NL9201892A - Werkwijze voor het vervaardigen van een beeldregistratie-element. - Google Patents

Description

Werkwijze voor het vervaardigen van een beeldregistratie-element

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een beeldregistratie-element dat een cylinder omvat met aan zijn buitenomtrek een diëlektri-sche oppervlaktelaag en onder die oppervlaktelaag een aantal, van elkaar geïsoleerde, elektroden, welke elektroden zijn verbonden met zich binnen de cylinder bevindende middelen om de elektroden selectief volgens een te registreren beeldpatroon aan te sturen.

Een dergelijke werkwijze is bekend uit EP-B-0 247 699. Daarin wordt beschreven dat de verbinding tussen de elektronische componenten van de aanstuurmiddelen en de beeldregistratie-elektroden wordt gerealiseerd door, vanaf de aanstuurmiddelen via de zijkanten van de cylinder lopende, afzonderlijke aansluitdraden te verbinden met, zich in axiale richting van de cylinder uitstrekkende, aanstuurelektroden. Deze aanstuurelektro-den bevinden zich op het buitenoppervlak van de cylinder onder de beeldregistratie-elektroden en zijn daarvan gescheiden door middel van een isolerende laag. Dóórgeleidende banen in de tussenliggende isolerende laag wordt telkens één beeldregistratie-elektrode geleidend verbonden met telkens één aanstuurelektrode. Deze verbindingsmethode heeft echter als nadeel dat het aansluitcircuit tussen aanstuurmiddelen en beeldregistratie-elektroden een aantal overgangen tussen aansluitelementen heeft die, zoals uit de elektronica bekend, altijd het risico van een slechte elektrische verbinding met zich meebrengen. Een dergelijke slechte verbinding zou een foutieve aansturing van een of meer beeldregistratie-elektroden kunnen veroorzaken en daarmee een verstoring in het te registreren beeld kunnen opleveren.

Bovendien is het aanbrengen van de aanstuurelektroden op de beeldregistratiecylinder en het realiseren van de geleidende banen tussen de aanstuurelektroden en de beeldregistratie-elektroden fabrikagetechnisch ingewikkeld en kostbaar.

Het doel van de uitvinding is om te voorzien in een werkwijze voor het vervaardigen van een beeldregistratie-element waarbij de nadelen van de bekende werkwijze aanzienlijk worden beperkt.

Dit wordt volgens de uitvinding bereikt, door het toepassen van een werkwijze volgens de aanhef die ten minste de volgende stappen omvat: - het in de wand van de cylinder aanbrengen van ten minste één opening die zich over minstens de werkbreedte van de cylinder uitstrekt, - het zodanig in elke opening bevestigen van aanstuurmiddelen die elektronische aanstuurcomponenten en een drager omvatten, op welke drager van elkaar geïsoleerde elektrodebanen zijn aangebracht, dat de eerste uiteinden van de elektrodebanen die zijn verbonden met de elektronische aanstuurcomponenten zich binnen de cylinder bevinden, terwijl de tweede uiteinden van de elektrodebanen aan de buitenomtrek van de cylinder zijn gelegen, en - het over de tweede uiteinden van de elektrodebanen vormen van zich in de omtreksrichting van de cylinder uitstrekkende, ten opzichte van elkaar geïsoleerde, elektroden.

Hiermee wordt gerealiseerd dat er slechts één verbinding aanwezig is in het aansluitcir-cuit tussen aanstuurmiddelen en beeldregistratie-elektroden, welke ook nog eenvoudig van aard is, aangezien het slechts een aansluiting van elektrodebanen op elkaar betreft. Bovendien maakt de hiervoorbeschreven vervaardigingswerkwijze de weg vrij voor het gebruik van een conventioneel, in de handel verkrijgbaar "metalcore"-substraat als drager voor de aanstuurcomponenten en als drager van het patroon van aanstuurelektro-den welke worden verbonden met de beeldregistratie-elektroden.

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de hierna volgende beschrijving en de daarbij behorende figuren, waarin:

Fig. 1 een doorsnede is van een eerste uitvoeringsvorm van een beeldregistratie-element vervaardigd middels de werkwijze volgens de uitvinding,

Fig. 2 een doorsnede is van een tweede uitvoeringsvorm van een beeldregistratie-element vervaardigd middels de werkwijze volgens de uitvinding,

Fig. 3 een doorsnede is van een derde uitvoeringsvorm van een beeldregistratie-element vervaardigd middels de werkwijze volgens de uitvinding, en Fig. 4 een principetekening is van een elektrostatische drukinrichting uitgerust met een beeldregistratie-element vervaardigd volgens de uitvinding.

Het beeldregistratie-element 1 volgens Fig. 1 omvat een cylinder 2 met daarin aange-bracht, een zich in axiale richting uitstrekkend, aanstuur-element3, dat een opbouw heeft die hierna nader zal worden beschreven. De cylinder 2 is bedekt met een isolerende laag 4, waarop beeldregistratie-elektroden 5 zijn aangebracht, die zich als eindloze banen, evenwijdig aan elkaar op onderling gelijke afstand, in de omtreksrichting van de cylinder 2 uitstrekken. Elk beeldregistratie-elektrode 5 is geleidend verbonden met telkens één aanstuur-elektrode 6 van het aanstuur-element 3.

Het aantal aanstuur-elektroden 6 van het aanstuur-element 3 is gelijk aan het aantal beeldregistratie-elektroden 5, welk aantal bepalend is voor de op het beeldregistratie-element 1 te vormen beelden. Naarmate de elektrodendichtheid groter is wordt de beeldkwaliteit beter. Om een goede kwaliteit te realiseren bedraagt het aantal beeldregistratie-elektroden 5 ten minste 10 per millimeter en liefst 14 tot 20 per millimeter. Volgens een specifieke uitvoeringsvorm is het aantal elektroden 5 gelijk aan 16 per millimeter, waarbij de elektroden 5 een breedte hebben van 40 μιτι en de afstand tussen de elektroden onderling circa 20 pm bedraagt.

Het patroon van beeldregistratie-elektroden 5 tenslotte is bedekt met een gladde diëlek-trische laag 7. Aldus zijn de elektroden 5 en 6, afgezien van de geleidende verbinding van telkens één elektrodenpaar, volledig van elkaar en van de cylinder 2 geïsoleerd.

Het aanstuur-element 3 omvat een drager 10, die op bekende wijze van een elektrisch geleidende metaallaag (zoals koper) is voorzien, welke metaallaag vervolgens op hierna beschreven wijze in het gewenste geleidende sporenpatroon 12 is omgezet. Het sporenpatroon 12 bestaat enerzijds uit de geleidende verbindingen tussen de diverse elektronische componenten 13 van het aanstuur-element 3 onderling en anderzijds uit de aanstuur-elektroden 6 die elk geleidend zijn verbonden met telkens één beeldregistratie-elektrode 5.

Tenslotte omvat het aanstuur-element 3 ook nog een deksel 14 dat op een op zich bekende manier (bijvoorbeeld lijmen) is verbonden met de drager 10, zodat een doosvormig aanstuur-element 3 wordt gevormd waarin de elektronische componenten zijn opgesloten. De beide funkties van de deksel 14 - het beschermen van de elektronische componenten en het isoleren van de aanstuurelektroden 6 ten opzichte van de cylinder 2 - kunnen echter met hetzelfde resultaat worden uitgeoefend middels een isolerende laag, bijvoorbeeld een epoxylaklaag, die over de componenten 13 is aangebracht.

De elektronische componenten 13 omvatten een aantal uit bijvoorbeeld de videodis-playtechniek bekende geïntegreerde schakelingen (i.c.'s) omvattende een serie-in-parallel-uit schuifregister, een uitgangsregisteren hiermee verbonden drivers meteen spanningsbereik van bijvoorbeeld 25 a 50 volt. Elke aanstuurelektrode 6 is met een driver van een van de geïntegreerde schakelingen verbonden.

Een dergelijk beeldregistratie-element 1 kan middels de werkwijze volgens de uitvinding als volgt worden vervaardigd.

Bij het vervaardigen van het aanstuur-element 3 wordt uitgegaan van een metalen (bijvoorbeeld Aluminium) dragerplaat 10, waarop op bekende wijze, bijvoorbeeld door opdampen, lamineren of galvanische bekleding, een elektrisch geleidende metaallaag (bijvoorbeeld koper) wordt aangebracht, die is geïsoleerd van de dragerplaat 10.

Bij voorkeur wordt echter een zogenaamd "metalcore"-substraat toegepast dat bestaat uit een metalen dragerplaat waarop een koperfolie is gelijmd met behulp van een geschikte epoxy-hars, bijvoorbeeld de speciaal voor de elektronica-industrie ontwikkelde, zogenaamde "electronic grade" epoxy-harsen. Een dergelijke, in de handel verkrijgbare, dragerplaat is uiteraard goedkoper dan een speciaal voor deze toepassing vervaardigde dragerplaat.

Daarna wordt de elektrisch geleidende metaallaag, bijvoorbeeld met behulp van een bekende foto-ets techniek, omgezet in een geleidend sporenpatroon 12, dat zowel de geleidende verbindingsbanen voor de op de drager 10 te plaatsen, elektronische componen- ten 13 als de geleidende banen van de aanstuur-elektroden 6 omvat.

De volgende stappen in de vervaardiging van het aanstuur-element 3 bestaan uit de montage van de elektronische componenten 13 op de, door de geleidende verbindings-banen bepaalde, juiste plaats op de drager 10 en het monteren van de deksel 14. De deksel 14 wordt daarbij met de drager 10 verbonden bijvoorbeeld middels een lijmverbin-ding waarbij ook nu een epoxy-hars kan worden gebruikt.

Het, op de hiervoor beschreven wijze vervaardigde, doosvormige aanstuur-element 3 wordt daarna geplaatst in een, in de wand van cylinder 2 aangebrachte, axiale sleuf, die bijvoorbeeld in de cylinder is gefreesd. De axiale sleuf is daarbij ten minste zo lang als de werkbreedte van het beeldregistratie-element 1. Het aanstuur-element 3 kan worden gevormd uit één element ter lengte van de werkbreedte, maar kan ook worden opgebouwd uit een aantal, modulair opgebouwde, aanstuur-elementen 3, die gezamenlijk de volledige werkbreedte bestrijken.

Bij de plaatsing van het aanstuur-element 3 is uiteraard een juiste positionering in axiale richting noodzakelijk om aan de hand van de positie van de aanstuur-elektroden 6 de later aan te brengen beeldregistratie-elektroden 5 exact aan te kunnen brengen. In het geval van een modulair opgebouwd aanstuur-element 3 moet bovendien een uitlijning van de modules ten opzichte van elkaar plaatsvinden.

Deze positionerings- en uitlijnstappen kunnen op voor de vakman bekende wijzen plaatsvinden. Het vervolgens bevestigen van het aanstuur-element 3 in de cylinder 2 wordt bij voorkeur gerealiseerd door lijmen met behulp van de reeds eerder genoemde epoxy-hars. Ten aanzien van de breedte van de axiale sleuf in de cylinder 2 kan worden opgemerkt dat de ruimte tussen het aanstuur-element 3 en de wand van de sleuf zodanig moet worden gedimensioneerd dat deze ruimte middels capillaire werking door de lijm kan worden gevuld. Een te grote ruimte heeft uitlopen van de lijm tot gevolg.

Het buitenoppervlak van de cylinder 2 met het daarin bevestigde aanstuur-element 3 wordt daarna op een voorafbepaalde maat afgedraaid en met een geschikte etsvloeistof (bijvoorbeeld een bekende alkalische kalium-ferricyanide oplossing) in contact gebracht, zodat het metaal van de toplaag van zowel de cylinder 2, de drager 10 als de deksel 14 over een bepaalde diepte van bijvoorbeeld 150 pm wordt weggeëtst. De etsvloeistof is zodanig gekozen dat het metaal van de aanstuurelektroden 6 slechts weinig wordt aangetast, waardoor de uiteinden van deze elektroden uiteindelijk ongeveer 150 pm boven het oppervlak van de cylinder 2 en het aanstuur-element 3 uitsteken.

Het is echter ook mogelijk de hiervoor beschreven etsbewerking achterwege te laten. Daarbij is het dan wel noodzakelijk bij de vervaardiging van het aanstuur-element 3 de elektrisch geleidende metaallaag, waarin het sporenpatroon 12 met de geleidende banen van de aanstuur-elektroden 6 wordt gevormd, met een oversteek van ongeveer 150 pm op de dragerplaat 10 aan te brengen. Ook op deze wijze steken de uiteinden van de aanstuur-elektroden 6 dan, na plaatsing van het aanstuur-elelement 3 in de cylinder 2, ongeveer 150 μιτι boven het oppervlak van cylinder 2 uit.

Hierna wordt het oppervlak van de cylinder 2 bedekt met een isolerende tussenlaag 4 met een laagdikte die overeenkomt met de lengte van de uitstekende uiteinden van de elektroden 6, zodat de eindvlakken daarvan aan het buitenoppervlak van de isolerende tussenlaag 4 liggen. Hetzelfde eindresultaat wordt bereikt door een dikkere tussenlaag 4 aan te brengen en vervolgens deze laag af te draaien tot de eindvlakken van de elektroden 6 vrij liggen aan het oppervlak van de tussenlaag 4. Een geschikt materiaal voor deze isolerende tussenlaag 4 is de reeds eerder genoemde "electronic grade" epoxy-hars. De beeldregistratie-elektroden 5 worden gevormd door in het buitenoppervlak van de tussenlaag 4 een aantal zich in omtreksrichting evenwijdig aan elkaar uitstrekkende, eindloze groeven te steken (bijvoorbeeld op een draaibank). Het groevenpatroon wordt zodanig aangebracht dat het volledig (qua dichtheid en plaatsing) overeenstemt met het patroon van aanstuur-elektroden 6, zodat telkens één aanstuur-elektrode 6 samenwerkt met één groef. De groeven worden opgevuld met elektrisch geleidend materiaal, bijvoorbeeld koolstofbindermateriaal, waarmee de geleidende beeldregistratie-elektroden 5 tot stand worden gebracht.

Naast de hiervoor beschreven werkwijze voor het vormen van het patroon van beeldregistratie-elektroden 5 kan dat ook op een alternatieve wijze gebeuren.

Daarbij wordt op de tussenlaag 4 een elektrisch geleidende metaallaag (bijvoorbeeld koper) aangebracht, welke metaallaag op een bekende wijze kan worden aangebracht, bijvoorbeeld door opdampen of galvanische bekleding. Uit deze metaallaag worden dan, bijvoorbeeld onder toepassing van een bekende foto-ets techniek, door inbranden met een laserstraal of door een verspanende bewerking de in omtreksrichting van de cylinder 2 verlopende beeldregistratie-elektroden 5 gevormd.

Uiteraard wordt het elektrodenpatroon zodanig gevormd, dat elke beeldregistratie-elektrode 5 kontakt maakt met het eindvlak van één aanstuur-elektrode 6.

In plaats van het aanbrengen van een laag epoxy-hars, om daarmee de isolerende tussenlaag 4 te realiseren, kan deze isolerende laag op een veel eenvoudigere wijze worden verkregen door het oxyderen van de toplaag van de cylinder 2 tot een elektrisch isolerende metaaloxydelaag (bijv. anodiseren van Aluminium). Daarna kan op deze metaalo-xydelaag, op een van de hiervoorbeschreven wijzen, het patroon van beeldregistratie-elektroden 5 worden aangebracht.

Het patroon van beeldregistratie-elektroden 5 wordt tenslotte met een gladde diëlektri-sche laag 7 bedekt, waardoor de beeldregistratie-elektroden 5 volledig van elkaar worden geïsoleerd. Deze diëlektrische toplaag 7 heeft bij voorkeur een dikte van slechts enkele tienden micrometer (bijvoorbeeld 0,2 - 0,8). Geschikte diëlektrische materialen voor het vormen van de laag 7 zijn uit o.a. de microelektronica bekend.

In het voorgaande is een uitvoeringsvorm van een beeldregistratie-element 1 beschreven met een aanstuur-element 3 waarbij telkens een aanstuur-elektrode 6 samenwerkt metéén beeldregistratie-elektrode 5 aan de omtrek van het beeldregistratie-element 1. Het is echter ook mogelijk over de omtrek verdeeld een aantal aanstuur-elementen 3 in verschillende openingen in de cylinder 2 aan te brengen, waarbij in dit geval elk aanstuur-element 3 slechts met een aantal van de beeldregistratie-elektroden 5 samenwerkt.

Zo zijn bijvoorbeeld in een situatie met vier over de omtrek van de cylinder 2 verdeelde aanstuur-elementen 3 de aanstuurelektroden 6 van elk aanstuur-element 3 slechts met een kwart van de beeldregistratie-elektroden 5 verbonden. Dit is zodanig uitgevoerd dat de eerste aanstuur-elektrode 6 van het eerste aanstuur-element 3 is verbonden met de eerste beeldregistratie-elektrode 5, de eerste aanstuur-elektrode 6 van het tweede aanstuur-element 3 is verbonden met de tweede beeldregistratie-elektrode 5 en zo verder, waarna vervolgens de tweede aanstuur-elektrode 6 van het eerste aanstuur-element 3 is verbonden met de vijfde beeldregistratie-elektrode 5 en zo verder.

In Fig. 2 is een tweede uitvoeringsvorm van een beeldregistratie-element vervaardigd middels de werkwijze volgens de uitvinding, weergegeven.

Dit beeldregistratie-element 50 is - op het aanstuur-element 51 na - volkomen gelijk aan het beeldregistratie-element 1 zoals ten aanzien van Fig. 1 is beschreven, zodat elementen met gelijke functies ook met gelijke verwijzingscijfers zijn aangeduid.

Het aanstuur-element 51 onderscheidt zich van het aanstuur-element 3 uit Fig. 1 alleen door een aangepaste constructieve vorm waardoor de bevestiging in de axiale sleuf in de cylinder 2 op een andere wijze is uitgevoerd, welke sleuf ook aan deze vormgeving is aangepast.

De dragerplaat 52 van het aanstuur-element 51 is daartoe aan het in de cylinder 2 te bevestigen uiteinde voorzien van een uitstekende rand 53, terwijl op het tegenoverliggende vlak van de dragerplaat 52 een hulpdeel 54 is bevestigd.

Dit hulpdeel 54, bestaande uit een lijst met rechthoekige doorsnede, strekt zich over de volledige lengte van het aanstuur-element 51 uit en is door verlijming (bijv. met epoxyhars) op het van aanstuur-elektroden 6 voorziene vlak van de dragerplaat 52 bevestigd. Het aldus gevormde aanstuur-element 51 wordt vervolgens, op dezelfde wijze zoals hiervoor beschreven ten aanzien van aanstuur-element 3, in de in dit geval trapvormige, axiale sleuf in de cylinder 2 bevestigd.

Analoog aan de situatie bij aanstuur-element 3 kunnen de elektronische componenten 13 door middel van een, niet nader aangegeven, deksel of een isolerende epoxylaag worden beschermd.

Na bevestiging van het aanstuur-element 51 in de cylinder 2 wordt cylinder 2 vervolgens op dezelfde manier voorzien van isolerende lagen 4, 7 en beeldregistratie-elektroden 5, zoals beschreven ten aanzien van het beeldregistratie-element 1.

Andere varianten, zoals modulaire opbouw en een aantal aanstuur-elementen verdeeld over de omtrek van de cylinder 2, zijn in deze uitvoeringsvorm ook mogelijk.

Een derde uitvoeringsvorm van een beeldregistratie-element volgens de uitvinding is weergegeven in Fig. 3.

Het beeldregistratie-element 60 omvat een cylinder 61 met daarin bevestigd een, zich in axiale richting uitstrekkend, aanstuur-element 62 dat een opbouw heeft die hierna nader zal worden beschreven.

De cylinder 61 is, op dezelfde wijze zoals beschreven voor de beeldregistratie-elementen 1 en 50, bedekt met een isolerende laag 4 waarop eindloze beeldregistratie-elektroden 5 zijn aangebracht, die tenslotte bedekt zijn meteen gladde diëlektrische laag 7.

Het aanstuur-element 62 omvat een dragerplaat 63 die aan beide zijden is voorzien van een patroon van aanstuur-elektroden 64 (analoog aan de aanstuur-elektroden 6) en een tweetal PCB (printed circuit board)-piaten 65 en 66 waarop de elektronische componenten van het aanstuur-element 62 zijn aangebracht. De dragerplaat 63 kan op een wijze analoog aan de dragerplaat 10 van aanstuur-element 3 worden vervaardigd door ofwel op een metalen plaat aan beide zijden een geleidende metaallaag (bijv. koper) aan te brengen door opdampen, lamineren of galvanische bekleding, ofwel door toepassing van een dubbelzijdig "metalcore" substraat waarvan de geleidende lagen middels een bekende foto-ets techniek worden omgezet in aanstuur-elektroden 64. Deze dragerplaat 63 wordt vervolgens geplaatst in een tweetal diametraal tegenover elkaar gelegen sleuven in de cylinder 61 en daarin bevestigd met behulp van een geschikte lijm, bijvoorbeeld de reeds eerder genoemde epoxy-harsen.

Hierna worden de isolerende lagen 4 en 7 en de beeldregistratie-elektroden 5 aangebracht waarbij de vervaardigingswerkwijze inclusief de daarop mogelijke varianten identiek is aan die werkwijze zoals beschreven ten aanzien van het beeldregistratie-element 1. De PCB-platen 65 en 66 worden daarna axiaal in een, centraal in de cylinder 61 aangebrachte, montagekonstruktie 70 geschoven met de elektronische componenten van de dragerplaat 63 afgekeerd. Daarbij worden de PCB-platen 65 en 66 door middel van aan-drukmiddelen 71 (bijvoorbeeld elastische aandrukstrips) in de richting van de dragerplaat 63 gedrukt, waarna middels kontaktmiddelen 72 de elektrische verbinding tussen het sporenpatroon van de PCB-platen 65, 66 en de aanstuur-elektroden 64 wordt gerealiseerd.

De in Fig. 3 geïllustreerde uitvoeringsvorm is analoog aan de uitvoeringsvorm van beeldregistratie-element 1 zoals hiervoor beschreven, waarbij over de omtrek van het element verdeeld een aantal aanstuur-elementen 3 is aangebracht.

Hierbij worden de elektronische componenten zodanig over de PCB-platen 65, 66 verdeeld, de verbindingssporen tussen de elektronische componenten zodanig aangelegd en de aanstuur-elektroden 64 op het bovenste deel (gezien in Fig. 3) van de dragerplaat 63 elektrisch gescheiden van de aanstuur-elektroden 64 op het onderste deel van de dragerplaat 63, dat het aanstuur-element 62 als vier separate aanstuur-elementen funktio-neert die elk met een kwart van de beeldregistratie-elektroden 5 samenwerken. In deze uitvoeringsvorm zijn de kontaktmiddelen 72 zodanig uitgevoerd dat telkens een kontakt van een PCB-plaat 65, 66 wordt verbonden met de daarmee corresponderende aanstuur-elektroden 64 op de dragerplaat 63 en de verbindingen elektrisch ten opzichte van elkaar zijn geïsoleerd. Dit kan bijvoorbeeld worden uitgevoerd met zogenaamde zebraconnec-toren.

In Fig. 4 is schematisch een drukinrichting weergegeven, die is uitgerust met een beeldregistratie-element volgens de uitvinding, dat in deze figuur met 15 is aangegeven. In een beeldvormingsstation 16 bevindt zich op korte afstand van het oppervlak van het beeldregistratie-element 15 een magneetrol 17, die een roteerbare, elektrisch geleidende, niet-magnetische mantel en een inwendig, stationair magneetstelsel omvat. De roteerbare mantel van de magneetrol 17 is bedekt met een uniforme laag elektrisch geleidend en magnetisch aantrekbaartonerpoeder, welktonerpoeder in een beeldvormings-zone 18 in contact is met het beeldregistratie-element 15. Door een spanning aan te leggen tussen de magneetrol 17 en een of meer van de beeldregistratie-elektroden van het beeldregistratie-element 15, wordt op het beeldregistratie-element 15 een poederbeeld gevormd. Dit poederbeeld wordt door drukuitoefening overgedragen op een verwarmde, met rubber beklede rol 19. Van een voorraadstapel 25 wordt een blad papier door rol 26 afgenomen en dit blad wordt via geleidebanen 27 en rollen 28 en 29 aan een verwar-mingsstation 30 toegevoerd. Het verwarmingsstation 30 omvat een band 31 die om een verwarmde rol 32 loopt. Door contact met de band 31 wordt het papierblad verwarmd. Het aldus verwarmde blad papier wordt nu tussen de rol 19 en een drukrol 35 doorgevoerd, waarbij het op rol 19 aanwezige verweekte poederbeeld volledig naar het blad papier wordt overgedragen. De temperaturen van de band 31 en de rol 19 zijn zodanig op elkaar afgestemd dat het beeld aan het blad papier vastsmelt. Via transportrollen 36 wordt het van een beeld voorziene blad papier naar een vergaarbak 37 gevoerd.

Eenheid 40 omvat een elektronische schakeling die de optische informatie van een origineel omzet in elektrische signalen welke via van sleepcontacten voorziene draden 41 en in de zijwand van het beeldregistratie-element 15 aangebrachte geleidende sporen 42, worden toegevoerd aan de met de sporen 42 verbonden aanstuur-elementen 3, 51 of 62. De informatie wordt serieel lijn voor lijn toegevoerd aan het schuifregister van de geïntegreerde schakelingen van de elementen 3, 51 of 62. Zijn de schuifregisters volledig gevuld overeenkomstig de informatie van één lijn dan wordt die informatie in het uitgangs-register gezet en via de drivers worden de elektroden 6, 5 afhankelijk van het signaal, al dan niet onder spanning gezet. Terwijl deze lijn wordt gedrukt, wordt de informatie van de volgende lijn aan de schuifregisters toegevoerd.

Behalve optische informatie afkomstig van een origineel kunnen in de eenheid 40 ook elektrische signalen, afkomstig van een computer of een gegevensverwerkende inrichting, worden omgezet in signalen die aan de aanstuur-elementen 3, 51 of 62 worden toegevoerd.

Bij de drukinrichting volgens Fig. 4 wordt het elektrisch geleidende, magnetisch aantrek-baretonerpoederdoorde magneetrol 17 in de beeldvormingszone 18gevoerd. Het zal evenwel duidelijk zijn dat het tonerpoeder ook in een uniforme laag kan worden aangebracht op het beeldregistratie-element 15 en dan in de beeldvormingszone 18 selectief daarvan kan worden verwijderd, zoals is beschreven in US-A-3 946 402. Voor de vakman zullen verdere varianten van de uitvinding duidelijk zijn, die echter alle tot de uitvinding behoren zoals omschreven in de hiernavolgende conclusies.

Claims (3)

1. Werkwijze voor het vervaardigen van een beeldregistratie-element dat een cylin der omvat met aan zijn buitenomtrek een diëlektrische oppervlaktelaag en onder die op-pervlaktelaag een aantal, van elkaar geïsoleerde, elektroden, welke elektroden zijn verbonden met zich binnen de cylinder bevindende middelen om de elektroden selectief volgens een te registreren beeldpatroon aan te sturen, met het kenmerk, dat de werkwijze ten minste de volgende stappen omvat: - het in de wand van de cylinder aanbrengen van ten minste één opening die zich over minstens de werkbreedte van de cylinder uitstrekt, - het zodanig in elke opening bevestigen van aanstuurmiddelen die elektronische aanstuurcomponenten en een drager omvatten, op welke drager van elkaar geïsoleerde elektrodebanen zijn aangebracht, dat de eerste uiteinden van de elektrodebanen die zijn verbonden met de elektronische aanstuurcomponenten zich binnen de cylinder bevinden, terwijl de tweede uiteinden van de elektrodebanen aan de buitenomtrek van de cylinder zijn gelegen, en - het over de tweede uiteinden van de elektrodebanen vormen van zich in de omtreksrichting van de cylinder uitstrekkende, ten opzichte van elkaar geïsoleerde elektroden.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de ten opzichte van elkaar geïsoleerde elektroden op de buitenomtrek van de cylinder worden gevormd door op de buitenomtrek van de cylinder een elektrisch isolerende laag aan te brengen, daarin een aantal, zich in omtreksrichting evenwijdig aan elkaar uitstrekken de, eindloze groeven te vormen, waarbij in elke groef het tweede uiteinde van één van de elektrodebanen uitmondt, en deze groeven op te vullen met elektrisch geleidend materiaal.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat nadat in elke opening in de cylinder een drager met de aanstuurmiddelen is bevestigd, het buitenoppervlak van de cylinder wordt weggeëtst over een bepaalde diepte, waarbij de tweede uiteinden van de elektrodebanen hoogstens gedeeltelijk worden weggeëtst.