NL1001550C2 - Vacuümpak met een bijzonder uiterlijk en werkwijze en inrichting voor het verkrijgen van een dergelijk vacuümpak. - Google Patents

Vacuümpak met een bijzonder uiterlijk en werkwijze en inrichting voor het verkrijgen van een dergelijk vacuümpak. Download PDF

Info

Publication number
NL1001550C2
NL1001550C2 NL1001550A NL1001550A NL1001550C2 NL 1001550 C2 NL1001550 C2 NL 1001550C2 NL 1001550 A NL1001550 A NL 1001550A NL 1001550 A NL1001550 A NL 1001550A NL 1001550 C2 NL1001550 C2 NL 1001550C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
pack
package
vacuum
pressure
inner walls
Prior art date
Application number
NL1001550A
Other languages
English (en)
Inventor
Mathias Leonardus Cornel Aarts
Arjan Tonnis Smit
Original Assignee
Sara Lee De Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Sara Lee De Nv filed Critical Sara Lee De Nv
Priority to NL1001550A priority Critical patent/NL1001550C2/nl
Priority to FR9604846A priority patent/FR2740434B1/fr
Priority to EP96203042A priority patent/EP0771738A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1001550C2 publication Critical patent/NL1001550C2/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65BMACHINES, APPARATUS OR DEVICES FOR, OR METHODS OF, PACKAGING ARTICLES OR MATERIALS; UNPACKING
    • B65B31/00Packaging articles or materials under special atmospheric or gaseous conditions; Adding propellants to aerosol containers
    • B65B31/02Filling, closing, or filling and closing, containers or wrappers in chambers maintained under vacuum or superatmospheric pressure or containing a special atmosphere, e.g. of inert gas
    • B65B31/021Filling, closing, or filling and closing, containers or wrappers in chambers maintained under vacuum or superatmospheric pressure or containing a special atmosphere, e.g. of inert gas the containers or wrappers being interconnected
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65DCONTAINERS FOR STORAGE OR TRANSPORT OF ARTICLES OR MATERIALS, e.g. BAGS, BARRELS, BOTTLES, BOXES, CANS, CARTONS, CRATES, DRUMS, JARS, TANKS, HOPPERS, FORWARDING CONTAINERS; ACCESSORIES, CLOSURES, OR FITTINGS THEREFOR; PACKAGING ELEMENTS; PACKAGES
    • B65D81/00Containers, packaging elements, or packages, for contents presenting particular transport or storage problems, or adapted to be used for non-packaging purposes after removal of contents
    • B65D81/18Containers, packaging elements, or packages, for contents presenting particular transport or storage problems, or adapted to be used for non-packaging purposes after removal of contents providing specific environment for contents, e.g. temperature above or below ambient
    • B65D81/20Containers, packaging elements, or packages, for contents presenting particular transport or storage problems, or adapted to be used for non-packaging purposes after removal of contents providing specific environment for contents, e.g. temperature above or below ambient under vacuum or superatmospheric pressure, or in a special atmosphere, e.g. of inert gas
    • B65D81/2007Containers, packaging elements, or packages, for contents presenting particular transport or storage problems, or adapted to be used for non-packaging purposes after removal of contents providing specific environment for contents, e.g. temperature above or below ambient under vacuum or superatmospheric pressure, or in a special atmosphere, e.g. of inert gas under vacuum
    • B65D81/2023Containers, packaging elements, or packages, for contents presenting particular transport or storage problems, or adapted to be used for non-packaging purposes after removal of contents providing specific environment for contents, e.g. temperature above or below ambient under vacuum or superatmospheric pressure, or in a special atmosphere, e.g. of inert gas under vacuum in a flexible container

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Dispersion Chemistry (AREA)
  • Vacuum Packaging (AREA)
  • Packages (AREA)

Description

Titel: Vacuümpak met een bijzonder uiterlijk en werkwijze en inrichting voor het verkrijgen van een dergelijk vacuümpak.
De uitvinding heeft betrekking op een vacuümpak vervaardigd uit. een dunwandig en buigzaam verpakkingsfolie en gevuld met een korrelig materiaal. De uitvinding heeft eveneens betrekking op een werkwijze en een inrichting voor 5 het verkrijgen van een vacuümpak.
Een dergelijk bekend vacuümpak, werkwijze en inrichting is onder meer bekend uit de Nederlandse octrooiaanvrage 9001945. Het gerede vacuümpak is hierbij vanzelfsprekend uitgevoerd in de vorm van een rechthoekig pak met vlakke 10 zijwanden.
Mede op grond van commerciële overwegingen ontstaat de behoefte het verpakte produkt, zoals bijvoorbeeld gemalen koffie, in een meer aantrekkelijke vorm aan te bieden. Hiertoe wordt overwogen het pak in bijvoorbeeld een 15 kartonnen of metalen verpakking te verpakken, waarbij de kartonnen of metalen verpakking een meer aantrekkelijke vorm heeft dan het pak zelf. Dit leidt echter tot een verspilling van verpakkingsmateriaal, hetgeen tegenwoordig als onaanvaardbaar wordt beschouwd.
20 De uitvinding voorziet in een geheel andere oplossing die de bovengenoemde nadelen niet met zich brengt. Het vacuümpak volgens de uitvinding is dienovereenkomstig gekenmerkt in dat het pak een van een balk afwijkende gewenste vorm heeft die ten gevolge van de in het pak 25 heersende vacuümdruk in stand wordt gehouden. De uitvinding is onder meer gebaseerd op het inzicht dat aan een vacuümpak een willekeurige vorm kan worden gegeven, die ten gevolge van de normale luchtdruk in stand blijft. Onder een balk wordt hier verstaan een kubus of een rechthoekig 30 parallellepipedum.
In het bijzonder omvat het pak een bodem en tenminste twee tegenover elkaar gelegen opstaande zijwanden waarbij de twee opstaande zijwanden in opwaartse richting althans in 1 0 0 1 5 5 0 - 2 - hoofdzaak schuin naar elkaar toelopen. Een dergelijk pak wordt door de consument als 'driehoekig' of 'piramidevormig' ervaren. De uitvinding is echter niet beperkt tot deze vormen.
5 Overeenkomstig een werkwijze volgens de uitvinding voor het verkrijgen van een met korrelig materiaal gevuld vacuümpak met een vooraf bepaalde vorm, wordt de inhoud van een in een houder geplaatst en met korrelig materiaal gevuld pak vervaardigd uit een dunwandig en buigzaam 10 verpakkingsfolie samengedrukt door twee tegenover elkaar gelegen binnenwanden van de houder naar elkaar toe te drukken, terwijl gedurende tenminste een deel van de periode waarin het pak wordt samengedrukt aan de buitenzijde van het pak een druk aanwezig is die dusdanig overeenkomt met de 15 momentane druk aan de binnenzijde van het pak dat het pak vervormbaar is en waarbij tenminste een eerste deel van een eerste binnenwand van de tegenover elkaar gelegen binnenwanden en tenminste een tweede deel van een tweede binnenwand van de tegenover elkaar gelegen binnenwanden 20 tenminste gedurende een deel van de periode waarin het pak vervormbaar is schuin ten opzichte van elkaar zijn gericht en waarbij deze delen van de binnenwanden het pak dusdanig vormen dat het pak een van een balk afwijkende gewenste vorm aanneemt.
25 In het bijzonder lopen de tegenover elkaar gelegen binnenwanden tenminste gedurende een deel van de periode waarin de inhoud van het pak wordt samengedrukt, althans in hoofdzaak, schuin naar elkaar toe. In dat geval kan het hiervoor omschreven bijzondere pak worden vervaardigd met 30 het 'driehoekige' uiterlijk.
Een inrichting volgens de uitvinding voor het verkrijgen van een met korrelig materiaal gevuld vacuümpak met een vooraf bepaalde vorm, omvattende een houder voor het daarin plaatsen van het pak, vervaardigd uit een dunwandig 35 en buigzaam verpakkingsfolie, waarbij de houder tenminste twee tegenover elkaar gelegen binnenwanden omvat, die naar elkaar toe kunnen worden gedrukt voor het samendrukken van 1001550 - 3 - de inhoud van het pak, heeft als kenmerk, dat tenminste een eerste deel van een eerste binnenwand van de tegenover elkaar gelegen binnenwanden en tenminste een tweede deel van een tweede binnenwand van de tegenover elkaar gelegen 5 binnenwanden tenminste gedurende een deel van de periode waarin het pak wordt samengedrukt, schuin (niet evenwijdig) ten opzichte van elkaar zijn gericht en waarbij deze delen van de binnenwanden het pak tijdens het samendrukken dusdanig vormen dat het pak een van een balk afwijkende 10 gewenste vorm aanneemt.
De uitvinding zal verder worden toegelicht aan de hand van de tekeningen. Hierin toont:
Figuur 1 een te bewerken nog open pak; figuur 2 een te bewerken gesloten pak; 15 figuur 3 een eerste uitvoeringsvorm van een houder volgens de uitvinding in een niet samengedrukte positie; figuur 4 de houder van figuur 3 waarbij de tegenover elkaar gelegen wanden naar elkaar toe zijn gedrukt; figuur 5 een in de houder van figuur 3 geplaatst pak 20 volgens figuur l of 2; figuur 6 het samenstel van figuur 5 waarbij de tegenover elkaar gelegen binnenwanden naar elkaar toe zijn gedrukt; figuur 7 een doosvormige kamer met respectievelijk een 25 zakvormige omhulling, een deksel, een persfluïdum-eenheid, besturingsmiddelen en een vacuümorgaan; figuur 8 de met de deksel luchtdicht afgesloten kamer volgens figuur 7, nadat daarin de zakvormige omhulling en houder met pak volgens figuur 5 zijn geplaatst; 30 figuur 9 een eerste uitvoeringsvorm van het gerede pak; figuur 10 een eerste procesdiagram als illustratie voor het uitvoeren van eerste diverse mogelijke werkwijzen met de inrichting volgens figuur 8; figuur 11 een tweede procesdiagram als illustratie voor 35 het uitvoeren van tweede diverse mogelijke werkwijzen met de inrichting volgens figuur 8; 1001550 - 4 - figuur 12 een derde procesdiagram als illustratie voor het uitvoeren van derde diverse mogelijke werkwijzen met de inrichting volgens figuur 8; figuur 13 een alternatieve uitvoeringsvorm van een 5 inrichting volgens de uitvinding; figuur 14 een onderaanzicht van de inrichting volgens figuur 13; figuur 15 een eerste alternatieve uitvoeringsvorm van een houder volgens de uitvinding; 10 figuur 16 een tweede alternatieve uitvoeringsvorm van een houder volgens de uitvinding; en figuur 17 een alternatieve uitvoeringsvorm van een gereed vacuümpak volgens de uitvinding.
Een mogelijk uitgangspunt voor het verkrijgen van een 15 gevuld vacuümpak vervaardigd uit een dunwandig en buigzaam verpakkingsfolie en gevuld met een korrelig materiaal is een pak 2 dat aan zijn bovenzijde nog open is zoals getoond in figuur 1.
Een ander mogelijk uitgangspunt is een met korrelig 20 materiaal gevuld vacuümpak 2' dat is geëvacueerd en aan zijn bovenzijde is dichtgevouwen en dichtgelast, zoals in figuur 2 is getoond. Een derde mogelijkheid is een met korrelig materiaal gevuld pak 2", dat nog niet is geëvacueerd maar wel aan zijn bovenzijde is dichtgevouwen en dichtgelast, 25 zoals in figuur 13 is getoond. In alle gevallen is het uitgangspunt een rechthoekig, dat wil zeggen een balkvormig pak. Onder een balk wordt hier verstaan een rechthoekig parallellepipedum inclusief een kubus.
Figuur 3 toont een houder 4 met twee tegenover elkaar 30 gelegen binnenwanden 6, 8, die aan hun bovenzijde met behulp van een paar verende scharnieren 10 met elkaar zijn verbonden. De binnenwanden 6, 8 zijn in dit voorbeeld star uitgevoerd.
De scharnieren bestaan elk bijvoorbeeld uit een verende 35 metalen draad, die nabij zijn uiteinden respectievelijk met de eerste binnenwand 6 en de tweede binnenwand 8 vast is verbonden. De scharnieren laten een verplaatsing toe, opdat 1001550 - 5 - de binnenwanden naar elkaar toe kunnen worden gedrukt zoals dit in figuur 4 is getoond.
Wanneer de binnenwanden niet naar elkaar toe zijn bewogen, is tussen de binnenwanden een binnenruimte 12 5 aanwezig, waarin een pak 2, 2', 2" kan worden opgenomen, zie ook figuur 5. In figuur 5 is het gevulde pak 2 aan zijn bovenzijde reeds dichtgevouwen maar nog niet dichtgelast. De pakken 2' en 2" zijn in figuur 5 ook dichtgevouwen en tevens dichtgelast. In alle gevallen steekt een dichtgevouwen 10 bovendeel 9 van het pak 2, 2', 2" tussen de scharnieren door naar buiten de houder 4. in figuur 5 is het pak 2, 2', 2" op een bodem 14 geplaatst waarna de houder 4 over het pak heen is geschoven. De bodem 14 heeft in dit voorbeeld een breedte die ongeveer overeenkomt met de breedte van een bodem 18 van 15 het pak 2, 2', 2". Dit is echter niet essentieel en kan ook anders worden uitgevoerd. De bodem kan ook worden weggelaten.
Wanneer de binnenwanden 6, 8 van de houder naar elkaar toe worden gedrukt, geldt dat tenminste een eerste deel van 20 een eerste binnenwand van de tegenover elkaar gelegen binnenwanden en tenminste een tweede deel van een tweede binnenwand van de tegenover elkaar gelegen binnenwanden tenminste gedurende een deel van de periode waarin het pak 2, 2', 2" wordt samengedrukt schuin (niet evenwijdig) ten 25 opzichte van elkaar zijn gericht en waarbij deze delen van de binnenwanden het pak tijdens het samendrukken dusdanig vormen dat het pak een van een balk afwijkende gewenste vorm aanneemt. In het voorbeeld van figuur 6 zijn het zelfs de gehele binnenwanden die gedurende de gehele periode waarin 30 het pak 2, 2', 2" wordt samengedrukt schuin (niet evenwijdig) ten opzichte van elkaar zijn gericht. Met andere woorden de genoemde delen van de binnenwanden lopen naar elkaar toe. Ook geldt in dit voorbeeld dat de binnenwanden elk, althans in hoofdzaak, in een plat vlak liggen en 35 tenminste gedurende een deel van de periode waarin de inhoud van het pak wordt samengedrukt niet evenwijdig aan elkaar zijn.
1001550 - 6 -
Figuur 7 toont een deel van de inrichting volgens de uitvinding die is voorzien van een kamer 20 met een luchtdicht afsluitbare toegangsopening 22, een vacuümorgaan 24, 25 voor het evacueren van de kamer, drukmiddelen 26, 28, 5 30 voor het naar elkaar toedrukken van de binnenwanden 6, 8 en besturingsmiddelen 31 voor het sturen van het vacuümorgaan en de drukmiddelen. De drukmiddelen omvatten een flexibele zak of omhulling 26 vervaardigd uit bijvoorbeeld rubber. Voorts omvatten de drukmiddelen een 10 persfluïdum-eenheid 30 voor het via een aansluiting 28 toevoeren van een persfluïdum zoals lucht of water aan de buitenzijde van de zakvormige omhulling 26. Bij plaatsing in de kamer komt de zak met een flensvormige bovenrand 32 op de vlakke bovenrand van de kamer te rusten, waarbij de bodem 15 van de zak op de bodem van de kamer rust. De zak kan uitneerribaar zijn of bijvoorbeeld blijvend in de kamer zijn bevestigd. De rand 32 van de zak dient tevens als luchtdichte afsluiting tussen de bovenrand van de kamer en een op de kamer te plaatsen deksel 34 dat in het midden is 20 voorzien van een sleufvormige opening 36. Tenslotte kan op het deksel 34 luchtdicht een vacuümdeel 24 worden gemonteerd voorzien van een aansluiting 38 die is verbonden met een door de besturingsmiddelen 31 bestuurde vacuümpomp 25. Het vacuümdeel en de vacuümpomp vormen samen het genoemde 25 vacuümorgaan.
Bij toepassing van de uitvinding, bijvoorbeeld voor het vervaardigen van een vacuümpak van 100 gram met gemalen koffie, wordt de houder 4 (inclusief de bodem 14) met het pak 2, 2’, zoals getoond in figuur 5 in de zak 26 geplaatst 30 of daarin bevestigd. De afmetingen van de houder 4 en de zak 26 zijn bij voorkeur dusdanig dat de houder 4 met een weinig speelruimte in de zak kan worden geplaatst. De vorm van de zak kan hierbij desgewenst zijn aangepast aan de min of meer driehoekige vorm van de houder. De kamer kan nu worden 35 afgesloten met de deksel 34. De opstaande rand 9 van het pak 2, 2' steekt door de sleufvormige opening 36 in het deksel. Deze situatie is getoond in figuur 8.
1001550 - 7 -
Vervolgens wordt het vacuüxndeel 24 met een luchtdichte afdichting op het deksel 20 geplaatst.
De inrichting is thans gereed voor gebruik. Allereerst wordt ervan uitgegaan dat in de kamer een houder met een 5 dichtgevouwen, maar nog niet geëvacueerd pak 2 is geplaatst. De inrichting van figuur 7 is verder nog voorzien van op de deksel 34 gemonteerde schematisch weergegeven door de besturingsmiddelen 31, gestuurde vouwmiddelen 40, die de opstaande rand 9 van het pak 2 enigszins dichtgedrukt kunnen 10 houden, zodat lucht uit het pak, slechts geleidelijk, via de in de rand (flap) 9 gevormde spleet kan ontsnappen.
De werking van de inrichting zal verder worden besproken aan de hand van figuur 10. Hierin geeft de lijn A het drukverloop binnen in de zak 26, waarin de houder 4 met 15 het pak 2 zich bevinden, weer. De gestippelde lijn B geeft het drukverloop in het pak 2 weer. Op het tijdstip tl is de inrichting, zoals hiervoor omschreven, gereed voor gebruik en is de druk in het pak en de druk binnen in de ruimte 12 van de houder ongeveer 1 atm. Op het tijdstip t3 stuurt de 20 besturingseenheid de vacuümpomp 25 dusdanig dat deze wordt geactiveerd. Hierdoor zal de druk in de binnenruimte 12 van de houder 4, maar buiten het pak, geleidelijk gaan dalen naar een minimumwaarde van bijvoorbeeld 50 mbar (zie lijn A). De druk in het pak 2 zal eveneens geleidelijk gaan dalen 25 echter minder snel dan in de ruimte 12 buiten het pak. Het gevolg is dat het pak 2 de neiging heeft te expanderen. Het folie waarvan het pak is vervaardigd zal hierdoor worden gestrekt en eventuele rimpels verdwijnen uit het foliemateriaal van het pak 2. De wanden 6, 8 van het pak 30 komen tegen de platen 6, 8 aan te liggen. Doordat de druk binnen en buiten het pak tot aan het tijdstip t7 min of meer met elkaar overeenkomen is het pak 2 gemakkelijk vervormbaar. De besturingsmiddelen activeren in dit voorbeeld op het tijdstip t4 de persfluidum-eenheid 30 voor 35 het via een aansluiting 28 toevoeren van het persfluidum aan de buitenzijde van de zakvormige omhulling 26, zodat de binnenwanden 6, 8 tegen het pak worden gedrukt. De 1001550 - 8 - binnenwanden zullen hierdoor naar elkaar toe worden gedrukt, zoals dit in figuur 6 is getoond. Daar waar het pak 2 niet in contact staat met de binnenwanden 6, 8 en bodem 14 zal de zak 26 zelf tegen het pak 2 aandrukken. Het gevolg is dat 5 het pak alzijdig wordt ingeklemd. Het volume van het pak zal hierdoor afnemen en ook hierdoor zal lucht uit het pak ontsnappen. Doordat het folie van het pak wordt gestrekt en doordat de inhoud van het pak door de binnenwanden wordt samengedrukt, zal het pak de vooraf bepaalde vorm aannemen, 10 zoals getoond in figuur 6. Op het tijdstip t5 worden de vouwmiddelen 40 gedeactiveerd zodat lucht versneld uit het pak kan ontsnappen (lijn B). Op het tijdstip t6 is de druk in het pak 2 en in de ruimte 12 gedaald tot ongeveer 50 mbar. De inhoud van het pak is bovendien samengedrukt in de 15 vooraf bepaalde vorm, zodat de vorm van het pak niet langer verandert. Het pak wordt nu onder besturing van de besturingsmiddelen 30 met behulp van sluitmiddelen, bijvoorbeeld in de vorm van lasmiddelen 42, die eveneens op het deksel 34 zijn aangebracht, dichtgelast. De 20 besturingsmiddelen sturen vervolgens op het tijdstip t7 de vacuümpomp 25 dusdanig dat de druk in de kamer en daarmee in de ruimte 12 weer geleidelijk zal stijgen naar 1 atm. Omdat het pak 2 is dichtgelast zal de druk in het pak 50 mbar blijven. Doordat de druk buiten het pak thans veel groter 25 wordt dan de druk binnen het pak zal het pak rigide worden en zijn gewenste vooraf bepaalde vorm behouden. Wanneer de druk in de kamer bijvoorbeeld is opgelopen tot 1 atm, kan bijvoorbeeld op tijdstip t8 door de besturingsmiddelen het persfluïdum-middel worden gedeactiveerd, zodat de zak niet 30 langer de binnenwanden naar elkaar toedrukt. Het pak is dan gedurende de periode C aangedrukt geweest, zie figuur 10. De binnenwanden zullen hierna door de verende werking van de scharnieren 10 van elkaar afbewegen. Thans kan het gerede vacuümpak uit de kamer worden verwijderd en heeft een vorm 35 zoals in figuur 9 is getoond.
Het pak heeft een van een balk afwijkende gewenste vorm, die ten gevolge van de in het pak heersende vacuümdruk 1001550 - 9 - in stand wordt gehouden. Het pak heeft voorts twee tegenover elkaar gelegen zijwanden 44, 46, waarbij tenminste een eerste wanddeel van een eerste zijwand 44 van de tegenover elkaar gelegen zijwanden en tenminste een tweede wanddeel 5 van een tweede zijwand 46 van de tegenover elkaar gelegen zijwanden schuin ten opzichte van elkaar zijn gericht. In dit voorbeeld zijn met uitzondering van de flap 9 de gehele zijwanden 44, 46 schuin ten opzichte van elkaar gericht. Beide zijwanden liggen elk in hoofdzaak in een plat vlak.
10 Het pak omvat voorts een bodem 48 die aansluit op de twee tegenover elkaar gelegen opstaande zijwanden 44, 46, waarbij de twee opstaande zijwanden in opwaartse richting, althans in hoofdzaak, naar elkaar toelopen. De twee opstaande zijwanden 44, 46 monden aan de bovenzijde van het pak uit in 15 een sluitnaad 50. De sluitnaad 50 is, althans in hoofdzaak, evenwijdig aan de bodem 48. In dit voorbeeld hebben de twee opstaande zijwanden 44, 46, althans in hoofdzaak, een rechthoekige vorm.
Het pak is voorts voorzien van een tweede paar 20 tegenover elkaar gelegen opstaande zijwanden 52, 54, die elk tenminste drie langsranden hebben welke drie langsranden respectievelijk aansluiten bij de bodem 48 en de twee eerstgenoemde opstaande zijwanden 44, 46. Elke zijwand 52, 54 van het tweede paar opstaande zijwanden heeft een 25 driehoekige vorm. Bovendien heeft elke zijwand van het tweede paar opstaande zijwanden, althans gedeeltelijk, aan de buitenzijde van het pak een holle vorm. Dit is veroorzaakt door de omhulling of de zak 26, die zoals hiervoor is beschreven direct tegen de wanden 52, 64 heeft 30 aangedrukt.
Het is eveneens mogelijk dat het naar elkaar toe bewegen van de zijwanden bijvoorbeeld al op tijdstip t2 wordt gestart en op het tijdstip t8 wordt beëindigd. Het is ook mogelijk dat het aandrukken van de inhoud van het pak 35 wordt beëindigd op een moment t9 dat aan de buitenzijde van het pak al een redelijk grote druk aanwezig is, bijvoorbeeld 0.5 atm.
1001550 - 10 -
Indien geen vouwmiddelen aanwezig zijn zal het pak sneller worden geëvacueerd (lijn C) , zodat wellicht niet alle rimpels uit het pak verdwijnen. Ook nu zal de druk in het pak bijvoorbeeld op het tijdstip 4 voldoende 5 overeenkomen met de druk buiten het pak zodat het pak goed vervormbaar is. Wel krijgt het pak aldus de uiteindelijk gewenste vorm, omdat het pak wordt aangedrukt gedurende tenminste een deel van de periode waarin het pak vervormbaar is. Bij voorkeur wordt in alle gevallen tot het einde van de 10 periode waarin het pak vervormbaar is het pak samengedrukt, zodat het pak zeker de verkregen vorm zal behouden; dat met het met behulp van de tegenover elkaar gelegen binnenwanden samendrukken van de inhoud van het pak wordt aangevangen, nadat het pak is gesloten.
15 In figuur 11 is een proces getoond waarin eveneens geen vouwmiddelen aanwezig zijn voor het dichtgeknepen houden van de flap van het pak 2. Wederom wordt door middel van de besturingsmiddelen 30 het evacueren gestart op het tijdstip t3. De druk in het pak (lijn D) en de druk buiten het pak in 20 de ruimte 12 zullen in eerste instantie eveneens snel dalen, totdat op het tijdstip t6 zowel binnen als buiten het pak een druk van 75 mbar aanwezig is. Op het tijdstip t6 sturen de besturingsmiddelen de lasmiddelen 44 dusdanig dat het geëvacueerde pak luchtdicht wordt afgesloten. Vervolgens 25 sturen de besturingsmiddelen 30, nadat het pak is afgesloten op het tijdstip tlO de vacuümpomp aan, opdat de druk in de binnenruimte 12, maar buiten het pak 2, verder wordt verlaagd tot bijvoorbeeld 10 mbar. Hierdoor zal het pak wederom iets opbollen en zal de folie van het pak worden 30 gestrekt, zodat eventuele rimpels uit het pak verdwijnen.
Tevens sturen de besturingsmiddelen dusdanig dat vervolgens op het tijdstip tl2, dat na het tijdstip tlO ligt, de binnenwanden van de houder 4 naar elkaar worden toegedrukt, zodat de inhoud van het pak wordt samengedrukt 35 in de gewenste vorm. Op het tijdstip tl2 komt de druk buiten het pak en de druk binnen het pak voldoende met elkaar overeen dat het pak goed vervormbaar is. Vervolgens wordt de 1001550 - 11 - druk in de kamer vanaf het tijdstip t7 weer geleidelijk verhoogd, zoals dit in relatie met figuur 10 is besproken. Het beëindigen van het samendrukken van de inhoud van het pak kan weer geschieden op tijdstip t9 of t8.
5 Het is eveneens mogelijk dat het samendrukken van de inhoud van het pak wordt aangevangen op het tijdstip t6 of eerder.
Aan de hand van figuur 12 wordt besproken hoe met de inrichting volgens figuur 7 een reeds geëvacueerd vacuümpak 10 2' kan worden bewerkt. Het pak 2' wordt met de houder in de zak 26 geplaatst geheel analoog zoals dit hiervoor is besproken. Vervolgens zal de besturingseenheid de vacuümpomp 25 dusdanig sturen dat de druk in de binnenruimte 12 (in de kamer 20) geleidelijk wordt verlaagd tot 25 mbar. De druk in 15 het pak 2' (zie lijn F) is op het tijdstip reeds 50 mbar. Op het tijdstip tl3 zal de druk buiten het pak 2' zijn gedaald tot een waarde die lager is dan de momentane vacuümdruk in het pak 2'. Hierdoor zal het pak 2' wederom enigszins opbollen en zullen eventuele vouwen of rimpels in het folie 20 van het pak 2' worden gestrekt. De besturingsmiddelen sturen de persfluïdum-eenheid 30 bijvoorbeeld op het tijdstip tl3 dusdanig, dat de binnenwanden 6, 8 door de zak 26 naar elkaar worden toegedrukt. De inhoud van het pak wordt dan weer samengedrukt zoals dit aan de hand van figuur 10 en 25 figuur 11 reeds is uiteengezet. Het pak zal hierdoor weer de gewenste vorm aannemen, zoals getoond in de figuren 6 en 9. Vervolgens wordt vanaf het tijdstip t7 de druk in de kamer weer geleidelijk opgevoerd naar een atmosferische waarde en kan op tijdstip t9 of t8 de persfluïdum-eenheid 30 worden 30 gedeactiveerd. Het pak 2' is nu gereed en heeft de eigenschappen zoals aan de hand van figuur 9 is besproken, volledigheidshalve wordt opgemerkt dat het aandrukken van het pak ook kan worden aangevangen voor het tijdstip tl4, dus op een moment dat de druk in het pak nog lager is dan de 35 druk buiten het pak. Dit aandrukken heeft echter weinig of geen effect als het drukverschil aanzienlijk is en de folie van het pak heeft tussen de tijdstippen ti4 en tl3 ten 1001550 - 12 - gevolge van het aandrukken wellicht iets minder gelegenheid om zich te strekken.
Tenslotte wordt in figuur 13 een tweede uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding getoond voor het 5 bewerken van een pak 2’. Het te bewerken pak 2” is aan zijn bovenzijde reeds dichtgelast, zoals het pak 2', echter het pak is nog niet geëvacueerd. Het uiterlijk van het pak 2" is derhalve zoals in figuur 2 getoond en wordt tezamen met de houder 4, zoals in figuur 5 getoond in de inrichting van 10 figuur 13 geplaatst.
Figuur 13 toont een aan een einde open starre kamer 112, die met het open einde naar beneden gericht is opgesteld. Met enige speling bevindt zich binnen de kamer een zakvormig lichaam, dat in dit geval is uitgevoerd als 15 een dubbelwandige rubberen zak 126. Op de zak is de persfluidum-eenheid 30 aangesloten voor de toevoer van perslucht naar het inwendige van de zak en het daardoor opblazen van de zak. Onder aan de kamer zijn scharnierende klemmen 117 bevestigd, waarmede een steunplaat, in dit geval 20 deksel 116, luchtdicht tegen de kamer kan worden geklemd.
Met geringe speling is binnen de zak 2" de houder 4 met daarin opgenomen het pak 2" geplaatst. Het pak is gesloten maar nog niet onder vacuüm gebracht. Het deksel 116 bevat een centraal gelegen opening 131. Ter plaatse van de opening 25 131 is een lasstrookje 118 langs de randen 129 tegen de binnenwand van het pak gelast. Het lasstrookje is van een aantal binnen de lasranden, maar buiten het centrum gelegen openingen 119 voorzien (zie ook figuur 13).
De inrichting omvat verder het vacuümdeel 121 dat met 30 een afdichtingsring 127 luchtdicht op het deksel 116 kan worden aangesloten over de opening 131 daarin. De binnenruimte van het vacuümdeel is aangesloten op een leiding 123 die is verbonden met de vacuümpomp 25. Binnen het vacuümdeel bevindt zich een lasorgaan 124 dat aan het 35 naar de opening 131 in het deksel gekeerde einde is voorzien van een ringvormige lasbek 122 die op elektrische wijze kan worden verhit. Het lasorgaan kan binnen het vacuümorgaan 1001550 - 13 - heen en weer naar en van de opening 131 worden bewogen. Binnen het lasorgaan 124 bevindt zich een naald 125 die met behulp van een elektromagneet heen en weer ten opzichte van de lasbek 122 door een centrale opening in de lasbek kan 5 bewegen.
De inrichting volgens figuur 13 wordt als volgt gebruikt. Eerst wordt de houder 4 met daarin het volledig gevulde en luchtdicht gesloten, maar nog niet geëvacueerde pak 2" in de zak 126 geschoven zonder de bodem (of wordt de 10 kamer 112 met zak 126 over het pak geschoven). Op dit moment zijn het deksel 116 en het vacuümdeel 121 nog niet aangebracht. Als de houder met het pak zich in de zak bevindt, wordt het deksel 116 op de kamer 112 geplaatst en met behulp van de zwenkbare klemmen 117 luchtdicht tegen de 15 randen van de kamer gedrukt. Vervolgens wordt een stempel 128 (figuur 14) door de opening in het deksel gestoken. De stempel 128 wordt zover omhoog bewogen dat het bolle voorste einde daarvan de folie ter plaatse en eveneens het daarachter gelegen lasstrookje 118 in geringe mate 20 omhoogdrukt. In deze stand wordt de stempel gefixeerd. Nu wordt perslucht aan de zak 126 toegevoerd die daardoor expandeert, waarbij de buitenwand van de zak zich afzet tegen de binnenwand van de kamer en de buitenwand van de zak tegen de houder wordt gedrukt, zodat de binnenwanden 6, 8 25 van de houder 4 naar elkaar toe worden gedrukt (figuur 4).
De bodem van de zak drukt daarbij het pak tegen het deksel 116 aan en ook tegen de zich in de opening daarvan bevindende stempel 128, zodat het pak alzijdig wordt samengedrukt. Het pak wordt zo sterk aangedrukt als nodig is 30 om de onderlinge beweegbaarheid van de korrels zodanig te verminderen dat bij het later volgende evacueren geen korrels uit de vulling worden weggezogen. De stempel 128 wordt nu uit de opening 131 en van het deksel verwijderd en het vacuümorgaan 121 wordt dan op het deksel 116 35 aangesloten. Via de vacuümleiding 123 wordt het inwendige van het vacuümorgaan onder vacuüm gebracht. Bij de aanvang van het vacuümzuigen wordt de folie 120 bij de opening 13l 1001550 - 14 - in geringe mate naar het vacuümorgaan gezogen en beweegt zich daarbij van de lasstrook af. Door de in de lasstrook aanwezige openingen 119 ontstaat aan weerszijden van de lasstrook geen drukverschil zodat deze de ingenomen stand 5 blijft behouden. De elektromagneet die de naald 125 bedient, wordt nu geactiveerd waardoor de naald naar buiten wordt bewogen en een gaatje in de folie prikt. De naald raakt hierbij niet de lasstrook 118. Dit is de situatie zoals afgébeeld in figuur 13. Tijdens de verdergaande evacuatie 10 wordt via het als zuigopening dienende gaatje in de folie en via de openingen 119 in de lasstrook de inhoud van het pak onder vacuüm gebracht. Na het bereiken van het gewenste niveau van vacuüm in het pak wordt het lasorgaan geactiveerd waardoor dit met de verhitte lasbek 122 de folie 120 en de 15 lasstrook tegen elkaar drukt en aan elkaar last. Hierbij wordt de lasstrook gesteund door de vulling die door het samendrukken van het pak en het vacuüm hard is geworden. Doordat de folie en lasstrook aan elkaar worden gelast in een zone binnen de openingen 119 in de lasstrook ontstaat 20 ter plaatse een luchtdichte afsluiting van het pak. De persluchtdruk op de zak wordt nu opgeheven waardoor de zak weer inkrimpt. Desgewenst kan op dit moment een vacuümbron op het inwendige van de zak worden aangesloten waardoor de zak in nog sterkere mate inkrimpt en het pak gemakkelijker 25 uit de zak kan worden verwijderd. Het vacuümorgaan kan nu van het deksel worden verwijderd en eveneens kan het deksel van de kamer worden afgenomen. Het nu gerede pak wordt uit de zak geschoven en vervangen door een volgend te evacueren pak. Opgemerkt wordt dat tijdens het gehele evacuatieproces 30 het uitwendige van het pak, met als enige uitzondering het kleine gebied tegenover de opening 131 in het deksel, niet aan vacuüm wordt onderworpen en in een atmosferische omgeving blijft.
De uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor 35 omschreven uitvoeringsvormen. Zo kunnen de binnenwanden 6, 8 in plaats van star ook flexibel zijn. Wel is het belangrijk dat tenminste een eerste deel van de eerste binnenwand 14 1001550 - 15 - van de tegenover elkaar gelegen binnenwanden en tenminste een tweede deel van de tweede binnenwand 16 van de tegenover elkaar gelegen binnenwanden tenminste gedurende een deel van de periode waarin het pak vervormbaar is schuin ten opzichte 5 van elkaar zijn gericht, zie bijvoorbeeld figuur 15 of 16. Dit schuine richten kan dus ook ontstaan door het verbuigen van de binnenwanden tijdens het samendrukken van de inhoud van het pak. Ook kunnen meer dan twee naar elkaar toe beweegbare binnenwanden worden toegepast.
10 In het bijzonder lopen de tegenover elkaar gelegen binnenwanden tenminste gedurende een deel van de periode waarin de inhoud van het pak wordt samengedrukt, althans in hoofdzaak, schuin naar elkaar toe. Zie bijvoorbeeld figuur 15. In figuur 16 lopen zowel de bovenste helft als ook de 15 onderste helft van de binnenwanden in respectievelijk opwaartse en neerwaartse richting schuin naar elkaar toe. Tevens geldt bij de binnenwanden van figuur 15 en 16 dat tenminste een van de binnenwanden in hoofdzaak een gekromd oppervlak heeft. Voor de binnenwanden van figuur 3 geldt 20 echter dat de binnenwanden elk, althans in hoofdzaak, in een plat valk liggen en tenminste gedurende een deel van de periode waarin de inhoud van het pak wordt samengedrukt niet evenwijdig aan elkaar zijn.
De binnenwanden kunnen eveneens zonder scharnieren 25 worden uitgevoerd en de binnenwanden kunnen met andere middelen dan een zak naar elkaar worden toegedrukt, bijvoorbeeld met behulp van een hydraulisch aandrijfmechanisme zoals een lineaire actuator. Het pak kan in vele gevallen eveneens op zijn kop in de kamer worden 30 geplaatst. Dit geldt altijd voor de reeds gesloten pakken 2', 2". Het pak kan ook vooraf bepaalde andere fantasievormen aannemen zoals in figuur 17 is getoond, voor dit gerede vacuümpak geldt dat het tenminste twee tegenover elkaar gelegen zijwanden omvat, waarbij tenminste een eerste 35 wanddeel 80 (gearceerd getoond) van een eerste zijwand van de tegenover elkaar gelegen zijwanden en tenminste een tweede wanddeel 82 van een tweede zijwand 8 van de tegenover 1001550 - 16 - elkaar gelegen zijwanden schuin ten opzichte van elkaar zijn gericht, voorts geldt dat tenminste een van de zijwanden in hoofdzaak niet in een plat vlak ligt en dat tenminste een van de zijwanden in hoofdzaak een gekromd oppervlak 84 en 5 tenminste twee tegenover elkaar gelegen opstaande zijwanden 6, 8 omvat, waarbij de twee opstaande zijwanden in opwaartse richting althans in hoofdzaak schuin naar elkaar toelopen en dat de twee opstaande zijwanden aan de bovenzijden van het pak uitmonden in een sluitnaad.
10 Deze varianten worden alle geacht binnen het kader van de uitvinding te vallen.
1001550

Claims (51)

1. Vacuüxnpak vervaardigd uit een dunwandig en buigzaam verpakkingsfolie en gevuld met een korrelig materiaal, met het kenmerk, dat het pak een van een balk afwijkende gewenste vorm heeft die tengevolge van de in het pak heersende vacuümdruk in 5 stand wordt gehouden.
2. Vacuümpak volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het pak tenminste twee tegenover elkaar gelegen zijwanden omvat, waarbij tenminste een eerste wanddeel van een eerste zijwand van de tegenover elkaar gelegen zijwanden en tenminste een 10 tweede wanddeel van een tweede zijwand van de tegenover elkaar gelegen zijwanden schuin ten opzichte van elkaar zijn gericht.
3. Vacuümpak volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat tenminste een van de zijwanden in hoofdzaak niet in een plat vlak ligt.
4. Vacuümpak volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat tenminste een van de zijwanden in hoofdzaak een gekromd oppervlak heeft.
5. Vacuümpak volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het pak een bodem en tenminste twee tegenover elkaar gelegen 20 opstaande zijwanden omvat, waarbij de twee opstaande zijwanden in opwaartse richting althans in hoofdzaak schuin naar elkaar toelopen.
6. Vacuümpak volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de twee opstaande zijwanden aan de bovenzijde van het pak 25 uitmonden in een sluitnaad.
7. Vacuümpak volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de sluitnaad althans in hoofdzaak evenwijzig is aan de bodem.
8. Vacuümpak volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de twee opstaande zijwanden althans in hoofdzaak één rechthoekige 3. vorm hebben.
9. Vacuümpak volgens een der voorgaande conclusies 5-8, met het kenmerk, dat tenminste een van de opstaande zijwanden tenminste gedeeltelijk in een plat vlak ligt. 1001550
10. Vacuümpak volgens een der voorgaande conclusies 5-9, met het kenmerk, dat tenminste een van de opstaande zijwanden tenminste gedeeltelijk in een gebogen vlak ligt.
11. Vacuümpak volgens een der voorgaande conclusies 5-10, met 5 het kenmerk, dat het pak voorts is voorzien van een tweede paar tegenover elkaar gelegen opstaande zijwanden die elk tenminste drie langsranden hebben, welke drie langsranden respectievelijk aansluiten bij de bodem en de twee eerstgenoemde opstaande zijwanden.
12. Vacuümpak volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat elke zijwand van het tweede paar opstaande zijwanden een driehoekige vorm heeft.
13. Vacuümpak volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat elke zijwand van het tweede paar opstaande zijwanden althans 15 gedeeltelijk aan de buitenzijde van het pak een holle vorm heeft.
14. Werkwijze voor het verkrijgen van een met korrelig materiaal gevuld vacuümpak met een vooraf bepaalde vorm, waarbij de inhoud van een in een houder gelaatst en met 20 korrelig materiaal gevuld pak vervaardigd uit een dunwandig en buigzaam verpakkingsfolie, wordt samengedrukt door twee tegenover elkaar gelegen binnenwanden van de houder naar elkaar toe te drukken, terwijl gedurende tenminste een deel van de periode waarin het pak wordt samengedrukt aan de buitenzijde 25 van het pak een druk aanwezig is, die dusdanig overeenkomt met de momentane druk aan de binnenzijde van het pak dat het pak vervormbaar is en waarbij tenminste een eerste deel van een eerste binnenwand van de tegenover elkaar gelegen binnenwanden en tenminste een tweede deel van een tweede binnenwand van de 30 tegenover elkaar gelegen binnenwanden tenminste gedurende een deel van de periode waarin het pak vervormbaar is, schuin ten opzichte van elkaar zijn gericht en waarbij deze delen van de binnenwanden het pak dusdanig vormen, dat het pak een van een balk afwijkende gewenste vorm aanneemt.
15. Werkwijze volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de tegenover elkaar gelegen binnenwanden tenminste gedurende een deel van de periode waarin de inhoud van het pak wordt 1001550 samengedrukt, althans in hoofdzaak, schuin naar elkaar toelopen.
16. Werkwijze volgens conclusie 14 of 15, met het kenmerk, dat tenminste een van de binnenwanden in hoofdzaak niet in een 5 plat vlak ligt.
17. Werkwijze volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat tenminste een van de binnenwanden in hoofdzaak een gekromd oppervlak heeft.
18. Werkwijze volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat de 10 binnenwanden elk althans in hoofdzaak in een plat vlak liggen en tenminste gedurende een deel van de periode waarin de inhoud van het pak wordt samengedrukt, niet evenwijdig aan elkaar zijn.
19. Werkwijze volgens een der conclusies 14-18, met het 15 kenmerk, dat gedurende tenminste een deel van de periode waarin het pak wordt samengedrukt aan de buitenzijde van het pak een druk aanwezig is die kleiner is dan de momentane druk aan de binnenzijde van het pak.
20. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 14-19, 20 met het kenmerk, dat het in de houder geplaatste en met korrelig materiaal gevuld pak open is alvorens de bewerking wordt uitgevoerd, waarbij de houder luchtdicht wordt afgesloten wanneer het gevulde pak zich in de houder bevindt, de binnenruimte van de houder waarin zich het pak bevindt wordt 25 geëvacueerd, tenminste gedurende een deel van de periode waarin de binnenruimte wordt geëvacueerd, de inhoud van het pak wordt samengedrukt door de tegenover elkaar gelegen binnenwanden, het pak luchtdicht wordt afgesloten en waarbij na het afsluiten de vacuümdruk in de binnenruimte wordt opgeheven.
21. Wekwijze volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat het met behulp van de tegenover elkaar gelegen binnenwanden samendrukken van de inhoud van het pak wordt beëindigd, nadat de druk in de binnenruimte is verhoogd tot boven de vacuümdruk in het pak.
22. Werkwijze volgens conclusie 20 of 21, met het kenmerk, dat met het met behulp van de tegenover elkaar gelegen binnenwanden samendrukken van de inhoud van het pak wordt 1001550 aangevangen, voordat de binnenruimte van de houder onder vacuüm wordt gebracht.
23. Werkwijze volgens conclusie 20 of 21, met het kenmerk, dat met het met behulp van de tegenover elkaar gelegen binnen- 5 wanden samendrukken van de inhoud van het pak wordt aangevangen tijdens de periode waarin de binnenruimte van de houder onder vacuüm wordt gebracht.
24. Werkwijze volgens conclusie 20 of 21, met het kenmerk, dat met het met behulp van de tegenover elkaar gelegen 10 binnenwanden samendrukken van de inhoud van het pak wordt aangevangen, nadat het pak luchtdicht is afgesloten.
25. Werkwijze volgens conclusies 19 en 24, met het kenmerk, dat de vacuümdruk in de binnenruimte van de houder verder wordt verlaagd, nadat het pak luchtdicht is afgesloten, zodat de 15 vacuümdruk in het afgesloten pak hoger is dan de vacuümdruk in de binnenruimte.
26. Werkwijze volgens conclusies 20 of 21, met het kenmerk, dat het pak wordt dichtgevouwen voor of vlak nadat de binnenruimte wordt geëvacueerd, zodat de druk in de binnen- 20 ruimte van de houder maar buiten het pak gedurende een periode sneller daalt dan de druk in het pak en waarbij de inhoud van het pak tenminste gedurende een deel van de laatstgenoemde periode met behulp van de tegenover elkaar gelegen binnenwanden wordt samengedrukt.
27. Werkwijze volgens een der conclusies 14-19, met het kenmerk, dat het in de houder gelaatste en met korrelig materiaal gevuld pak reeds afgesloten en geëvacueerd is alvorens de bewerking wordt uitgevoerd, waarbij de houder luchtdicht wordt afgesloten, nadat het geëvacueerde pak in de 30 houder is geplaatst, de binnenruimte van de houder waarin zich het geëvacueerde pak bevindt, wordt geëvacueerd tot een druk die vergelijkbaar is met de vacuümdruk in het pak, zodat het pak vervormbaar wordt, en waarbij tenminste gedurende een deel van de periode, waarin de binnenruimte wordt geëvacueerd de 35 inhoud van het pak wordt samengedrukt door de tegenover elkaar gelegen binnenwanden. 1001550
28. Werkwijze volgens conclusies 19 en 27, met het kenmerk, dat de druk in de binnenruimte, tenminste gedurende een periode waarin het pak wordt samengedrukt door de tegenover elkaar gelegen zijwanden, wordt verlaagd tot een vacuümdruk die lager 5 is dan de momentane vacuümdruk in het pak.
29. Werkwijze volgens conclusie 27 of 28, met het kenmerk, dat het met behulp van de tegenover elkaar gelegen binnenwanden samendrukken van de inhoud van het pak wordt beëindigd, ndadat de druk in de binnenruimte is verhoogd tot boven de vacuümdruk 10 in het pak.
30. Werkwijze volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat het pak alvorens te worden geëvacueerd, luchtdicht wordt afgesloten? en dat vervolgens op een in een wand van het pak aangebrachte zuigopening een vacuümorgaan wordt aangesloten dat 15 het pak via de zuigopening evacueert en dat na het evacueren de zuigopening luchtdicht wordt afgesloten.
31. Werkwijze volgens conclusie 30, met het kenmerk, dat het pak uitwendig niet aan vacuüm wordt onderworpen.
32. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 14-31, 20 met het kenmerk, dat de houder in een dunwandige zakvormige omhulling wordt geplaatst en de binnenwanden van de houder door het toevoeren van een persfluïdum aan de buitenzijde van de omhulling tegen het pak worden gedrukt.
33. Inrichting voor het verkrijgen van een met korrelig 25 materiaal gevuld vacuümpak met een vooraf bepaalde vorm, omvattende een houder voor het daarin plaatsen van het pak vervaardigd uit een dunwandige en buigzaam verpakkingsfolie, waarbij de houder tenminste twee tegenover elkaar gelegen binnenwanden omvat die naar elkaar kunnen worden toegedrukt 30 voor het samendrukken van de inhoud van het pak, met het kenmerk, dat tenminste een eerste deel van een eerste binnenwand van de tegenover elkaar gelegen binnenwanden en tenminste een tweede deel van een tweede binnenwand van de tegenover elkaar gelegen binnenwanden tenminste gedurende een deel van de 35 periode, waarin het pak wordt samengedrukt schuin (niet evenwijdig) ten opzichte van elkaar zijn gericht en waarbij deze delen van de binnenwanden het pak tijdens het samendrukken 1001550 dusdanig vormen dat het pak een van een balk afwijkende gewenste vorm aanneemt.
34. Inrichting volgens conclusie 33, met het kenmerk, dat de twee tegenover elkaar gelegen binnenwanden tenminste gedurende 5 een deel van de periode waarin de inhoud van het pak wordt samengedrukt althans in hoofdzaak naar elkaar toelopen.
35. Inrichting volgens conclusie 33 of 34, met het kenmerk, dat tenminste een van de tegenover elkaar gelegen binnenwanden althans in hoofdzaak niet in een plat vlak ligt.
36. Inrichting volgens conclusie 33 of 34, met het kenmerk, dat tenminste een van de tegenover elkaar gelegen binnenwanden in hoofdzaak een gekromd oppervlak heeft.
37. Inrichting volgens conclusie 33 of 34, met het kenmerk, dat de binnenwanden elk althans in hoofdzaak in een plat vlak 15 liggen en tenminste gedurende een deel van de periode waarin de inhoud van het pak wordt samengedrukt, niet evenwijdig aan elkaar zijn.
38. Inrichting volgens een der conclusies 33-37, met het kenmerk, dat de inrichting verder is voorzien van een kamer met 20 een luchtdicht afsluitbare toegangsopening, een vacuümorgaan voor het evacueren van de kamer, drukmiddelen voor het naar elkaar toedrukken van de binnenwanden en besturingsmiddelen voor het sturen van het vacuümorgaan en de drukmiddelen.
39. Inrichting volgens conclusie 38, waarbij het in de houder 25 geplaatste en met korrelig materiaal gevuld pak open is alvorens de bewerking wordt uitgevoerd, met het kenmerk, dat de inrichting verder is voorzien van sluitmiddelen voor het luchtdicht afsluiten van het pak, waarbij de besturingsmiddelen het vacuümorgaan, de sluitmiddelen en de drukmiddelen dusdanig 30 sturen dat de binnenruimte van de houder waarin zich het pak bevindt, wordt geëvacueerd; tenminste gedurende een deel van de periode waarin de binnenruimte wordt geëvacueerd de inhoud van het pak wordt samengedrukt door de tegenover elkaar gelegen binnenwanden; het pak luchtdicht wordt afgesloten; en dat na 35 het afsluiten de vacuümdruk in de binnenruimte wordt opgeheven.
40. Inrichting volgens conclusie 39, met het kemnerk, dat de besturingsmiddelen dusdanig sturen, dat het met behulp van de 1001550 tegenover elkaar gelegen binnenwanden samendrukken van de inhoud van het pak wordt beëindigd, nadat de druk in de binnenruimte is verhoogd tot boven de vacuümdruk in het pak.
41. Inrichting volgens conclusie 39 of 40, met het kenmerk, 5 dat de besturingsmiddelen dusdanig sturen dat het met behulp van de tegenover elkaar gelegen binnenwanden samendrukken van de inhoud van het pak wordt aangevangen, voordat de binnenruimte van de houder onder vacuüm wordt gebracht.
42. Inrichting volgens conclusie 39 of 40, met het kenmerk, 10 dat de besturingsmiddelen dusdanig sturen dat het met behulp van de tegenover elkaar gelegen binnenwanden samendrukken van de inhoud van het pak wordt aangevangen tijdens de periode waarin de binnenruimte van de houder onder vacuüm wordt gebracht.
43. Inrichting volgens conclusie 39 of 40, met het kenmerk, dat de besturingsmiddelen dusdanig sturen, dat het met behulp van de tegenover elkaar gelegen binnenwanden samendrukken van de inhoud van het pak wordt aangevangen, nadat het pak luchtdicht is afgesloten.
44. Inrichting volgens conclusies 43, met het kenmerk, dat de besturingsmiddelen dusdanig sturen dat de vacuümdruk in de binnenruimte van de houder verder wordt verlaagd, nadat het pak luchtdicht is afgesloten, zodat de vacuümdruk in het afgesloten pak hoger is dan de vacuümdruk in de binnenruimte.
45. Inrichting volgens conclusie 39 of 40, met het kenmerk, dat de inrichting verder is voorzien van door de besturingsmiddelen bestuurbare vouwmiddelen voor het dichtvouwen of dichtgevouwen houden van een open bovenzijde van het pak, waarbij de besturingsmiddelen dusdanig sturen dat het pak wordt 30 dichtgevouwen of dichtgevouwen gehouden, voor of vlak nadat de binnenruimte wordt geëvacueerd, zodat de druk in de binnenruimte van de houder maar buiten het pak gedurende een periode sneller daalt dan de druk in het pak en waarbij de inhoud van het pak tenminste gedurende een deel van de 35 laatstgenoemde periode met behulp van de tegenover elkaar gelegen binnenwanden wordt samengedrukt. 1001550
46. Inrichting volgens conclusie 38, waarbij het in de houder geplaatste en met korrelig materiaal gevuld pak reeds gesloten en geëvacueerd is, met het kenmerk, dat de besturingsmiddelen het vacuümorgaan en de drukmiddelen dusdanig sturen dat de 5 binnenruimte van de houder, waarin zich het geëvacueerde pak bevindt, wordt geëvacueerd tot een druk die vergelijkbaar is met de vacuümdruk in het pak, zodat het pak vervormbaar wordt; tenminste gedurende een deel van de periode waarin de binnenruimte wordt geëvacueerd de inhoud van het pak wordt 10 samengedrukt door de tegenover elkaar gelegen binnenwanden.
47. Inrichting volgens conclusie 46, met het kenmerk, dat de besturingsmiddelen dusdanig sturen dat druk in de binnenruimte tenminste gedurende een periode waarin het pak wordt samengedrukt, door de tegenover elkaar gelegen zijwanden wordt 15 verlaagd tot een vacuümdruk die lager is dan de momentane vacuümdruk in het pak.
48. Inrichting volgens conclusie 46 of 47, met het kenmerk, dat de besturingsmiddelen dusdanig sturen dat het met behulp van de tegenover elkaar gelegen binnenwanden samendrukken van 20 de inhoud van het pak wordt beëindigd, nadat de druk in de binnenruimte is verhoogd tot boven de vacuümdruk in het pak.
49. Inrichting volgens een der conclusies 33-37, met het kenmerk, dat de inrichting verder is voorzien van een vacuümorgaan voor het evacueren van het pak en sluitmiddelen voor het 25 luchtdicht afsluiten van het pak, drukmiddelen voor het naar elkaar toedrukken van de binnenwanden en besturingsmiddelen voor het sturen van het vacuümorgaan, de afsluitmiddelen en de drukmiddelen waarbij de besturingsmiddelen dusdanig sturen dat het pak alvorens te worden geëvacueerd, wordt samengedrukt door 30 de tegenover elkaar gelegen binnenwanden; dat vervolgens op een in een wand van het pak aangebrachte zuigopening het vacuümorgaan wordt aangesloten dat het pak via de zuigopening evacueert; en dat na het evacueren de zuigopening luchtdicht wordt afgesloten.
50. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies 33-49, met het kenmerk, dat drukmiddelen bestaan uit een dunwandige zakvormige omhulling, waarin de houder is geplaatst en een 1001550 persfluïdum-eenheid voor het toevoeren van een persfluïdum aan de buitenzijde van de omhulling, zodat de binnenwanden tegen het pak worden gedrukt.
51. Vacuümpak volgens een der voorgaande conclusies 1-13, met 5 het kenmerk, dat de twee zijwanden een glad buitenoppervlak hebben. 1001550
NL1001550A 1995-11-01 1995-11-01 Vacuümpak met een bijzonder uiterlijk en werkwijze en inrichting voor het verkrijgen van een dergelijk vacuümpak. NL1001550C2 (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1001550A NL1001550C2 (nl) 1995-11-01 1995-11-01 Vacuümpak met een bijzonder uiterlijk en werkwijze en inrichting voor het verkrijgen van een dergelijk vacuümpak.
FR9604846A FR2740434B1 (fr) 1995-11-01 1996-04-18 Emballage sous vide a l'aspect exterieur particulier et procede et dispositif de fabrication d'un tel emballage sous vide
EP96203042A EP0771738A1 (en) 1995-11-01 1996-10-31 Vacuum pack with a special appearance and method and apparatus for obtaining such vacuum pack

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1001550 1995-11-01
NL1001550A NL1001550C2 (nl) 1995-11-01 1995-11-01 Vacuümpak met een bijzonder uiterlijk en werkwijze en inrichting voor het verkrijgen van een dergelijk vacuümpak.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1001550C2 true NL1001550C2 (nl) 1997-05-02

Family

ID=19761789

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1001550A NL1001550C2 (nl) 1995-11-01 1995-11-01 Vacuümpak met een bijzonder uiterlijk en werkwijze en inrichting voor het verkrijgen van een dergelijk vacuümpak.

Country Status (3)

Country Link
EP (1) EP0771738A1 (nl)
FR (1) FR2740434B1 (nl)
NL (1) NL1001550C2 (nl)

Families Citing this family (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB2487814A (en) 2011-02-07 2012-08-08 Erik Scudder Shipping container for transport of coal with flexible liner
WO2016196938A1 (en) 2015-06-05 2016-12-08 Scudder Erik D Container for transport of bulk liquids using dry trailers

Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3545983A (en) * 1968-07-15 1970-12-08 Fmc Corp Method of deoxygenating and packaging of food products
FR2079331A1 (nl) * 1970-02-09 1971-11-12 Grace W R Ltd
EP0121211A1 (de) * 1983-03-31 1984-10-10 Erich Karlsen Gerät zum Evakuieren von Koch- und Vorratsbeuteln
EP0441189A1 (en) * 1990-02-06 1991-08-14 Satake Engineering Co., Ltd. Vacuum packing method and apparatus for practicing the same
EP0475514A1 (en) * 1990-09-04 1992-03-18 Sara Lee/DE N.V. Method and apparatus for making a vacuum-package filled with granular material
US5331789A (en) * 1993-03-23 1994-07-26 Whirlpool Corporation Vacuum processing machine and method

Patent Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3545983A (en) * 1968-07-15 1970-12-08 Fmc Corp Method of deoxygenating and packaging of food products
FR2079331A1 (nl) * 1970-02-09 1971-11-12 Grace W R Ltd
EP0121211A1 (de) * 1983-03-31 1984-10-10 Erich Karlsen Gerät zum Evakuieren von Koch- und Vorratsbeuteln
EP0441189A1 (en) * 1990-02-06 1991-08-14 Satake Engineering Co., Ltd. Vacuum packing method and apparatus for practicing the same
EP0475514A1 (en) * 1990-09-04 1992-03-18 Sara Lee/DE N.V. Method and apparatus for making a vacuum-package filled with granular material
US5331789A (en) * 1993-03-23 1994-07-26 Whirlpool Corporation Vacuum processing machine and method

Also Published As

Publication number Publication date
FR2740434B1 (fr) 1997-12-19
FR2740434A1 (fr) 1997-04-30
EP0771738A1 (en) 1997-05-07

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US5678387A (en) Method for evacuating a vacuum package filled with granular material and apparatus for carrying out the method
US5027578A (en) Packaging machine for the packaging of materials to be disposed
US20180155073A1 (en) Vacuum Packaging Machine With Removable Internal And Low-Temperature "Sous Vide" Cooking Chamber
US4184608A (en) Lined container, especially for compressed and/or evacuated goods
AU2008351711A1 (en) Pusher used in packaging equipment
NL1001550C2 (nl) Vacuümpak met een bijzonder uiterlijk en werkwijze en inrichting voor het verkrijgen van een dergelijk vacuümpak.
EP1633662B1 (fr) Poubelle équipée d'un dispositif de compactage des déchets
NL9100430A (nl) Werkwijze en inrichting voor het bewerken van een met korrelig materiaal gevuld vacuuempak.
EP0475514B1 (en) Method and apparatus for making a vacuum-package filled with granular material
US5351463A (en) Method and apparatus for making a filled and closed vacuum pak
JP2835475B2 (ja) 真空包装袋整形装置
NL9300754A (nl) Werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van een met korrelig materiaal gevuld vacuümpak.
NL8300145A (nl) Inrichting voor het vacuuem zuigen en afsluiten van waren.
JP2000255505A (ja) 包装袋の封止方法及び封止装置
FR3104895A1 (fr) « Installation et procédé de récupération de liquides alimentaires de briques en faisant éclater la brique pour en extraire le contenu »
JP4131462B2 (ja) 袋詰め品のカップ投入方法、及びその装置
JPS6344612B2 (nl)
KR102654645B1 (ko) 다기능 포장기
FR2763561A1 (fr) Systeme de gonflage sterile pour un sac a paroi souple ferme
JPS63317430A (ja) 真空袋詰体の成形装置
BE511225A (nl)
KR200378226Y1 (ko) 진공트레이 세트
NL9200314A (nl) Werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van een met korrelig materiaal gevuld vacuuempak.
KR200383291Y1 (ko) 진공트레이
EP4072949A1 (fr) Installation et procede de recuperation de liquides alimentaires de briques en faisant eclater la brique pour en extraire le contenu

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20050601