NL9301586A - Inrichting voor het bedraden van een elektrische connector. - Google Patents

Description

Inrichting voor het bedraden van een elektrische connector

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het bedraden van een elektrische connector met twee of meer rijen opeenvolgende contacten, in het bijzonder een connector van het IDC-type, voorzien van een verplaatsbare houder voor de connector, tenminste een dwars op de houder heen en weer beweegbaar gereedschap voor het aanbrengen van een draad in een in lijn met het gereedschap liggend contact van de connector en middelen voor het stapsgewijs verplaatsen van de houder zodanig dat na elke stap een contact van de connector in lijn ligt met het gereedschap.

Een dergelijke inrichting is in verschillende uitvoeringsvormen bekend, zie bijvoorbeeld EP-A-0 105 045 en US-A-3 742 571. De bekende inrichting is alleen geschikt voor het bedraden van een standaard connector van het IDC-type. Bij op andere wijze uitgevoerde connectoren is het bekend de connector uit te voeren als een zogenaamde stackable connector, waarbij de contacten van de connector elk zijn uitgerust met een uitstekend contactpendeel, zodat een tweede connector op de eerste connector kan worden gestoken. Tot op heden is het niet mogelijk een connector van het IDC-type als stackable connector uit te voeren en deze te bedraden met de bekende inrichtingen.

De uitvinding beoogt een inrichting van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, die op eenvoudige wijze geschikt is gemaakt voor het bedraden van een als stackable connector uitgevoerde connector van het IDC-type.

Hiertoe wordt de inrichting van de in de aanhef genoemde soort gekenmerkt door een eerste geleidingselement met een basisvlak met tenminste een geleidingssleuf voor het geleiden van de uitstekende contactpendelen van een rij contacten van een in de houder geplaatste, te bedraden connector, welke geleidingssleuf boven de houder in de bewegingsrichting van de houder verloopt, met een voorste geleidings-vlak voor het geleiden van een aan te sluiten draad, welk ge-leidingsvlak over tenminste de breedte van de houder dwars op de houder verloopt tussen twee opeenvolgende contacten van een rij contacten, waarvan een contact in lijn met het gereedschap ligt en met zijn contactpendeel in de bijbehorende geleidings-sleuf steekt, en met een op het voorste geleidingsvlak aansluitend zijgeleidingsvlak voor de aan te sluiten draad, dat in hoofdzaak in de bewegingsrichting van de houder verloopt en vanaf het basisvlak met de geleidingssleuf(ven) schuin omhoog en van de houder af verloopt.

Op deze wijze wordt bereikt, dat de bekende inrichting door het toevoegen van een geleidingselement geschikt is voor het bedraden van een stackable connector van het IDC-type. De geleidingssleuven ondersteunen de contactpendelen bij het aanbrengen van de verschillende draden, terwijl de gelei-dingsvlakken voor een juiste geleiding van de aan te sluiten draden zorgdragen.

Deze uitvoeringsvorm van de inrichting is geschikt voor het bedraden van connectoren van het IDC-type, waarbij de draden van de kabel vanaf één langszijde van de connector naar de contacten lopen.

Volgens de uitvinding is het uitgaande van de inrichting van de in de aanhef genoemde soort mogelijk een connector van het IDC-type te bedraden, waarbij de draden over een centraal gedeelte van de connector tussen de rijen contacten lopen, door toepassing van twee spiegelsymmetrische eerste ge-leidingselementen met elk een basisvlak met tenminste een geleidingssleuf voor het geleiden van de uitstekende contactpendelen van een rij contacten van een in de houder geplaatste, te bedraden connector, welke geleidingssleuf boven de houder in de bewegingsrichting van de houder verloopt, met elk een voorste geleidingsvlak voor het geleiden van een aan te sluiten draad, welk geleidingsvlak dwars op de houder verloopt tussen twee opeenvolgende contacten van een rij contacten, waarvan een contact in lijn met het gereedschap ligt en met zijn contactpendeel in de bijbehorende geleidingssleuf steekt, waarbij de geleidingselementen naar elkaar toegekeerde zijge-leidingsvlakken hebben die elk op het bijbehorende voorste geleidingsvlak aansluiten en die te zamen een althans ongeveer midden boven de houder gelegen invoersleuf voor aan te sluiten draden bepalen.

In beide uitvoeringsvormen verdient het de voorkeur, dat bij elk eerste geleidingselement een tweede enigszins L-vormig geleidingselement is aangebracht, waarvan het korte been naar het eerste geleidingselement is gericht, dat is voorzien van een geleidingsvlak voor het geleiden van een aan te sluiten draad die langs de geleidingsvlakken van het eerste geleidingselement is gevoerd, naar een met het gereedschap in lijn liggende positie, welk geleidingsvlak dwars op de houder is versprongen ten opzichte van het voorste geleidingsvlak van het bijbehorende eerste geleidingselement en tegengesteld aan dit voorste geleidingsvlak is gericht.

De beschreven inrichting heeft het belangrijke voordeel, dat door het toevoegen van relatief eenvoudige gelei-dingselementen bestaande inrichtingen geschikt gemaakt kunnen worden voor het bedraden van stackable connectoren van het IDC-type. Hiertoe verschaft de uitvinding tevens twee gelei-dingselementen, waarvan het eerste geleidingselement wordt gekenmerkt door een basisvlak met tenminste een geleidingssleuf voor het geleiden van contactpendelen, een voorste geleidingsvlak en een daarop aansluitend zijgeleidingsvlak voor het geleiden van aan te sluiten draden. Het tweede geleidingselement heeft het kenmerk, dat het geleidingselement enigszins L-vormig is uitgevoerd en is voorzien van een geleidingsvlak voor het geleiden van aan te sluiten draden.

De uitvinding wordt hierna nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin twee uitvoeringsvormen van de inrichting volgens de uitvinding sterk schematisch zijn weergegeven .

Fig. 1 is een sterk schematisch weergegeven vooraanzicht van een eerste uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding.

Fig. 2 is een gedeeltelijk weergegeven bovenaanzicht van de inrichting uit fig. 1.

Fig. 3 is een sterk schematisch weergegeven vooraanzicht van een tweede uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding.

Fig. 4 is een bovenaanzicht van de inrichting uit fig. 3.

Fig. 5 is een zijaanzicht van het tweede geleidingselement van de inrichting volgens de fig. 1-4.

In de fig. 1 en 2 is een inrichting voor het bedraden van een elektrische, zogenaamde stackable connector 1 van het IDC-type weergegeven, waarbij de connector 1 in het sterk schematische vooraanzicht van fig. 1 gedeeltelijk in doorsnede is afgeheeld. De weergegeven connector heeft drie rijen van IDC-contacten 2 die elk zijn uitgevoerd met een uitstekend contactpendeel 3. Op deze contactpendelen 3 kan een tweede connector worden gestoken. De linker rij contacten 2 maakt deel uit van een los connectordeel 4 dat pas na het bedraden van de centrale rij contacten 2 in de connector 1 wordt geplaatst.

De beschreven inrichting is voorzien van een verplaatsbare houder 5 voor de connector 1 en van twee dwars op de houder 5 heen en weer beweegbare gereedschappen 6, 7 voor het aanbrengen van een draad in een in lijn met het gereedschap liggend contact 2 van de connector 1. De gereedschappen 6, 7 worden door niet nader weergegeven middelen op een op zichzelf bekende wijze aangedreven. Voorts omvat de inrichting middelen voor het stapsgewijs verplaatsen van de houder 5 met de hierin geplaatste connector 1 zodanig dat na elke stap contacten 2 van de connector 1 in lijn liggen met de gereedschappen 6, 7. Voor zover nu beschreven is de inrichting bekend, zodat niet nader op details zal worden ingegaan.

Volgens de uitvinding is de inrichting voorzien van een eerste geleidingselement 8 en een tweede geleidingselement 9. Het eerste geleidingselement 8 is voorzien van een basisvlak 10 met drie geleidingssleuven 11 voor het geleiden van de uitstekende contactpendelen 3 van de rijen contacten 2 van de in de houder 5 geplaatste connector 1. De geleidingssleuven 11 liggen hiertoe boven de houder 5 en verlopen in de bewegingsrichting van de houder 5. Opgemerkt wordt dat het geleidingselement 8 ook met twee of meer dan drie geleidingssleuven kan zijn uitgevoerd.

Voorts omvat het eerste geleidingselement 8 een voorste geleidingsvlak 12 voor het geleiden van een aan te sluiten draad tussen twee opeenvolgende contacten 2 van de drie rijen contacten door. Hiertoe strekt het geleidingsvlak 12 zich over tenminste de breedte van de houder 5 dwars op de houder uit en ligt dit geleidingsvlak 12 tussen die twee opeenvolgende contacten 2 van de rijen contacten in, waarvan het ene contact 2 in lijn ligt met het bijbehorende gereedschap 6 respectievelijk 7 en met zijn contactpendeel 3 in de bijbehorende gelei- dingssleuf 11 steekt, en het andere contact 2 zich met zijn contactpendeel 3 buiten de geleidingssleuf 11 bevindt. Voorts is het eerste geleidingselement 8 voorzien van een zijgelei-dingsvlak 14 en een vrij uitstekende lip 15 met een op het zijgeleidingsvlak 14 aansluitend horizontaal geleidingsvlak 16. Het zijgeleidingsvlak 14 sluit aan op het voorste geleidingsvlak 12 en loopt in hoofdzaak in de bewegingsrichting van de houder 5 en verloopt vanaf het basisvlak 10 schuin omhoog en van de houder 5 af.

Teneinde het in de juiste positie brengen van de aan te sluiten draad te vergemakkelijken is het tweede geleidingselement 9 aangebracht, waarvan in fig. 5 een zijaanzicht is weergegeven. Dit tweede geleidingselement 9 is enigszins L-vormig, waarbij het korte been 17 naar het eerste geleidingselement 8 is gericht. Het tweede geleidingselement bezit een geleidingsvlak 18 voor het geleiden van een aan te sluiten draad die reeds langs de geleidingsvlakken 12, 14 en 16 van het eerste geleidingselement is gevoerd. Het geleidingsvlak 18 brengt de draad naar een met het bijbehorende gereedschap 6 in lijn liggende positie, zodat de draad op het tegenoverliggende contact 2 kan worden aangesloten. Het geleidingsvlak 18 ligt ten opzichte van het voorste geleidingsvlak 12 van het eerste geleidingselement 8 op grotere afstand van de houder 5 en is tegengesteld aan het voorste geleidingsvlak 12 gericht.

De werking van de beschreven inrichting is als volgt.

De kabel 19 met draden 20 die op de verschillende contacten 2 moeten worden aangesloten, wordt op gebruikelijke wijze in een schematisch aangeduide klem 21 geplaatst. De draden 20 zijn in de tekening slechts schematisch aangeduid, waarbij in de praktijk uiteraard voldoende vrije lengte beschikbaar is om de draden met de contacten te verbinden.

Voor het bedraden van de in de fig. 1 en 2 weergegeven connector 1 met drie rijen contacten 2 worden eerst de centrale rij en de linker rij contacten 2 met draden 20 verbonden, waarbij het contactpendeel 4 nog afwezig is. Wanneer de connector 1 met twee contacten 2 in lijn met het gereedschap 6 respectievelijk 7 ligt, wordt de draad 20 voor het rechter contact op gebruikelijke wijze in een invoersleuf 22 geplaatst. De draad 20 voor het contact 2 van de centrale rij wordt onder de lip 15 langs het geleidingsvlak 16, het zijge- leidingsvlak 14 en het voorste geleidingsvlak 12 gevoerd. Vervolgens wordt de draad 20 door de ruimte 23 tussen het eerste geleidingselement 8 en het tweede geleidingselement 9 en langs het geleidingsvlak 18 van het tweede geleidingselement 9 naar een invoersleuf 24 in lijn met het gereedschap 6 geplaatst. De draad 20 wordt daarbij naar beneden getrokken en wordt door de geleidingsvlakken 14 en 12 van het eerste geleidingselement automatisch tussen de twee opeenvolgende contacten 2 van de centrale en linker rij gevoerd. De uitstekende contactpendelen 3 kunnen niet door de draad 20 worden kromgetrokken, doordat deze contactpendelen 3 door de geleidingssleuven 11 worden ondersteund. Wanneer de beide draden 20 zich in de juiste positie bevinden, kunnen de gereedschappen 6, 7 de draden op de contacten 2 aansluiten.

Nadat alle draden voor de centrale en linker rij zijn aangebracht, wordt het connectordeel 4 met de rechter rij contacten 2 aangebracht en deze contacten worden op dezelfde wijze van draden voorzien als bij de centrale rij contacten 2.

Opgemerkt wordt, dat de inrichting volgens de fig. 1 en 2 ook kan worden gebruikt voor het bedraden van een connector 1 welke slechts met twee rijen contacten 2 is uitgevoerd.

Met de in de fig. 1 en 2 weergegeven inrichting worden alle draden 20 van de kabel 19 vanaf één langszijde aan de rijen contacten 2 toegevoerd. In de fig. 3 en 4 is een alternatieve uitvoeringsvorm weergegeven, waarbij de draden 20 van de kabel 19 centraal tussen twee rijen contacten 2 worden aangebracht .

Hiertoe is de inrichting volgens de fig. 3 en 4 voorzien van twee spiegelsymmetrische eerste geleidingselementen 25 die aan weerszijden van het midden van de houder 5 zijn gemonteerd. Deze spiegelsymmetrische eerste geleidingselementen werken elk samen met een tweede geleidingselement 9 volgens fig. 5, waarbij alleen het rechter geleidingselement 9 het spiegelbeeld is.

De geleidingselementen 25 zijn elk op dezelfde wijze als bij het geleidingselement 8 voorzien van een basisvlak 10 met een geleidingssleuf 11 voor het geleiden van uitstekende contactpendelen 3 van de rijen contacten 2.

Voorts heeft elk geleidingselement 25 een voorste geleidingsvlak 12 dat op dezelfde wijze is geplaatst als het voorste geleidingsvlak 12 van het geleidingselement 8. De geleidingselementen 25 omvatten naar elkaar toe gekeerde zijge-leidingsvlakken 26 die op het bijbehorende voorste geleidingsvlak 12 aansluiten en die te zamen een althans ongeveer midden boven de houder 5 verlopende invoersleuf 27 voor aan te sluiten draden 20 bepalen. Doordat de zijgeleidingsvlakken 26 elk een schuin verlopend gedeelte 28 hebben kunnen de draden 20 gemakkelijk in de sleuf 27 worden ingevoerd.

De werking van de inrichting volgens de fig. 3 en 4 is als volgt.

De kabel 19 waarvan de draden 20 op de contacten 2 moeten worden aangesloten, wordt weer in de kabelklem 21 bevestigd. Een draad 20 voor de linker rij contacten wordt in de sleuf 27 ingevoerd langs het zijgeleidingsvlak 26 en het voorste geleidingsvlak 12 van het linker geleidingselement 25 en door de ruimte 23 tussen het geleidingselement 25 en het geleidingselement 9 langs het geleidingsvlak 18 naar beneden getrokken naar de invoersleuf 24 in een positie in lijn met het gereedschap 6. Op overeenkomstige wijze wordt een draad 20 voor de rechter rij contacten langs het zijgeleidingsvlak 26 en het voorste geleidingsvlak 12 van het rechter geleidingselement 25 gevoerd en door de ruimte 23 langs het geleidingsvlak 18 naar beneden getrokken naar de invoersleuf 22 in een positie in lijn met het gereedschap 7.

De draden 20 worden door de geleidingsvlakken 12 en 26 automatisch tussen twee opeenvolgende contacten 2 doorgevoerd, waarbij de contactpendelen 3 niet kunnen buigen, doordat deze worden ondersteund in de geleidingssleuven 11.

Wanneer de draden 20 zich in de juiste positie bevinden, kunnen de gereedschappen 6, 7 de draden 20 op de contacten 2 aansluiten.

Uit het voorgaande zal duidelijk zijn, dat de uitvinding het mogelijk maakt door middel van eenvoudige hulpstukken in de vorm van de geleidingselementen 8, 9 en 25, een gebruikelijke inrichting voor het bedraden van connectoren van het IDC-type geschikt te maken voor het bedraden van stackable connectoren van het IDC-type. De geleidingselementen 8, 9 en 25 zijn gemakkelijk door middel van schroeven op een bestaande inrichting te monteren, zodat de inrichting door middel van deze geleidingselementen voor het bedraden van verschillende typen connectoren kan worden toegepast.

De uitvinding is niet beperkt tot de in het voorgaande beschreven uitvoeringsvoorbeelden, die binnen het kader der conclusies op verschillende manieren kunnen worden uitgevoerd.

Claims (6)

1. Inrichting voor het bedraden van een elektrische connector met twee of meer rijen opeenvolgende contacten, in het bijzonder een connector van het IDC-type, voorzien van een verplaatsbare houder voor de connector, tenminste een dwars op de houder heen en weer beweegbaar gereedschap voor het aanbrengen van een draad in een in lijn met het gereedschap liggend contact van de connector en middelen voor het stapsgewijs verplaatsen van de houder zodanig dat na elke stap een contact van de connector in lijn ligt met het gereedschap, gekenmerkt door een eerste geleidingselement met een basisvlak met tenminste een geleidingssleuf voor het geleiden van de uitstekende contactpendelen van een rij contacten van een in de houder geplaatste, te bedraden connector, welke geleidingssleuf boven de houder in de bewegingsrichting van de houder verloopt, met een voorste geleidingsvlak voor het geleiden van een aan te sluiten draad, welk geleidingsvlak over tenminste de breedte van de houder dwars op de houder verloopt tussen twee opeenvolgende contacten van een rij contacten, waarvan een contact in lijn met het gereedschap ligt en met zijn contactpendeel in de bijbehorende geleidingssleuf steekt, en met een op het voorste geleidingsvlak aansluitend zijgeleidingsvlak voor de aan te sluiten draad, dat in hoofdzaak in de bewegingsrichting van de houder verloopt en vanaf het basisvlak met de geleidingssleuf (ven) schuin omhoog en van de houder af verloopt.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het geleidingselement is voorzien van een vrij uitstekende lip met een op het schuine zijgeleidingsvlak aansluitend horizontaal geleidingsvlak.

3. Inrichting volgens de kop van conclusie 1, gekenmerkt door twee spiegelsymmetrische eerste geleidingselementen met elk een basisvlak met tenminste een geleidingssleuf voor het geleiden van de uitstekende contactpendelen van een rij contacten van een in de houder geplaatste, te bedraden connector, welke geleidingssleuf boven de houder in de bewegingsrichting van de houder verloopt, met elk een voorste geleidingsvlak voor het geleiden van een aan te sluiten draad, welk geleidingsvlak dwars op de houder verloopt tussen twee opeen- volgende contacten van een rij contacten, waarvan een contact in lijn met het gereedschap ligt en met zijn contactpendeel in de bijbehorende geleidingssleuf steekt, waarbij de geleidings-elementen naar elkaar toegekeerde zijgeleidingsvlakken hebben die elk op het bijbehorende voorste geleidingsvlak aansluiten en die te zamen een althans ongeveer midden boven de houder gelegen invoersleuf voor aan te sluiten draden bepalen.

4. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat bij elk eerste geleidingselement een tweede enigszins L-vormig geleidingselement is aangebracht, waarvan het korte been naar het eerste geleidingselement is gericht, dat is voorzien van een geleidingsvlak voor het geleiden van een aan te sluiten draad die langs de geleidings-vlakken van het eerste geleidingselement is gevoerd, naar een met het gereedschap in lijn liggende positie, welk geleidingsvlak dwars op de houder is versprongen ten opzichte van het voorste geleidingsvlak van het bijbehorende eerste geleidingselement en tegengesteld aan dit voorste geleidingsvlak is gericht .

5. Geleidingselement voor toepassing in een inrichting volgens één der voorgaande conclusies, gekenmerkt door een basisvlak met tenminste een geleidingssleuf voor het geleiden van contactpendelen, een voorste geleidingsvlak en een daarop aansluitend zijgeleidingsvlak voor het geleiden van aan te sluiten draden.

6. Geleidingselement voor toepassing in een inrichting volgens één der conclusies 1-4, met het kenmerk, dat het geleidingselement enigszins L-vormig is uitgevoerd en is voorzien van een geleidingsvlak voor het geleiden van aan te sluiten draden.