NL9100430A - Werkwijze en inrichting voor het bewerken van een met korrelig materiaal gevuld vacuuempak. - Google Patents

Description

Titel: Werkwijze en inrichting voor het bewerken van een met korrelig materiaal gevuld vacuümpak.

De uitvinding betreft een werkwijze voor het bewerken van een met korrelig materiaal gevuld vacuümpak vervaardigd uit een dunwandige en buigzame verpakkingsfolie, welk pak voor het uitvoeren van de bewerking in een houder is geplaatst. Een dergelijke werkwijze is bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 4.845.927, waarin het vacuümpak een los korrelig materiaal kan bevatten en de bewerking van het gesloten vacuümpak bestaat uit het omvouwen van het boveneinde van het pak en het aanbrengen van een plakstrip. Een algemeen nadeel van met korrelig materiaal gevulde vacuümpakken is het vrij ruwe uiterlijk van het pak. Ondanks het feit, dat als verpakkingsmateriaal gladde verpakkingsfolie wordt gebruikt ontstaan daarin bij het onder vacuüm brengen van het gevulde pak oneffenheden zoals kreukels, rimpels, plooien e.d. Deze oneffenheden zijn ongewenst uit esthetisch oogpunt. Gedrukte tekst of afbeeldingen worden vervormd, en er kunnen fouten ontstaan bij het aflezen van een op het pak gedrukte streepjescode. Het is niet altijd goed mogelijk de pakken stabiel op te stapelen, en dit probleem wordt nog verergerd, indien zoals vaak het vacuümpak niet een voldoend nauwkeurige rechthoekige vorm bezit. Bij het vervoer van de pakken ontstaat ook een verhoogd gevaar dat de ruwe oppervlakken van langs elkaar schurende pakken lekken veroorzaken, waarbij dient te worden bedacht dat reeds de geringste openingen in het pak het vacuüm verloren doen gaan.

Het doel van de uitvinding is om een reeds vervaardigd en luchtdicht afgesloten vacuümpak dat met een korrelig materiaal is afgevuld en waarin de verpakkingsfolie een rimpelig oppervlak vertoont op eenvoudige en doelmatige wijze zodanig te bewerken dat het een gladder oppervlak krijgt.

Daartoe verschaft de uitvinding een werkwijze voor het bewerken van een met korrelig materiaal gevuld vacuümpak vervaardigd uit een dunwandige en buigzame verpakkingsfolie, welk pak voor het uitvoeren van de bewerking in een houder is geplaatst, met het kenmerk, dat in de ruimte gevormd tussen het pak en de het pak met enige speling omgevende houder een subatmosferische druk wordt aangebracht die lager is dan de vacuümdruk in het pak, waardoor in genoemde ruimte de verpakking expandeert en zich in het oppervlak van de verpakkingsfolie bevindende onregelmatigheden wordt gestrekt, vervolgens de aan de binnenzijde vlakke wanden van tegenover elkaar gelegen, onderling van en naar elkaar beweegbare zijwanden van de houder naar elkaar toe worden bewogen, waardoor de houder de gestrekte folie tegen de inhoud van het pak aandrukt, de subatmosferische druk aan de buitenzijde van het pak wordt opgeheven, de beweegbare zijwanden van de houder van het pak worden teruggetrokken en het pak uit de houder wordt verwijderd.

De uitvinding verschaft tevens een inrichting voor het bewerken van een met korrelig materiaal gevuld vacuümpak vervaardigd uit een dunwandige en buigzame verpakkingsfolie, omvattende een houder voor het daarin plaatsen van het te bewerken pak, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van een aansluiting voor het aansluiten van de ruimte tussen het in de houder te plaatsen pak en de het pak met enige speelruimte te omgeven houder op een bron van subatmosferische druk die lager is dan de vacuümdruk in het pak voor het in deze ruimte doen expanderen van de verpakking en het daardoor doen strekken van zich in het oppervlak van de verpakkingsfolie bevindende onregelmatigheden, dat de aan de binnenzijde vlakke tegenover elkaar gelegen zijwanden van de houder naar en van elkaar beweegbaar zijn, en dat een op de buitenzijde van de houder werkzaam aandrukorgaan is aangebracht voor het naar elkaar toe bewegen van de beweegbare zijwanden van de houder en het daardoor tegen de inhoud van het pak aandrukken van de gestrekte folie.

Typerend voor de uitvinding is o.a. dat het pak met betrekkelijk ruime speling in de houder is geplaatst. Dit betekent dat de speling in elk geval groter is dan wanneer de houder het pak aan alle zijkanten zou ondersteunen. Bij het aanbrengen van een subatmosferische druk in de ruimte tussen houder en pak die lager is dan de vacuümdruk in het pak zal de verpakking onder invloed van dit drukverschil enigszins gaan uitzetten, waarbij kreukels en andere onregelmatigheden in de verpakking worden strakgetrokken. De grootte van de voor het gladtrekken vereiste speling tussen pak en houder dient proefondervindelijk te worden vastgesteld. Hierbij kan als leidraad dienen dat het gewenst is, dat in de situatie waarbij de druk om het pak zoveel is verlaagd, dat deze gelijk is geworden aan de onderdruk in het pak er nog enige vrije ruimte tussen het pak en de houder overblijft, bijv. in hoogte, breedte en diepte elk nog 1 mm. Hierdoor kan bij een verdere verlaging van de onderdruk om het pak de verpakkingsfolie nog verder expanderen totdat de folie tegen de houder komt te rusten. De onderdruk in de ruimte tussen houder en pak dient uiteraard lager te zijn dan in het vacuümpak, bijv. minstens 10 mbar lager. In elk geval moet de onderdruk voldoende laag zijn om de weerstand van de verpakkingsfolie tegen het gladtrekken te overwinnen. Aangezien de resistantie van de kreukels in het pak toeneemt met de tijd is het gewenst de pakken reeds korte tijd na de vervaardiging en liefst aansluitend op de vervaardiging de bewerking volgens de uitvinding te doen ondergaan. Bovendien kan dit gewenst zijn indien, zoals bijv. bij vacuüm verpakte gemalen koffie, de druk in het pak na verloop van tijd door gasvorming in het pak iets kan oplopen. Bij voorkeur wordt om het pak een zodanig lage onderdruk toegepast, dat de verpakkingsfolie reeds door het expanderen tegen de houder komt te liggen. Nadat de verpakkingsfolie zich onder invloed van de uitwendige onderdruk heeft kunnen strekken worden de beweegbare wanden van de houder op mechanische, pneumatische of andere geschikte wijze met de vlakke binnenzijden tegen het pak gedrukt, waarbij ook de gestrekte verpakkingsfolie stevig tegen de inhoud van het pak wordt gedrukt. Desgewenst worden de houderwanden daarna nog verder naar elkaar toe bewogen waardoor de inhoud van het pak wordt samengedrukt. Met name kan dit gewenst zijn indien de vorm van het nog niet bewerkte vacuümpak teveel afwijkt van een rechthoekige vorm. Deze afwijking kan bijv. zijn ontstaan als gevolg van een ongelijke verdichting van de inhoud van het pak bij het vullen daarvan. Bij het samendrukken kan het pak dan door de houder in voldoende mate in de gewenste rechthoekige vorm worden gebracht. De onderdruk aan de buitenzijde van het pak kan nu worden opgeheven door de ruimte om het pak in verbinding te brengen met de atmosfeer. Nadat de beweegbare wanden van de houder weer in de uitgangsstelling zijn teruggekeerd kan het pak uit de houder worden verwijderd.

Bij voorkeur wordt de houder in een dunwandige zakvormige omhulling geplaatst, waarbij de wanden van de houder door het toevoeren van perslucht van bijv. 3-5 bar overdruk aan de buitenzijde van de omhulling tegen het pak kunnen worden gedrukt. Hierbij is het doelmatig als de omhulling als een dubbelwandige zak is uitgevoerd die in een starre kamer is geplaatst. Door de toevoer van perslucht tussen beide wanden van de zak zet daarbij de zak zich met de buitenwand af tegen de binnenzijde van de kamer, terwijl de binnenwand van de zak de beweegbare wanden van de houder tegen het pak drukt. De houder kan uitneembaar binnen de omhulling worden geplaatst maar kan ook blijvend aan de binnenzijde van de omhulling zijn bevestigd.

Desgewenst kan tijdens de bewerking volgens de uitvinding het vacuümpak, terwijl het zich nog in de starre kamer bevindt, meteen op lekkage worden onderzocht. Daartoe wordt de omhulling met houder nog tegen het pak aangedrukt gehouden of wordt deze opnieuw tegen het pak gedrukt. De zeer geringe residuele ruimte die overblijft tussen de omhulling met houder en het pak wordt nu geheel afgesloten. De onderdruk in deze ruimte die lager is dan in het pak kan worden gehandhaafd. Bij voorkeur wordt de residuele ruimte echter pas afgesloten, nadat deze ruimte eerst verbonden is geweest met de atmosferische buitenlucht. Gedurende een bepaalde tijd, bijv. 5-10 seconden, wordt nu in de residuele ruimte de druk als funktie van de tijd gemeten. Indien het pak niet lek is zal de druk in deze ruimte nagenoeg niet veranderen. Als er echter een drukverandering optreedt die groter is dan een praktisch vooraf vastgestelde drempelwaarde is dit een aanduiding dat het pak lek is. Door het zeer geringe volume van de residuele ruimte ten opzichte van de ruimte tussen de korrels in het pak zal zelfs een kleine perforatie in het pak zich door een aanzienlijke drukverandering in de residuele ruimte kenbaar maken. Deze mogelijkheid om in dezelfde inrichting de vervaardiging van het vacuümpak te combineren met lekkageonderzoek is een verder belangrijk voordeel van de uitvinding.

De beweegbare wanden van de houder zullen in het algemeen zijn uitgevoerd als vlakke platen die onderling beweegbaar met elkaar zijn verbonden, bijv. door verende verbindingselementen die beweging naar elkaar van de wanden onder invloed van een uitwendige kracht op de houder toelaten en bij het opheffen van de uitwendige kracht op de houder door hun veerkracht de wanden in ingetrokken toestand kunnen terugtrekken. Bij voorkeur bezitten de veren een zekere beginweerstand, waardoor ze pas bij een uitwendige druk van bijv. 1 bar op de houder beweging van de houderplaten toelaten. Eventueel kan ook de bodem van de houder op soortgelijke wijze als de zijwanden daaraan beweegbaar zijn bevestigd.

Desgewenst bijv. wegens een betere bedrukbaarheid kan om het behandelde vacuümpak een tweede verpakking worden aangebracht eveneens uit een dunwandig en buigzaam materiaal van een ander soort dan de eerste folie, bijv. een papieren buitenverpakking om een aluminiumfolie binnenverpakking. Deze buitenverpakking wordt niet luchtdicht om de eerste verpakking aangebracht. Verrassenderwijze is gebleken dat de behandeling van het vacuümpak volgens de uitvinding met gelijk resultaat kan worden uitgevoerd als het vacuümpak reeds voor de behandeling is voorzien van de buitenverpakking, hetgeen uit fabricage-overwegingen vaak de voorkeur verdient.

Uit het voorafgaande zal het duidelijk zijn dat de uitvinding een aantal belangrijke voordelen biedt die hieronder in het kort nogmaals worden samengevat: - verfraaiing van het uiterlijk van het pak - betere leesbaarheid van de gedrukte tekst op de verpakking - minder fouten bij het aflezen van een streepjescode - minder kans op lekkage bij verdere behandeling en vervoer - verhoging van de stapeldichtheid - mogelijkheid tot stabielere stapeling - grotere vormnauwkeurigheid van de pakken - mogelijkheid tot gelijktijdig lekonderzoek van de bewerkte pakken - mogelijkheid het vacuümpak de bewerking te doen ondergaan ook als een tweede verpakking om de vacuümverpakking is aangebracht.

De uitvinding zal verder worden toegelicht bij wijze van voorbeeld aan de hand van bijgaande tekening. Hierin tonen:

Fig. 1 een pak gevuld met korrelig materiaal alvorens het pak inwendig onder vacuüm is gebracht, fig. 2 het pak van fig. 1 nadat de inhoud van het pak onder vacuüm is gebracht en het pak luchtdicht is afgesloten, fig. 3 verschillende onderdelen van een inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding, fig. 4 in bovenaanzicht een houder voor gebruik in een inrichting volgens de uitvinding, fig. 5 in bovenaanzicht een hoekgedeelte van de houder van fig. 4 met daarin (in doorsnede) een vacuümpak tijdens elk van vier opeenvolgende stappen van de werkwijze volgens de uitvinding, en fig. 6 in bovenaanzicht een uitgebreide houder voor het gelijktijdig bewerken van vier vacuümpakken.

Fig. 1 toont een rechthoekig, nog niet onder vacuüm gebracht pak 10 gevuld met bijv. 250 gram gemalen koffie. Het pak heeft een omgevouwen sluitlip 11, maar is nog niet luchtdicht afgesloten. De druk in het pak is gelijk aan de atmosferische buitenluchtdruk. De wanden van het uit een dunne flexibele verpakkingsfolie, bijv. papier of aluminiumfolie, vervaardigde pak zijn glad. Terwijl het inwendige van het gevulde pak aan vacuüm wordt onderworpen wordt het pak luchtdicht afgesloten. Onder invloed van de atmosferische buitendruk wordt de verpakkingsfolie stevig tegen de korrelige inhoud van het pak gedrukt, waardoor het pak een gekreukeld uiterlijk verkrijgt, fig. 2, en vaak niet meer voldoend nauwkeurig rechthoekig is. Ter verbetering volgens de uitvinding wordt het pak nu aan een bewerking onderworpen in een inrichting waarvan de onderdelen los boven elkaar zijn afgebeeld in fig. 3. Onderaan beginnende toont fig. 3 een doosvormige kamer 14 voorzien van een starre bodem en starre wanden. Aan de bodem is een aansluitnippel 20 gemonteerd die via een opening in de bodem in verbinding staat met het inwendige van de kamer. De nippel 20 kan ófwel op perslucht ófwel op een vacuümbron worden aangesloten. Boven de kamer 14 is een zakvormig lichaam 15 afgebeeld. De zak 15 omvat een bodem en zijwanden van dunwandig buigzaam materiaal, bijv. rubberfolie, met langs de bovenrand 12 een stijve flensvormig uitstekende rand 13. De vorm en afmetingen van de rubberzak 15 zijn zodanig dat de zak met geringe speling in de kamer 14 past, waarbij de rand 13 op de bovenrand 12 van de kamer komt te rusten. Boven de zak 15 wordt een houder 17 met bijbehorende losse bodemplaat 16 getoond. De houder omvat smalle plaatvormige vlakke zijwanden 1 en brede plaatvormige vlakke zijwanden 3 die via verende verbindingselementen 2 onderling beweegbaar met elkaar zijn verbonden (zie ook fig. 4-6). Eventueel kan ook de losse bodem 16 op soortgelijke wijze als de zijwanden met verende elementen aan de zijwanden van de houder zijn verbonden. In rusttoestand van de houder komt de binnenvorm daarvan in grote trekken overeen met de buitenafmetingen van het te behandelen vacuümpak 10. De binnenafmetingen van de houder zijn evenwel groter dan de overeenkomstige buitenafmetingen van het pak, zodat het pak in de houder kan worden geplaatst met rondom een geringe vrije speelruimte tussen de zijwanden van de houder en het pak. De houder 17 met bodem 16 past in de zak 15. Nadat het pak 10, de houder 17 met bodem 16, en de zak 15 in de kamer zijn geplaatst kan de kamer luchtdicht worden afgesloten met een afsluitplaat, deksel 18, die is voorzien van een aansluitnippel 19 die kan worden aangesloten op een vacuümbron.

De werking van de inrichting zal nu worden toegelicht aan de hand van fig. 3 en 5. Eerst wordt de inrichting in gereedheid gebracht door de zak 15 met houder 17 en bodem 16 in de kamer 14 te plaatsen. Het te behandelen pak wordt in de houder geplaatst, waarna de kamer wordt afgesloten met het deksel 18. Hierbij wordt de bovenrand 13 van de zak 15 luchtdicht ingeklemd tussen de bovenrand 12 van de kamer en de onderzijde van het deksel 18. Nadat het deksel op de kamer is bevestigd blijft ook tussen de bovenzijde van het pak en de vlakke onderzijde van het deksel enige speelruimte aanwezig. Vervolgens wordt de aansluitnippel 20 met een vacuümpomp verbonden, waardoor de afgesloten ruimte tussen de binnenzijde van de kamer en de buitenzijde van de zak onder vacuüm wordt gebracht. De aansluitnippel 19 op de deksel is daarbij verbonden met de buitenlucht. Als gevolg zal de zak tegen de binnenwanden van de kamer komen te liggen. De zak zal dan geen druk op de daarin geplaatste houder kunnen uitoefenen, waardoor de houder de ruststand inneemt. Dit is de situatie zoals afgebeeld in fig. 5A. De aansluiting 19 op de deksel wordt nu in verbinding gebracht met een vacuümpomp, waardoor de ruimte binnen de zak inclusief de spieetvormige ruimte 4 tussen de houder en het pak onder vacuüm wordt gebracht, en wel onder een lagere druk dan in het vacuümpak. Het pak zal daarbij gaan zwellen en de druk in het pak zal dalen als gevolg van de volume vergroting daarin. Bij voldoend grote verlaging van de druk in de ruimte 4 tussen pak en houder zal het pak zover expanderen dat de verpakkingsfolie tegen de zijwanden en bodem van de houder en de onderzijde van het deksel komt te rusten. Bij het zwellen van het pak wordt de verpakkingsfolie strak getrokken waardoor de onregelmatigheden daarin grotendeels of volledig verdwijnen. Deze situatie is afgebeeld in fig. 5B.

Vervolgens wordt via aansluiting 20 perslucht van bijv.

5 bar overdruk toegevoerd in de ruimte tussen de zak en de kamer. Hierdoor wordt de zak stevig tegen de houder gedrukt, waardoor de onderling beweegbare wanden van de houder naar elkaar toe bewegen en tegen het pak worden gedrukt. Tegelijkertijd wordt de bodem van de houder door de zak omhooggedrukt, waardoor het pak tegen de onderzijde van het deksel wordt gedrukt. Tijdens deze beweging van de houder blijft in het pak een overdruk aanwezig t.a.v. de uitwendige druk, waardoor de folie strak tegen de houder blijft aangedrukt. Bij het aandrukken en eventueel samendrukken van het pak verkrijgt het pak de gewenste rechthoekige vorm die wordt bepaald door de wanden van de houder inclusief de bodem daarvan en het deksel 1B. De door het straktrekken overtollige verpakkingsfolie verzamelt zich in de hoeken van het pak als uitstekende ribben 6 (Fig. 5C, waarin ter verduidelijking de ribben relatief vergroot zijn afgebeeld).

Terwijl de houder nog tegen het pak drukt wordt de aansluiting 19 op het deksel verbonden met de buitenlucht. De folie blijft hierbij strak en ongeplooid tegen de inhoud van het pak gedrukt. Vervolgens wordt ook de aansluiting 20 met de atmosfeer verbonden waardoor de houder terug kan veren naar de ruststand (Fig. 5D). Ofschoon het pak nu vrij in de houder staat blijft door de atmosferische buitendruk het pak glad. De kamer kan nu worden geopend door afnemen van het deksel en het bewerkte pak kan uit de houder worden genomen.

Eventueel kan tijdens de bewerking het pak tevens op lek worden onderzocht. Hiertoe zijn twee methoden. Volgens de eerste methode wordt de ruimte 4 afgesloten terwijl deze ruimte nog onder vacuüm en de houder het pak nog aangedrukt houdt (Fig. 5C). Aansluiting 19 wordt dan aangesloten op een drukmeter waarop gedurende een vastgestelde meettijd het verloop van de druk als funktie van de tijd wordt gemeten. Aangezien de druk in ruimte 4 lager is dan in het pak zal bij lekkage van het pak de druk in ruimte 4 stijgen, terwijl bij een niet-lek pak een dergelijke drukstijging niet zal optreden. Volgens de tweede methode wordt de ruimte 4 tussen pak en houder bij aangedrukt blijvende houder pas afgesloten nadat deze ruimte 4 eerst via aansluiting 19 in verbinding met de atmosferische buitenlucht is gebracht. Evenals bij de eerste methode wordt nu gedurende een bepaalde meettijd het verloop van de druk in ruimte 4 gemeten. Aangezien nu de druk buiten het pak hoger is dan in het pak zal een lek in het pak nu blijken uit een drukverlaging in de ruimte 4.

De bewerking volgens de uitvinding kan ook gelijktijdig met meer dan een pak worden uitgevoerd. Zo toont fig. 6 een combinatie 9 van vier houders die met niet-samendrukbare tussenstukken 1, 8 aan elkaar zijn gekoppeld. Deze combinatie wordt geplaatst in een gemeenschappelijke zak in principe overeenkomend met zak 15 en in een gemeenschappelijke kamer met deksel overeenkomend met de kamer 14 en deksel 18. De vier pakken in de combinatie worden dan gelijktijdig bewerkt.

Claims (14)

1. Werkwijze voor het bewerken van een met korrelig materiaal gevuld vacuümpak vervaardigd uit een dunwandige en buigzame verpakkingsfolie, welk pak voor het uitvoeren van de bewerking in een houder is geplaatst, met het kenmerk, dat in de ruimte gevormd tussen het pak en de het pak met enige speling omgevende houder een sub-atmosferische druk wordt aangebracht die lager is dan de vacuümdruk in het pak waardoor in genoemde ruimte de verpakking expandeert en zich in het oppervlak van de verpakkingsfolie bevindende onregelmatigheden worden gestrekt, vervolgens de aan de binnenzijde vlakke wanden van tegenover elkaar gelegen, onderling van en naar elkaar beweegbare zijwanden van de houder naar elkaar toe worden bewogen, waardoor de houder de gestrekte folie tegen de inhoud van het pak aandrukt, de subatmosferische druk aan de buitenzijde van het pak wordt opgeheven, de beweegbare zijwanden van de houder van het pak worden teruggetrokken, en het pak uit de houder wordt verwijderd.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de inhoud van het pak door de bewegende zijwanden van de houder wordt samengedrukt.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de druk in de ruimte tussen het pak en de houder minstens zoveel wordt verlaagd dat hierdoor de verpakkingsfolie tegen de wanden van de houder komt te rusten.

4. Werkwijze volgens een der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de houder in een dunwandige zakvormige omhulling wordt geplaatst en de wanden van de houder door het toevoeren van perslucht aan de buitenzijde van de omhulling tegen het pak worden gedrukt.

5. Werkwijze volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de genoemde omhulling als een dubbelwandige, in een starre kamer geplaatste zak is uitgevoerd en de perslucht tussen beide wanden van de zak wordt toegevoerd, waarbij de binnenwand van de zak tegen de houder en de buitenwand van de zak tegen de starre wanden van de kamer worden gedrukt.

6. Werkwijze volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk, dat terwijl de beweegbare wanden van de houder tegen het pak zijn gedrukt de residuele ruimte tussen het pak en de nauw om de houder met pal aanliggende zakvormige omhulling wordt afgesloten, en in deze ruimte gedurende een bepaalde tijd het verloop van de druk als funktie van de tijd wordt gemeten voor het vaststellen van de mogelijke aanwezigheid van een lek in het pak.

7. Werkwijze volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de residuele ruimte alvorens te worden afgesloten in verbinding met de atmosfeer wordt gebracht.

8. Werkwijze volgens een der conclusies 1-7, met het kenmerk, dat de bewerking plaatsvindt nadat een tweede dunwandige en buigzame folie om het vacuümpak is aangebracht.

9. Werkwijze volgens een der conclusies 1-8, met het kenmerk, dat de bewerking plaatsvindt aansluitend op de produktie van het vacuümpak.

10. Inrichting voor het bewerken van een met korrelig materiaal gevuld vacuümpak vervaardigd uit een dunwandige en buigzame verpakkingsfolie, omvattende een houder voor het daarin plaatsen van het te bewerken pak, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van een aansluiting voor het aansluiten van de ruimte tussen het in de houder te plaatsen pak en de het pak met enige speelruimte te omgeven houder op een bron van subatmosferische druk die lager is dan de vacuümdruk in het pak voor het in deze ruimte doen expanderen van de verpakking en het daardoor doen strekken van zich in het oppervlak van de verpakkingsfolie bevindende onregelmatigheden, dat de aan de binnenzijde vlakke tegenover elkaar gelegen zijwanden van de houder naar en van elkaar beweegbaar zijn, en dat een op de buitenzijde van de houder werkzaam aandrukorgaan is aangebracht voor het naar elkaar toe bewegen van de beweegbare zijwanden van de houder en het daardoor tegen de inhoud van het pak aandrukken van de gestrekte folie.

11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de beweegbare wanden van de houder onderling beweegbaar aan elkaar zijn bevestigd.

12. Inrichting volgens conclusie 10 of 11, met het kenmerk, dat de houder in een dunwandige zakvormige omhulling is geplaatst, en de inrichting verder is voorzien van een aan-sluitorgaan voor de toevoer van perslucht aan de buitenzijde van de omhulling voor het naar elkaar bewegen van de wanden van de houder.

13. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de houder aan de binnenzijde van de omhulling is bevestigd.

14. Inrichting volgens conclusie 12 of 13, met het kenmerk, dat de zakvormige omhulling is aangebracht in een aan een einde toegankelijke starre kamer aan welk einde de kamer is voorzien van een verwijderbare afsluitplaat voor het luchtdicht afsluiten van de kamer bij in de omhulling geplaatste houder met pak, waarbij de aansluiting voor het aanbrengen van subatmosferische druk in de ruimte tussen pak en houder is geplaatst op de afsluitplaat van de kamer.