.
Met meer voorkeur loopt het vrije einde van de pijp schuin en is de mond van de standpijp in hoofdzaak omgekeerd conisch.
Bij voorkeur is het vrije einde van de pijp voorzien van een verend vervormbaar element dat is ingericht en gedimensioneerd om samen te werken met de mond van de standpijp.
Met meer voorkeur zijn de pomp en de pijp aan de voorzijde van de tank gemonteerd.
Met voordeel is de pijp beweegbaar tussen de in hoofd- zaak vertikale of opbergstand en een in hoofdzaak horizontale of laadstand.
Bij voorkeur omvat de mediumverplaatsingsinrichting middelen waarmee de pijp vanuit de opbergstand naar de laadstand kan worden bewogen. Met meer voorkeur worden de bewegingsmiddelen hydraulisch aangedreven.
Voor de pijp kan een klep zijn aangebracht en de mediumverplaatsingsinrichting kan eveneens klepregelmidde-len omvatten voor het openen en sluiten van de klep, waarbij de klepregelmiddelen werkzaam zijn verbonden met de bewegingsmiddelen zodat, tijdens gebruik, aandrijving van de bewegingsmiddelen ervoor zorgt dat de klepregelmiddelen de klep openen.
De mediumverplaatsingsinrichting kan een draaipunt omvatten dat vast is verbonden met de tank, alsmede een aanslag die vast is verbonden met de tank, een hefboom die om het draaipunt scharnierbaar is gemonteerd, waarbij de hefboom tussen de bewegingsmiddelen en de aanslag is gelegen, en de klepregelmiddelen omvatten een hefboommechanisme dat scharnierbaar is verbonden met de hefboom, op afstand van het draaipunt, zodat, tijdens gebruik, aandrijving van de bewegingsmiddelen de klep opent door het vanuit een ruststand van de pijp af draaien van de hefboom, totdat de aanslag wordt aangegrepen, en een verdere aandrijving van de bewegingsmiddelen de pijp naar de laadstand beweegt. Eventueel kan een eerste veer zijn aangebracht die is ingericht voor het terugbrengen van de hefboom naar de ruststand.
Het draaipunt kan een stang zijn die zich vanaf de tank uitstrekt, de hefboom een in hoofdzaak C-vormig element met een korte arm en een scharnierarm die beide draaibaar zijn om de stang, en een lange arm die in hoofdzaak evenwijdig aan de stang loopt, en de klepregelmiddelen kunnen scharnierbaar zijn verbonden met de lange arm.
Bij voorkeur omvatten de bewegingsmiddelen een vijzel en een vijzelsteun, waarbij de vijzel aan een einde scharnierbaar is verbonden met de pijp en aan het andere einde met de vijzelsteun en de vijzelsteun scharnierbaar is om de stang en zich zodanig uitstrekt dat deze, tijdens gebruik, in aangrijping komt met de lange arm.
Met meer voorkeur omvat de mediumverplaatsingsinrich-ting een pijpstomp die zich vanaf de tank uitstrekt, waarbij de pijp draaibaar is om de pijpstomp, alsmede een op de pijpstomp gemonteerd gestel, waarbij het gestel een eerste langwerpig element omvat dat zich in hoofdzaak loodrecht vanaf de pijpstomp uitstrekt, alsmede een eerste dwarsele-ment dat zich in hoofdzaak evenwijdig aan de pijp uitstrekt, waarbij het eerste dwarselement is verbonden met een paar lippen met axiaal in lijn liggende openingen, waarbij de hefboom een plaatelement is waar vanaf het stompelement zich achterwaarts uitstrekt en dat is voorzien van twee uitsteeksels die zich aan een einde ervan zijwaarts uitstrekken, waarbij het draaipunt wordt gevormd door de twee uitsteeksels die in de achter elkaar liggende openingen van de lippen gelegen zijn, en waarbij de klepre-gelmiddelen scharnierbaar zijn verbonden met het eerste dwarselement.
Met voordeel omvat de mediumverplaatsingsinrichting verder een stang die zich axiaal vanaf de pijp uitstrekt en een tweede langwerpig element dat zich vanaf het eerste dwarselement uitstrekt in hoofdzaak evenwijdig en op afstand van het eerste langwerpig element en dat om de stang scharnierbaar is gemonteerd.
In het eerste en tweede dwarselement kunnen gelei-dingskanalen zijn aangebracht, en in dat geval, zijn de bewegingsmiddelen ingericht om schuivend in de geleidings-kanalen te bewegen.
De bewegingsmiddelen en de klepregelmiddelen kunnen werkzaam in serie zijn verbonden door een hydraulische verbinding.
De mediumverplaatsingsinrichting kan een tweede veer omvatten die is voorgespannen om de pijp vanuit de laad-stand naar de opbergstand te bewegen. De bewegingsmiddelen en de tweede veer kunnen een dubbelwerkende vijzel omvatten.
Bij voorkeur kan de pomp naar keuze worden aangedreven om een gedeeltelijk vacuüm in de tank of een overdruk in de tank te realiseren en de inrichting kan verder pompregel-middelen omvatten voor het regelen van de pomp om naar keuze het gedeeltelijke vacuüm of de overdruk te realiseren, waarbij de pompregelmiddelen werkzaam zijn verbonden met de bewegingsmiddelen.
Volgens een tweede aspect van de uitvinding wordt een standpijp verschaft die geschikt is voor een automatische mediumverbinding met een mediumverplaatsingsinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de standpijp aan een einde in mediumverbinding staat met het reservoir en aan het andere einde eindigt in een mond, zodat, wanneer het vrije einde van de pijp en de mond van de standpijp in mediumverbinding met elkaar staan en de pomp wordt aangedreven, medium vanuit het reservoir door de standpijp en de pijp in de tank wordt overgebracht.
Bij voorkeur hebben de mond van de standpijp en het vrije einde van de pijp elk delen die complementair met elkaar samenwerkende middelen vormen.
Met meer voorkeur is de mond in een hoofdzaak omgekeerd conische mond en loopt het vrije einde schuin.
Met voordeel is de mond voorzien van een verend vervormbaar element dat is ingericht en gedimensioneerd om samen te werken met het vrije einde van de pijp.
De standpijp kan middelen omvatten waarmee de mond van de standpijp ten opzichte van het vrije einde van de pijp kan worden bewogen.
De standpijp kan een steun omvatten voor de standpijp om de mond in hoofdzaak rechtop te houden en omvatten de middelen waarmee de mond kan worden bewogen, een buigzame buis die aan het ene einde in mediumverbinding staat met de standpijp en aan het andere einde met de mond.
Als alternatief kunnen de middelen waarmee de mond kan worden bewogen een in hoofdzaak schotelvormig of gedeeltelijk bolvormig, de grond rakend element omvatten alsmede middelen voor het verbinden van het de grond rakend element met de standpijp. De verbindingsmiddelen kunnen twee stangen omvatten die zich vanaf het de grond rakend element uitstrekken en die zijn ingericht voor een losneembare verbinding met de standpijp.
Verschillende uitvoeringsvormen van de uitvinding zullen nu bij wijze van voorbeeld worden beschreven aan de hand van de bijgaande tekening, waarin: fig. 1 een schematisch vooraanzicht in perspectief is van een mediumverplaatsingsinrichting volgens de uitvinding op een tankvoertuig, fig. 2 een zijaanzicht in perspectief is van de mediumverplaatsingsinrichting van fig. 1 en een standpijp volgens de uitvinding, fig. 3 een schematisch vooraanzicht is van de mediumverplaatsingsinrichting van fig. 1 en de standpijp van fig. 2, fig. 4 een aanzicht in langsdoorsnede is van een pijp van de mediumverplaatsingsinrichting van fig. 1 en een mond van de standpijp van fig. 2, fig. 5 een aanzicht in langsdoor snede is van een andere uitvoeringsvorm van een pijp voor een mediumverplaatsingsinrichting volgens de uitvinding en van een andere uitvoeringsvorm van een standpijp volgens de uitvinding, fig. 6 een zijaanzicht in perspectief is van een tweede uitvoeringsvorm van een mediumverplaatsingsinrichting volgens de uitvinding, fig. 7 een bovenaanzicht is van een derde uitvoeringsvorm van een mediumverplaatsingsinrichting volgens de uitvinding, fig. 8 een vooraanzicht is van een vierde uitvoeringsvorm van een mediumverplaatsingsinrichting volgens de uitvinding en de standpijp van fig. 2, fig. 9 een zijaanzicht is van de mediumverplaatsingsinrichting van fig. 8, en fig. 10 een aanzicht in perspectief is van een andere uitvoeringsvorm van de standpijp volgens de uitvinding.
In de tekening zijn dezelfde verwijzingscijfers gebruikt om dezelfde onderdelen aan te geven.
In fig. 1-4 van de bijgaande tekening is een medium-verplaatsingsinrichting volgens de uitvinding weergegeven die in het algemeen is aangegeven met 10 en een standpijp volgens de uitvinding die in het algemeen is aangegeven met 80. De mediumverplaatsingsinrichting 10 omvat een tankvoer-tuig omvattende een tank 12 die gemonteerd is op een van wielen voorzien onderstel 14, dat wordt getrokken door een trekstang 16 en wordt aangedreven door een aftrekas 18. Op de trekstang 16 is een pomp, zoals een centrifugaal pomp 20 gemonteerd, die een dubbele functie heeft doordat door gedeeltelijke rotatie van een pompregelmiddel, zoals een regelhefboom 22 de pomp ofwel als een positieve ofwel als een negatieve drukinrichting kan werken.
Vanaf de tank 12, nabij de bodem ervan, strekt zich een pijpstomp 24 uit, waaraan een klep, zoals een schuif-klep 26 is bevestigd. De schuif klep 26 wordt gebruikt om de laadweg vanuit een ondergronds gierreservoir (niet weergegeven) te openen of te sluiten. Aan de pijpstomp 24 is een pijp 28 aangebracht met een in hoofdzaak haakse bocht 30. De pijp 28 kan om de pijpstomp 24 draaien door de aanwezigheid van een zwenkverbinding 32, die bijvoorbeeld bestaat uit een schroefdraad, een combinatie van kogellagers en om-treksbanen of enige andere geschikte zwenkverbinding.
De pijp 28 onder invloed van een bewegingsmiddel is draaibaar tussen een in hoofdzaak vertikale of opbergstand (weergegeven in onderbroken lijnen in fig. 3 van de bijgaande tekening) en een in hoofdzaak horizontale of laad-stand (weergegeven in getrokken lijnen in fig. 3 van de bijgaande tekening). In de laadstand strekt de pijp 28 zich zijwaarts, naar de linkerzijde of naar de rechterzijde van de tank 12 tot buiten het onderstel 14 uit.
De bewegingsmiddelen omvatten een hydraulisch aangedreven cilinder 34 / zuiger 36 samenstel (of vijzel 38). De cilinder 34 is scharnierbaar verbonden met een vijzelsteun 40. De vijzelsteun 40 is draaibaar om een stang 42, die zich vanaf de tank 12 uitstrekt. Op de pijp 26 zijn een paar lippen 44 met in lijn liggende gaten 45 voor een pen 46 aangebracht en nabij het vrije einde van de zuiger 36 is een opening 47 aangebracht voor het opnemen van de pen 46, waardoor een scharnierverbinding tussen de vijzel 38 en de pijp 28 wordt verschaft.
Een hefboom, zoals een in hoofdzaak C-vormig element 48 heeft een korte arm 49, en een scharnierarm 50, die beide scharnierbaar zijn om het draaipunt of de stang 42, en een lange arm 51 die in hoofdzaak evenwijdig loopt aan de stang 42. De vijzelsteun 40 strekt zich zodanig uit dat deze tijdens gebruik in aangrijping komt met de lange arm 51.
De stang 42 wordt aan zijn uiteinde ondersteund door een stang 52, die eindigt in een draailager 54, waarvan de horizontale arm 55 aan de trekstang 16 is gelast.
Een einde van een eerste veer 56 is bevestigd nabij het ene einde van de lange arm 51 en het andere einde van de eerste veer 56 is bevestigd nabij de pijpstomp 24. De eerste veer 56 is naar een gesloten stand voorgespannen.
Een klepregelmiddel omvat een klephefboommechanisme 58 dat aan een einde scharnierbaar is bevestigd nabij het ene einde van de lange arm 51 en aan het andere einde aan de schuifklep 26.
De pompregelmiddelen omvatten een stang 60 die zich vanaf de korte arm 49 uitstrekt en een nabij het vrije einde opening 61 heeft. De pompregelmiddelen omvatten eveneens een verbindingselement 62 dat de stang 60 met de regelhefboom 22 van de pomp 20 verbindt via respectieve openingen 61 en 63.
Tussen het draailager 54 en de bocht 30 is een gevormd element 64 aangebracht, dat is ingericht en gedimensioneerd om een losraken van de pijp 28 van de pijpstomp 24 tijdens rotatie van de pijp 28 tussen de opberg- en laadstand te voorkomen.
Een aanslag 66 strekt zich vanaf de tank 12 achter de stang 42 uit. De aanslag is zodanig geplaatst dat deze de achterwaartse scharnierbeweging van het C-vormige element 48 om de stang 42 begrenst, zoals hierna meer in detail zal worden beschreven.
Vanaf de tank 12 strekt zich een beugel 68 uit. Een einde van de tweede veer 70 is bevestigd aan de beugel 68 en het andere einde van de tweede veer 70 is bevestigd aan de pijp 28. De tweede veer 70 is naar zijn gesloten stand voorgespannen, teneinde de pijp 28 vanuit de laadstand naar de opbergstand te bewegen.
In het bijzonder in fig. 4 van de tekening is het vrije einde 72 van de pijp 28 in hoofdzaak conisch, en heeft het een schuin lopende rand, en is een mond 82 van de standpijp 80 in hoofdzaak omgekeerd conisch, zodat het vrije einde 72 en de mond 82 complementair samenwerkende oppervlakken hebben. De mond 82 is eveneens voorzien van een verend vervormbaar element in de vorm van een verende bekleding 84, die is ingericht om samen te werken met het vrije einde 72.
Een geschikte verende bekleding 84 wordt als enkel-laags rubberen vellen geleverd door Rubber & Plastic Products (N.I.) Ltd., 30-38 Duncrue Place, Duncrue Industrial Estate, Belfast BT3 9BU, Noord-Ierland en heeft de volgende kenmerken:
Polymer : SBR
Hardheid : 75° shore
Treksterkte : 5Μρμ
Verlenging : 150%
Compressie : 15%
Werktemperatuur : -15°C tot +70eC
In het bijzonder in fig. 3 van de bijgaande tekening is de standpijp 80 weergegeven. De standpijp 80 omvat een buis 86 die in mediumverbinding staat met een reservoir (niet weergegeven), waarbij de buis 86 omkeerbaar is verbonden met een haakse bocht 88. De mond 82 staat via een flexibele buis 80 in verbinding met de bocht 88. De aanwezigheid van de flexibele buis 80 maakt het mogelijk dat de mond 82 ten opzichte van het vrije einde 72 beweegt, waardoor een automatische verbinding van de mediumverplaat-singsinrichting 10 met de standpijp 80 wordt vergemakkelijkt.
Een steun 92 is door middel van montage-elementen 94 vast verbonden met de bocht 88. De steun 92 dient ervoor de mond 82 in een in hoofdzaak rechtopstaande stand te houden.
Tijdens gebruik wordt medium op de volgende wijze in de tank 12 gebracht. Aandrijving van de vijzel 38 draait de vijzelsteun 40 tegen de lange arm 51 aan. Verdere aandrijving van de vijzel 38 draait de lange arm 51 van het C-vormige element 48 tegen de aanslag 66 aan. Tijdens deze achterwaartse draaibeweging van het C-vormige element 48 vanuit een ruststand, waarin het C-vormige element 48 zich in hoofdzaak vertikaal uitstrekt, naar een stand waarin het C-vormige element 48 tegen de aanslag 66 aankomt, wordt de schuif klep 26 geopend en de regelhefboom 22 naar de vacu-umstand bewogen. Een nog verdere aandrijving van de vijzel 38 zorgt ervoor dat de pijp 28 naar voren om de pijpstomp 24 draait, waardoor de pijp 28 naar de laadstand wordt bewogen. Aankoppeling van de energie-aftakas 18 heeft tot gevolg dat de tank 12 onder gedeeltelijk vacuüm komt, dat wordt opgeheven door het vanuit het reservoir via de standpijp 80 en de pijp 28 in de tank 12 zuigen van medium.
Aagezien het laden wordt bereikt door het aanbrengen van een gedeeltelijk vacuüm in de tank 12, zal het duidelijk zijn dat een mediumdichte afdichting tussen het vrije einde 72 en de mond 82 dwingend is. Een dergelijke afdichting kan worden gemaakt door het aanbrengen van een verende bekleding op het middenoppervlak van de mond 82 (zoals weergegeven in fig. 4) en/of op het buitenoppervlak van het vrije einde 72 (niet weergegeven). Als alternatief kan een dergelijke mediumdichte afdichting ook worden gemaakt door het aanbrengen van een verende rand op het vrije einde 72 (zoals weergegeven in fig. 5) en/of in de mond 82 (niet weergegeven). Het zal duidelijk zijn dat een dergelijke afdichting in velerlei uitvoeringsvormen kan worden aange bracht, waarbij het vrije einde 72 en de mond 82 delen hebben die complementair afdichtend samenwerkende oppervlakken vormen, bijvoorbeeld een flens (niet weergegeven) op het vrije einde 72, waarbij de flens zodanig is gevormd dat deze samenwerkt met een omgekeerd konische mond 82, of als alternatief, een vrij einde 72 dat is voorzien van een naar binnen toe taps toelopende vorm om samen te werken met een standpijp 80, die geen mond heeft maar een schuin lopende rand.
Wanneer de tank 12 is geladen, wordt de hydraulische druk op de vijzel 38 afgelaten en de pomp 20 losgekoppeld. De werking van de eerste veer 56 zorgt ervoor dat het C-vormige element 48 terugkeert naar de ruststand, waardoor de schuifklep 26 wordt gesloten en de regelhefboom 22 naar de drukstand wordt weggedraaid. De werking van de tweede veer 70 zorgt ervoor dat de pijp 28 naar de opbergstand terugkeert.
De tank 12 wordt nu naar de gewenste locatie getrokken, waar medium op de volgende manier vanuit de tank 12 wordt afgevoerd. De energie-aftakas 18 wordt gekoppeld met de pomp 20, zonder aandrijving van de vijzel 38. Aandrijving van de pomp 20 met de regelhefboom 22 in de drukstand creëert een overdruk of zet de tank 12 onder druk waardoor het medium uit de tank 12 wordt geperst, waarbij gebruik wordt gemaakt van conventionele uitvoerapparatuur. Wanneer het medium een gier is, zou met dergelijke uitvoerapparatuur de gier in de lucht afgevoerd kunnen worden, waarbij gebruik wordt gemaakt van een spuitplaat of dergelijke, of in de grond gebracht kunnen worden, waarbij gebruik wordt gemaakt van bodeminjectie-apparatuur of dergelijke.
In fig. 5 van de bijgaande tekening is een alternatieve uitvoeringsvorm van het vrije einde 472 van een pijp 428 en van een mond 128 van een standpijp 180 weergegeven. De 182 is in hoofdzaak omgekeerd conisch en het vrije einde 472 is voorzien van een verend vervormbaar element in de vorm van een verende rand 469, die is ingericht om samen te werken met de mond 182.
Een geschikte verende rand 469 wordt geleverd door Battioni Pagani Pompe S.p.A., via Marconi n. 75-43058, Sorbolo, Panna, Italië en heeft de volgende eigenschappen: Polymeer : natuurrubber
Hardheid : 70° shore
Dichtheid : 1,2 g/cm3
Breekbelasting : 232 kg/cm2
Rek bij breuk : 416%
Modulus 100% : 34 kg/cm2
Modulus 300% : 160 kg/cm2
Scheuring : 5,2 kg/mm
Het zal verder duidelijk zijn dat de vijzel 38 en de tweede veer 70 kunnen worden vervangen door een dubbelwer-kende vijzel (zoals weergegeven voor de tweede, derde en vierde uitvoeringsvorm van de uitvinding die hierna worden beschreven).
In fig. 6 van de bijgaande tekening is een tweede uitvoeringsvorm van een mediumverplaatsingsinrichting 110 volgens de uitvinding weergegeven.
Er is een gestel aanwezig omvattende een eerste langwerpig element 74 dat zich in hoofdzaak loodrecht vanaf de pijpstomp 124 uitstrekt, een eerste dwarselement 75 dat zich vanaf het eerste langwerpige element 74 in hoofdzaak evenwijdig aan de pijp 128 uitstrekt en een tweede langwerpig element 76 (niet weergegeven) dat zich vanaf het eerste dwarselement 75 in hoofdzaak evenwijdig en op afstand van het eerste langwerpige element 74 uitstrekt. Het vrije einde van het tweede langwerpige element 76 is scharnier-baar om een stang 77 die zich vanaf de pijp 128, axiaal in lijn met de pijpstomp 24 uitstrekt.
Op het eerste dwarselement zijn twee lippen 78 met axiaal in lijn liggende openingen 79 aangebracht. De hefboom heeft in de huidige uitvoeringsvorm de vorm van een plaat 71 met twee uitsteeksels 73 die zich zijwaarts daarvan af uitstrekken, waarbij het draaipunt wordt gevormd door de twee uitsteeksels 73 die in de in lijn liggende openingen 79 in de lippen 78 gelegen zijn. De aanslag 166 strekt zich achterwaarts vanaf de plaat 71 uit.
De bewegingsmiddelen omvatten een dubbelwerkende vijzel 138, waarvan een einde bij 138 scharnierbaar is gemonteerd op de vijzelsteun 140, in de vorm van twee lippen die zich vanaf de plaat 71 uitstrekken, en waarvan het andere einde scharnierbaar is gemonteerd op de pijp 128.
De klepregelmiddelen en pompregelmiddelen zijn werkzaam met de plaat 71 verbonden door respectieve hefboomme-chanismen 158, 160/162. Een paar eerste veren 156 verbindt de plaat 71 met het eerste langwerpige element 74 en met het tweede langwerpige element 76 (zowel één van de eerste veren 156 die de plaat 71 met het tweede langwerpig element 76 verbindt als het tweede langwerpig element 76 zelf zijn voor de duidelijkheid uit fig. 6 weggelaten).
Tijdens gebruik wordt medium op de volgende wijze geladen. De vijzel 138 wordt aangedreven in een eerste modus, waardoor de aanslag 166 tegen het eerste dwarse-lement 75 wordt gedraaid. Tijdens deze achterwaartse draai-beweging wordt de schuifklep 126 geopend en de regelhefboora 122 naar de vacuümstand gedraaid. Verdere aandrijving van de vijzel 138 in de eerste modus beweegt de pijp 128 naar de laadstand.
Teneinde het laden te beëindigen en vervolgens de pijp 128 naar de opbergstand terug te bewegen, zorgt de werking van de eerste veer 156 ervoor dat de plaat 71 naar een ruststand wordt teruggebracht, waarna de schuifklep 126 wordt gesloten en de regelhefboom 122 naar de drukstand wordt teruggebracht. Aandrijving van de vijzel 138 in de tweede modus brengt de pijp 128 terug naar de opbergstand.
In fig. 7 van de bijgaande tekening is een derde uitvoeringsvorm van een mediumverplaatsingsinrichting 210 volgens de uitvinding weergegeven.
Er is een frame aanwezig omvattende een eerste langwerpig element 274, een eerste dwarselement 275 en een tweede langwerpig element 276. Een tweede dwarselement 267 is in hoofdzaak evenwijdig aan het eerste dwarselement 275 aangebracht. Een derde langwerpig element 265 is tussen het eerste dwarselement 275 en het tweede dwarselement 267 in hoofdzaak evenwijdig aan het tweede langwerpige element 267 aangebracht.
De cilinder 234 van de tweewegsvijzel 238 heeft twee schuifarmen 221 die zich zijwaarts daarvanaf uitstrekken. De klepregelmiddelen en de pompregelmiddelen zijn werkzaam verbonden met de schuifarmen 221. Het tweede en het derde langwerpige element 276, 265, tussen het eerste en het tweede dwarselement 275, 267, zijn gevormd uit in hoofdzaak evenwijdige, op afstand van elkaar gelegen strippen, om een paar geleidingskanalen 223 te vormen. De schuifarmen 221 hebben nabij de geleidingskanalen 223 een ringvormige dwarsdoorsnede, teneinde een scharnierbeweging van de schuifarmen 221 ten opzichte van de geleidingskanalen 223 mogelijk te maken.
De eerste veer 256 heeft de vorm van twee veren, die verbonden zijn met beugels die zich vanaf het tweede dwarselement 267 en het tweede langwerpig element 276 uitstrekken.
Tijdens gebruik wordt medium op de volgende manier geladen. Aandrijving van de vijzel 238 schuift de vijzel 238, met de schuifarmen 221 in de geleidingskanalen 223 naar achteren tegen een aanslag 266 die zich vanaf het eerste dwarselement 275 uitstekt. Tijdens deze achterwaartse schuifbeweging wordt de schuifklep 226 geopend en de regelhefboom 222 naar de vacuümstand bewogen. Verdere aandrijving van de vijzel 238 beweegt de pijp 228 naar de laadstand en tijdens deze verdere aandrijving treedt enige scharnierbeweging van de schuifarmen 221 in de geleidingskanalen 223 op.
Teneinde het laden te beëindigen en de pijp 228 naar de opbergstand terug te brengen, wordt door aandrijving van de vijzel 238 in de tweede modus de pijp 228 naar de opbergstand bewogen en de werking van de eerste veer 256 zorgt ervoor dat de vijzel 238 naar de ruststand terugkeert (die met onderbroken lijnen in fig. 7 is aangegeven), waarna de schuifklep 226 wordt gesloten en de regelhefboom 222 naar de drukstand wordt teruggebracht.
In fig. 8 en 9 van de bijgaande tekening is een vierde uitvoeringsvorm van een mediumverplaatsingsinrichting 310 volgens de uitvinding weergegeven.
Het bewegingsmiddel is een dubbelwerkende vijzel 338 die scharnierbaar is gemonteerd op een eerste langwerpig element 374 dat zich vanaf de pijpstomp 324 uitstrekt. In de eerste modus beweegt de vijzel 338 de pijp 328 naar de laadstand en in de tweede modus brengt de vijzel 338 de pijp 328 terug naar de opbergstand.
De klepregelmiddelen bestaan uit een enkelwerkende vijzel 327 die gekoppeld is met een derde veer 329. De derde veer 329 is voorgespannen naar een gesloten stand.
De pompregelmiddelen bestaan uit een dubbelwerkende vijzel 331 die, in een eerste modus de regelhefboom 322 naar de vacuümstand draait, en in een tweede modus, de regelhefboom 322 naar de drukstand terugbrengt.
De klepregelmiddelen en de pompregelmiddelen zijn werkzaam verbonden met de bewegingsmiddelen, door een verbinding in serie met het hydraulisch circuit van een trekker of dergelijke.
Om medium te laden wordt door aandrijving van de vijzel 327 de schuifklep 326 geopend, de regelhefboom 322 vervolgens naar de vacüumstand gedraaid door aandrijving van de vijzel 331 in de eerste modus en de pijp 328 uiteindelijk naar de laadstand bewogen door aandrijving van de vijzel 338 in de eerste modus.
Om het laden te beeïndigen wordt de schuifklep 326 gesloten door de werking van de derde veer 329, de regelhefboom 322 vervolgens teruggebracht naar de drukstand door aandrijving van de vijzel 331 in de tweede modus en de pijp 328 tenslotte naar de opslagstand teruggebracht door aandrijving van de vijzel 338 in de tweede modus.
Het zal duidelijk zijn dat de dubbelwerkende vijzel 138, 238, 338 kan worden vervangen door een enkelwerkende vijzel 138, 238, 338 indien een tweede veer 170, 270, 370 (niet weergegeven) wordt aangebracht.
In fig. 10 van de bijgaande tekening is een alternatieve uitvoeringsvorm van een standpijp 280 volgens de uitvinding weergegeven.
De standpijp 280 omvat een buis 286 die in verbinding staat met een in hoofdzaak haakse (niet weergegeven) starre bocht 288. Een mond 282 staat in verbinding met de bocht 288.
Er is een steun 292 aanwezig omvattende een in hoofdzaak schotelvormig of gedeeltelijk bolvormig de grond rakend element 293 en ten minste twee stangen 295 die zich vanaf het de grond rakende element 293 uitstrekken en zijn ingericht om losneembaar met de standpijp 280 te worden verbonden. Verbindingselementen 297 zijn nabij de mond 282 vast gemonteerd aan tegenover elkaar liggende zijden van de standpijp 280. De verbindingselementen 297 bestaan uit holle kokerprofielen die voorzien zijn van een reeks gaten. De stangen 295 nabij de verbindingselementen 297 bestaan eveneens uit holle kokerprofielen die zodanig gevormd zijn dat ze in de verbindingselementen 297 kunnen verschuiven. De stangen 295 zijn voorzien van een reeks openingen. Het in lijn brengen van de openingen van de stangen 295 en van de verbindingselementen 297 en het insteken van een pen 298 (weergegeven in een opening) maakt de instelling van de hoogte van de mond 282 ten opzichte van de grond mogelijk.
Het zal duidelijk zijn dat het aanbrengen van het de grond rakende element 293 het mogelijk maakt dat de mond 282 ten opzichte van het vrije einde 72 beweegt, waardoor een gemakkelijke en automatische verbinding van de medium-verplaatsingsinrichting 10, 110, 210, 310 volgens de uitvinding met de standpijp 80, 180, 280 volgens de uitvinding wordt bevorderd.
Het zal eveneens duidelijk zijn dat de standpijp 80 of 180 of 280 uitwisselbaar kan worden gebruikt, vooropgesteld dat een vloeistofdichte afdichting tussen het vrije einde 72, 172, 272, 372, 472 en de mond 82, 182, 282 is.
Evenzo kunnen de klep- of pompregelmiddelen die zijn weergegeven in de vierde uitvoeringsvorm van de uitvinding (fig. 8 en 9), met geschikte aanpassingen uitwisselbaar worden gebruikt met de respectieve klep- of pompregelmiddelen die zijn weergegeven in de eerste, tweede en derde uitvoeringsvorm.
Het laden van de verschillende uitvoeringsvormen van de uitvinding is voor de duidelijkheid beschreven als discontinue stappen, hoewel het duidelijk zal zijn dat deze stappen gewoonlijk plaatsvinden als delen van een continue laadhandeling.
Het zal duidelijk zijn dat het aanbrengen van een standpijp 80, 180, 280 volgens de uitvinding, samen met de aanpassing van het vrije einde 72, 372, 472 voor een afdichtende samenwerking met de standpijp 80, 180, 280 een gemakkelijke en automatische verbinding en loskoppeling van het reservoir met de tank 12, 112, 212, 312 bevordert aangezien tijdens het geheel van verbindings- en loskop-pelhandelingen de bedieningsman de bestuurdersplaats van de trekker niet hoeft te verlaten; de bewegingsmiddelen, zoals de vijzel 38, 138, 238, 338, zijn vanuit die positie door hem te bedienen.
Het zal eveneens duidelijk zijn dat het aanbrengen van een mediumverplaatsingsinrichting 10, 110, 210, 310 met klepregelmiddelen en pompregelmiddelen die werkzaam zijn verbonden met de bewegingsmiddelen een gemakkelijke en automatische koppeling, lading en loskoppeling van het reservoir en de tank 12, 112, 212, 312 bevorderen.
Het zal verder duidelijk zijn dat de pomp 20, 120, 220, 320 met dubbele functie kan worden vervangen door een vacuümpomp en een afzonderlijke drukpomp. In dat geval zijn de pompregelmiddelen 60/62, 160/162, 260/262 of een pomp-vijzel 331 niet vereist; het laden en uitvoeren worden respectievelijk tot stand gebracht door koppeling met de vacuümpomp of drukpomp.
Hoewel de mediumverplaatsingsinrichting 10, 110, 210, 310 aan de voorzijde of de achterzijde van de tank 12, 112, 212, 312 kan worden gemonteerd, verdient montage aan de voorzijde de voorkeur, aangezien het nabij de bedieningsman aanbrengen het de bedieningsman mogelijk maakt alle werking van de mediumverplaatsingsinrichtingen 10, 110, 210, 310 waar te nemen. (Wanneer de mediumverplaatsingsinrichting 10, 110, 210, 310 aan de achterzijde is gemonteerd, kan de bedieningsman alleen de beweging van de pijp 28, 128, 228, 328 naar en uit de laadstand waar te nemen). Bovendien laat montage aan de voorzijde de achterzijde van de tank 12, 112, 212, 312 vrij voor het aanbrengen van uitvoerappara-tuur.

Claims (10)

1. Mediumverplaatsingsinrichting (10), geschikt voor een automatische mediumverbinding met een standpijp (80), waarbij de standpijp (80) in mediumverbinding staat met een reservoir, en omvattende een tank (12), een pomp (20), een zich vanaf de tank (12) uitstrekkende pijp (28), waarbij het vrije einde (72) van de pijp (28) is ingericht om, tijdens gebruik, een mediumdichte afdichting met een mond (82) van de standpijp (80) te verschaffen, zodat wanneer het vrije einde (72) van de pijp (28) en de mond van de standpijp (80) in mediumverbinding met elkaar staan en de pomp (20) wordt aangedreven, medium vanuit het reservoir door de standpijp (80) en de pijp (80) in de tank (12) wordt overgebracht.
2. Mediumverplaatsingsinrichting (10) volgens conclusie 1, waarin het vrije einde (72) van de pijp (28) en de mond (82) van de standpijp (80) elk delen hebben die complementair samenwerkende middelen vormen.
3. Mediumverplaatsingsinrichting (10) volgens conclusie 1 of 2, waarin de pomp (20) en de pijp (28) aan de voorzijde van de tank (12) zijn gemonteerd.
4. Mediumverplaatsingsinrichting (10) volgens een der voorgaande conclusies, omvattende verplaatsingsmiddelen (38, 40; 138; 238; 338) waarmee de pijp (28) vanuit een in hoofdzaak vertikale of opbergstand naar een in hoofdzaak horizontale of laadstand kan worden bewogen.
5. Mediumverplaatsingsinrichting (10) volgens conclusie 4, omvattende een klep (26) voor de pijp (28) en klepregel-middelen (58) voor het openen en sluiten van de klep (26) , waarbij de klepregelmiddelen (58) werkzaam zijn verbonden met de bewegingsmiddelen, zodat, tijdens gebruik, aandrij ving van de bewegingsmiddelen ervoor zorgt dat de klepre-gelmiddelen (58) de klep (26) openen.
6. Mediumverplaatsingsinrichting (10) volgens conclusie 5, waarin de bewegingsmiddelen en de klepregelmiddelen (58) werkzaam in serie met elkaar zijn verbonden door een hydraulische verbinding.
7. Mediumverplaatsingsinrichting (10) volgens een der conclusies 4-6, waarin de pomp (20) naar keuze bediend kan worden om een gedeeltelijk vacuüm in de tank (12) te realiseren of een overdruk in de tank (12) te realiseren en de inrichting (10) verder pompregelmiddelen (60, 62) omvat voor het regelen van de pomp (20) om naar keuze het gedeeltelijke vacuüm of de overdruk te realiseren, waarbij de pompregelmiddelen (60, 62) werkzaam zijn verbonden met de bewegingsmiddelen.
8. Standpijp (80) geschikt voor een automatische medium-verbinding met een mediumverplaatsingsinrichting (10) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de standpijp (80) aan één einde in mediumverbinding staat met het reservoir en aan het andere einde eindigt in een mond (82), zodat, wanneer het vrije einde (72) van de pijp (28) en de mond (82) van de standpijp (80) in mediumverbinding met elkaar staan en de pomp (20) wordt aangedreven, medium vanuit het reservoir door de standpijp (80) en de pijp (28) in de tank (12) wordt overgebracht.
9. Standpijp (80) volgens conclusie 8, waarin de mond (82) van de standpijp (80) en het vrije einde (72) van de pijp (28) elk delen hebben die complementair met elkaar samenwerkende middelen vormen.
10. Standpijp (80) volgens conclusie 8 of 9, omvattende middelen waarmee de mond (82) van de standpijp (28) ten opzichte van het vrije einde (72) van de pijp (28) kan worden bewoaen.
NL9302052A 1992-11-28 1993-11-26 Mediumverplaatsingsinrichting en standpijp geschikt voor een automatische mediumverbinding. NL9302052A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
GB9225056 1992-11-28
GB929225056A GB9225056D0 (en) 1992-11-28 1992-11-28 Slurry tanker loading device

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL9302052A true NL9302052A (nl) 1994-06-16

Family

ID=10725902

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9302052A NL9302052A (nl) 1992-11-28 1993-11-26 Mediumverplaatsingsinrichting en standpijp geschikt voor een automatische mediumverbinding.

Country Status (4)

Country Link
FR (1) FR2698626A1 (nl)
GB (2) GB9225056D0 (nl)
IE (1) IE72964B1 (nl)
NL (1) NL9302052A (nl)

Families Citing this family (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE19624189A1 (de) * 1996-06-18 1998-01-08 Zunhammer Sebastian Dipl Ing F Umfüll-Vorrichtung
GB2380181B (en) * 1999-05-25 2003-07-09 Whale Tankers Ltd Gully emptier
GB9912088D0 (en) * 1999-05-25 1999-07-28 Whale Tankers Limited Gully emptier
DE102008021001B4 (de) * 2007-11-10 2013-01-24 Stapel Gmbh System zum Befüllen eines Tankfahrzeugs aus einem landwirtschaftlichen Flüssigkeitsbehälter

Family Cites Families (13)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2367654A1 (fr) * 1976-10-15 1978-05-12 Emh Perfectionnements apportes aux sy
NO143139C (no) * 1978-01-17 1981-01-07 Odd Havre Fremgangsmaate til overfoering av et fluidum fra en stasjon paa havbunnen til et fartoey, eller omvendt, og en anordning for utfoerelse av fremgangsmaaten
GB2086515A (en) * 1980-11-04 1982-05-12 Walker David Connecting pipes
DE3150494A1 (de) * 1980-12-23 1982-08-19 C. van der Lely N.V., 3155 Maasland Geraet zum transport und/oder zum ausbringen von fluessigkeiten oder dickfluessigen stoffen, insbesondere guellefass
GB8518001D0 (en) * 1985-07-17 1985-08-21 British Aerospace Open sea transfer of fluids
FR2595435B1 (fr) * 1986-03-07 1988-12-23 Sodimac Sa Dispositif de branchement automatique pour remplissage de citerne
FR2602635B1 (fr) * 1986-07-28 1989-08-25 Crms Sarl Dispositif de remplissage et de vidage d'une tonne a lisier ou analogue
FR2603445B1 (fr) * 1986-09-05 1995-03-17 Pichon Michel Sa Bras hydraulique de jonction pour pompage du lisier et liquide industriel et d'autres liquides
FR2611687B1 (fr) * 1987-03-06 1989-11-03 Pichon Sa Ets M Dispositif de commande hydraulique de remplissage de citerne
DE8707098U1 (de) * 1987-05-17 1988-06-23 Utef Umwelt-Technik Entsorgungs-Fahrzeuge Gesellschaft für Entwicklung, Konstruktionen und Patentverwertung mbH und Co MABO KG, 59302 Oelde Entsorgungsfahrzeug
DE8905740U1 (de) * 1989-05-08 1989-07-27 Seggewiß, Ludger, 4290 Bocholt Motorisch angetriebene Saugleitungskupplung
DE8908904U1 (de) * 1989-05-08 1989-10-05 Seggewiß, Ludger, 4290 Bocholt Motorisch angetriebene Saugleitungskupplung für Kompressortankwagen
DE4011069A1 (de) * 1990-04-05 1991-10-10 Konrad Reiber Vorrichtung zum an- und abkoppeln eines saugrohres an den fuellstutzen eines fassbehaelters

Also Published As

Publication number Publication date
GB2272880A (en) 1994-06-01
GB2272880B (en) 1996-07-31
FR2698626A1 (fr) 1994-06-03
IE930910A1 (en) 1994-06-01
IE72964B1 (en) 1997-05-07
GB9324295D0 (en) 1994-01-12
GB9225056D0 (en) 1993-01-20

Similar Documents

Publication Publication Date Title
DE102006036022A1 (de) Flächenkehrmaschine mit einer Abladetür und einem Betätigungsmechanismus für eine Rutsche
EP0630346A1 (de) Autobetonpumpe.
US4138063A (en) Hydraulically-operated fertilizer and chemical-spreading boom
NL9302052A (nl) Mediumverplaatsingsinrichting en standpijp geschikt voor een automatische mediumverbinding.
US3712675A (en) Portable dump box
EP2275603A2 (de) Fahrzeug, insbesondere zur Strandreinigung
IE20150418A1 (en) A trailer and a method for operating a trailer
EP0482293B1 (de) Bodenbearbeitungsmaschine und Fahrwerk
DE7012065U (de) Landwirtschaftliche arbeitsmaschine.
US5603382A (en) Shovel attachment with ejector blade for tractors
DE4005968A1 (de) Muellsammelfahrzeug
US20090078436A1 (en) Box scraper
US3812607A (en) Laterally and vertically shiftable auger loaders
DE3539140C2 (nl)
DE1409645A1 (de) Erdbewegungsvorrichtung
DE102005027748B3 (de) Kombination eines Baggers mit einem Kippanhänger
DE1505271A1 (de) Selbstladender Motorkipper
DE2319308C2 (de) Maschine zum Ausbringen von verteilbarem Material
DE202020001195U1 (de) Schaufel mit schwenkbarem Schaufelboden
DE2744619A1 (de) Montageanordnung zum anbringen einer geraetschaft an einem fahrzeug
US3231246A (en) Mixing apparatus for attachment to tractors
DE8806854U1 (de) Als Saugkehrvorrichtung dienender Zusatzgerätesatz für Traktoren
US1166601A (en) Self filling and cleaning scraper or excavation-bucket.
GB2049384A (en) Slurry tanker and pump
DE4311657C1 (de) Vorrichtung zum Beschicken eines Fleischkutters

Legal Events

Date Code Title Description
BV The patent application has lapsed