NL9301646A - Traploos instelbare transmissie. - Google Patents

Traploos instelbare transmissie. Download PDF

Info

Publication number
NL9301646A
NL9301646A NL9301646A NL9301646A NL9301646A NL 9301646 A NL9301646 A NL 9301646A NL 9301646 A NL9301646 A NL 9301646A NL 9301646 A NL9301646 A NL 9301646A NL 9301646 A NL9301646 A NL 9301646A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
wheel
ring
gear
transmission
planet
Prior art date
Application number
NL9301646A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Doornes Transmissie Bv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Doornes Transmissie Bv filed Critical Doornes Transmissie Bv
Priority to NL9301646A priority Critical patent/NL9301646A/nl
Priority to EP94202696A priority patent/EP0645558A1/en
Priority to US08/311,025 priority patent/US5545100A/en
Priority to TW083108775A priority patent/TW266192B/zh
Priority to CN94115399A priority patent/CN1109149A/zh
Priority to KR1019940023926A priority patent/KR950009024A/ko
Priority to JP6267973A priority patent/JPH07233861A/ja
Publication of NL9301646A publication Critical patent/NL9301646A/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16HGEARING
    • F16H15/00Gearings for conveying rotary motion with variable gear ratio, or for reversing rotary motion, by friction between rotary members
    • F16H15/02Gearings for conveying rotary motion with variable gear ratio, or for reversing rotary motion, by friction between rotary members without members having orbital motion
    • F16H15/04Gearings providing a continuous range of gear ratios
    • F16H15/06Gearings providing a continuous range of gear ratios in which a member A of uniform effective diameter mounted on a shaft may co-operate with different parts of a member B
    • F16H15/16Gearings providing a continuous range of gear ratios in which a member A of uniform effective diameter mounted on a shaft may co-operate with different parts of a member B in which the member B has a conical friction surface
    • F16H15/18Gearings providing a continuous range of gear ratios in which a member A of uniform effective diameter mounted on a shaft may co-operate with different parts of a member B in which the member B has a conical friction surface externally
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B62LAND VEHICLES FOR TRAVELLING OTHERWISE THAN ON RAILS
    • B62MRIDER PROPULSION OF WHEELED VEHICLES OR SLEDGES; POWERED PROPULSION OF SLEDGES OR SINGLE-TRACK CYCLES; TRANSMISSIONS SPECIALLY ADAPTED FOR SUCH VEHICLES
    • B62M11/00Transmissions characterised by the use of interengaging toothed wheels or frictionally-engaging wheels
    • B62M11/04Transmissions characterised by the use of interengaging toothed wheels or frictionally-engaging wheels of changeable ratio
    • B62M11/12Transmissions characterised by the use of interengaging toothed wheels or frictionally-engaging wheels of changeable ratio with frictionally-engaging wheels

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Combustion & Propulsion (AREA)
  • Transportation (AREA)
  • Friction Gearing (AREA)
  • Transmission Devices (AREA)
  • Retarders (AREA)

Description

Traploos instelbare transmissie
De uitvinding betreft een traploos instelbare transmissie, omvattende een aandrijvend zonnewiel (11, 66), tenminste een planeetwiel (3, 65) met een dubbel in wezen kegelvormig oppervlak (30, 31. 64, 71. 72), welk planeetwiel (3, 65) enerzijds samenwerkt met het zonnewiel (11, 66) en anderzijds met een ringwiel (2, 73). alsmede verstelmiddelen (5. 6, 16) voor het veranderen van de overbrengingsverhouding.
Een dergelijke transmissie, die in het bijzonder geschikt is voor een rijwiel, is bekend uit NL-A-9001390. Het nadeel van deze bekende transmissie is dat het verstellen daarvan onder belastingskoppel niet mogelijk is, en dat het rendement bij hoge overbrengingsverhoudingen slecht is.
Doel van de uitvinding is daarom een transmissie van het hierboven genoemde soort te verschaffen die deze nadelen niet heeft. Dit doel wordt bereikt doordat dat bij elk planeetwiel (3, 65) een tussenwiel (9, 59) is voorzien dat enerzijds samenwerkt met het zonnewiel (11, 66), en anderzijds met dat planeetwiel (3, 65). Bij voorkeur worden meerdere planeet-wielen, elk met een bijbehorend tussenwiel, toegepast; als voorbeeld wordt een zestal genoemd.
Het tussenwiel heeft een drieledig effect. Ten eerste maakt het tussenwiel het mogelijk om in het contact van het planeetwiel met het tussenwiel een schroeflijnvormige bewegingsafloop te realiseren waardoor de planeet onder belasting een andere axiale positie in kan nemen; ten tweede zorgt het tussenwiel ervoor dat de draairichting van ingaande as en uitgaande as gelijk zijn; en ten derde verschaft de combinatie van zon- en tussenwiel de mogelijkheid om een tussenoverbrenging te realiseren waardoor speciaal voor een fiets een gunstige kettingoverbrenging gekozen kan worden.
In verband met het verschaffen van verschillende overbrengingsverhoudingen is elke planeetwiel (3, 65) en eventueel tussenwiel (9, 59) verstelbaar rond een denkbeeldige as die dwars op de hartlijn van het zonnewiel (11, 66) loopt, zodanig dat elk planeetwiel (3, 65) en het ringwiel (2, 59) brengbaar zijn in posities waarin zij schroeflijnvormig ten opzichte van elkaar afrolbaar zijn. Bij het schroeflijnvormig afrollen van de planeetwielen ten opzichte van het ringwiel treedt een verplaatsing van deze planeetwielen in axiale richting op ten opzichte van het zonnewiel, uit welke verplaatsing een verandering in de overbrengingsverhouding voortvloeit.
Teneinde deze verplaatsing mogelijk te maken is elk planeetwiel (3) opgenomen op een schuifstuk (5, 7*0 dat evenwijdig aan de hartlijn van het zonnewiel (1, 66) verschuifbaar is ten opzichte van de schuifstukdra-ger (6, 104).
Bij voorkeur is het zonnewiel draaibaar op een vaste as (18, 68), is elk planeetwiel (3, 65) draaibaar op een as (4, 75) die is opgehangen in het schuifstuk (5, 7*0·
In verband met het verzekeren van lage verstelkrachten, zelfs bij lage toerentallen of bij stilstand, zijn de assen (4, 75) aan een zijde voorzien van vaste ophangingen (19, 77), en anderzijds van verplaatsbare ophangingen (21, 79) voor elk planeetwiel (3, 65) zodanig dat de hoek tussen de as (4, 75) van het planeetwiel (3, 65) en de as (18, 68) van het ringwiel (2, 73) kan worden gevarieerd tussen een positie waarin die assen in één en hetzelfde vlak liggen, en een positie waarin zij elkaar kruisen.
Zodra deze assen ten opzichte van elkaar zijn versteld naar een kruisende positie en als gevolg daarvan scheefstelling is ontstaan tussen planeetwiel en ringwiel, treedt bij rotatie van planeetwiel en ringwiel een verplaatsing op van hun wederzijdse aangrijpingspunt. Dat betekent dat een verandering optreedt in de overbrengingsverhouding tussen planeetwiel en ringwiel, vanwege het kegelvormige oppervlak van de eerste.
Van belang is verder dat bij het verdraaien van de assen ten opzichte van elkaar er in wezen slechts afrollen van planeetwiel en ringwiel ten opzichte van elkaar optreedt, waardoor een lage verstelkracht om de assen in kruisende positie te brengen reeds voldoende is. In het geval de wielen niet draaien, treedt dan ook nog geen werkelijke verandering van de overbrengingsverhouding op: het planeetwiel wordt een weinig verdraaid volgens een as loodrecht op het oppervlak van het ringwiel.
Zodra deze wielen echter in draaiing worden gebracht, rolt het planeetwiel naar zijn door zijn aanvankelijke scheefstelling op het ringwiel bepaalde nieuwe positie, hetgeen zeer snel kan geschieden. Op dat moment is de nieuwe overbrengingsverhouding een feit.
Volgens een geschikte uitvoeringsvorm draagt het schuifstuk (5, 7*0 een arm (7, 82) die verdraaibaar is rond een draaias (23, 83) in wezen evenwijdig aan de hoofdas (18, 68), en zijn de ophangingen (19, 21; 77. 79) zodanig uitgevoerd dat zij de onderlinge scheefstelling der assen (4, 75) kunnen opnemen.
De schuifstukdrager (6, 76) draagt schakelmiddelen waarmee de arm (7, 82) samenwerkt voor het verplaatsen daarvan. Deze schakelmiddelen omvatten een schakelnaaf (15, 84) die in wezen concentrisch is ten opzichte van, en verdraaibaar rond, de hoofdas (18, 68), terwijl de arm (7, 82) in wezen radiaal loopt ten opzichte van de hoofdas (18, 168) en aan zijn radiaal binnenste eind een neus (24, 86) heeft die grijpt in een sleuf (25, 87) in de schakelnaaf (15, 84).
De sleuf (25, 87) is langwerpig zodanig dat de breedte daarvan overeenkomt met de breedte van de neus (24, 86), terwijl de sleuf (25. 87) de hoofdas (18, 168) kruist zodanig dat na scheefstelling van de assen (4, 10; 75, 8l) en de daaruit voortvloeiende verplaatsing van het schuifstuk (5, 74) alsmede van de daaraan verbonden arm (7, 82), de neus (24, 86) verschuift in de sleuf (25, 87) onder terugverdraaiing van de arm (7, 82) en daardoor opheffing van de scheefstelling der assen (4, 10; 75, 81).
Zoals hiervoor reeds genoemd, kan een nieuwe overbrengingsverhou-ding worden ingesteld door het planeetwiel scheef te stellen ten opzichte van het ringwiel, en vervolgens de transmissie in draaiing te brengen waarbij ten gevolge van de schroeflijnvormige baan van het planeetwiel ten opzichte van het ringwiel, die een gevolg is van de onderlinge scheefstelling, de nieuwe positie wordt bereikt. Een dergelijke verandering van de overbrengingsverhouding kan plaatsvinden terwijl op de transmissie een aandrijvend koppel wordt uitgeoefend. Volgens de uitvinding is het echter ook mogelijk om een nieuwe overbrengingsverhouding in te stellen zonder dat afrollen optreedt tussen planeetwiel en ringwiel. Voorwaarde daartoe is echter dat de transmissie niet belast wordt met een aandrijvend koppel. Een dergelijke directe instelling van een nieuwe overbrengingsverhouding, bij afwezigheid van een aandrijvend koppel, is mogelijk indien de hoek waaronder de sleuf loopt ten opzichte van de hoofdas zodanig is gekozen dat de neus en de sleuf niet-zelfremmend samenwerken, en de arm verdraaibaar is tussen twee aanslagen die de uitslag van de arm beperken. De schuine sleuf dwingt de arm bij verdraaien van de schakelnaaf tegen een der aanslagen, waarna de arm, en dus het daaraan verbonden schuifstuk, de beweging van de sleuf moet volgen en dientengevolge in de sleuf verschuift. Hierdoor kan ook in stilstand een verande-ringsoverbrenging worden uitgevoerd.
In verband met het overbrengen van hoge koppels zonder dat slip optreedt, kunnen zonnewiel en tussenwiel tevens samenwerkende tandwielde-len bezitten.
Volgens een eerste mogelijke uitvoeringsvorm heeft het tussenwiel (9) een kegelvormig oppervlak (26) alsmede een ten opzichte daarvan uit stekende, met het tussenwiel (9) samenwerkende cilindrische ring (27), en heeft het zonnewiel een met dat kegelvormige oppervlak (26) samenwerkend kegelvormig oppervlak (28) voorzien van een omtreksgroef (29) waarvan de diepte groter is dan de afstand waarover de ring (27) uitsteekt ten opzichte van het kegelvormige oppervlak (26) van tussenwiel (9), welke ring (27) steekt in groef (29).
Tengevolge van de met elkaar samenwerkende ring en omtreksgroef bezitten het tussenwiel en het zonnewiel in de richting van hun hartlijn slechts een geringe of geen speling. Aangezien het planeetwiel en het tussenwiel wel ten opzichte van elkaar verplaatsbaar moeten zijn, is de as (10) van het tussenwiel (9) evenwijdig aan de hartlijn van die as (10) draaibaar opgehangen in de ophangpunten (20, 22) op het schuifstuk (5).
Het zonnewiel (11) is axiaal verplaatsbaar op een draaibaar op de hoofdas (18) gemonteerde aandrijfnaaf (13), terwijl zonnewiel (11) en aandrijfnaaf (13) gekoppeld zijn door tenminste drie regelmatig verdeelde drukarmen (12) die de hartlijn van de hoofdas (18) kruisen en bij een aandrijvend koppel op de aandrijfnaaf (13) trachten om het zonnewiel (11) in axiale richting weg te duwen, zodanig dat het kegelvormige oppervlak (28) van het zonnewiel (11) koppelafhankelijk wordt aangedrukt tegen het kegelvormige oppervlak (26) van het tussenwiel (9).
Indien het zonnewiel (11) onder veervoorspanning wordt aangeduwd in de richting van de aandrijfnaaf (13) af is tevens een vrijloop verzekerd wanneer geen aandrijvend koppel wordt uitgeoefend, en grijpt het mechanisme aan zodra een positief koppel wordt uitgevoerd.
Volgens een verdere mogelijkheid bezit het met het tussenwiel (9) samenwerkende oppervlak van het planeetwiel (3) een axiaal buitenste, eerste kegeloppervlak (30) met een andere tophoek dan die van het daarop aansluitende, meer naar binnen gelegen tweede kegelvormige oppervlak (31). Bij deze uitvoering kan de knijpkracht optimaal zijn afgestemd.
De transmissie volgens de uitvinding is in het bijzonder geschikt voor een rijwiel. In dat geval is een wielnaaf (1) voorzien die enerzijds draaibaar is ondersteund op de buitenzijde van de aandrijfnaaf (13). en anderzijds op de kooi (6), aan de binnenzijde van welke wielnaaf (1) het ringwiel (2) is bevestigd.
Volgens een tweede mogelijke uitvoeringsvorm bezit het tussenwiel (59) een cilindrisch oppervlak (60), bezit het zonnewiel (66) een met dat cilindrische oppervlak (60) samenwerkend cilindrisch oppervlak (62) en is de grootste diameter van het tussenwiel (50) groter dan de kleinste afstand tussen de oppervlakken van planeetwiel (65) en zonnewiel (66) zoda- nig dat het tussenwiel (59). wigvormig aandrukbaar is tussen planeetwiel (65) en zonnewiel (66).
Bij voorkeur bezit het tussenwiel (59) een ten opzichte van zijn oppervlak (60) uitstekende cilindrische ring (61), en is het oppervlak (62) van het zonnewiel (66) voorzien van een omtreksgroef (63) waarvan de diepte groter is dan de afstand waarover de ring (61) uitsteekt ten opzichte van het cilindrische oppervlak (60) van het tussenwiel (59)* welke ring (6l) steekt in groef (63). Door middel van ring en groef zijn zonnewiel en tussenwiel in hun axiale richting ten opzichte van elkaar gepositioneerd.
Tevens kan het met het ringwiel (73) samenwerkende in hoofdzaak kegelvormige oppervlak (64) van het planeetwiel (65) een weinig gekromd zijn.
Het een weinig bol gekromde, maar in hoofdzaak kegelvormige oppervlak (64) van het planeetwiel verschaft de benodigde aandrukking van de verschillende met elkaar samenwerkende wrijvingsoppervlakken van zonnewiel, tussenwielen, planeetwielen en ringwiel. Het bolvormig gekromde oppervlak (64) is nodig om de positie van het tussenwiel in de wig tussen zonnewiel en planeetwiel te sturen. Bij een positie dicht bij de radiaal die de hartlijnen van zonnewiel en planeetwiel verbindt ontstaan grote aandrukkrachten. Bij een positie verderweg ontstaan kleinere aandruk-krachten. Door een geschikte kromming van het bolvormig gekromde oppervlak te kiezen, kan een optimale afstelling van de aandrukkracht op de positie van het planeetwiel (en dus van de overbrengingsverhouding) worden bereikt. Een dergelijke kromming kan ook benaderd worden door een samenstel van bijvoorbeeld drie kegelvormige oppervlakken.
Bij voorkeur is het tussenwiel (59) onder verende voorspanning aandrukbaar in de wig tussen zonnewiel (66) en planeetwiel (65).
De verstelling van het tussenwiel wordt mogelijk gemaakt doordat de as (8l) van het tussenwiel (59) is opgenomen in een juk (92) waarvan een been (93) is opgehangen aan de schuifstukdrager (76) en waarvan een ander been (94) verschuifbaar rond de hoofdas is ondersteund. Het verschuifbaar rond de hoofdas (68) ondersteunde been (94) van het juk (92) werkt daartoe samen met een draaibaar op de hoofdas gemonteerde steunring (95) > welke steunring (95) een zich in wezen axiaal ten opzichte van de hoofdas (68) uitstrekkende lip (96) draagt voorzien van een in wezen axiale sleuf (97) waarin de neus (86) van arm (82) verschuifbaar in axiale richting van de hoofdas (68) is opgenomen.
In de uitvoering van fig. 5 wordt het gehele koppel via de tandwie- len overgedragen en hebben de daarnaast liggende ringen alleen tot doel om enerzijds de radiale aandrukkracht op te vangen en de tandwielen te ontlasten, en om anderzijds het mechanisme stabiel te maken.
Zoals hiervoor reeds genoemd kunnen zonnewiel en tussenwiel met elkaar samenwerken door middel van tandwieldelen, teneinde grote koppels slipvrij door te leiden. Om ook in deze uitvoering een geringe hoekver-stelling van het tussenwiel ten opzichte van het zonnewiel mogelijk te maken, is voorzien dat het zonnewiel (60) twee draaibaar op de hoofdas (68) gemonteerde tandwielen (66a) bezit, welke zich bevinden ter weerszijden van een vast aan de hoofdas voorziene borst (123) waar doorheen zich tenminste een pen (121) dwars uitstrekt en de uiteinden van de pen (121) steken in telkens een gat (125) in één der tandwielen (66a), welke pen (121) draaibaar is volgens een radiaal verlopende draaias zodanig dat de tandwielen een even grote, doch tegengesteld gerichte hoekverplaatsing kunnen ondergaan, welke tandwielen (66a) samenwerken met op elk tussenwiel (59) voorziene vertandingen (59a)·
Vervolgens zal de uitvinding aan de hand van de in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld nader worden toegelicht.
Figuur 1 toont een gedeeltelijk aanzicht in doorsnede van een eerste uitvoering van de transmissie volgens de uitvinding.
Figuur 2 toont een vooraanzicht.
Figuur 3a. b tonen mogelijke details van de aandrijfnaaf.
Figuur 4 toont een planeetwiel toegepast in de transmissie volgens Fig. 1 en 2.
Figuur 5 toont een gedeeltelijk aanzicht in doorsnede van een tweede uitvoering van de transmissie volgens de uitvinding.
Figuur 6 toont een vooraanzicht.
Figuur 7 toont een detail van de planeetwielophanging in de transmissie volgens fig. 5 en 6.
Figuur 8 toont een variant van de aandrijfnaaf.
In figuren 1 en 2 is de transmissie weergegeven zoals toegepast in de wielnaaf 1 van een rijwiel. Deze wielnaaf 1 is draaibaar rond de hoofdas 18, die is opgehangen in het overigens niet getekende frame van een rijwiel.
Door middel van lagers 32 is op de hoofdas 18 de aandrijfnaaf 13 draaibaar gemonteerd. Op deze aandrijfnaaf 13 is een kettingwiel 14 opgenomen, waarop de ketting van een fietsaandrijving kan worden aangebracht.
Aan het tegenoverliggende eind van de hoofdas is vast daarop de flens of schuifstukdrager 6 bevestigd. Aan de schuifstukdrager 6 is een reactiesteun 17 bevestigd, die op zijn beurt weer is vastgezet aan dat frame. De uiteindelijke wielnaaf 1 is door middel van lagers 33» 34 draaibaar opgenomen op deze schuifstukdrager 6 respectievelijk op de aandrijfnaaf 13 (zie fig. 3&)·
De aandrijfnaaf 13 is door middel van drukstangen 12 verbonden met het zonnewiel 11. Wanneer op de aandrijfnaaf 13 een koppel wordt uitgeoefend, trachten deze drukstangen 12 het zonnewiel 11 af te duwen van de aandrijfnaaf 13*
Veer 49 tracht voortdurend om het zonnewiel 11 van de aandrijfnaaf 13 af te duwen.
Het zonnewiel 11 heeft in de uitvoeringsvorm van fig. 1 en 2 een kegelvormig oppervlak 28, dat wrijvend samenwerkt met het eveneens kegelvormige oppervlak 26 van tussenwiel 9* In bet kegelvormig oppervlak 28 van zonnewiel 11 bevindt zich een groef 29. Met deze groef 29 werkt een cilindrische ring 27 van het tussenwiel 9 samen. De groef 29 is zo diep dat de cilindrische ring 27 de bodem daarvan niet raakt. Door middel van omtreksgroef 129 en omtreksribbe 128 zijn het zonnewiel 11 en het tussenwiel 9 in de richting van een hartlijn en ten opzichte van elkaar gepositioneerd.
Het tussenwiel 9 is door middel van lagers 36 draaibaar en verschuifbaar gemonteerd op de tussenwielas 10. Deze tussenwielas 10 is door middel van armen 37» 38 waaraan de lagertappen 20 respectievelijk 22 zijn gemonteerd, opgehangen aan in zijn geheel met 5 aangeduide schuifstuk. Dit schuifstuk is evenwijdig verschuifbaar aan de richting van de hoofdas l8 gemonteerd op de schuifstukbus 35. die onderdeel uitmaakt van schuifstukdrager 6.
Aan het schuifstuk 5 is ook het planeetwiel 3 opgehangen. Dit pla-neetwiel 3 is door middel van lagers 39 draaibaar rond en verschuifbaar op de planeetas 4.
Het schuifstuk 5 bezit een cilindrisch gedeelte 40, dat verschuifbaar is op de schuifstukbus 35· Aan het ene eind is dit cilindrische deel voorzien van een radiaal naar binnen en naar buiten uit stekende flens 4l aan zijn andere eind is het cilindrische gedeelte 40 voorzien van een radiaal naar binnen en buiten stekende flens 42.
In de flens 4l, te weten het radiaal naar binnen stekende gedeelte daarvan, is de pen 20 van arm 37 draaibaar opgenomen. In het radiaal buitenste deel van flens 4l is het eind 19 van as 4 opgenomen.
De flens 42 bezit een ringvormige uitsparing 50, waarin ring 51 draaibaar is opgenomen. In de ring 51 is op zijn beurt het eind 21 van de planeetas 4 opgenomen. Aan de flens 42 is tevens de verstelarm 7 draaibaar opgehangen door middel van draaias 23. De verstelarm 7 bezit een sleuf 52, waarin tap 53 steekt die gemonteerd is op de ring 51· Deze tap 53 steekt door sleuf 54 in flens 42.
Verder bezit verstelarm 7 een sleuf 55« waarin tap 56 steekt die gemonteerd is op ring 57* Deze ring is opgenomen in uitsparing 58 in het radiaal ten opzichte van het cilindrische gedeelte 40 naar binnen wijzende deel van flens 42. In de ring is de tap 22 van arm 38 draaibaar opgehangen.
Het radiaal binnenste eind of de neus 24 van arm 7 is verschuifbaar opgenomen in een schuin verlopende sleuf 25 die is aangebracht in de schakelnaaf 15. Deze schakelnaaf 15 omvat een cilindrisch gedeelte 43 dat concentrisch is met de hoofdas 18. Aan het cilindrisch gedeelte 43 is flens 44 verbonden, die draaibaar is binnen de schuifstukbus 35· Aan zijn radiaal buitenste eind bezit de flens 44 een tandkrans 48, die samenwerkt met het rondsel 47 dat via as 46 op zijn beurt verbonden is met de bedie-ningsarm 16. Door de bedieningsarm te verdraaien, wordt de schakelnaaf 15 eveneens verdraaid, hetgeen tot verdraaiing van de verstelarm 7 leidt.
Het tussenwiel 9 en het planeetwiel 3 zijn zodanig ten opzichte van elkaar opgesteld, dat het ringvormig oppervlak 27 van tussenwiel 9 samenwerkt met het oppervlak 72 van planeetwiel 3·
Aan de binnenzijde van de wielnaaf 1 is tenslotte een ringwiel 2 aangebracht, dat op zijn beurt samenwerkt met telkens één der kegelvormige oppervlakken 30, 31 van planeetwiel 3·
Opgemerkt wordt dat hierboven de opbouw van de transmissie volgens de uitvinding is beschreven aan de hand van een zonnewiel met een enkel paar bestaande uit een tussenwiel 9 en een planeetwiel 3* Zoals afgebeeld in figuur 2 worden bij voorkeur echter meerdere tussenwielen 9 en pla-neetwielen 3 toegepast, zoals weergegeven in totaal 6.
De transmissie volgens de uitvinding werkt als volgt. Het aandrijf-koppel wordt via een ketting en kettingwiel 14 overgebracht op aandrijf-naaf 13· Door middel van de drukstangen 12 (zie fig. 3&) wordt het zonnewiel 11, afhankelijk van het uitgeoefende koppel en de heersende over-brengingsverhouding, met een bepaalde axiale drukkracht aangedreven. Door veer 49 wordt de zon aangedrukt, in aanraking met tussenwiel 9. de planeet 3 en de ring 2. Aldus wordt een vrijloopwerking verkregen, doordat bij wegnemen van het aandrijfkoppel de wrijvingswielen kunnen slippen. Door de veervoorspanning van veer 49 blijft het mechanisch contact tussen de lichamen behouden, zodat bij positief koppel direct de bijbehorende koppelafhankelijke aandrukkracht wordt gegenereerd.
De hiervoor beschreven uitvoering van de transmissie is geschikt voor aandrijving in een enkele draairichting, namelijk die richting waarin door middel van de drukstangen 12 een axiale drukkracht wordt verkregen. Volgens een alternatieve uitvoering kan de transmissie echter ook worden toegepast voor aandrijving in beide richtingen. Zoals afgebeeld in de variant van fig. 3b worden daartoe twee stellen tegengesteld lopende drukstangen 12 en 12' toegepast, die elk een slobgat 119 bezitten via welke zij samenwerken met een pen 120 die is aangebracht op het zonnewiel. In de getoonde toestand treedt een aandrijvende werking op in de richting van de pijl, waarbij de drukstangen 12' de overbrenging van de aandrijfnaaf 13 naar het zonnewiel 11 verschaffen.
De met onderbroken lijnen weergegeven toestand geeft een aandrijving vanaf de aandrijfnaaf 13 naar het zonnewiel 11 in de richting tegengesteld aan die van de pijl. In het tussenliggende gebied, dat wil zeggen het gebied waarin beide pennen 12 niet in aanraking zijn met het eind van het bijbehorende slobgat 119, is vrijloop mogelijk.
Via zonnewiel 11 en tussenwiel 9 wordt het planeetwiel 3 aangedreven, welk planeetwiel een overbrengingsverhoudingverandering mogelijk maakt ten gevolgen van de verandering van de loopstralen I en II.
Het veranderen van de overbrengingsverhouding, of schakelen, vindt plaats door verdraaiing van de planeetas 4 en tussenwielas 10 ten opzichte van de hoofdas 18, zodanig dat ze in een positie komen waarin zij deze kruisen.
Het scheefstellen van die assen 10 en 4 geschiedt door middel van verstelarm 7. schakelnaaf 15 en schakelarm 16. Schakelarm 16 is met as 46 draaibaar opgehangen in de schuifstukdrager 6. As 46 draagt een tandwiel 47, dat grijpt in tandkrans 48 van schakelnaaf 15. Bij verdraaien van schakelarm 16 bijvoorbeeld door middel van een daaraan verbonden kabel, wordt schakelnaaf 15 eveneens verdraaid.
Wanneer de schakelnaaf 15 wordt verdraaid, wordt ook de verstelarm 7 verdraaid aangezien deze met zijn neus 24 opgenomen in de scheef staande groef 25 in het cilindrische deel 43 van de schakelnaaf 15· Ten gevolge van die scheefs telling van de assen 10, 4 neemt ook de cilindrisch ring 27 van tussenwiel 9 een scheve stand in ten opzichte van het kegelvormige oppervlak 30 van planeetwiel 3· Ring 27 heeft daarom enige speling in groef 29·
Ten gevolge van de door die scheefstelling optredend spoorkrachten trachten planeetwiel 3 en tussenwiel 9 in de richting van hun assen vol- gens een schroeflijnvormige baan ten opzichte van elkaar te verplaatsen. Ook het planeetwiel 3 krijgt een schroeflijnvormige verplaatsing opgelegd doordat as 4 en ringwielas 18 elkaar kruisen. Het ringwiel 2 drukt via het planeetwiel 3 het schuifstuk 5 in axiale richting. De beide verplaatsingen door ringwiel 2 en tussenwiel 9 werken samen om het schuifstuk te verplaatsen. Het tussenwiel 9 wordt echter in de richting van zijn as 10 vastgehouden, ten gevolge van de samenwerking tussen groef 29 en ringvormig oppervlak 27 van zonnewiel 11 respectievelijk tussenwiel 9· Dit betekent dat het tussenwiel 9 op zijn plaats blijft, en dat planeetwiel 3 zich moet verplaatsen.
Dit heeft tot gevolg dat het schuifstuk 5 in axiale richting verschuift ten opzichte van de schuifstukbus 35-’Ten gevolge van het schuine verloop van de groef 25 in cilindrisch gedeelte 43 van de schakelnaaf 15 treedt daarbij ook een verdraaiing van de verstelarm 7 op, terug naar zijn oorspronkelijke stand. Dit heeft weer tot gevolg dat de assen 10, 4 vanuit hun kruisende stand weer in de stand terecht komen waarin zij elkaar snijden. In deze laatste stand is de scheefstelling tussen tussenwiel 9 en planeetwiel 3 opgeheven, en is de nieuwe overbrengingsverhou-ding een feit.
Bij het verschuiven van het schuifstuk 5t verschuift ook het planeetwiel 3 ten opzichte van zijn as 4, hetgeen mogelijk wordt gemaakt door lager 39·
Aangezien het tussenwiel 9 door middel van lager 36 ook verschuifbaar is ten opzichte van as 10, kan het schuifstuk 5 met as 10 de axiale beweging uitvoeren terwijl tussenwiel 9 in die richting op zijn plaats blijft.
Bij het schakelen, dus het verdraaien van de verstelarm 7 treden geen grote krachten op: de assen 10, 4 worden ten opzichte van as 18 verdraaid, hetgeen slechts zeer geringe wrijvingskrachten tussen planeetwiel 3 en tussenwiel 9 ten opzichte van elkaar opwekt. De axiale krachten die vervolgens optreden wanneer tussenwiel 9 en planeetwiel 3 ten opzichte van elkaar worden geroteerd, leiden tot verplaatsing van het schuifstuk 5· De daarop volgende verdraaiing van verstelarm 7 naar zijn neutrale stand levert vervolgens de nieuwe overbrengingsverhouding op. Het uiteindelijke veranderen van de overbrengingsverhouding geschiedt dus tijdens het roteren van de verschillende wielen ten opzichte van elkaar, terwijl het initiëren van de verandering in de overbrengingsverhouding daarvoor al heeft plaatsgevonden.
Zoals reeds genoemd, wordt door middel van drukstangen 12 een kop- pel- en overbrengingsafhankelijke knijpkracht opgewekt tussen de verschillende wielen. In figuren 3a, 3b is weergegeven dat de druks tang 12 een schuine stand inneemt tussen aandrijfnaaf 13 en zonnewiel 11. Bij het uitoefenen van een koppel op de aandrijfnaaf 13 tracht de drukstang 12 het zonnewiel 11 weg te duwen, doch dat zonnewiel 11 wordt tegengehouden door het tussenwiel 9· Aldus wordt de gewenste knijpkracht verkregen.
In fig. 8 is een variant van de aandrijf naaf weergegeven. Deze variant heeft tot doel om de koppelafhankelijke elastische vervorming van de omwentelingslichamen en het naafhuis die ontstaan door de axiale aan-drukkracht te compenseren, zodat de drukstangen 12 niet in een te grote bekrachtigingshoek geraken, waardoor overbelasting wordt voorkomen, en het rendement van de overbrenging gunstig wordt beïnvloed. Aandrijfnaaf 122 van deze variant draagt wederom een kettingwiel 14. Tevens draagt de aandrijfnaaf 122 een draaibaar en in axiale richting verschuifbaar druk-stuk 124. Dit drukstuk 124 werkt door middel van een groef 134 en een in de aandrijfnaaf 122 bevestigde kogel 135, die samen een soort schroefverbinding 127 vormen, samen met aandrijfnaaf 122.
Drukstuk 124 wordt door middel van schotelveren 126, die afsteunen tegen flens 136, voortdurend in de richting van het zonnewiel 9 af* aangedrukt.
Verder is het drukstuk 124 verbonden met een aantal drukstangen 137, die op hun beurt weer verbonden zijn aan het zonnewiel 9· Door middel van veer 49 wordt het zonnewiel 9 voortdurend af gedrukt van flens 136, en daarmee van naaf 122.
Zodra een aandrijvend koppel door middel van kettingwiel 14 op de aandrijfnaaf 122 wordt uitgeoefend, trachten de drukstangen 137 het zonnewiel 9 weg te drukken van de aandrijfnaaf 122 af, waarbij die drukstangen 137 een kleinere hoek met de hoofdas 18 gaan maken. Wanneer die hoek te klein wordt, treedt het probleem op dat bij een bepaald op de aandrijfnaaf 122 uitgeoefend koppel, de aandrukkracht zoals uitgeoefend op het zonnewiel 9 zeer groot wordt. Een dergelijke grote aandrukkracht moet worden vermeden, aangezien anders de inwendige constructie van de transmissie te zwaar belast zou worden.
Bij de variant van figuur 8 wordt een te kleine hoek tussen drukstangen 137 en hoofdas 118 vermeden doordat, wanneer een bepaalde drempelwaarde van de aandrukkracht op zonnewiel 9 bereikt is, het drukstuk 124 gaat verschuiven in de richting naar het zonnewiel 9 toe. Deze beweging wordt opgewekt door de samenwerking tussen de kogel 135 en de groef 134. De drempelwaarde waarbij dit verschuiven optreedt is bepaald door de sterkte van de schotelveren 126. Zodra het drukstuk 124 verschuift in de richting van het zonnewiel 9. neemt de hoek die de drukstangen 137 maken ten opzichte van de hoofdas 18 weer toe, waardoor te grote aandrukkrach-ten worden vermeden.
Zoals weergegeven in figuur 4 kan het planeetwiel een eerste kegelvormig oppervlak 30 en een tweede kegelvormig oppervlak 31 niet een andere tophoek dan het eerste oppervlak 30 bezitten. In die gevallen waarin het ringwiel 2 samenwerkt met het eerste kegelvormig oppervlak 30 van planeetwiel 3» treedt een sterkere stijging van de knijpkracht bij veranderingen in de overbrengingsverhouding op dan in de gevallen waarin het ringwiel 2 samenwerkt met het tweede kegelvormige oppervlak 31· Bij samenwerking tussen het ringwiel 2 en het tweede kegelvormige oppervlak 31 treedt een ander hoek op van de drukstang 12, waardoor de knijpkracht optimaal kan worden ingesteld.
Bij de in de figuren 5 tot en met 7 getoonde tweede uitvoeringsvorm van de transmissie volgens de uitvinding worden tussenwielen 59 toegepast die cilindrische oppervlakken 60 bezitten. Ook hier bezitten de tussenwielen 59 een uitstekende ring 61. Verder is een zonnewiel 66 voorzien dat ook cilindrische oppervlakken 62 bezit die samenwerken met de cilindrische oppervlakken 60 van het tussenwiel 59· In het zonnewiel is een omtreksgroef 63 aangebracht, waarvan de diepte zodanig groter is dan de hoogte van de ring 6l, dat deze ring 6l de bodem van de groef 63 niet raakt. Op een der cilindrische oppervlakken 60 is verder een V-vormige omtreksribbe 128 die nauwsluitend past in een overeenkomstig gevormde omtreksgroef 129 in het bijbehorende cilindrische oppervlak 62. Door omtreksribbe 128 en omtreksgroef 129 worden zonnewiel 66 en tussenwiel 59 nauwkeurig in axiale richting ten opzichte van elkaar gepositioneerd. Ten gevolge van de V-vorm van groef en ribbe kunnen de assen kruisen terwijl gelijktijdig met een minimale speling volstaan kan worden, zodat een hoge positiegelijkheid van de verschillende trappen bereikt kan worden.
Het tussenwiel 59 werkt samen met een planeetwiel 65. met een eerste kegelvormig oppervlak 71» en een tweede kegelvormig oppervlak 64 dat lichtelijk bolgekromd is, of dat enkele, een bolvorm benaderende kegelop-pervlakken omvat. Dit lichtelijk bolgekromde oppervlak 64 werkt samen met het ringwiel 73 dat aan de binnenzijde van de wielnaaf 98 is gemonteerd. Het tussenwiel 59 wordt ingeklemd in de wig tussen zonnewiel 66 en planeetwiel 65. Zie fig. 6, waar te zien is dat het tussenwiel 59 zich iets buiten de radiaal bevindt die vanuit het zonnewiel 66 naar het betreffende planeetwiel 65 loopt. Door middel van trekveer 133 wordt tussenwiel 59 onder voorspanning in de wig gedrukt.
Door een aandrijvend koppel wordt het tussenwiel 59 verder tegen zonnewiel 66 en het planeetwiel 65 gedrukt, waardoor een koppelafhanke-lijke knijpkracht wordt verkregen.
Het tussenwiel 59 wordt aangedreven door de tandwielen 66a die onderdeel uitmaken van het zonnewiel 66. De radiale aandrukkracht die door het aandrijfkoppel en de klemming van het tussenwiel in de wigvormige spleet tussen zonnewiel 59 en planeetwiel 65 ontstaat, wordt opgevangen door de vrij om de aandrijfnaaf, in het bijzonder bus 130 daarvan, verdraaibare steunringen 62a. De tandwielen 66a zijn onderling verbonden via een scharnierpen 121. Deze scharnierpen 121 loopt tevens door een één geheel met de bus 130 vormende borst 123, en wel door gat 131 daarvan. Scharnierpen 121 kan rond een dwars ten opzichte van hoofdas 68 lopende, denkbeeldige draaias kantelen, zodanig dat bij scheefstelling van het tussenwiel 59 het ene tandwiel vooruit kan roteren rond de aandrijfas en het andere iets terug kan roteren, waarbij beide tandwielen koppel over blijven dragen naar de tussenwielen 59·
Het zonnewiel 66 is vast bevestigd aan de aandrijfnaaf 69, die door middel van kogellagers 103 draaibaar is ondersteund op de hoofdas 68. Deze hoofdas draagt verder de schuifstukdrager 76, die is voorzien van schuifstukbus 104. Op deze schuifstukbus is door middel van glijlagers 105 het de schuifstuk 74 in axiale richting ten opzichte van de hoofdas 68 verschuifbaar. Dit schuifstuk bezit vaste ophangingen 77 voor de as 75 van het planeetwiel 65·
De as 75 van het planeetwiel 65 is aan de andere kant voorzien van een verplaatsbare ophanging 79» die gevormd wordt door een ring 99 die verdraaibaar is binnen schuifstukbus 76. Deze ring 99 draagt een tap 100, die samenwerkt met de arm 82.
Arm 82 is op zijn beurt door middel van scharnieras 83 draaibaar bevestigd aan schuifstuk 74.
Arm 82 heeft een radiaal naar binnen stekende neus 86, die is opgenomen in een kruisend ten opzichte van de hartlijn van de hoofdas 78 verlopende sleuf 87. Een en ander zoals afgebeeld in figuur 1. De sleuf 87 bevindt zich in de schakelnaaf 84, die met zijn flens 88 draaibaar is opgenomen in de schuifstukdrager 76. Aan zijn radiaal binnenste rand bezit deze flens 88 een tandkrans 91. die samenwerkt met rondsel 90 gemonteerd op as 89. As 89 kan verdraaid worden door middel van hefboom 85» die op zich weer verbonden kan zijn met een niet getoonde bedieningsele-ment.
Door hefboom 85 te bedienen, wordt via schakelnaaf 84 de arm 82 verdraaid. Arm 82 neemt daarbij op zijn beurt de as 75 van het planeet-wiel 65 mee, waardoor dit planeetwiel scheef gesteld wordt.
Neus 86 steekt tevens in een sleuf 97 die zich bevindt in een lip 96 bevestigd aan steunring 95. Deze steunring is draaibaar rond de hoofdas 68 aangebracht en ondersteunt een been 94 van het juk 92 waarin het tussenwiel 59 is opgehangen. Het juk 92 bezit een verder been 93, dat is opgehangen aan een ring 106 die door middel van spaken 107 is bevestigd aan de schuifstukdrager 76. Tenslotte bezit juk 92 benen 132 en 133, waarin de as 81 van tussenwiel 59 is opgehangen.
Wanneer door bediening van de hefboom 85 de arm 82 verdraaid wordt, zoals hiervoor beschreven, wordt ook lip 96 opzij geduwd waardoor steunring 95 verdraait. Op zijn beurt neemt steunring 95 vervolgens het been 94 van juk 92 mee. Daardoor wordt de as 81 van tussenwiel 59 schuin gesteld ten opzichte van de hartlijn van de hoofdas 68.
Aangezien de afstand van sleuf 97 ten opzichte van draaipunt 83 van arm 82 groter is dan de afstand van tap 100 ten opzichte van dat draaipunt 83* wordt het been 94, en daarmee de as 8l, in sterkere mate verdraaid dan ring 99 en daarmee as 75 van planeetwiel 65. Het gevolg daarvan is dat tussen planeetwiel 65 en ringwiel 73 een scheefstelling optreedt, die tengevolge heeft dat planeetwiel 65 en ringwiel 73 volgens een schroeflijnvormige baan ten opzichte van elkaar willen afrollen. Ringwiel 73 blijft echter op zijn plaats, zodat het planeetwiel 95 gedwongen is om zich in de axiale richting van de hoofdas 68 te verplaatsen waarbij hij schuifstuk 74 meeneemt over de schuifstukdrager 76. Aangezien het tussenwiel 73 eveneens is scheefgesteld ten opzichte van planeetwiel 65» treedt bij de verplaatsing van planeetwiel 65 eveneens schroeflijnvormig afrollen ten opzichte van tussenwiel 59 op.
Evenals de bij de hiervoor beschreven uitvoeringsvorm, krijgt zoals gezegd het planeetwiel 65 een schroeflijnvormige plaatsing opgedrongen doordat de as 75 van het planeetwiel 65 en de as 68 van het ringwiel 73 elkaar kruisen. Het ringwiel 73 drukt via het planeetwiel 65 het schuif-stuk 76 in axiale richting. De beide verplaatsingen door ringwiel 73 en tussenwiel 59 werken samen om het schuifstuk 76 te verplaatsen.
Aangezien de sleuf 87, net zoals in figuur 1, schuin geplaatst is, wordt daarbij arm 76 weer teruggedraaid waarbij dan de assen 81 en 75 weer hun positie bereiken waarin zij de hoofdas 68 snijden. In die positie rollen het tussenwiel 59 en hot planeetwiel 65 weer volgens normale cirkelbanen ten opzichte van elkaar af, en is een nieuwe overbrengings- verhouding verkregen.
De jukken 92 worden ten opzichte van elkaar in gelijke posities gehouden door in zijn geheel met 108 aangeduide positiegever die een centrale ring 109 omvat met radiaal naar buiten wijzende vingers 110. Deze vingers 110 zijn op hun beurt bevestigd aan de dwarsbalk 111 van juk 92.
Het been 9^ van juk 92 is relatief stijf, terwijl het been 9^ relatief buigzaam is. Dit heeft het volgende tot gevolg.
Indien een tussenwiel/planeetwielcombinatie een te grote overbreng-verhouding heeft, brengt deze een grotere kracht over dan gemiddeld. Daardoor wordt het tussenwiel 59 dieper in de wig tussen het zonnewiel 66 en het planeetwiel 65 gedrukt. Deze positie roept op de vinger 110 een reactiekracht op die het juk 92 een kleine hoekverdraaiïng geeft. Door deze verdraaiing wordt een terugstelkracht op tussenwiel 59 en planeetwiel 65 uitgeoefend waardoor alleen deze tussenwiel 59/planeetwiel 65 combinatie zijn ratio terugstelt. Door deze correctie worden de slipver-liezen geminimaliseerd.
De resultante van de planeetkracht loopt altijd door de radiaal van zon naar ringwiel. Om de ring 99 te ontlasten wordt de planeet-resultante afgesteund op een steunrol 102 die op deze radiaal is gepositioneerd. Aan de planeetas 75 is een juk 101 bevestigd dat langs de steunrol 102 kan rollen en dus ook de voor schakelen gewenste hoekverdraaiïngen kan maken. Als het schuifstuk "jk in axiale richting beweegt kan de steunbalk 138 over de rol 101 meebewegen, waarbij de planeetas 75 de juiste stand bewaart. Het juk 101 bevat een borgstrip 139 die ervoor zorgt dat de steunbalk tegen de steunrol 102 blijft liggen.
De wielnaaf 98 bestaat uit twee helften 112, 113, die door middel van bouten 114 naar elkaar toegetrokken kunnen worden. Wielnaaf 112 draagt een wigvormig oplopende steunring 116. Op wielnaafhelft 113 steunt klemring 115, die door middel van bouten 114 aangetrokken kan worden. Daarmee verschuiven de wigvormige oppervlakken van klemring 115 en steunring 116 ten opzichte van elkaar, waardoor ringwiel 73 radiaal naar binnen wordt gedrukt. Daardoor kunnen de gewenste aandrukkingen tussen de verschillende onderdelen van de transmissie met hoge nauwkeurigheid worden ingesteld.
Het zal duidelijk zijn dat de uitvinding niet is beperkt tot de weergegeven uitvoeringsvormen maar dat binnen het kader van de uitvinding nog vele uitvoeringsvormen denkbaar zijn. Zo kan de transmissie volgens de uitvinding voorts zijn voorzien van mechanische, elektrische of elek trisch-mechanische verstelmiddelen, waarvoor de transmissie gezien de lage benodigde verstelkrachten en de mogelijkheid van schakelen onder alle condities, bij uitstek geschikt is.
Tevens wordt hier vermeld dat de stuursignalen door het instellen van de overbrengingsverhouding van de transmissie verkregen kunnen worden door handbediening (door de fietser), maar ook via een besturingseenheid die de ratio bepaalt uit bijvoorbeeld trapsnelheid, fietssnelheid, trap-kracht en hartslagfrequentie en lactaatmeting van de fietser zodat een automatische versnelling ontstaat die voor een veelheid van toepassingen bij uitstek geschikt is.
Naast de hiervoor al genoemde toepassing voor een rijwiel, zijn vele andere toepassingen van de transmissie volgens de uitvinding denkbaar. Als voorbeelden worden genoemd de toepassingen in aggregaten en windmolens. Verder is de transmissie geschikt voor het regelen van het toerental van wisselstroomdynamo’s in voertuigen zoals touring-cars en grotere personenauto's.
Bovendien wordt nog opgemerkt dat met name voor toepassing van de transmissie voor fietsen, een rem in de transmissie kan worden opgenomen, of daarmee kan worden verbonden.

Claims (33)

1. Traploos instelbare transmissie, omvattende een zonnewiel (11, 66), tenminste een planeetwiel (3, 65) met een dubbel in wezen kegelvormig oppervlak (30, 31. 64, 71. 72), welk planeetwiel (3. 65) enerzijds samenwerkt met het zonnewiel (11, 66) en anderzijds met een ringwiel (2, 73) . alsmede verstelmiddelen (5. 6, 16) voor het veranderen van de over-brengingsverhouding met het kenmerk dat bij elk planeetwiel (3. 65) een tussenwiel (9. 59) is voorzien dat enerzijds samenwerkt met het zonnewiel (11, 66), en anderzijds met dat planeetwiel (3. 65).
2. Transmissie volgens conclusie 1, waarbij elk planeetwiel (3. 65) en eventueel tussenwiel (9. 59) verstelbaar is rond een denkbeeldige as die dwars op de hartlijn van het zonnewiel (11, 66) loopt, zodanig dat elk planeetwiel (3, 65) ten opzichte van het ringwiel (2, 59) brengbaar is in posities waarin zij schroeflijnvormig ten opzichte van elkaar af-rolbaar zijn.
3· Transmissie volgens conclusie 2, waarbij elk planeetwiel (3. 65) is opgenomen op een schuifstuk (5, 74) dat evenwijdig aan de hartlijn van het zonnewiel (11, 66) verschuifbaar is.
4. Transmissie volgens conclusie 3. waarbij het zonnewiel (11, 66) draaibaar is op een vaste hoofdas (18, 68), en elk planeetwiel (3, 65) draaibaar is op een as (4, 75) die is opgehangen in het schuifstuk (5, 74) .
5· Transmissie volgens conclusie 4, waarbij het schuifstuk (5. 74) enerzijds is voorzien van vaste ophangingen (19. 77). en anderzijds van verplaatsbare ophangingen (21, 79) voor telkens een planeetwiel (3. 65) zodanig dat de hoek tussen de as (4, 75) van het planeetwiel (3. 65) en de as (18, 68) van het ringwiel (2, 73) kan worden gevarieerd tussen een positie waarin die assen in één en hetzelfde vlak liggen, en een positie waarin zij elkaar kruisen.
6. Transmissie volgens conclusie 5. waarbij het schuifstuk (5, 74) een arm (7, 82) draagt die verdraaibaar is rond een draaias (23, 83) in wezen evenwijdig aan de hoofdas (18, 68), en de ophangingen (19, 21; 77. 79) zodanig zijn uitgevoerd dat zij de onderlinge scheefstelling der assen (4, 75) kunnen opnemen.
7. Transmissie volgens conclusie 6, waarbij schakelmiddelen (15, 16, 24, 25, 44; 84, 85. 86, 87. 88) zijn voorzien die met de arm (7, 82) samenwerken voor het verplaatsen van de arm (7, 82).
8. Transmissie volgens conclusie 7. waarbij de schakelmiddelen een schakelnaaf (15. 84) omvatten die in wezen concentrisch is ten opzichte van, en verdraaibaar rond, de hoofdas (18, 68), de arm (7, 82) in wezen radiaal loopt ten opzichte van de hoofdas (18, 68) en aan zijn radiaal binnenste eind een neus (24, 86) heeft die grijpt in een sleuf (25, 87) in de schakelnaaf (15, 84).
9. Transmissie volgens conclusie 8, waarbij de sleuf (25, 87) langwerpig is zodanig dat de breedte daarvan overeenkomt met de breedte van de neus (24, 86), en de sleuf (25, 87) de hoofdas (18, 68) kruist zodanig dat na scheefstelling van de assen (4, 10; 75, 81) en de daaruit voortvloeiende verplaatsing van het schuif stuk (5, 74) alsmede van de daaraan verbonden arm (7, 82), de neus (24, 86) verschuift in de sleuf (25, 87) onder terugverdraaiing van de arm (7, 82) en daardoor opheffing van de scheefstelling der assen (4, 10; 75, 81).
10. Transmissie volgens conclusie 8 of 9, waarbij de hoek waaronder de sleuf (25, 87) loopt ten opzichte van de hoofdas (18, 68) zodanig is gekozen dat de neus (24, 86) en de sleuf (25, 87) niet-zelfremmend samenwerken, en de arm (7, 82) verdraaibaar is tussen twee aanslagen (117, 118) die de uitslag van de arm (7, 82) beperken.
11. Transmissie volgens conclusie 9 of 10, waarbij de draaias (23, 83) van de arm (7, 82) zich aan het in radiale richting ten opzichte van de hoofdas (18, 68) buitenste eind van die arm (7, 82) bevindt.
12. Transmissie volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij elk planeetwiel (3, 65) en/of elk tussenwiel (9, 59) verschuifbaar volgens hun hartlijn zijn opgehangen.
13. Transmissie volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij elk tussenwiel (9, 59) door middel van een vertanding (9a, 59a) samenwerkt met een overeenkomstige vertanding (11a, 66a) van het zonnewiel (11, 66).
14. Transmissie volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij een konische klemring (115) is voorzien aan de buitenzijde van twee een transmissiehuis vormende huishelften (112, 113), welke klemring (115) samenwerkt met een eveneens konische steunring (110) voor het instellen van de diameter van het ringwiel (2, 73)·
15. Transmissie volgens een der voorgaande conclusies, waarbij zonnewiel (11, 66) en elk tussenwiel (9, 59) in axiale richting ten opzichte van elkaar zijn gepositioneerd door middel van een omtreksribbe die samenwerkt met een omtreksgroef.
16. Transmissie volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het tussenwiel (9) een kegelvormig oppervlak (26) alsmede een ten opzichte daarvan uitstekende ring (27) heeft, en het zonnewiel (11) een met dat kegelvormige oppervlak (26) samenwerkend kegelvormig oppervlak (28) heeft voorzien van een omtreksgroef (29) waarvan de diepte groter is dan de afstand waarover de ring (27) uitsteekt ten opzichte van het kegelvormige oppervlak (26) van tussenwiel (9), welke ring (27) steekt in groef (29).
17· Transmissie volgens conclusie 16, waarbij het schuifstuk (5) is voorzien van vaste ophangingen (20) en verplaatsbare ophangingen (22) voor telkens een tussenwiel (9).
18. Transmissie volgens conclusie 17, waarbij de as (10) van het tussenwiel (9) is opgenomen in een juk waarvan de benen (37, 38) zijn opgehangen in de ophangingen (20, 22) op het schuifstuk (5).
19. Transmissie volgens conclusie 18, waarbij de verplaatsbare ophanging (21) van het planeetwiel (3) is opgenomen op een ring (51) en de verplaatsbare ophanging (22) van het tussenwiel op een ring (57), welke ringen (51, 57) coaxiaal draaibaar zijn ten opzichte van de flens (42) en door middel van tappen (53 resp. 56) samenwerken met in de arm (7) voorziene sleuven (52 resp. 55)·
20. Transmissie volgens conclusie 16, 18, 18 of 19, waarbij het zonnewiel (11) axiaal verplaatsbaar is op een draaibaar op de hoofdas (18) gemonteerde aandrijfnaaf (13). en zonnewiel (11) en aandrijfnaaf (13) gekoppeld zijn door regelmatig verdeelde drukarmen (12) die de hartlijn van de hoofdas (18) kruisen en bij een aandrijvend koppel op de aandrijfnaaf (13) trachten om het zonnewiel (11) in axiale richting weg te duwen, zodanig dat het kegelvormige oppervlak (28) van het zonnewiel (11) koppelafhankelijk wordt aangedrukt tegen het kegelvormige oppervlak (26) van het tussenwiel (9).
21. Transmissie volgens conclusie 20, waarbij de aandrijfnaaf (122) een roteerbaar en axiaal verschuifbaar drukstuk (124) draagt, waaraan de drukarmen (11) zijn gekoppeld, welk drukstuk (124) onder verende voor-spanning (126) in de richting van het zonnewiel (9) af wordt gedrukt, en drukstuk (124) en aandrijfnaaf (122) samenwerken door middel van een schroefverbinding (127), welke schroefverinding (127) bij een aandrijvend koppel op de aandrijfnaaf (122) tracht om het drukstuk (122) tegen de verende voorspanning (126) in de richting van het zonnewiel (9) te verplaatsen .
22. Transmissie volgens conclusie 20 of 21, waarbij het zonnewiel (11) onder veervoorspanning wordt aangeduwd in de richting van de aandrijfnaaf (13) af.
23. Transmissie volgens conclusie 20, 21 of 22, waarbij een wiel- naaf (1) is voorzien die enerzijds draaibaar is ondersteund op de buitenzijde van een aandrijfnaaf (13). en anderzijds op de schuifstukdrager (6), aan de binnenzijde van welke wielnaaf (1) het ringwiel (2) is bevestigd.
24. Transmissie volgens een der conclusies 16-23, waarbij het met het ringwiel (2) samenwerkende oppervlak van het planeetwiel (3) een axiaal buitenste, eerste kegeloppervlak (30) bezit met een andere tophoek dan die van het daarop aansluitende, meer naar binnen gelegen tweede kegelvormige oppervlak (31).
25· Transmissie volgens één der conclusies 1-15, waarbij het tus-senwiel (59) een cilindrisch oppervlak (60) bezit, het zonnewiel (66) een met dat cilindrische oppervlak (60) samenwerkend cilindrisch oppervlak (62) bezit en de grootste diameter van het tussenwiel (59) groter is dan de kleinste afstand tussen de oppervlakken van planeetwiel (65) en zonnewiel (66) zodanig dat het tussenwiel (59) wigvormig aandrukbaar is tussen planeetwiel (65) en zonnewiel (66).
26. Transmissie volgens conclusie 25, waarbij het tussenwiel (59) een ten opzichte van zijn oppervlak (60) uitstekende cilindrische ring (6l) bezit, en het oppervlak (62) van het zonnewiel (66) is voorzien van een omtreksgroef (63) waarvan de diepte groter is dan de afstand waarover de ring (6l) uitsteekt ten opzichte van het cilindrische oppervlak (60) van het tussenwiel (59), welke ring (6l) steekt in groef (63).
27. Transmissie volgens conclusie 25 of 26, waarbij het met het ringwiel (73) samenwerkende in hoofdzaak kegelvormige oppervlak (64) van het planeetwiel {65) een weinig bol gekromd is.
28. Transmissie volgens conclusie 25, 26 of 27, waarbij het tussenwiel (59) onder verende voorspanning aandrukbaar is in de wig tussen zonnewiel (66) en planeetwiel (65)·
29. Transmissie volgens conclusie 25, 26, 27 of 28, waarbij de as (8l) van het tussenwiel (59) is opgenomen in een juk (92) waarvan een been (93) is opgehangen aan de schuifstukdrager (76) en waarvan een ander been (94) verschuifbaar rond de hoofdas (68) is ondersteund.
30. Transmissie volgens conclusie 29, waarbij het verschuifbaar rond de hoofdas (68) ondersteunde been (94) van het juk (92) samenwerkt met een draaibaar op de hoofdas gemonteerde steunring (95), welke steun-ring (95) een zich in wezen axiaal ten opzichte van de hoofdas (68) uitstrekkende lip (96) draagt voorzien van een sleuf (97) waarin de neus (86) van arm (82) verschuifbaar in axiale richting van de hoofdas (68) is opgenomen.
31. Transmissie volgens conclusie 30, waarbij de verplaatsbare ophanging (79) van het planeetwiel (65) is opgenomen op een ring (99) die coaxiaal draaibaar is ten opzichte van de schuifstukdrager en die door middel van een tap (100) samenwerkt met de arm (82).
32. Transmissie volgens een van de conclusies 25_31« waarbij elke as (75) van een planeetwiel (5) door middel van een juk (101) wordt vastgehouden tegen tangentiale verplaatsing ten opzichte van de hoofdas (68), welk juk (101) axiaal schuifbaar tegen een steunrol (102) is opgenomen op de schuifstukdrager (76).
33. Transmissie volgens een van de conclusies 25-32, waarbij het zonnewiel (60) twee draaibaar op de hoofdas (68) gemonteerde tandwielen (66a) bezit, welke zich bevinden ter weerszijden van een vast aan de hoofdas voorziene borst (123) waar doorheen zich tenminste een pen (121) dwarsuitstrekt en de uiteinden van de pen (121) steken in telkens een gat (125) in één der tandwielen (66a), welke pen (121) draaibaar is volgens een radiaal verlopende draaias zodanig dat de tandwielen een even grote, doch tegengesteld gerichte hoekverplaatsing kunnen ondergaan, welke tandwielen (66a) samenwerken met op elk tussenwiel (59) voorziene vertandin-gen (59a).
NL9301646A 1993-09-23 1993-09-23 Traploos instelbare transmissie. NL9301646A (nl)

Priority Applications (7)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9301646A NL9301646A (nl) 1993-09-23 1993-09-23 Traploos instelbare transmissie.
EP94202696A EP0645558A1 (en) 1993-09-23 1994-09-20 Continuously variable transmission
US08/311,025 US5545100A (en) 1993-09-23 1994-09-22 Continuously variable transmission
TW083108775A TW266192B (nl) 1993-09-23 1994-09-22
CN94115399A CN1109149A (zh) 1993-09-23 1994-09-23 连续可变的传动机构
KR1019940023926A KR950009024A (ko) 1993-09-23 1994-09-23 연속 가변 변속장치
JP6267973A JPH07233861A (ja) 1993-09-23 1994-09-26 連続可変トランスミッション

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9301646A NL9301646A (nl) 1993-09-23 1993-09-23 Traploos instelbare transmissie.
NL9301646 1993-09-23

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL9301646A true NL9301646A (nl) 1995-04-18

Family

ID=19862915

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9301646A NL9301646A (nl) 1993-09-23 1993-09-23 Traploos instelbare transmissie.

Country Status (7)

Country Link
US (1) US5545100A (nl)
EP (1) EP0645558A1 (nl)
JP (1) JPH07233861A (nl)
KR (1) KR950009024A (nl)
CN (1) CN1109149A (nl)
NL (1) NL9301646A (nl)
TW (1) TW266192B (nl)

Families Citing this family (15)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CA2188880A1 (en) * 1995-03-24 1996-10-03 Jeong Cheol Kim Infinitely variable speed transmission
JP3585617B2 (ja) * 1995-12-28 2004-11-04 本田技研工業株式会社 無段変速機付きパワーユニット
JP3497312B2 (ja) * 1995-12-28 2004-02-16 本田技研工業株式会社 無段変速機
IT1289688B1 (it) * 1995-12-28 1998-10-16 Honda Motor Co Ltd Cambio di velocita' a variazione continua
IT1292320B1 (it) * 1996-12-26 1999-01-29 Honda Motor Co Ltd Cambio di velocita' a variazione continua.
DE19804011A1 (de) * 1998-02-02 1999-08-05 Georg Albersinger Stufenlos verstellbares Wälzgetriebe
US5950488A (en) * 1998-04-13 1999-09-14 Abdallah; Abdalla Aref Positive engagement continuously variable transmission
US6024664A (en) * 1998-04-22 2000-02-15 Shaffner; Richard F. Nonvariable or continuously variable friction drive
US6206800B1 (en) 1998-08-21 2001-03-27 Thomson Industries, Inc. Universally adaptable carrier and swing arm for planetary gear assembly
US7351181B2 (en) * 2004-06-28 2008-04-01 Robert Smith Continuously variable transmission
CN102230522A (zh) * 2011-04-13 2011-11-02 北京理工大学 一种汽车用双锥轮无级变速器
JP5845621B2 (ja) * 2011-05-06 2016-01-20 いすゞ自動車株式会社 遊星摩擦車式無段変速機
CN102943854A (zh) * 2012-12-05 2013-02-27 王榕生 行星摩擦轮减增速器
GB2525855A (en) * 2014-05-05 2015-11-11 Universitã Catholique De Louvain Continuously variable planetary transmission
US20210270350A1 (en) * 2018-07-14 2021-09-02 Ultimate Transmissions Pty Ltd Self clamping traction reduction or speed increaser drive

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE1007589B (de) * 1953-03-25 1957-05-02 Daimler Benz Ag Waelzkoerper-Reibgetriebe
US2973671A (en) * 1958-10-02 1961-03-07 Douglas A Elkins Friction drive, power transmission mechanism
EP0010329A1 (en) * 1978-10-13 1980-04-30 Patent Concern N.V. Torque converter
NL9001390A (nl) * 1990-06-19 1992-01-16 Wubs Technologie Bv Continu variabele transmissie.

Family Cites Families (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2974547A (en) * 1960-03-03 1961-03-14 Egan Joseph Thomas Speed change mechanism
GB1603889A (en) * 1977-08-17 1981-12-02 Lely Nv C Van Der Change speed transmission
US4909101A (en) * 1988-05-18 1990-03-20 Terry Sr Maurice C Continuously variable transmission
JPH04296241A (ja) * 1991-03-26 1992-10-20 Shimpo Ind Co Ltd 減速伝動機構

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE1007589B (de) * 1953-03-25 1957-05-02 Daimler Benz Ag Waelzkoerper-Reibgetriebe
US2973671A (en) * 1958-10-02 1961-03-07 Douglas A Elkins Friction drive, power transmission mechanism
EP0010329A1 (en) * 1978-10-13 1980-04-30 Patent Concern N.V. Torque converter
NL9001390A (nl) * 1990-06-19 1992-01-16 Wubs Technologie Bv Continu variabele transmissie.

Also Published As

Publication number Publication date
JPH07233861A (ja) 1995-09-05
KR950009024A (ko) 1995-04-21
EP0645558A1 (en) 1995-03-29
CN1109149A (zh) 1995-09-27
TW266192B (nl) 1995-12-21
US5545100A (en) 1996-08-13

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL9301646A (nl) Traploos instelbare transmissie.
EP0528037B1 (en) Rotation transmitting device
KR100854795B1 (ko) 롤러 트랙션 변속기 및 연속 가변 변속기의 속력비 조절을위한 장치
EP1045999B1 (en) A continuously variable transmission device
JP5131353B2 (ja) 無段変速機
US4098146A (en) Traction-drive transmission
US8382636B2 (en) Continuously variable transmission
WO2002021017A1 (en) Self-actuating, traction-drive speed changer
JPH0247619B2 (nl)
US10876609B2 (en) Continuously-variable planetary transmission
JP3460616B2 (ja) 摩擦車式無段変速機
US20140200110A1 (en) Continuously variable transmission
US5525119A (en) Mechanism for gradually and smoothly varying rotational speed between a drive member and a driven member
KR20040071239A (ko) 트랜스미션용 시프트장치와 그러한 시프트장치를 구비하는모터 차량의 변속기
US4487086A (en) Infinitely variable transmission
JPS5913397Y2 (ja) 自動変速装置
KR100282850B1 (ko) 무단변속기
NL1028596C1 (nl) Continu variabele transmissie met eenvoudig veranderbare overbrengingsverhouding.
JP4192398B2 (ja) トロイダル型無段変速機
JPH0560198A (ja) 牽引ローラー無段変速機
JP4519707B2 (ja) トラクションドライブ式無段変速機
JPH0571606A (ja) 摩擦円盤型無段変速装置
US20040121880A1 (en) Continuously variable toroidal gear
NL9001390A (nl) Continu variabele transmissie.
JP2005291444A (ja) トラクションドライブ式無段変速装置

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
BN A decision not to publish the application has become irrevocable