NL9201858A - Inrichting voor het onder trek- of drukkrachten behandelen van voorwerpen. - Google Patents

Description

Inrichting voor het onder trek- of drukkrachten behandelen van voorwerpen

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het onder trek- of drukkrachten behandelen van voorwerpen, zoals uit ten minste twee delen bestaande matrijzen, in hoofdzaak bestaande uit een gestel, een door het gestel gedragen beugelvormige drager voor een krachtwerktuig zoals een cilinder, een door het gestel gedragen spantafel voor het opnemen van het voorwerp, waarbij de beugelvormige drager rond een as parallel aan het spanvlak draaibaar is aangebracht teneinde de beugel vanuit een stand boven het spanvlak naar een stand naast het spanvlak te brengen en omgekeerd.

Bovengenoemde inrichting is beschreven in EU-A-0315281, welke inrichting dient voor het onder druk plaatsen van een voorwerp, dat op een spantafel is bevestigd. Dit voorwerp is daarbij aan buig- of andere zet-behandelingen onderworpen.

De uitvinding beoogt bovengenoemde inrichting te verbeteren, waarmee het mogelijk wordt om uit twee delen bestaande voorwerpen, welke nauwkeurig in elkaar moeten passen, te monteren respectievelijk te demonteren, waarbij de twee delen tijdens het monteren respectievelijk demonteren nauwkeurig worden geleid, en waarbij de twee delen afzonderlijke bewerkingen kunnen ondergaan.

De inrichting volgens de uitvinding onderscheidt zich, doordat de beugel is voorzien van een door tenminste een arm ondersteunde ligger waaraan de het krachtwerktuig is ψ bevestigd, welke ligger om een as parallel aan de eerste as zwenkbaar aan de arm is gelagerd.

Doordat de ligger thans ten opzichte van de armen om een liggende as kan worden verzwenkt, kan aan de ligger een deel van het te demonteren voorwerp worden bevestigd, worden gekanteld voor een gemakkelijke bereikbaarheid teneinde dit deel een bewerking te laten ondergaan. Het terugplaatsen van het ene deel op het andere deel van het voorwerp kan nauwkeurig plaatsvinden vanwege de eenvoudig te beheersen teruggaande zwenkbeweging van de ligger.

Volgens een verdere ontwikkeling is het lichaam voorzien van een contraspanvlak, waarbij het op de ligger geplaatste krachtwerktuig op het lichaam aangrijpt, zodat in de ene stand van de beugel het lichaam naar de tafel toe en daarvan af beweegbaar is, waarbij het contraspanvlak in die ene stand van de beugelvormige drager zich parallel boven het spanvlak van de tafel uitstrekt.

Met deze uitvoering kan niet alleen een draaibe-weging, maar ook een translatiebeweging van de delen van het te behandelen voorwerp worden uitgevoerd.

Tenslotte is het mogelijk om de opspantafel ten opzichte van het gestel in hoogte instelbaar uit te voeren, waarmee de als cilinder uitgevoerd krachtwerktuig op de ligger korter kan worden uitgevoerd, waardoor in de andere stand van de beugel dit krachtwerktuig niet in aparte uitsparingen in de vloer behoeft te worden ondergebracht.

Het verdient de voorkeur om de beweging van lichaam in de ene stand van de beugel middels een geleiding langs die beugel te geleiden, teneinde de positie van de twee delen van het voorwerp zo nauwkeurig mogelijk te kunnen reproduceren.

Bovengenoemde en andere kenmerken van de uitvinding zullen nader worden toegelicht in de hieronderstaande figuurbeschrijving van een uitvoeringsvoorbeeld. In de tekening toont: fig. 1 een perspectivisch vooraanzicht van de inrichting volgens de uitvinding, waarbij de beugelvormige drager in de ene stand staat, fig. 2 een met fig. 1 overeenkomend perspectivisch aanzicht, waarbij de beugelvormige drager in de andere stand staat, * fig. 3 een vooraanzicht van de inrichting uit fig. 1 met omlaaggevoerd lichaam met spanvlak.

Met het cijfer 1 is in fig. 1 het gestel weergegeven, dat willekeurig kan zijn uitgevoerd. Hier bestaat het uit een niet-getoond draagstel van balken, dat is bekleed met platen. In de gestelomkasting zijn diverse aandrijf-middelen, zoals cilinders en hydromotoren ondergebracht.

Het gestel ondersteunt een beugelvormige drager 2, bestaande uit een tweetal opstaande armen 3 ter weerszijden van de gestelomkasting 1, waarbij elke arm om een astap 4 zwenkbaar in de richting van de pijl PI ten opzichte van het gestel 1 is gemonteerd.

De zwenkbeweging komt tot stand door een aan de buitenzijde van het gestel 1 aangebrachte cilinder 5, die enerzijds op de gestelwand bij 6 is afgesteund en anderzijds draaibaar bij 7 is verbonden met het ondereinde van de ara 3. De cilinder 5 is dubbelwerkend en het is duidelijk dat bij het bekrachtigen in de ene zin, de ara vanuit de ene stand in fig. 1, omlaag kan klappen tot de andere stand in fig. 2, waarbij de ara afsteunt aan een op de buitenzijde van het gestelhuis aangebrachte steun 8.

Volgens de uitvinding is de ligger 10 van de beugel-voraige drager 2 uitgevoerd als een zwenkligger, waartoe de ligger 10 middels een astap zwenkbaar in het boveneinde van elke ara 3 is gelagerd. De astappen 11 liggen in eikaars verlengde en vormen zodoende een zwenklijn B-B, welke parallel loopt met de zwenklijn A-A door de astappen 4 van de armen 3.

Tussen tenminste de voorste ara in fig. 1 en de ligger 10 is een dubbelwerkende cilinder 12 aangebracht, welke enerzijds is afgesteund op de zijkant van de ara 3 en waarvan de zuigerstang zwenkbaar is verbonden met een oog 13 op de ligger 10. Met deze cilinder 12 is de ligger 10 om de aslijn B-B te verzwenken.

De ligger 10 draagt een krachtwerktuig 15, bijvoorbeeld in de vorm van een hydraulische cilinder.

Aan^de onderzijde van de ligger 10 is een lichaam 16 aangebracht, dat ten opzichte van de ligger 10 op en neer verschuifbaar is, waartoe het lichaam 16 is uitgevoerd met een tweetal geleidestangen 17, welke door geleidingen in de ligger 10 zijn gevoerd en een parallelle beweging van het lichaam 16 ten opzichte van de ligger 10 verzorgt.

Het krachtwerktuig 15 is verbonden met de bovenzijde van het lichaam 16, bijvoorbeeld de zuigerstang van de cilinder 15, zodat bij het bekrachtigen van de cilinder 15 het lichaam 16 op en neer kan worden bewogen.

Opgemerkt wordt dat het gestel 1 voorts een opspan-tafel 20 draagt, op het bovenvlak waarvan een voorwerp V kan worden opgespannen. Het lichaam 16 kan een contraspanvlak hebben dat het ondervlak daarvan is.

Tenslotte wordt opgemerkt, dat aan de binnenzijde van de armen 3 een geleiding 21 is aangebracht, welke samenwerkt met een geleiding terzijde van het lichaam 16, zie ook fig. 3.

De werking van de hierboven beschreven inrichting is als volgt.

Na het opspannen van een voorwerp V, zie de met onderbroken lijn aangegeven vorm op het spanvlak 20, kan het voorwerp V, dat bijvoorbeeld uit een boven- en onderdeel bestaat, tevens worden bevestigd aan het spanvlak op het lichaam 16, door deze na het bekrachtigen van de cilinder 15 omlaag te bewegen aan de binnenzijde van de armen 3, zie ook de onderbroken lijn van het lichaam 16 in fig. 3. Een en ander kan worden mogelijk gemaakt door ook de spantafel 20 omhoog te bewegen, welke op een willekeurig hefmiddel, bijvoorbeeld een hefcilinder is ondersteund.

Na het losmaken van de mogelijke verbindingsmiddelen tussen de twee delen van het voorwerp V, kan de cilinder 15 opnieuw worden bekrachtigd in tegengestelde zin, waardoor het bovenste deel van het voorwerp V van het onderste deel op de spantafel 20 kan worden gelicht.

Vervolgens kan door het bekrachtigen van de cilinder 5 en de cilinder 12 enerzijds de beugelvormige drager 2 in de stand volgens fig. 2 worden gebracht en door het kantelen van de ligger 10 het lichaam 16 over 90 graden worden ver-zwenkt, zodat het spanvlak daarvan naar boven is gericht met het daarop aangebrachte bovendeel van het voorwerp V.

Op deze wijze zijn de twee delen van het voorwerp op eenvoudige wijze toegankelijk, waardoor bijvoorbeeld herstelwerkzaamheden mogelijk zijn.

Voor het opnieuw monteren van de twee delen van het voorwerp op elkaar kan de omgekeerde beweging door het omkeren van de aandrijfzin van de cilinders 5 en 12 plaatsvinden, waardoor het bewerkte ene deel op het bewerkte andere deel van het voorwerp komt te staan. Hierbij wordt tijdens deze montagegang de nauwkeurigheid bevorderd doordat het lichaam 16 middels de geleiding 22 aan de zijkant van het plaatvormig lichaam 16 samenwerkt met een langwerpige nok of wig 21 aan de binnenzijde van de armen 3. Daarmee is elke speling zoveel mogelijk vermeden.

Dankzij de hefmogelijkheid van de tafel 20 kan het voorwerp V omhoog worden bewogen in de richting van het spanvlak aan de onderzijde van het lichaam 16, waardoor de cilinder 15 qua slag minder hoog behoeft te zijn, zodat in de stand volgens fig. 2 de cilinder 15 boven de steunvloer van het gestel 1 blijft.

De uitvinding is niet beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvorm.

λ

Claims (6)

1. Inrichting voor het onder trek- of drukkrachten behandelen van voorwerpen, zoals uit ten minste twee delen bestaande matrijzen, in hoofdzaak bestaande uit een gestel, een door het gestel gedragen beugelvormige drager voor een krachtwerktuig zoals een cilinder, een door het gestel gedragen spantafel voor het opnemen van het voorwerp, waarbij de beugelvormige drager rond een as parallel aan het spanvlak draaibaar is aangebracht teneinde de beugel vanuit een stand boven het spanvlak naar een stand naast het spanvlak te brengen en omgekeerd, met het kenmerk, dat de beugel is voorzien van een door tenminste een arm ondersteunde ligger waaraan de het krachtwerktuig is bevestigd, welke ligger om een as parallel aan de eerste as zwenkbaar aan de arm is gelagerd.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat tussen de ligger en de arm een dubbelwerkende cilinder is aangebracht,teneinde de ligger over een hoek van ten hoogste 90 graden te verdraaien.

3. Inrichting volgens conclusie 1 en 2, met het kenmerk, dat de ligger is uitgevoerd met een lichaam voorzien van een contraspanvlak, waarbij het op de ligger geplaatste krachtwerktuig op het lichaam aangrijpt, zodanig dat in de ene stand van de beugel het lichaam naar de tafel toe en daarvan af beweegbaar is waarbij het contraspanvlak in die ene stand van de beugelvormige drager zich parallel boven het spanvlak van de tafel uitstrekt.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat althans een van de armen is voorzien van een geleiding voor een bij het lichaam met het contraspanvlak samenwerkende geleiding.

5. Inrichting volgens conclusie 1-4, met het kenmerk, dat de tafel ten opzichte van het gestel in hoogte instelbaar is. m

6. Inrichting volgens conclusie 1-5, met het kenmerk, dat de geleiding enerzijds is uitgevoerd als een op de arm aangebrachte spie en anderzijds als een in het lichaam aangebrachte groef.