NL8300145A

NL8300145A - Inrichting voor het vacuuem zuigen en afsluiten van waren.

Info

Publication number: NL8300145A
Application number: NL8300145A
Authority: NL
Original assignee: Supervac Vertrieb Gmbh
Priority date: 1982-01-22
Filing date: 1983-01-14
Publication date: 1983-08-16
Also published as: GB8301182D0; NZ203045A; DE3300900A1; IT8384101A0; IT1172822B; CH658437A5; GB2113646A; DE8300736U1; FR2520324A1

Description

. $ Λ T/tJ/jzf/2

INRICHTING VOOR HET VACUÜM ZUIGEN EN AFSLUITEN

VAN WAREN

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het vacuüm zuigen en afsluiten van waren, in het bijzonder levensmiddelen, bevattende, nagenoeg gasdichte zakken, hulsels of dergelijke, met een afsluitbare kamer voor het 5 opnemen van de met waren gevulde zakken of dergelijke, welke door middel van een onderdrukbron vacuüm gezogen kan worden, en met een inrichting voor het afsluiten, in het bijzonder dichtlassen van de zakken of dergelijke.

Gewoonlijk worden levensmiddelen, zoals vleeswaren, 10 kaas of dergelijke en andere waren, zoals onderdelen van machines, technische artikelen, die in nagenoeg gasdichte zakken, hulsels of dergelijke moeten worden verpakt, in een vacuüm te zuigen kamer gelegd en deze kamer wordt op een vacuüm van bijvoorbeeld 99,8% gebracht, waarna de zakken 15 worden dichtgelast. Na het hierop weer met lucht vullen van de kamer kunnen de gasdicht verpakte waren uit deze kamer worden genomen.

De tijd die voor een arbeidsgang nodig is, bedraagt ongeveer 40 tot 50 seconden, waarbij voor het in de kamer 20 inleggen van de open zak en het daaruit nemen van de dichtgelaste zak ongeveer 5 tot 10 seconden nodig zijn, voor het vacuüm zuigen van de kamer ongeveer 20 tot 35 seconden en voor de overige handelingen ongeveer 5 seconden nodig zijn. Aangezien een zeer sterke vacuümzuiging moet worden toege-25 past, hangt enerzijds de bedrijfstijd en anderzijds de effectiviteit van het toestel af van de capaciteit van de vacuüm-pomp. Daar de capaciteit daarvan echter niet willekeurig opgevoerd kan worden, omdat anders de kosten daarvan in vergelijking met de totale inrichting te hoog zouden worden, is 30 dus voor de capaciteit van de pomp in relatie tot het betreffende toestel een bovengrens gesteld.

Om de ruimte die afgezogen moet worden, en daardoor de afzuigtijd resp. het noodzakelijke afzuigvermogen te kunnen verminderen is het bekend om, in de buiten de met 8300145 k ï -2- waren, in het bijzonder levensmiddelen gevulde zak bestaande ruimte vullichamen te leggen. Het gebruik van vullichamen is echter in zoverre nadelig dat hiermee gemanipuleerd moet worden, terwijl andere resp. verschillende vullichamen niet 5 bij elke vacuümzuiging maar slechts bij een wisseling in de produktgrootte moeten worden gebruikt.

Het doel van de uitvinding is een inrichting te verschaffen waarbij door het in verregaande vullen van de zich buiten het te verpakken materiaal bevindende ruimte de effec-10 tiviteit van de vacuümpomp bij het vacuüm zuigen wordt vergroot, zonder dat hiervoor extra werk noodzakelijk is. Dit wordt volgens de uitvinding bereikt, doordat in de kamer een met gas, in het bijzonder lucht, gevulde en bij vermindering van de deze omgevende luchtdruk opblaasbare huls is aange-15 bracht. De werking van deze in de binnenruimte van de kamer aangebrachte huls is erop gebaseerd dat bij het vacuümzuigen van de kamer de in de huls aanwezige lucht expandeert, waardoor alleen de niet door de waren en niet door de opgeblazen huls gevulde ruimte binnen de kamer, welke hierdoor sterk 20 wordt verkleind, vacuümgezogen moet worden. Hierdoor kan bij vergelijkbare grootheden door een bepaalde pomp het vacuüm zuigen van het restvolume van de kamer veel sneller plaatsvinden resp. kan bij dezelfde tijd een veel' sterkere vacuüm zuiging worden bereikt.

25 Volgens een voorkeursuitvoeringsvoorbeeld, waarbij de kamer door een draagvlak voor de zak en een ten opzichte van deze beweegbare bedekking wordt gevormd, wordt de opblaasbare huls door de bedekking opgenomen. De huls kan daarbij door twee plaatvormige stukken worden gevormd, die langs hun 30 buitenranden met elkaar zijn verbonden, waarbij deze in bovenaanzicht nagenoeg gelijk aan de bedekking zijn uitgevoerd en langs een deel van de rondomlopende rand aan deze is bevestigd. Daarbij kan binnen de huls een lichaam van elastisch defor-meerbaar, poreus materiaal, bijvoorbeeld schuimplastic zijn 35 aangebracht en kan de binnenruimte van de huls door middel van een klep met de vrije atmosfeer zijn verbonden.

Aan dit kenmerk ligt ten grondslag, dat het in de huls aanwezige luchtvolume tengevolge van diffusie door de 8300145 , $ Λ -3- wanden van de huls kan dalen, waardoor het op bepaalde tijden noodzakelijk kan zijn dit luchtvolume weer aan te vullen. Om dit op eenvoudige wijze te kunnen bereiken is in de huls een elastisch deformeerbaar, uit poreus materiaal vervaardigd 5 inzetstuk aangebracht, dat zich bij het met de vrije atmosfeer verbinden van de binnenruimte van de huls tot zijn oorspronkelijke grootte uitzet en dus de binnenruimte van de huls weer op een bepaald luchtvolume brengt.

Volgens een andere voorkeursuitvoeringsvorm heeft de 10 opblaasbare huls ongeveer de vorm en de afmetingen van de vacuüm te zuigen kamer en omvat deze een hoeveelheid lucht die belangrijk kleiner is dan zijn ruimte-inhoud in opgeblazen maar niet uitgezette toestand.

De in de opblaasbare huls opgenomen hoeveelheid lucht 15 kan daarbij ongeveer 0,5% tot 1% van de in de kamer aanwezige hoeveelheid lucht bij atmosferische druk bedragen.

Het onderwerp van de uitvinding wordt hierna aan de hand van een in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld nader verduidelijkt.

20 Fig. 1 toont een inrichting volgens de uitvinding in doorsnede, voor het begin van het vacuüm zuigen,

Fig. 2 toont deze inrichting in doorsnede, aan het einde van het vacuüm zuigen.

Fig. 3 toont een bovenaanzicht van een in de inrich-25 ting aangebrachte, met gas gevulde huls.

Fig. 4 toont een doorsnede volgens de lijn IV-IV in fig. 3 op grotere schaal.

Fig. 5 toont een andere uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding in doorsnede, voor de aanvang 30 van het vacuüm zuigen.

Fig. 6 toont deze inrichting in doorsnede, aan het einde van het vacuüm zuigen.

Zoals uit fig. 1-3 blijkt, bestaat een inrichting 1 volgens de uitvinding uit een draagvlak 2 voor het opnemen 35 van in zakken 4 opgenomen waren 5, in het bijzonder levensmiddelen. Boven het draagvlak 2 is een afdekkap 3 aangebracht, die ten opzichte van het draagvlak 2 beweegbaar is. Het vlak waarlangs de afdekkap 3 van het resterende gedeelte van de 8300145 % >f inrichting 1 omhoogbewogen kan worden, is door de lijn A aangegeven. Binnen de afdekkap 3 bevindt zich een ruimte 8 welke door middel van een naar een vacuümpomp lopende leiding 9 vacuüm gezogen kan worden. Verder zijn in deze ruimte 8 in-5 richtingen 10 aangebracht, die dienen voor het afsluiten, in het bijzonder dichtlassen van de de waren 5 bevattende zak 4, zodra deze zak vacuüm gezogen is.

In het bovenste gedeelte van de afdekkap 3 is door middel van een bevestigingsinrichting 7 een uit twee lagen 10 bestaande huls 12 aangebracht, die een schuimstofplaat 13 omsluit en hierdoor een bepaald luchtvolume bevat. Deze huls 12 is langs een deel van zijn rand in het bovenste gedeelte van de afdekkap 3 bevestigd.

De werking van de inrichting is als volgt: 15 Na het omhoogbewegen van de afdekkap 3 worden op het draagvlak 2 een aantal zakken 4 met waren 5 gelegd, waarbij de open einden van de zakken 4 op de onderste balk van de lasinrichtingen 10 worden gelegd. Zodra de inrichting gevuld is wordt de afdekkap 3 geplaatst, waardoor de gesloten kamer 20 8 wordt gevormd en wordt de vacuümpomp in bedrijf genomen.

Hierdoor wordt de binnenruimte 8 via de leiding 9 vacuüm gezogen. Door deze vacuümzuiging blaast de uit twee lagen bestaande huls 12, die een bepaald luchtvolume omsluit zich op, waarbij de bovenwand 15 daarvan zich tegen de binnenzijde van 25 het dekvlak 6 van de afdekkap 3 aanlegt en de onderwand 16 zich tegen de met de waren 5 gevulde zakken 4, resp. tegen het steunvlak 2 aanvlijt. Hierdoor wordt elk gebied dat vacuum gezogen moet worden aanzienlijk verkleind, waardoor bij bepaalde grootheden het vermogen van de vacuümpomp kan worden 30 verminderd resp. het rendement daarvan vergroot kan worden en dus de vacuümzuiging binnen kortere tijd kan worden uitgevoerd.

Daar het in de huls 12 aanwezige luchtvolume tengevolge van diffusie door de wanden 15, 16 van de huls 12 heen af kan nemen, waardoor het niet meer met de noodzakelijke ge-35 lijkmatigheid de gewenste functie kan vervullen, is verder een eenvoudige maatregel getroffen, waardoor dit luchtvolume telkens weer op de bepaalde waarde kan worden gebracht. Hiervoor is - zoals uit fig. 4 blijkt - de huls 12 voorzien van 8300145 -5- v .4 een klep 20 en is binnen de huls 12 het schuimstofinzetstuk 13 aangebracht. Zodra het volume van de in de huls 12 aanwezige lucht weer op een bepaalde waarde gebracht moet worden, wordt de klep 20 geopend, waardoor het schuimstofinzetstuk 13 5 zich tot zijn oorspronkelijke volume uitzet en door de klep 20 de ontbrekende lucht in de huls naar binnen zuigt. Na het sluiten van de klep 20 is de inrichting weer volledig bedrijfsklaar.

Zoals uit de hierboven beschreven uitvoering blijkt, 10 is een belangrijk kenmerk dat de huls een bepaald luchtvolume omsluit, waardoor weliswaar bij het vacuüm zuigen van de kamer de huls zich opblaast, maar de door deze op de waren uitgeoefende druk wordt begrensd, hetgeen noodzakelijk is om een te sterke samendrukking van de in de zakken aanwezige waren 15 resp. een belemmering van het vacuüm zuigen van de zakken te vermijden.

Volgens het uitvoeringsvoorbeeld van fig. 5 en 6 heeft de huls 12 bij benadering de vorm en grootte van de binnenruimte van de vacuümkamer 8. In de huls 22 is door mid-20 del van een meetcilinder een nauwkeurig gedoseerde hoeveelheid lucht gebracht. De huls 22 die uit volledig gasdicht materiaal, in het bijzonder latex is vervaardigd, is zonder klep uitgevoerd. Voor het stabiliseren van de huls 22 bij geopende inrichting 1 is deze inwendig van een vierhoekig raam 25 23 voorzien. Verder is deze voorzien van twee staven 17 door middel waarvan deze demontabel aan de binnenzijde van het deksel 6 is bevestigd.

Bij geopende inrichting 1, resp. voor de aanvang van het vacuüm zuigen, is deze huls 22 door de luchtdruk samen-30 gevouwen. Zodra de vacuümzuiging aanvangt, treedt de in de huls 22 aanwezige hoeveelheid lucht in werking, waardoor de huls 22 wordt uitgevouwen. Hierbij komt het bovenste gedeelte van de huls 25 tegen de binnenzijde van de afdekking 6 aan te liggen en vlijt de onderzijde 26 zich tegen de zak 4 resp.

35 tegen het steunvlak 2 aan. Hierdoor wordt de niet door het materiaal gevulde binnenruimte 8 van de inrichting 1 nagenoeg geheel gevuld. Aangezien de in de huls 22 aanwezige hoeveelheid lucht nauwkeurig is gedoseerd, wordt het samendrukken 8300145 -6- van de zak 4 door de huls 22, waardoor het vacuüm zuigen van de zak 4 zou kunnen worden verhinderd, met zekerheid vermeden. Op grond van de vorm en de afmetingen van de huls 22 wordt deze wel door de hierin aanwezige lucht opgeblazen, maar zet 5 deze niet of vrijwel niet uit. De in de huls aanwezige hoeveelheid lucht bedraagt ongeveer 0,5% tot 1% van de inhoud van de kamer 8 bij atmosferische druk.

8300145

Claims

1. Inrichting voor het vacuüm zuigen en afsluiten van waren, in het bijzonder van levensmiddelen, bevattende, nagenoeg gasdichte zakken, hulzen of dergelijke, met een afsluitbare kamer voor het opnemen van de met waren gevulde zakken 5 of dergelijke, die door middel van een onderdrukbron vacuüm gezogen kan worden en voorzien is van een inrichting voor het afsluiten, in het bijzonder dichtlassen van de zakken of dergelijke, met het kenmerk, dat in de kamer (8) een met gas, in het bijzonder lucht gevulde, en bij vermindering 10 van de deze omgevende luchtdruk opblaasbare huls (12, 22) is aangebracht.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de 'kamer door een draagvlak voor de zakken en een ten opzichte van deze beweegbare bedekking wordt gevormd, met het ken- 15 merk, dat de opblaasbare huls (12, 22) door de bedekking (3) wordt gedragen.

3. Inrichting volgens één van de conclusies 1 en 2, met het kenmerk, dat de opblaasbare huls (12) door twee nagenoeg vlakke wanddelen (15, 16) wordt gevormd, die 20 langs hun buitenranden met elkaar zijn verbonden.

4. Inrichting volgens één van de conclusies 2 en 3, met het kenmerk, dat de opblaasbare huls (12, 22) in bovenaanzicht nagenoeg gelijk aan de bedekking (3) is en langs een gedeelte van zijn rondomlopende rand aan deze is 25 bevestigd.

4 « -7- CONCLDSIES

5. Inrichting volgens één van de conclusies 1-4, met het kenmerk, dat binnen de opblaasbare huls (12) een lichaam (13) van elastisch deformeerbaar, poreus materiaal, bijvoorbeeld shuimstof is aangebracht en dat de 30 binnenruimte van de opblaasbare huls (12) door middel van een klep (20) met de vrije atmosfeer kan worden verbonden.

6. Inrichting volgens één van de conclusies 1-4, met het kenmerk, dat de opblaasbare huls (22) nagenoeg de vorm en de afmetingen van de vacuüm te zuigen 35 kamer (8) heeft en dat deze een hoeveelheid lucht bevat die 8300 14 5 -8- aanzienlijk kleiner is dan de inhoud in opgeblazen maar niet uitgezette toestand.

7. Inrichting volgens conclusie 6, m e t het kenmerk, dat de in de opblaasbare huls (22) aanwezige 5 hoeveelheid lucht ongeveer 0,5% tot 1% van de in de kamer (8) aanwezige hoeveelheid lucht bij atmosferische druk bedraagt. 8300145