NL9101742A - Inrichting voor het verwijderen van de aars van slachtdieren. - Google Patents

Description

Inrichting voor het verwijderen van de aars van slachtdieren

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verwijderen van de aars van slachtdieren, welke inrichting omvat: een snijdinrichting voor het uitsnijden van de aars van een door de transportmiddelen getransporteerd slachtdier, welke snijdinrichting omvat: een verplaatsbare wagen; en een door die wagen gedragen, roterend aandrijfbaar en axiaal verplaatsbaar, in hoofdzaak cilindrisch mes met een voorste snijrand en een coaxiaal met dat mes geplaatste, stompe zoekpen, waarbij de hartlijn van het mes tijdens het verwijderen van een aars in hoofdzaak stilstaat ten opzichte van het behandelde slachtdier.

Een dergelijke inrichting is bekend.

NL-A-7606104 betreft een inrichting, waarbij de wagen in een verticaal vlak zwaaibaar is.

FR-A-2 640 465 heeft eveneens betrekking op een inrichting, waarbij de wagen ten opzichte van een vaste scharnierlijn een zwaaibeweging kan uitvoeren.

Beide genoemde publikaties betreffen een techniek, waarbij de wagen een horizontale verplaatsing kan uitvoeren en ten opzichte van een vervolgens gekozen nieuwe horizontale positie een zwaaibeweging in het verticale vlak kan uitvoeren. Nadat een gewenste positie is bereikt wordt het roterend aangedreven cilindrische mes langs zijn hartlijn naar voren verplaatst voor het uitsnijden van de aars.

De techniek volgens beide genoemde publikaties blijkt een onvoldoende nauwkeurige positionering te geven, waarbij "missers" regelmatig voorkomen. Een dergelijke misser heeft het gevolg, dat besmetting van bruikbaar vlees van het slachtdier kan optreden of dat bruikbaar vlees door de snij-inrichting wordt weggesneden, terwijl mogelijk de te verwijderen aars niet volledig wordt uitgesneden. De inrichting voor het verwijderen van de aars kan deel uitmaken van een slachtlijn in een behandelingsstadium, waarin de grove voorbewerkingen al hebben plaatsgevonden, zoals het doden van het dier en het verwijderen van haren en reinigen. De inrichting maakt dan ook deel uit van de zogenaamde "schone" slachtlijn, waarbij missers niet toelaatbaar zijn.

EP-A-0 259 939 heeft betrekking op een inrichting, waarbij het slachtdier mechanisch wordt gepositioneerd ten opzichte van de snijdinrichting. Ook hier vindt een scharnierbeweging van de snijdinrichting in een verticaal vlak plaats.

WO-A-89/10060 heeft betrekking op een inrichting, waarbij een varken in een bepaalde positie wordt gebracht en gehouden, de snijdinrichting vervolgens verticaal wordt verplaatst en vervolgens in verticaal vlak rond een scharnieras kan zwenken.

Alle hiervoor genoemde vier publikaties hebben met elkaar gemeen, dat de positioneringsnauwkeurigheid te wensen overlaat. Deze onnauwkeurigheid impliceert, dat voor uiteenlopende gedimensioneerde dieren (mager-dik; lang-kort) de snijdbewerking op een andere dan de gewenste positie kan plaatsvinden.

De uitvinding beoogt een inrichting van het genoemde type zodanig uit te voeren, dat de kans op missers nagenoeg verwaarloosbaar is.

Daartoe is de inrichting volgens de uitvinding gekenmerkt door positioneringsmiddelen voor het zodanig positioneren van de wagen, dat de hartlijn van het mes zich uitstrekt door de aars van het slachtdier, welke positioneringsmiddelen twee aandrijvingen omvatten, die de wagen in twee respectieve, niet-evenwijdige richtingen kunnen bewegen? meetmiddelen voor het meten van de positie van de aars van een te behandelen slachtdier; en besturingsmiddelen die positie-informatie ontvangen van de meetmiddelen en op basis daarvan de twee aandrijvingen besturen.

In een voorkeursuitvoeringsvoorbeeld vertoont de inrichting het kenmerk dat de twee richtingen onderling in hoofdzaak loodrecht zijn. Hiermee wordt verzekerd, dat de twee richtingen onafhankelijk zijn, hetgeen betekent dat de verplaatsing in de ene richting de verplaatsing in een andere richting niet beïnvloed.

Deze uitvoering kan met voordeel het kenmerk vertonen dat de twee richtingen respectievelijk in hoofdzaak verticaal en horizontaal zijn. Door de horizontale aandrijving kan de wagen van en naar de transportinrichting verplaatsbaar zijn. Doordat uitsluitend een horizontale beweging de potentiële energie van de wagen niet veranderd, kan de horizontale aandrijving een beperkt vermogen bezitten en licht zijn uitgevoerd. Het vereiste vermogen wordt dan slechts door de vereiste versnellingen bepaald.

In een bepaalde uitvoering is de inrichting gekenmerkt door een aan de wagen aangebrachte aandrijving voor het axiaal verplaatsen van het mes.

Men kan geheel afzien van een dergelijke afzonderlijke aandrijving in een uitvoering, waarin de axiale verplaatsing van het mes plaatsvindt door gelijktijdige, aangepaste bekrachtiging van de twee aandrijvingen.

Regelmatig komt het voor, dat een staart van een slachtvarken door bijvoorbeeld een verwonding een zodanige positie inneemt dat hij zich voorafgaand aan de snijd-bewerking tussen de aars en de snijdinrichting bevindt. Om ook in een dergelijk geval de positionering en de snijd-bewerking met de gewenste grote betrouwbaarheid te kunnen uitvoeren kan de inrichting het kenmerk vertonen dat de besturingsmiddelen eerst de horizontale aandrijving en vervolgens de verticale aandrijving besturen. In dit geval passeert de hartlijn van het mes eerst de staart om pas daarna zijn uiteindelijke positie te bereiken vanaf een zijde, waar de staart niet meer stoort.

Er wordt overigens de aandacht op gevestigd, dat afhankelijk van de door de meetmiddelen vastgestelde omstandigheden ook een gelijktijdige beweging van de verticale en de horizontale verplaatsing mogelijk is.

De meetmiddelen kunnen van elk geschikt'en op zichzelf bekend type zijn. Bijvoorbeeld kan gebruik worden gemaakt van één of meer mechanische tasters. Ter vermijding van elke mogelijke besmetting wordt in het algemeen echter de voorkeur gegeven aan bijvoorbeeld optische of ultrasone sensoren.

De voor het behandelen van het dier met de inrichting noodzakelijke tijd kan worden verkregen door middel van middelen voor het tijdens bedrijf van de snijdinrichting doen meebewegen met de transportinrichting van de snijdinrichting.

Behalve een rechtstreekse meting is in het kader van de uitvinding ook een indirecte meting van de positie van de aars van een slachtdier mogelijk. Bijvoorbeeld kan daartoe de uitvinding het kenmerk vertonen dat de meetmiddelen waar-neemmiddelen omvatten voor het waarnemen van ten minste één lichaamsdeel van een slachtdier, dat een bekende ruimtelijke positie bezit ten opzichte van de plaats van de aars, bijvoorbeeld één of meer (achter)poten, de staart, de kruisstreek enz.

De uitvinding zal hierna worden beschreven aan de hand van bijgaande tekening. Hierin tonen: figuur 1 een sterk geschematiseerd zij-aanzicht van een inrichting volgens de uitvinding; figuur 2 een tweede uitvoeringsvoorbeeld in sterk geschematiseerd zij-aanzicht; en figuur 3 een gedeeltelijk weggebroken perspectivisch aanzicht van de inrichting volgens figuur 1.

Figuur 1 toont, dat een varken 2 aan zijn achterpoten is opgehangen door middel van ophanghaken 1. Een snijdinrichting 3 is door middel van een lineaire aandrijving 4 onder een vaste ingangsrichting beweegbaar. De aandrijving 4 met de snijdinrichting 3 maken deel uit van een wagen, die door een horizontale geleiding 5 en bijbehorende, niet getekende aandrijfmiddelen in het horizontale vlak beweegbaar is. De wagen draagt verder een verticale geleiding 6 met bijbehorende, niet getekende aandrijving voor het verticaal verplaatsen van de snijdinrichting 3, zodat deze in een zodanige positie ten opzichte van de sensor 7 van het geslachte varken 2 worden gebracht, dat de hartlijn van de snijdinrichting 3 zich uitstrekt naar de aars van het geslachte dier 2.

Schematisch aangeduide positioneringssensoren 7 en 8 bepalen de gewenste positie.

In de uitvoering volgens figuur 2 is de eenheid 3, 4, 5, 7, 8 in zijn totaliteit verticaal verplaatsbaar via de verticale geleiding 6, terwijl de beweging van de snijd-inrichting met de lineaire aandrijving 4 door middel van de horizontale geleiding 5 plaatsvindt.

Figuur 2 toont dat het, ongeacht de afmetingen van het varken 2 (lang-kort; dun-dik) altijd mogelijk is, de snijd-inrichting 3 in de juiste positie ten opzichte van de aars 9 te brengen.

Figuur 3 toont de haak 1 die schuifbaar is over een rail 10 en wordt aangedreven door een aandrijfketting 11 door middel van meenemers 12. De inrichting 14 volgens de uitvinding kan door de haak 1 worden meegenomen door middel van een meenemer 13, zodanig dat tijdens de snijdbewerking door de snijdinrichting 14 het dier 2 stilstaat ten opzichte van de inrichting. Na het beëindigen van de snijbewerking kan de meenemer 13 de punt van de haak 1 in de beide richtingen van de aandrijving 15 terugvoeren naar zijn uitgangspositie.

Een vast gestel 16 draagt via geleidingen 17 een hulpgestel 18 dat beweegbaar is in de langsrichting van de rail 10 door middel van een lineaire aandrijving 19. Deze aandrijving dient voor de horizontale beweging langs de rail 10 van het hulpgestel 18.

Een motor 20 drijft via een transmissie 21 een schroefspindel 22 aan, die middels een bijbehorende buis met inwendige draad 23 een wagen 24 horizontaal aandrijft in een richting van en naar de rail 10. De geleiding vindt plaats via horizontale geleidingen 25, welke correspondeert met de geleiding 5 volgens figuur 1.

De verticale beweeglijkheid is verkregen door middel van een motor 26, een bijbehorende transmissie 27 en een schroefspindel 28 met buis 29 met inwendige schroefdraad. Geleidingen 30 verzekeren de verticale geleiding en komen overeen met de verticale geleiding 6 volgens figuur 1.

De wagen 24 draagt de snijdinrichting 14. In de omkasting 31, waaruit een cilindrisch mes 32 met stompe zoekpen 33 uitsteekt, bevindt zich een aandrijfmotor voor het mes 32, alsmede een lineaire aandrijving om het mes in axiale richting 34 aan te zetten. In dit verband wordt erop gewezen, dat terwille van de duidelijkheid van de tekening het varken 2 ten opzichte van het mes 32 niet in de snijdpositie is weergegeven.

Niet getekend zijn meetmiddelen voor het meten van de positie van de snijdinrichting ten opzichte van de aars 9, alsmede de besturingsmiddelen die de uitgangssignalen van deze meetmiddelen verwerken tot besturingssignalen voor de respectieve motoren en aandrijvingen.

******

Claims (8)

1. Inrichting voor het verwijderen van de aars van slachtdieren, welke inrichting omvat: een snijdinrichting voor het uitsnijden van de aars van een door de transportmiddelen getransporteerd slachtdier, welke snijdinrichting omvat: een verplaatsbare wagen; en een door die wagen gedragen, roterend aandrijfbaar en axiaal verplaatsbaar, in hoofdzaak cilindrisch mes met een voorste snijrand en een coaxiaal met dat mes geplaatste, stompe zoekpen, waarbij de hartlijn van het mes tijdens het verwijderen van een aars in hoofdzaak stilstaat ten opzichte van het behandelde slachtdier; gekenmerkt door positioneringsmiddelen voor het zodanig positioneren van de wagen, dat de hartlijn van het mes zich uitstrekt door de aars van het slachtdier, welke positioneringsmiddelen twee aandrijvingen omvatten, die de wagen in twee respectieve, niet-evenwijdige richtingen kunnen bewegen; meetmiddelen voor het meten van de positie van de aars van een te behandelen slachtdier; en besturingsmiddelen die positie-informatie ontvangen van de meetmiddelen en op basis daarvan de twee aandrijvingen besturen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de twee richtingen onderling in hoofdzaak loodrecht zijn.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de twee richtingen respectievelijk in hoofdzaak verticaal en horizontaal zijn.

4. Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt door een aan de wagen aangebrachte aandrijving voor het axiaal verplaatsen van het mes.

5. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de axiale verplaatsing van het mes plaatsvindt door gelijktijdige, aangepaste bekrachtiging van de twee aandrijvingen.

6. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de besturingsmiddelen eerst de horizontale aandrijving en vervolgens de verticale aandrijving besturen.

7. Inrichting volgens conclusie 1 gekenmerkt door transportmiddelen voor het transporteren van een be behandelen slachtdier, bijvoorbeeld een inrichting voor het aan de achterpoten hangend transporteren van successieve varkens; en middelen voor het tijdens bedrijf van de snijdinrichting doen meebewegen met de transportmiddelen van de snijdinrichting.

8. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de meetmiddelen waarneemmiddelen omvatten voor het waarnemen van ten minste één lichaamsdeel van een slachtdier, dat een bekende ruimtelijke positie bezit ten opzichte van de plaats van de aars, bijvoorbeeld één of meer (achter)poten, de staart, de kruisstreek enz. ******