NL9102115A - Zonnescherm. - Google Patents

Description

Zonnescherm

De uitvinding heeft betrekking op een zonnescherm, met aan de gevel van een gebouw of dergelijke te bevestigen verticale armen, scharnierend aan het onderste uiteinde van de verticale armen bevestigde zwenkarmen, een ter plaatse van het bovenste uiteinde van de verticale armen aangebrachte horizontale opwikkelrol voor een doek, van welk doek het vrije uiteinde is bevestigd aan de vrije uiteinden van de zwenkarmen, en met een zich tussen elk paar uit bij elkaar horende verticale arm en zwenkarm uitstrekkende schoor, die verschuifbaar is langs een van deze armen en bevestigd is aan de andere arm.

Opgemerkt wordt, dat bij een dergelijk type zonnescherm de verticale armen gevormd kunnen zijn door (een deel van) de gevel of dergelijke zelf, zodat dan strikt genomen geen verticale armen aanwezig zijn, doch de gevel als zodanig functioneert. Eenvoudigheidshalve wordt hierna telkens de terminologie "verticale armen" gehandhaafd, waarbij men het voorgaande echter in gedachten dient te houden.

Bij zonneschermen van dit type vormt het doek in de uitgeklapte stand van het zonnescherm, waarbij de zwenkarmen zich in hoofdzaak horizontaal (loodrecht op de gevel) uitstrekken, een groot aangrijpingsoppervlak voor de wind. Derhalve moeten maatregelen worden getroffen om te voorkomen, dat het zonnescherm, met name de zwenkarmen, door de wind omhoog wordt geblazen. Bij een bekend type zonnescherm zijn de schoren bevestigd aan de zwenkarmen en met hun tegenovergelegen uiteinde verschuifbaar langs de verticale armen. De verschuifbare uiteinden van de schoren zijn veerbelast, bijvoorbeeld door een trek- of drukveer. Met behulp van deze veerbelasting wordt gepoogd een neerhoudkracht op te wekken, die het scherm in de uitgeklapte stand houdt.

Een nadeel van dit bekende zonnescherm is, dat de neerhoudkracht afneemt met het uitklappen van het zonnescherm, zodat in de stand, waarin de grootste neerhoudkracht vereist is (de geheel uitgeklapte stand van het zonnescherm) de neerhoudkracht juist het laagst is.

Het is ook bekend, om een neerhoudkracht in de uitgeklapte stand van het zonnescherm te bewerkstelligen door de vrije uiteinden van de zwenkarmen te voorzien van ballastorga-nen. Een nadeel is echter, dat hierdoor het vanuit de uitgeklapte naar de ingeklapte stand verzwenken van de zwenkarmen wordt bemoeilijkt en, bij automatisch aangedreven zonneschermen, het voor het inklappen benodigde vermogen toeneemt.

De uitvinding beoogt een zonnescherm van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, waarmee de genoemde nadelen op eenvoudige, doch niettemin doeltreffende wijze worden opgeheven.

Volgens een eerste oplossing bezit het zonnescherm volgens de uitvinding het kenmerk, dat met de opwikkelrol een kabelhaspel is gekoppeld, die tijdens het opwikkelen van het doek op de opwikkelrol een kabel afwikkelt en omgekeerd, waarbij de kabel zich door een verticale arm omlaag en om het scharnierpunt tussen deze arm en de bijbehorende zwenkarm uitstrekt, vervolgens om een met het verschuifbare uiteinde van de schoor verbonden rol en weer terug in de richting van het scharnierpunt loopt en met zijn uiteinde is bevestigd aan een veerorgaan, dat met zijn andere uiteinde aan de betreffende arm is bevestigd, waarbij de dimensionering en plaatsing van de schoor zodanig is, dat de afstand waarover het verschuifbare uiteinde van de schoor langs de betreffende arm verschuift bij het verzwenken van de zwenkarm minder is dan de helft van de door de kabelhaspel opgewikkelde respectievelijk afgegeven kabellengte.

Tijdens het vanuit de ingeklapte naar de uitgeklapte stand bewegen van het zonnescherm wordt door de kabelhaspel een bepaalde kabellengte opgewikkeld. Tegerlijkertijd zal het verschuifbare uiteinde van de schoor over minder dan de helft van deze opgewikkelde kabellengte langs de betreffende arm verschuiven. Dit betekent, dat het uiteinde van de kabel zich in van het scharnierpunt afgekeerde richting moet verplaatsen, zodat het veerorgaan extra wordt belast. De door het veerorgaan uitgeoefende kracht neemt hierdoor toe, zodat tevens de op het verschuifbare uiteinde van de schoor uitgeoefende kracht toeneemt, en het zonnescherm bij toenemende mate van uitklappen een toenemende, het uitklappen bevorderende kracht ondervindt. In de maximaal uitgeklapte stand van het zonnescherm wordt de maximale kracht uitgeoefend, hetgeen resulteert in een maximale neerhoudkracht.

Het zonnescherm volgens de uitvinding verschaft, naast de met de uitval toenemende neerhoudkracht, tevens een aantal andere voordelen. Aangezien de door het veerorgaan uitgeoefende neerhoudkracht toeneemt tijdens het uitklappen van het zonnescherm, kan het veerorgaan in de ingeklapte stand met een slechts geringe voorspankracht worden gemonteerd, hetgeen de assemblage vereenvoudigt. Bij de momenteel toegepaste zonneschermen moet een veer onder hoge voorspanning worden gemonteerd om te garanderen, dat in de uitgeklapte stand van het zonnescherm nog enige veerkracht over wordt gehouden. De koppeling tussen de opwikkelrol en de kabelhaspel tenslotte leidt tot een terugkoppeling van de door het veerorgaan opgewekte kracht en de op het scherm uitgeoefende opwikkelkracht, zodat het vanuit de uitgeklapte naar de ingeklapte stand bewegen van het zonnescherm kan worden gerealiseerd met een lager koppel (moment), hetgeen de toepassing van een lichtere en dus goedkopere aandrijving mogelijk maakt.

Naast de in het voorgaande beschreven uitvoeringsvorm, waarbij de kabel om een met het verschuifbare uiteinde van de schoor verbonden rol loopt en met zijn uiteinde is bevestigd aan het veerorgaan bestaat tevens een andere mogelijkheid, die echter op hetzelfde principe berust. Een zonnescherm, waarbij deze andere mogelijkheid is toegepast, bezit volgens de uitvinding het kenmerk, dat met de opwikkelrol een kabelhaspel is gekoppeld, die tijdens het opwikkelen van het doek op de opwikkelrol een kabel afwikkelt en omgekeerd, waarbij de kabel zich door een verticale arm omlaag en om het scharnierpunt tussen deze arm en de bijbehorende zwenkarm uitstrekt, vervolgens om een via een veerorgaan met het verschuifbare uiteinde van de schoor verbonden rol en weer terug in de richting van het scharnierpunt loopt en aan de betreffende arm is bevestigd, waarbij de dimensionering en plaatsing van de schoor zodanig is, dat de afstand waarover het verschuifbare uiteinde van de schoor langs de betreffende arm verschuift bij het verzwenken van de zwenkarm minder is dan de helft van de door de kabelhaspel opgewikkelde respectievelijk afgegeven kabellengte. Thans loopt de kabel om een rol, die via een veerorgaan met het verschuifbare uiteinde van de schoor is verbonden. De uiteindelijke werking van deze uitvoeringsvorm is identiek aan de werking van de in het voorgaande beschreven uitvoeringsvorm; het enige verschil is, dat het veerorgaan thans voor het opwekken van een bepaalde neerhoud-kracht een kracht moet uitoefenen, die twee keer zo groot is als de door het veerorgaan volgens de vorige uitvoeringsvorm uitgeoefende kracht.

Bij voorkeur bestaat het veerorgaan uit een trekveer. Een dergelijke uitvoeringsvorm is constructief eenvoudig, doch zeer betrouwbaar.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van het zonnescherm volgens de uitvinding geldt, dat het verschuifbare uiteinde van de schoor is aangebracht in een zwenkarm. Het andere uiteinde van de schoor is in een dergelijk geval scharnierend bevestigd aan een verticale arm van.het zonnescherm (of, zoals eerder opgemerkt, direct aan de gevel of dergelijke). Het veerorgaan is in een dergelijk geval aangebracht in en bevestigd aan de betreffende zwenkarm. Opgemerkt wordt evenwel, dat het zonnescherm een overeenkomstige werking bezit, indien het verschuifbare uiteinde van de schoor is aangebracht in een verticale arm, waarbij het andere uiteinde van de schoor scharnierend is bevestigd aan de betreffende zwenkarm.

Het is verder gunstig, wanneer overeenkomstig een andere uitvoeringsvorm van het zonnescherm volgens de uitvinding de kabelhaspel rechtstreeks aan de opwikkelrol is bevestigd en een hiermee overeenkomende diameter bezit. De afgegeven kabellengte komt in een dergelijk geval in hoofdzaak overeen met de opgewikkelde doeklengte en omgekeerd.

Verder is het mogelijk, dat het zonnescherm volgens de uitvinding zodanig is uitgevoerd, dat de opwikkelrol is voorzien van een schokabsorberende inrichting. Een dergelijke balanceer-veervoorziening kan bestaan uit een op zichzelf bekende torsieveer.

Tenslotte wordt een uitvoeringsvorm van het zonnescherm volgens de uitvinding genoemd, waarbij de opwikkelrol aandrijfbaar is door een motor. Een dergelijke motor kan een klein koppel bezitten, aangezien de constructie volgens de uitvinding een laag aandrijfvermogen vereist.

De uitvinding wordt hierna nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin een aantal uitvoeringsvoorbeelden van het zonnescherm volgens de uitvinding is weergegeven.

Fig. 1 toont een eerste uitvoeringsvorm van het zonnescherm volgens de uitvinding in zijaanzicht en in uitgeklapte stand; fig. 2 toont het in fig. 1 getoonde zonnescherm in ingeklapte stand; fig 3 toont een gedeelte van fig. 1 op grotere schaal, en fig. 4 toont een met fig. 2 overeenkomstig gedeelte van een alternatieve uitvoeringsvorm van het zonnescherm volgens de uitvinding.

Het in fig. 1 en fig. 2 getoonde zonnescherm is voorzien van aan de gevel van een gebouw 1 of dergelijke te bevestigen verticale armen 2. Aan het onderste uiteinde van de verticale armen 2 zijn door middel van scharnieren 3 zwenkarmen 4 bevestigd. In het algemeen zal elk zonnescherm twee op enige afstand naast elkaar gelegen verticale armen 2 en twee corresponderende zwenkarmen 4 bezitten.

Ter plaatse van het bovenste uiteinde van de verticale armen 2 is een zich horizontaal (loodrecht op het vlak van de tekening) uitstrekkende opwikkelrol 5 voor een doek 6 aangebracht. Op gebruikelijke wijze is de opwikkelrol 5 in een beschermkast 7 geplaatst. Vanzelfsprekend bezit de bescherm-kast 7 een (niet getoonde) doorgang voor het doek 6.

Het doek is met zijn vrije, van de opwikkelrol 5 afgekeerde, uiteinde bevestigd aan de vrije uiteinden van de zwenkarmen 4, of, zoals zichtbaar is in fig. 1, aan een de vrije uiteinden van de zwenkarmen 4 verbindend profieldeel 8.

De opwikkelrol 5 kan zijn voorzien van een (niet getoonde) aandrijfmotor, en van een (eveneens niet getoonde) absorptie-inrichting, die op bekende wijze kan bestaan uit een torsieveer.

Tussen elk paar uit bij elkaar horende verticale arm 2 en zwenkarm 4 strekt zich een schoor 9 uit, die in de getoonde uitvoeringsvorm met zijn ene uiteinde scharnierend is bevestigd aan de verticale arm 2 en met zijn andere uiteinde scharnierend is bevestigd aan een schuif blok 10, dat in de zwenkarm 4 heen en weer verschuifbaar is aangebracht.

Op de opwikkelrol 5 is een kabelhaspel 11 voor een kabel 12 aangebracht. De kabel 12 strekt zich door een verticale arm 2 omlaag en om het scharnier 3 tussen deze verticale arm 2 en de bijbehorende zwenkarm 4 uit en loopt vervolgens om een met het schuifblok 10 verbonden rol 13 en weer terug in de richting van het scharnier 3. Het uiteinde 14 van de kabel is bevestigd aan een trekveer 15, die met zijn andere uiteinde aan de zwenkarm 4 is bevestigd.

Voor een beschrijving van de werking van het zonnescherm volgens de uitvinding wordt thans eerst verwezen naar de in fig. 2 getoonde stand, waarbij het zonnescherm volledig is ingeklapt. Het doek 6 is grotendeels opgewikkeld op de opwikkelrol 5, terwijl de kabelhaspel 11 een corresponderende kabellengte heeft afgewikkeld. Het schuifblok 10, dat aan het uiteinde van de schoor 9 is bevestigd, bevindt zich nabij het vrije uiteinde van de betreffende zwenkarm 4, terwijl de kabel 12 zich vanaf het scharnier 3 door de zwenkarm 4, om de rol 13 en opnieuw terug in de richting van het scharnier uitstrekt, en met zijn uiteinde 14 is bevestigd aan de trekveer 15, die aan de zwenkarm 4 is bevestigd. Tijdens het uitklappen van het zonnescherm wikkelt de opwikkelrol 5 doek 6 af, terwijl tegelijkertijd de kabelhaspel ll een corresponderende kabellengte van de kabel 12 opwikkelt.

Tijdens het vanuit de in fig. 2 getoonde stand naar de in fig. 1 getoonde stand bewegen van het zonnescherm beweegt het schuifblok 10 over een bepaalde afstand langs de zwenkarm 4. Voor de uitvinding is het thans essentieel, dat de dimensionering en plaatsing van de schoor 9 zodanig is, dat de afstand, waarover het schuifblok 10 verschuift langs de zwenk-arm 4 tijdens het vanuit de in fig. 2 getoonde stand naar de in fig. 1 getoonde stand verzwenken van de zwenkarm minder is dan de helft van de door de kabelhaspel 11 opgewikkelde kabellengte. Hierdoor geldt, dat het uiteinde 14 van de kabel 12 geen vaste positie kan innemen, doch op een grotere afstand van het scharnier 3 komt te liggen. Hierdoor wordt de trekveer 15, uitgaande van de in fig. 2 getoonde stand, uitgerekt, zodat deze in de in fig. 1 getoonde stand een grotere trekkracht uitoefent dan in de in de fig. 2 getoonde stand. Uiteindelijk leidt dit in fig. 1 tot een naar links gerichte kracht op het schuifblok 10, waardoor op de zwenkarm 4 een omlaaggerichte neerhoudkracht wordt uitgeoefend.

Door de getoonde constructie van het zonnescherm neemt de neerhoudkracht op de zwenkarm 4 toe met de mate van uitklappen van het zonnescherm. Tevens vindt door middel van de kabel 12, die tengevolge van de veerkracht van de trekveer 15 onder spanning staat, via de koppeling tussen de kabelhaspel 11 en de opwikkelrol 5 een terugkoppeling plaats op het doek 6, zodat het opwikkelen hiervan tijdens het inklappen van het zonnescherm wordt vereenvoudigd. Hierdoor kan het benodigde koppel voor een eventueel toegepaste aandrijfmotor aanzienlijk worden verlaagd.

In fig. 3 is het kenmerkende gedeelte van het zonnescherm volgens de uitvinding nogmaals op grotere schaal weergegeven. Zichtbaar is een gedeelte van de verticale arm 2, een gedeelte van de ter plaatse van het scharnier 3 scharnierend hieraan bevestigde zwenkarm 4 en de zich tussen de verticale arm 2 en de zwenkarm 4 uitstrekkende schoor 9. Ter plaatse van een vast scharnierpunt 16 is de schoor 9 bevestigd aan de zwenkarm 2, terwijl het tegenovergelegen uiteinde van de schoor is bevestigd aan het ten opzichte van de zwenkarm 4 verschuifbare schuifblok 10. De kabel 12 loopt door de verticale arm 2 omlaag, om het scharnier 3 en naar de op het schuifblok 10 bevestigde rol 13 en opnieuw terug in de richting van het scharnier 3. Het uiteinde 14 van de kabel 12 is bevestigd aan de trekveer 15, waarvan het andere uiteinde is vastgehaakt aan een pen 17, die is bevestigd aan de zwenkarm 4. Vanzelfsprekend kan de trekveer 15 ook worden vervangen door een ander geschikt veerorgaan, zoals een drukveer.

In fig. 4 is een alternatieve uitvoeringsvorm van het zonnescherm weergegeven. Het verschil met de in fig. 3 getoonde uitvoeringsvorm is, dat de kabel 12, na het scharnier 3 te zijn gepasseerd, om een rol 18 loopt, die is bevestigd aan het uiteinde van een trekveer 19. De trekveer 19 is met zijn tegenovergelegen uiteinde bevestigd aan het schuifblok 10. Het uiteinde 14 van de kabel 12 is rechtstreeks bevestigd aan de zwenkarm 4, bijvoorbeeld in een hierin bevestigd plaatdeel 20.

De principiële werking van de in fig. 4 getoonde uitvoeringsvorm van het zonnescherm verschilt niet van de werking van de in fig. 3 getoonde uitvoeringsvorm. Bij een gelijke, op de zwenkarm 4 uitgeoefende, neerhoudkracht zal echter de door de veer 19 uitgeoefende kracht het dubbele bedragen van de door veer 15 uitgeoefende kracht.

In de voorgaande uitvoeringsvormen zijn de trekveren telkens aangebracht in de zwenkarm 4. Het is echter vanzelfsprekend ook mogelijk, dat de trekveren zijn aangebracht in de verticale arm 2, waarbij het schuifblok 10 dan eveneens in de verticale arm 2 verschuifbaar is en het tegenovergelegen uiteinde van de schoor scharnierend is bevestigd ter plaatse van een vast punt van de zwenkarm 4.

Voor het verkrijgen van een symmetrische belasting van het zonnescherm geniet het de voorkeur, dat de in het voorgaande beschreven constructies zijn aangebracht in elk paar uit bij elkaar horende verticale arm 2 en zwenkarm 4.

Voor de werking volgens de uitvinding is dit echter niet noodzakelijk.

De uitvinding is niet beperkt tot de in het voorgaande beschreven uitvoeringsvormen, die binnen het kader der uitvinding op velerlei wijze kunnen worden gevarieerd. Zo omvat de uitvinding ook zonneschermen, waarbij de verticale armen niet daadwerkelijk aanwezig zijn, maar de gevel als zodanig functioneert. De essentie van de koppeling tussen het veerorgaan en de afwikkelrol met toenemende neerhoudkracht bij toe nemende uitval verandert hierdoor niet.

Claims (7)

1. Zonnescherm, met aan de gevel van een gebouw of dergelijke te bevestigen verticale armen, scharnierend aan het onderste uiteinde van de verticale armen bevestigde zwenkar-men, een ter plaatse van het bovenste uiteinde van de verticale armen aangebrachte horizontale opwikkelrol voor een doek, van welk doek het vrije uiteinde is bevestigd aan de vrije uiteinden van de zwenkarmen, en met een zich tussen elk paar uit bij elkaar horende verticale arm en zwenkarm uitstrekkende schoor, die verschuifbaar is langs een van deze armen en bevestigd is aan de andere arm, met het kenmerk, dat met de opwikkelrol een kabelhaspel is gekoppeld, die tijdens het opwikkelen van het doek op de opwikkelrol een kabel afwikkelt en omgekeerd, waarbij de kabel zich door een verticale arm omlaag en om het scharnierpunt tussen deze arm en de bijbehorende zwenkarm uitstrekt, vervolgens om een met het verschuifbare uiteinde van de schoor verbonden rol en weer terug in de richting van het scharnierpunt loopt en met zijn uiteinde is bevestigd aan een veerorgaan, dat met zijn andere uiteinde aan de betreffende arm is bevestigd, waarbij de dimensionering en plaatsing van de schoor zodanig is, dat de afstand waarover het verschuifbare uiteinde van de schoor langs de betreffende arm verschuift bij het verzwenken van de zwenkarm minder is dan de helft van de door de kabelhaspel opgewikkelde respectievelijk afgegeven kabellengte.

2. Zonnescherm, met aan de gevel van een gebouw of dergelijke te bevestigen verticale armen, scharnierend aan het onderste uiteinde van de verticale armen bevestigde zwenkarmen, een ter plaatse van het bovenste uiteinde van de verticale armen aangebrachte horizontale opwikkelrol voor een doek, van welk doek het vrije uiteinde is bevestigd aan de vrije uiteinden van de zwenkarmen, en met een zich tussen elk paar uit bij elkaar horende verticale arm en zwenkarm uitstrekkende schoor, die verschuifbaar is langs een van deze armen en bevestigd is aan de andere arm, met het kenmerk, dat met de opwikkelrol een kabelhaspel is gekoppeld, die tijdens het opwik- kelen van het doek op de opwikkelrol een kabel afwikkelt en omgekeerd, waarbij de kabel zich door een verticale arm omlaag en om het scharnierpunt tussen deze arm en de bijbehorende zwenkarm uitstrekt, vervolgens om een via een veerorgaan met het verschuifbare uiteinde van de schoor verbonden rol en weer terug in de richting van het scharnierpunt loopt en aan de betreffende arm is bevestigd, waarbij de dimensionering en plaatsing van de schoor zodanig is, dat de afstand waarover het verschuifbare uiteinde van de schoor langs de betreffende arm verschuift bij het verzwenken van de zwenkarm minder is dan de helft van de door de kabelhaspel opgewikkelde respectievelijk afgegeven kabellengte.

3. Zonnescherm volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk/ dat het veerorgaan bestaat uit een trekveer.

4. Zonnescherm volgens een der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat het verschuifbare uiteinde van de schoor is aangebracht in een zwenkarm.

5. Zonnescherm volgens een der conclusies 1-4, met het kenmerk, dat de kabelhaspel rechtstreeks aan de opwikkelrol is bevestigd en een hiermee overeenkomende diameter bezit.

6. Zonnescherm volgens een der conclusies 1-5, met het kenmerk, dat de opwikkelrol is voorzien van een absorptie-inrichting.

7. Zonnescherm volgens een der conclusies 1-6, met het kenmerk, dat de opwikkelrol aandrijfbaar is door een motor.