NL9101862A - Werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van een gevuld en gesloten vacuuempak. - Google Patents

Description

Titel: Werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van een gevuld en gesloten vacuümpak.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van een gevuld en gesloten vacuümpak.

Het is bekend een dergelijk vacuümpak te vervaardigen waarbij eerst uit een dunwandige en buigzame verpakkingsfolie een aan het boveneinde open verpakking wordt gevormd. De aldus gevormde verpakking wordt met het te verpakken produkt gevuld waarna de gevulde verpakking ter plaatse van de bovenzijde van de vulling wordt dichtgevouwen. De verpakking of althans het bovenste gedeelte daarvan wordt vervolgens in een vacuümkamer gebracht waar de inhoud van de verpakking onder vacuüm wordt gebracht. Tenslotte wordt het boveneinde van de verpakking onder vacuüm met behulp van sluitorganen luchtdicht afgesloten.

Een dergelijke werkwijze, zoals beschreven in de Europese octrooiaanvrage gepubliceerd onder nr. 0 388 310 heeft een aantal nadelen.

Het boveneinde van de verpakking wordt na het vullen van de verpakking dichtgevouwen maar niet op luchtdichte wijze. Immers, de inhoud van de verpakking moet nog door de resterende opening in het dichtgevouwen einde onder vacuüm kunnen worden gebracht. In het bijzonder indien de verpakking met fijnkorrelig materiaal zoals gemalen koffie is gevuld mag de druk in de vacuümkamer niet te snel van atmosferisch naar de uiteindelijk in de verpakking gewenste onderdruk worden gebracht. De in de verpakking aanwezige lucht en/of ander gas moet de verpakking door de nauwe spieetvormige opening aan het boveneinde kunnen verlaten. Indien de vacuümkamer snel naar de uiteindelijk gewenste onderdruk zou worden gebracht wordt de snelheid van de uit de kleine opening stromende lucht zo groot dat hierbij korrelig materiaal uit de verpakking mee naar buiten kan worden gesleurd. Hierdoor treedt verlies op aan vulling, de vacuümkamer wordt vervuild, en materiaaldeeltjes kunnen aan de binnenwand van de verpakking blijven kleven waardoor het gevaar ontstaat dat de verpakking ter plaatse niet luchtdicht wordt afgesloten.

Deze problemen zouden kunnen worden opgelost door de verpakking onder vacuüm te brengen, terwijl deze aan het boveneinde nog volledig open is of slechts voor een gedeelte is dichtgevouwen waardoor voor het vacuümzuigen een grote opening overblijft. De vacuümkamer kan dan snel in onderdruk worden gebracht aangezien de uitstroomsnelheid van de lucht door het grote uitstroomoppervlak beperkt blijft. Bij deze oplossing dient de verpakking na het vacuümzuigen en voor het hermetisch afsluiten alsnog aan het boveneinde te worden dichtgevouwen. Dit betekent dat in de vacuümkamer een vouw-inrichting dient te worden geïnstalleerd voor het uitvoeren van deze stap.

Het onderbrengen van een vouwinrichting in de vacuümkamer is opnieuw bezwaarlijk. De installatie is complex en kostbaar, in het bijzonder als voor elke vacuümkamer in een snel lopende machine die met veel vacuümkamers is uitgerust een dergelijke vouwinrichting is vereist. Verder vergroot het onderbrengen van een vouwinrichting in de vacuümkamer in belangrijke mate het te evacueren volume van de vacuümkamer. Dit betekent niet alleen dat meer vacuümcapaciteit en energie is vereist, maar vooral ook dat het evacueren van de vacuümkamer tot de benodigde onderdruk langer duurt en daarmede de cyclustijd voor de vervaardiging van een pak verlengt. Ook de controle op de goede werking en het onderhoud van de vouwinrichting in de vacuümkamer is minder goed mogelijk dan bij een buiten de vacuümkamer opgestelde vouwinrichting.

De uitvinding heeft tot doel een oplossing te bieden voor de hierboven geschetste problemen.

Daartoe verschaft de uitvinding een werkwijze voor het vervaardigen van een gevuld en gesloten vacuümpak, waarbij het open boveneinde van een uit een dunwandige en buigzame verpak-kingsfolie vervaardigde en met een te verpakken produkt gevulde verpakking boven het gevulde gedeelte van de verpak- king wordt dichtgevouwen, de inhoud van de verpakking in een vacuümkamer onder vacuüm wordt gebracht, en het boveneinde van de verpakking onder vacuüm met behulp van sluitorganen luchtdicht wordt afgesloten, met het kenmerk, dat in de onder vacuüm gebrachte vacuümkamer het niet of niet volledig dichtgevouwen boveneinde van de verpakking door een tegenover het boveneinde van de verpakking gelegen buigzaam gedeelte van de wand van de vacuümkamer wordt dichtgevouwen.

De uitvinding omvat verder een inrichting voor het vervaardigen van een gevuld en gesloten vacuümpak, omvattende: - vouwmiddelen voor het dichtvouwen van het boven het met een te verpakken produkt gevuld gedeelte gelegen boveneinde van een uit een dunwandige en buigzame verpakkingsfolie vervaardigde verpakking, -een vacuümkamer voor het daarin onder vacuüm brengen van de inhoud van de in de vacuümkamer geplaatste verpakking, en - sluitorganen voor het luchtdicht afsluiten van de verpakking onder vacuüm, met het kenmerk, dat de wand van de vacuümkamer aan het boveneinde is uitgevoerd met een buigzaam gedeelte voor het dichtvouwen van het niet of niet volledig dichtgevouwen boveneinde van de verpakking in de onder vacuüm gebrachte vacuümkamer.

Volgens de uitvinding is de verpakking bij het invoeren in de vacuümkamer aan het boveneinde nog geheel of in elk geval nog niet tot in de uiteindelijk gewenste vorm dichtgevouwen. Eerst in de gesloten vacuümkamer wordt de verpakking volledig dichtgevouwen. Bij het begin van het onder vacuüm brengen van de vacuümkamer wanneer de hoeveelheid lucht in de verpakking het grootst is, is door de van boven nog geheel of grotendeels open verpakking een grote uitstroomopening beschikbaar. Wanneer bij het bereiken van de benodigde onderdruk het boveneinde geheel wordt toegevouwen en daardoor de uitstroomopening gering is geworden is ook de nog uit de verpakking te verwijderen hoeveelheid lucht gering geworden.

Zodoende is een snelle evacuering van de verpakking mogelijk zonder de nadelen die optreden bij het evacueren van een reeds bij het invoeren in de vacuümkamer geheel dichtgevouwen verpakking.

Ofschoon volgens de uitvinding de verpakking eerst in de vacuümkamer volledig wordt dichtgevouwen kan dit dichtvouwen worden uitgevoerd zonder dat in de vacuümkamer een afzonderlijke vouwinrichting behoeft te worden ondergebracht. Dit wordt mogelijk gemaakt door niet langer gebruik te maken van een starre vacuümkamer zoals gebruikelijk maar van een geheel, grotendeels, of althans aan het boveneinde flexibele vacuümkamer. Hierbij wordt tijdens het onder vacuüm brengen van de verpakking in de vacuümkamer het dicht tegenover het boveneinde van de verpakking gelegen en buigzaam uitgevoerde boveneinde van de vacuümkamer als gevolg van het vacuüm en een aan de buitenzijde toegepaste hogere druk (normaliter de atmosferische druk) naar binnen gevouwen en daardoor wordt het boveneinde van de verpakking dichtgevouwen. In feite krijgt de vacuümkamer hierbij een dubbele functie: die van vacuümkamer als zodanig en die van vouwmechanisme.

De flexibele vacuümkamer wordt zodanig uitgevoerd dat bij het optredende drukverschil tussen de binnenwand en de buitenwand de vacuümkamer zich volgens het gewenste patroon naar binnen plooit tegen de buitenwand van de verpakking. De vacuümkamer zal zich naar binnen blijven plooien totdat de wanden van de vacuümkamer tegen elkaar komen te rusten.

Tijdens en door deze beweging wordt ook de folie van de verpakking op gelijkvormige wijze gevouwen, totdat in de eindstand van de vacuümkamer het boveneinde van de verpakking geheel is dichtgevouwen. Dit proces wordt bij voorkeur zo uitgevoerd dat het tijdstip van beëindiging van het dichtvouwen vrijwel samenvalt met het tijdstip van het bereiken van de gewenste mate van onderdruk in de verpakking.

De wanden van de vacuümkamer kunnen zich dicht tegenover de daarin geplaatste verpakking bevinden. Hierbij bezit de uitvinding als belangrijk verder voordeel dat de inhoud van de te evacueren ruimte in de vacuümkamer gering is, zodat weinig vacuümcapaciteit is vereist en het evacueren snel kan plaatsvinden .

Geschikte materialen voor de vacuümkamer of althans het buigzame gedeelte daarvan zijn rubber of een kunststof. Bij voorkeur komt de vorm van de vacuümkamer in rusttoestand overeen met die van de te behandelen verpakking, waarbij een geringe speling overblijft tussen de binnenwand van de vacuümkamer en de buitenwand van de verpakking.

Het buigzame einde van de vacuümkamer kan zijn voorzien van vouwlijnen ter plaatse waar de vouwen zijn gewenst. Deze vouwlijnen kunnen bijvoorbeeld worden gevormd door lijnvormige dunnere of dikkere gedeelten in de overigens met gelijke dikte uitgevoerde wand van de vacuümkamer. Het kan ook voorkomen dat de buigzame wand zich vanzelf, d.w.z. zonder de hulp van vouwlijnen of andere hulpmiddelen, uitsluitend onder invloed van het vacuüm zich volgens het gewenste patroon naar binnen plooit. Desgewenst kan het vouwen van de vacuümkamer door uitwendig opgestelde vouwmiddelen worden ondersteund.

Verder is het niet altijd nodig het boveneinde van de vacuümkamer volledig buigzaam uit te voeren. Zo kan het boveneinde van de vacuümkamer uit starre plaatvormige gedeelten zijn samengesteld die langs de voor het vouwen gewenste vouwlijnen buigzaam of scharnierend aan elkaar zijn bevestigd.

In bekende inrichtingen voor het vervaardigen van vacuümverpakkingen zijn de sluitorganen voor het na evacuatie luchtdicht afsluiten ("sealen") van de verpakking in de vacuümkamer geplaatst. Bij de onderhavige uitvinding is dit niet noodzakelijk. In geheel ingevouwen toestand van de vacuümkamer wordt het gedeelte van de verpakking dat als een opstaande rand boven het dichtgevouwen gedeelte van de verpakking overblijft stevig ingeklemd door en tussen de wanden van de vacuümkamer. Bij voldoend sterke inklemming van de opstaande rand wordt deze tijdens het inklemmen luchtdicht afgesloten. Hierdoor is het mogelijk de sluitorganen voor het definitief luchtdicht aflsuiten van de verpakking buiten de vacuümkamer te plaatsen op korte afstand boven het dichtgevouwen boveneinde van de verpakking waar de sluitorganen de opstaande rand van de verpakking dichtlassen of op andere wijze luchtdicht sluiten.

Deze mogelijkheid de sluitorganen buiten de eigenlijke vacuümkamer te plaatsen, zodat in feite de vacuümkamer uitsluitend de verpakking bevat, is een ander voordeel van de uitvinding.

Voor het blijvend luchtdicht afsluiten van de verpakking worden de sluitorganen doorgaans op mechanische wijze tegen de verpakking gedrukt waarbij de tegen elkaar gedrukte tegenover elkaar liggende wanden van de verpakking door middel van in de sluitorganen aangebrachte elektrisch verwarmde lasbekken worden verhit en versmolten. Desgewenst kunnen de lasbekken in de wand of tegen de binnenzijde van de wand van de buigzame vacuümkamer in de vorm van lasstrippen zijn ingebouwd. De verwarming kan geschieden door elektrische weerstandsverhit-ting of door toepassing van een hoogfrequent elektrisch veld ter plaatse van de aan te brengen afsluiting.

Ook is het mogelijk in of tegen de verpakkingsfolie metalen strips in te bouwen die door magnetische inductie kunnen worden verwarmd voor het ter plaatse dichtsmelten van de verpakking.

De luchtdichte afsluiting kan ook door plaatselijke verlijming worden verkregen.

Het buigzame gedeelte van de vacuümkamer wordt na het opheffen van het vacuüm weer in de ongevouwen uitgangspositie teruggebracht. Hierdoor kan de vervaardigde verpakking uit de vacuümkamer worden verwijderd en een volgende gevulde maar nog open verpakking in de vacuümkamer worden geplaatst. Eventueel wordt in de vacuümkamer een nog niet gevulde verpakking geplaatst en wordt de verpakking eerst in de vacuümkamer met een produkt gevuld.

Het buigzame gedeelte van de vacuümkamer kan uit een elastisch materiaal zijn vervaardigd dat na het opheffen van het vacuüm naar de ongevouwen positie terugveert. De beweging van de buigzame vacuümkamer zowel bij het vouwen als bij beëindiging van de vervaardiging van de verpakking is dan geheel automatisch en er zijn geen afzonderlijke mechanismen vereist voor het dichtvouwen en weer openen van de vacuümkamer.

Bij voorkeur wordt de flexibele vacuümkamer in een starre houder geplaatst. Bij deze uitvoering wordt alvorens de verpakking in de vacuümkamer wordt gebracht de ruimte tussen de houder en de vacuümkamer onder vacuüm gebracht voor het naar de houder doen bewegen van het buigzame gedeelte van de vacuümkamer. Hierdoor kan de verpakking zonder moeilijkheden in de vacuümkamer worden geschoven. Nadat het vacuüm in de ruimte tussen de vacuümkamer en de houder is opgeheven wordt de vacuümkamer intern onder vacuüm gebracht voor het evacueren van de verpakking. Ook voor het verwijderen van de verpakking uit de vacuümkamer kan op gelijke wijze de vacuümkamer tijdelijk worden vergroot.

De uitvoering met starre houder om de vacuümkamer biedt verder de mogelijkheid de nog niet dichtgevouwen verpakking in de vacuümkamer ook tijdens het vacuümzuigen in de vacuümkamer open te houden zonder dat reeds op dit moment het boveneinde van de verpakking wordt dichtgevouwen. Daartoe wordt ook tijdens het vacuümzuigen in de vacuümkamer de ruimte tussen de starre houder en de buitenzijde van de vacuümkamer onder vacuüm gehouden of gebracht en wel met een lagere druk dan het vacuüm in de vacuümkamer. In deze situatie wordt de buigzamme wand van de vacuümkamer niet tegen het boveneinde van de verpakking gedrukt waardoor het boveneinde nog niet wordt gevouwen. Tijdens het evacueren van de verpakking blijft daardoor een grote opening voor de uitstroming van lucht uit de verpakking aanwezig. Direct nadat het gewenste niveau van het vacuüm in de verpakking is bereikt wordt de onderdruk in de ruimte tussen starre houder en vacuümkamer opgeheven of wordt althans de druk verhoogd tot een waarde hoger dan in de vacuümkamer waardoor het boveneinde van de vacuümkamer alsnog tegen de verpakking komt te drukken en het boveneinde van de verpakking dichtvouwt. Desgewenst kan direct na het evacueren van de verpakking perslucht worden toegelaten in de ruimte tussen de starre houder en de vacuümkamer om het dichtvouwen van de verpakking te versnellen.

De uitvinding zal verder worden toegelicht bij wijze van voorbeeld aan de hand van de bijgaande schetsmatige tekening. Hierin toont: fig. 1 een vacuümkamer voor gebruik in de uitvinding, fig. 2 de vacuümkamer van fig. 1 met daarin geplaatste gevulde en van boven open verpakking, fig. 3 de vacuümkamer van fig. 2 nadat het boveneinde van de verpakking door de vacuümkamer is dichtgevouwen, fig. 4 in vertikale doorsnede een vacuümkamer met gevulde verpakking, het geheel geplaatst in een starre houder, fig. 4a een horizontale doorsnede van de combinatie van fig. 4, fig. 5 en 5a de situatie van fig. 4 resp. fig. 4a nadat het boveneinde van de verpakking is dichtgevouwen, fig. 6 het bovenste gedeelte van de gevulde verpakking met in fig. 6a en fig. 6b twee verschillende mogelijkheden voor het dichtvouwen van het boveneinde van de verpakking, fig. 7 het bovenste gedeelte van een vacuümkamer met in fig. 7a en fig. 7b twee verschillende mogelijkheden voor het vouwen van het boveneinde van de vacuümkamer, en fig. 8 een andere uitvoering van de vacuümkamer met in fig. 8a een met deze vacuümkamer te vormen vouw.

In fig. 1 is in perspectivisch zijaanzicht een uit velvormig rubber vervaardigde vacuümkamer 1 weergegeven. De vacuümkamer is uitgevoerd met rechthoekige horizontale en vertikale doorsneden. Het boveneindvlak 5 van de vacuümkamer is als een stijve plaat uitgevoerd. In het bodemeindvlak 8 van de vacuümkamer is een aansluiting 4 gemonteerd die via een afsluiter kan worden verbonden met een vacuümbron. In de twee smalle zijwanden van het bovenste gedeelte van de vacuümkamer bevinden zich vouwlijnen 6 die zijn uitgevoerd als lijnvormige verdunningen van de wanden.

In fig. 2 is een gevulde, uit dunwandig en buigzaam verpakkingsmateriaal vervaardigde verpakking 2 in de vacuümkamer geplaatst. De vorm van de vacuümkamer is aangepast aan de vorm van de gevulde verpakking, waarbij in horizontale doorsnede de vacuümkamer slechts weinig groter is dan de verpakking. De onderste horizontale vouwlijn in de vacuümkamer bevindt zich op het niveau van het bovenvlak van de vulling in de verpakking. De verpakking is aan het boveneinde nog volledig open, d.w.z. dat de vorm van het ongevulde gedeelte van de verpakking gelijk is aan dat van het gevulde gedeelte. De verpakking kan leeg in de vacuümkamer worden geplaatst en daar worden gevuld, maar bij voorkeur wordt de verpakking reeds gevuld voor het plaatsen in de vacuümkamer. Het bovenvlak 5 of het ondervlak 8 (of beide) zijn verwijderbaar zodat de verpakking in de vacuümkamer kan worden geplaatst. Het ondervlak 8 kan ook worden gevormd door een verwijderbare tafel of plateau waarop de van onderen open, hulsvormige vacuümkamer luchtdicht kan worden bevestigd. Bij het losnemen van de hulsvormige vacuümkamer van de tafel kan een verpakking in de vacuümkamer worden geschoven en later daaruit worden verwijderd.

Wanneer de gevulde verpakking zich in de geheel gesloten vacuümruimte in de vacuümkamer bevindt wordt de aansluiting 4 verbonden met een vacuümpomp. Onder invloed van het vacuüm in de vacuümruimte en de atmosferische buitendruk op de vacuümkamer wordt het buigzame boveneinde van de vacuümkamer om en boven de vulling in de verpakking naar binnen gevouwen volgens de vouwlijnen 6 in de vacuümkamer. Het buigzame boveneinde van de vacuümkamer drukt daarbij het tegenoverliggende open boveneinde van de verpakking mee naar binnen en vouwt daarbij het open boveneinde van de verpakking op overeenkomstige wijze.

Bij het vacuümzuigen via de aansluiting 4 wordt de inhoud van de verpakking onder vacuüm gebracht. Deze evacuering kan snel plaatsvinden aangezien bij de aanvang de verpakking van boven nog geheel open is. Tijdens het vacuümzuigen wordt de verpakking van boven geleidelijk door de vacuümkamer dichtgevouwen. Als de wanden van het buigzame boveneinde van de vacuümkamer niet verder naar binnen kunnen bewegen is het boveneinde van de verpakking tussen de vouwen van de vacuümkamer volledig dichtgevouwen. Het afzuigen van lucht uit de vacuümkamer kan zo worden geregeld dat bij het bereiken van deze situatie gelijktijdig het gewenste niveau van het vacuüm in de nu dichtgevouwen verpakking wordt bereikt. Indien echter in de tenslotte volledig dichtgevouwen verpakking de uiteindelijk gewenste onderdruk nog niet zou zijn bereikt en daarom het vacuümzuigen nog moet worden voortgezet kunnen de laatste geringe hoeveelheden lucht uit de verpakking via het weliswaar dichtgevouwen maar niet luchtdicht afgesloten boveneinde van de verpakking ontsnappen. Door de geringe stroomsnelheid van de resterende lucht uit de verpakking leidt dit niet tot de genoemde problemen bij de bekende werkwijzen.

Boven het dichtgevouwen boveneinde van de verpakking blijft een opstaand gedeelte over, waartegen thans sluit-organen 7 worden gedrukt. De sluitorganen worden verwarmd en ze verhitten daarbij bijvoorbeeld een ter plaatse aan de binnenzijde van het verpakkingsmateriaal aanwezige smeltbare binnenlaag. De twee tegenover elkaar liggende binnenlagen worden daardoor met elkaar versmolten waardoor de verpakking luchtdicht wordt afgesloten. Het is dus niet nodig de las-organen in de vacuümkamer te plaatsen.

Het is mogelijk dat bij het bereiken van de voor de verpakking vereiste onderdruk de vacuümkamer zo sterk tegen het opstaande gedeelte van de verpakking drukt dat hierdoor tijdens dit aandrukken de verpakking luchtdicht wordt dicht-gedrukt. Dit betekent dat in dit geval de lasorganen 7 slechts met zoveel kracht tegen de vacuümkamer behoeven te worden gedrukt als nodig is voor het aan elkaar doen smelten van de binnenlagen van de verpakking. Zonodig kan voor het luchtdicht dichtdrukken van de verpakking door de vacuümkamer op de buitenzijden van de vacuümkamer een hogere dan atmosferische buitendruk van bijvoorbeeld 2 bar worden toegelaten waardoor het boveneinde van de verpakking met grotere kracht wordt dichtgedrukt.

Nadat de verpakking door middel van de lasorganen blijvend luchtdicht is afgesloten kan.de verpakking uit de vacuümkamer worden verwijderd. Op gebruikelijke wijze kan nu het gedeelte van de verpakking boven de lasnaad worden afgesneden en het opstaande gedeelte met de lasnaad horizontaal worden omgebogen tegen het gevouwen bovenvlak van de verpakking en eventueel daarop worden vastgeplakt, bijvoorbeeld met een plakstrip.

In de uitvoering van fig. 4 is de vacuümkamer 11 met daarin de verpakking 12 in een starre houder 13 geplaatst. De onderrand van de vacuümkamer en de starre houder zijn blijvend met elkaar verbonden voor het vormen van een voor de buitenlucht afgesloten ruimte 16 tussen de vacuümkamer en starre houder. De vacuümkamer is aan het ondereinde open voor het plaatsen of verwijderen van een verpakking. De combinatie van vacuümkamer en houder kan met de onderrand luchtdicht op een plateau 15 worden geplaatst voor het vormen van een eveneens van de buitenlucht afgesloten ruimte in de vacuümkamer. Op de houder bevindt zich een aansluiting 18 voor de toevoer van perslucht in de ruimte 16 via afsluiter 19. De aansluiting 18 kan ook via afsluiter 20 op een vacuümpomp worden aangesloten.

Bij het gebruiken van de inrichting volgens fig. 4 wordt eerst de ruimte 16 via aansluiting 18 en afsluiter 20 onder vacuüm gebracht. Hierdoor zal de flexibele wand van de vacuümkamer zich naar de wand van de houder verplaatsen. De verpakking 12 kan dan gemakkelijk in de op dit moment van onderen open vacuümkamer worden geschoven. Het geheel wordt daarna op het plateau 15 geplaatst waarbij de vacuümkamer van onderen luchtdicht wordt afgesloten. De ruimte 16 wordt nu via afsluiter 19 hetzij met de buitenlucht verbonden hetzij op perslucht aangesloten. Tevens wordt de vacuümkamer via aansluiting 14 onder vacuüm gebracht.

De vacuümkamer 11, die op soortgelijke wijze als de vacuümkamer in fig. 1 van vouwlijnen is voorzien, vouwt zich naar binnen onder invloed van het drukverschil buiten en binnen de vacuümkamer en vouwt daarbij de verpakking op overeenkomstige wijze als de verpakking in fig. 3. De positie en vorm van de vouwen van de vacuümkamer en verpakking zijn zichtbaar in fig. 5, fig 5a, en de op vergrote schaal weergegeven detailtekening bij fig. 5a. De overige behandeling van de verpakking is zoals eerder beschreven met betrekking tot fig. 1-3.

De inrichting van fig. 4 kan ook op andere wijze worden gebruikt. Daartoe wordt het vacuüm in de ruimte 16 na het inbrengen van de verpakking in de vacuümkamer niet opgeheven maar gehandhaafd, en wel op een waarde gebracht die lager is dan het in de vacuümkamer toe te passen vacuüm. Bij het onder vacuüm brengen van de vacuümkamer en verpakking blijft de druk in de vacuümkamer dan hoger dan in de ruimte 16, zodat de wand van de vacuümkamer zich niet naar binnen plooit. Eerst nadat het gewenste vacuüm in de vacuümkamer is bereikt wordt via afsluiter 19 in de ruimte 16 een hogere druk dan in de vacuümkamer toegelaten, waardoor de vacuümkamer zich naar binnen vouwt en daarmede de verpakking dichtvouwt. Deze laatste uitvoering heeft het voordeel dat tijdens de gehele periode van het onder vacuüm brengen van de verpakking het boveneinde daarvan geheel open blijft zodat een maximale uitstroomopening voor snelle en storingsvrije evacuatie van de verpakking aanwezig is.

Bij het vouwen zoals hiervoor beschreven wordt een open verpakking volgens fig. 6 gevormd tot een dichtgevouwen verpakking met naar binnen gerichte plooien zoals getoond in fig. 6b. Afhankelijk van de uitvoering van de vacuümkamer en de daarin aangebrachte vouwlijnen en eventueel gesteund door uitwendige vouwhulpmiddelen kan de verpakking ook volgens fig. 6a worden gevouwen. Een vacuümkamer met een boveneinde zoals getoond in fig. 7 kan een gevouwen gedeelte volgens het patroon van fig. 7a of fig. 7b vormen.

Een vouw volgens fig. 8a kan worden verkregen met een vacuümkamer volgens fig. 8 die in rusttoetand aan het boveneinde is voorzien van een naar binnen gekeerde flap.

De uitvinding is bij uitstek geschikt voor het onder vacuüm verpakken van fijnkorrelige of poedervormige produkten, bijvoorbeeld voor het vervaardigen van een 250 grams vacuümpak gevuld met gemalen gebrande koffiebonen onder een vacuüm van bijvoorbeeld 50 mbar.

Claims (17)

1. Werkwijze voor het vervaardigen van een gevuld en gesloten vacuümpak, waarbij het open boveneinde van een uit een dunwandige en buigzame verpakkingsfolie vervaardigde en met een te verpakken produkt gevulde verpakking boven het gevulde gedeelte van de verpakking wordt dichtgevouwen, de inhoud van de verpakking in een vacuümkamer onder vacuüm wordt gebracht, en het boveneinde van de verpakking onder vacuüm met behulp van sluitorganen luchtdicht wordt afgesloten, met het kenmerk, dat in de onder vacuüm gebrachte vacuümkamer het niet of niet volledig dichtgevouwen boveneinde van de verpakking door een tegenover het boveneinde van de verpakking gelegen buigzaam gedeelte van de wand van de vacuümkamer wordt dichtgevouwen.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het buigzame boveneinde van de onder vacuüm gebrachte vacuümkamer door een op de buitenzijde daarvan toegepaste hogere druk dan het vacuüm in de vacuümkamer naar binnen wordt gevouwen en daardoor het boveneinde van de verpakking dichtvouwt.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het boveneinde van de verpakking in de vacuümkamer bij het begin van het onder vacuüm brengen ten volle is geopend.

4. Werkwijze volgens een der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat het tijdstip van beëindiging van het dichtvouwen van het boveneinde van de verpakking nagenoeg samenvalt met het tijdstip van het bereiken van de gewenste mate van onderdruk in de verpakking.

5. Werkwijze volgens een der conclusies 1-4, met het kenmerk, dat bij het volledig dichtvouwen van het boveneinde van de verpakking de boven het dichtgevouwen gedeelte tegenover elkaar gelegen opstaande wandgedeelten van de verpakking door en tussen de wanden van het buigzame gedeelte van de vacuümkamer tegen elkaar worden gedrukt en vervolgens in deze aangedrukte toestand luchtdicht aan elkaar worden bevestigd.

6. Werkwijze volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat genoemde opstaande wandgedeelten aan elkaar worden gelast door middel van warmte toegevoerd door in het buigzame gedeelte van de vacuümkamer ingebouwde laselementen.

7. Werkwijze volgens een der conclusies 1-6, met het kenmerk, dat door het opheffen van het vacuüm in de vacuümkamer het uit elastisch materiaal vervaardigde buigzame gedeelte van de vacuümkamer naar de ongevouwen toestand terugkeert.

8. Werkwijze volgens een der conclusies 1-7, met het kenmerk, dat de vacuümkamer in een starre houder wordt geplaatst en dat na het vouwen en luchtdicht sluiten van de verpakking en na opheffen van het vacuüm in de vacuümkamer de ruimte tussèn de houder en de vacuümkamer onder vacuüm wordt gebracht voor het naar de houder doen bewegen van het buigzame gedeelte van de vacuümkamer.

9. Werkwijze volgens een der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de vacuümkamer in een starre houder wordt geplaatst, dat tijdens het onder vacuüm brengen van de vacuümkamer de ruimte tussen de houder en de vacuümkamer onder vacuüm wordt gehouden met een lagere vacuümdruk dan in de vacuümkamer, en dat na het bereiken van de voor de verpakking gewenste vacuümdruk in de vacuümkamer een hogere druk in de genoemde ruimte wordt toegelaten dan in de vacuümkamer waardoor het boveneinde van de verpakking door het buigzame boveneinde van de vacuümkamer wordt dichtgevouwen.

10. Inrichting voor het vervaardigen van een gevuld en gesloten vacuümpak, omvattende: - vouwmiddelen voor het dichtvouwen van het boven het met een te verpakken produkt gevuld gedeelte gelegen boveneinde van een uit een dunwandige en buigzame verpakkingsfolie vervaardigde verpakking, - een vacuümkamer voor het daarin onder vacuüm brengen van de inhoud van de in de vacuümkamer geplaatste verpakking, en - sluitorganen voor het luchtdicht afsluiten van de verpakking onder vacuüm, met het kenmerk, dat de wand van de vacuümkamer aan het boveneinde is uitgevoerd met een buigzaam gedeelte voor het dichtvouwen van het niet of niet volledig dichtgevouwen boveneinde van de verpakking in de onder vacuüm gebrachte vacuümkamer.

11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat het buigzame gedeelte van de vacuümkamer is uitgevoerd voor het naar binnen vouwen van het buigzame gedeelte en het daardoor dichtvouwen van het boveneinde van de verpakking onder invloed van een op de buitenzijde van de vacuümkamer toegepaste hogere druk dan het vacuüm in de vacuümkamer.

12. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat het buigzame boveneinde van de vacuümkamer is voorzien van hulpmiddelen voor het langs gewenste vouwlijnen doen vouwen van dit boveneinde.

13. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat genoemde hulpmiddelen worden gevormd door volgens de gewenste vouwlijnen lopende gedeelten met afwijkende materiaaldikte van het boveneinde van de vacuümkamer.

14. Inrichting volgens een der conclusies 11-13, met het kenmerk, dat het buigzame boveneinde van de vacuümkamer is gevormd uit elastisch materiaal waardoor dit boveneinde na opheffing van het vacuüm bij de toepassing van gelijke druk aan binnen- en buitenzijden terugveert naar de ongevouwen open toestand.

15. Inrichting volgens een der conclusies 11-14, met het kenmerk, dat in het buigzame boveneinde van de vacuümkamer laselementen zijn ingebouwd voor het luchtdicht dichtlassen van de verpakking.

16. Inrichting volgens een der conclusies 11-15, met het kenmerk, dat de vacuümkamer in een starre houder is geplaatst en de ruimte tussen de vacuümkamer en de houder is verbonden met een aansluiting voor het onder vacuüm brengen van deze ruimte.

17. Inrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de ruimte tussen de vacuümkamer en de houder tevens is verbonden met een aansluiting voor de toevoer van perslucht in deze ruimte.