NL8602220A

NL8602220A - Inrichting voor het delen van vlees en/of beenderen van een slachtdier.

Info

Publication number: NL8602220A
Application number: NL8602220A
Authority: NL
Original assignee: Tno
Priority date: 1986-09-02
Filing date: 1986-09-02
Publication date: 1988-04-05
Also published as: ATE61203T1; DK456787A; US4841602A; DK164383B; EP0258937B1; DK456787D0; ES2021016B3; EP0258937A1; GR3001569T3; DE3768377D1

Description

i

865075/Ti/AP

%

Titel: Inrichting voor het delen van vlees en/of beenderen van een slachtdier.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het delen van vlees en/of beenderen van een slachtdier met een van een snijkant voorzien snijorgaan.

Het delen van vlees en/of beenderen van een slachtdier 5 geschiedt in de praktijk door middel van een in overeenstemming met de afmetingen van het slachtdier gedimensioneerd schaarvormig element. Hoewel met een dergelijk element grote krachten kunnen worden uitgeoefend, heeft deze bekende inrichting het bezwaar dat als gevolg van het langs elkaar glijden van de 10 snijkanten van de schaar op het te delen vlees- of beendeel een kantelmoment wordt uitgeoefend dat door de ondersteunings-en positioneerorganen moet worden opgenomen en waardoor het in de praktijk dikwijls moeilijk of onmogelijk is de deling volgens een bepaald verloop te doen plaats vinden.

15 De uitvinding beoogt dit bezwaar te ondervangen. Volgens de uitvinding is de inrichting hiertoe voorzien van een tegenover de snijkant van het snijorgaan gelegen tegenleger met een langwerpige, centrale, verdiepte ruimte voor het opnemen van de snijkant met daarnaast gelegen cymmetrische oplegvlakken.

20 Deze geven een cymmetrische afstemming van de te delen vlees-of beendelen terwijl tevens een centrering wordt bereikt.

Door deze maatregelen worden op het te delen onderdeel symmetrische krachten uitgeoefend en is er geen kantelmoment meer. Bij gevolg kan de ondersteunings- en positioneringsin-25 richting aanzienlijk lichter en eenvoudiger worden uitgevoerd en is een nauwkeurigere snede mogelijk.

Wanneer de inrichting in het bijzonder of mede bestemd is voor het delen van beenderen zoals borstbeen en /of rugge-graat is volgens de uitvinding het dwarsdoorsnedeprofiel van 30 de verdiepte ruimte aangepast aan de vorm van de te delen beenderen. Op deze wijze wordt een uitstekende centrering daarvan ten opzichte van de snijkant bereikt.

Een bijzondere toepassing van de inrichting volgens de uitvinding is die voor het opensnijden van borst en buik van 35 een karkas. Volgens de uitvinding is bij deze inrichting het tegenleger uitgevoerd als een van een centrale groef voorziene doorn, terwijl het snijorgaan is uitgevoerd als een daar tegen-8602220 'ψ 2 4 over opgesteld, in hoekstand ten opzichte daarvan instelbaar snijblad.

Gunstige uitvoeringsvormen van bedoelde inrichting zijn beschreven in de conclusies 4 tot en met 6.

5 De uitvinding wordt toegelicht aan de hand van de tekening.

Figuur 1 is een perspectievische afbeelding van een installatie waarin de uitvinding is toegepast.

Figuur 2 is een schematisch zijaanzicht van deze installatie.

10 Figuur 3a is een zijaanzicht van de in deze installatie toegepaste snijinrichting volgens de uitvinding.

Figuur 3b is een dwarsdoorsnede door een gedeelte van het snijmes en het tegenleger in het bijzonder voor het delen van beenderen.

15 Figuur 4 is een gedeeltelijk bovenaanzicht, gedeeltelijke doorsnede van deze snijinrichting.

Figuur 5 is een perspectievische, schematische afbeelding van de aandrijving der delen van de snijinrichting.

De figuren 6a - 6f tonen schematisch de verschillende 20 fasen van de snijbewerking.

De in de figuren 1 en 2 in zijn geheel met het verwij-zingscijfer 10 aangegeven installatie is bestemd te worden geplaatst langs een transportbaan 12 waarlangs de slachtdieren, elk hangend aan het op zich bekende slachtjuk 14 worden aan-25 gevoerd. De installatie bestaat uit een gestel met verticale staanders 15 en horizontale verbindingsdelen 16 die de transportbaan 12 kan omsluiten.

Tussen de horizontale balken 16a, 16b is verrijdbaar opgenomen een hulpgestel 17 bestaande uit de dwarsbalken 18a, 18b 30 en de verbindingsdwarsbalken 20a, 20b. Dit hulpgestel 17 draagt aan het ene einde scharnierbaar om een horizontale as 22 een cylindervormige drager 24 dat met niet getekende aandrijfeenheden voor een schematisch aangegeven snijeenheid 25 die bestemd is voor het doorsnijden van de hammen en het schaambeen, geen 35 onderwerp van deze aanvrage is en dan ook niet nader zal worden besproken, en aan het andere einde, scharnierend om de horizontale as 26, een verticale cylindervormige drager 28, welke aan het boveneinde 28a via de verbindingsstang 30 en de hydraulische cylinder 32 is gekoppeld met het hulpgestel 17.

Met behulp van deze cylinder 32 is de hoekstand van de eenheid 860 2 22 0 ft 3 te- 28 in het verticale vlak instelbaar. Aan de onderzijde steekt uit deze drager 28 het cylindrisch huis 29 uit dat door middel van een hefinrichting, aangedreven door de motor 136 aan het boveneinde van de drager 28 op en neer kan worden bewogen; 5 dit huis 29 draagt aan het andere einde een snijinrichting 34 die bestemd is vanuit het zogenaamde steekgat het borstbeen te klieven en een snede door borst en buik te vormen. Deze inrichting zal in detail hierna worden besproken.

Het te bewerken karkas 40 hangt, zoals gezegd, aan het 10 gebruikelijke, door de transportbaan aangedreven slachtjuk 14 en via een geschikte meenemer 42 wordt het hulpgestel 17 door deze transportbaan over een gedeelte van de baan van het karkas 40 in de bewegingsrichting ervan meegenomen; tijdens deze beweging worden de verschillende in het onderstaande nog 15 te beschrijven bewerkingen aan het karkas uitgevoerd en wanneer deze zijn beëindigd en de snijorganen vrij zijn van het karkas 40 wordt het hulpgestel 17 via de aandrijfkettingen 44, aangedreven door de aandrijfmotor 46, naar de uitgangsstand - in de figuur 1 links - teruggevoerd. In een praktische uitvoerings-20 vorm bedraagt de gehele cyclustijd der bewerking circa 12 seconden.

De in figuur 3a in detail weergegeven snijinrichting 34 bestaat uit twee hoofddelen: het snijblad 120 dat is vastgezet in de houder 122 en het daarmee samenwerkend tegenleger 124, 25 voorzien van een centrale groef 126 waarin de snigrand van het snijblad past. Dit tegenleger 124 zal in het hierna volgende worden aangeduid als de "doorn".

Deze doorn 124 is (zie figuur 4) bevestigd aan het einde van twee armen 128a, 128b waarvan de wijze van aandrijven in 30 het hierna volgende nog nader wordt toegelicht; tussen deze armen 128a, 128b bevindt zich de centrale arm 130 met aan het einde daarvan de houder 122 en het snijblad 120. Ook de aandrijving van deze arm 130 wordt nog nader toegelicht.

Opgemerkt wordt dat de volgens de uitvinding voorgestelde 35 constructie met de van een centrale groef voorziene doorn als tegenleger voor een snijblad aanzienlijke voordelen heeft ten opzichte van de gebruikelijke knipinrichtingen, daar bij volgens de uitvinding niet - zoals dit bij knippen wel het geval is - op het betreffend deel een kantelmoment wordt uitgeoefend waardoor de bewerking met een veel grotere nauwkeurigheid kan 4q worden uitgevoerd. Bovendien wordt een centrering van het te 8602220 « 4 delen been of vlees verkregen wat in de praktijk zeer gunstig is.

Deze centrering blijkt duidelijk uit figuur 3b die aangeeft hoe het dwarsdoorsnedeprofiel van de groef 126 is aange-5 past aan de vorm van het daarin opgenomen been 125 - bijvoorbeeld een borstbeen of wervelkolom.

De drie genoemde armen kunnen gezamenlijk scharnieren rond de scharnieras 132 en het geheel is gelegerd tussen twee holle flenzen 134a, 134b die zijn bevestigd aan het ondereinde 10 van het huis 29. Dit huis 29 kan, zoals gezegd, in verticale richting op en neer worden bewogen door middel van de aandrijf-motor 136 die zich aan het boveneinde van de cylindervormige drager 28 bevindt.

Aan de zijde van de flens 134a bevindt zich, over een 15 beperkte hoek tegen veerdruk in verdraaibaar, een geknikte drukstang 140 met aan het einde een cylindrisch huis 142 waarin zich een schematisch getekende aandrijfmotor 144 bevindt voor het cirkelvormig toelopend druklichaam 146. De motor 144 is bij voorkeur een pneumatische motor - dergelijke aandrijfmo-20 toren zijn op zich bekend.

Functie en werking van het druklichaam zullen in het hierna volgende nog worden toegelicht.

De aandrijving van de doorn 124 en het mes 120 wordt verzorgd door middel van twee pneumatische of hydraulische werk-25 cylinders, opgenomen in het huis 29. De constructie is schematisch afgebeeld in figuur 5. Rond de centrale as 132 die met de uiteinden vast is verbonden met het huis 29 is een aantal armen gelegerd en wel zodanig dat via een as- en buskoppeling, die niet in detail behoeft te worden beschreven, de beide armen 30 128a, 128b- waarvan het vrije einde de doorn 124 draagt - is gekoppeld met de armen 124a, 124b zodat de beweging van deze armen 124a, 124b wordt overgedragen op de doorn 124. De arm 130, die is gekoppeld met het mes 120, is gekoppeld met de beide armen 120a, 120b zodat de beweging van de armen 120a, 35 120b wordt overgedragen op het mes 120.

De verschillende bewegingen worden verkregen met een eerste werkcylinder 150 en een tweede werkcylinder 152. De cylinder 150a van de werkcylinder 150 is vast verbonden met het huis 29 en de zuigerstang 150b daarvan is gekoppeld met het 8602220 5 boveneinde 152a van de cylinder 152/ waarvan de zuigerstang 152b is gekoppeld met de as 154 die de beide armen 124a en 124b verbindt. Van de stangen 156a, 156b is het boveneinde via de stangen 157a, 157b scharnierend gekoppeld met het bo-5 veneinde 152a van de cylinder 152, terwijl van elk der stangen het ondereinde via de scharnierkoppeling 159a respectievelijk 159b is gekoppeld met de vrije einden van de armen 120a respectievelijk 120b. Met deze constructie wordt bereikt dat door uitzetting van de cylinder 150 mes 120 en doorn 124 zich tezamen 10 zullen bewegen in de richting van de pijl 158; bij intrekken van de cylinder 150 gebeurt uiteraard het tegenovergestelde.

De cylinder 152 stuurt de beweging van mes 120 en doorn 124 ten opzichte van elkaar.

Hoe de verschillende bewegingen verlopen zal in het nu 15 volgende worden toegelicht. De verschillende bewegingen en het verloop der bewegingen wordt bestuurd door een aantal niet getekende tasters en regelorganen waarvan de realisatie binnen het bereik van de vakman ligt.

Figuur 6a toont de uitgangsstand. In deze stand bevindt 20 zich de hele snijeenheid 34 in de lage stand, waarbij de exacte afstand ervan tot de slachtlijn 24 en daarmee ten opzichte van het karkas 40 uiteraard afhankelijk is van de grootte van dit karkas 40; deze grootte wordt bepaald met een langs de slachtlijn opgestelde en niet getekende taster, bijvoorbeeld 25 een met een signaalgever gekoppeld oploopvlak waarbij de gever een signaal levert dat afhankelijk is van de lengte van het karkas. In afhankelijkheid van deze lengte wordt de juiste beginstand van de snijinrichting 34 ingesteld.

In deze, in figuur 6 aangegeven, getekende uitgangsstand 30 zijn zowel de cylinders 150 als 152 ingetrokken.

Figuur 6b toont de stand waarin de doorn 124 via het reeds eerder gevormde steekgat 41 in het karkas 40 binnendringt.

Dit is in feite een samengestelde beweging, teweeggebracht doordat de cylinder 150 ingetrokken blijft en de cylinder 152 35 gaat uitzetten, terwijl het huis 29 geheven wordt. Daarna vindt het klieven van het borstbeen plaats, doordat de doorn 124 naar het mes 120 wordt gedrukt waarbij doorn 124 en mes 120 uiteindelijk de in figuur 6c getekende stand bereiken: in deze stand is cylinder 150 ingetrokken en cylinder 152 geheel uitge- 8602220 6 4 4 zet. Tijdens dit klieven wordt in tegenstelling tot bij de bekende inrichtingen met een knipmes op het karkas 40 geen kan- telmoment uitgeoefend, waardoor dit karkas onbewegelijk en gecentreerd blijft hangen.

5 De volgende fase is het openen van het karkas. Dit wordt ingeleid vanuit de stand volgens figuur 6d. De cylinder 150 wordt uitgezet en de cylinder 152 enigszins ingetrokken; de doorn komt terug naar de stand volgens figuur 3, terwijl het mes achterover kantelt. Het geheel is nu gereed voor het begin 10 van de omhooggerichte snijbewerking.

De luchtmotor 144 wordt gestart waardoor het druklichaam 146 roterend wordt aangedreven. De functie hiervan is te voorkomen dat tijdens het bewerken van het karkas een mannetjesdier de penis wordt doorgesneden: deze laatste wordt tijdens 15 de omhooggaande beweging van de snijinrichting 134 door het roterend druklichaam 146 opzij gedrukt.

Tijdens deze omhooggaande beweging wordt onder voortdurend licht aandrukken van de snijeenheid tegen het karkas 40 onder het volgen van de buiklijn - wat geschiedt onder be-20 sturing van de pneumatische cylinder 32 die via de verbindings-stang 30 de hoekstand van de drager 28 met het huis 29 bepaalt - de cylinder 150 langzaam ingetrokken. Zo wordt uiteindelijk de in figuur 6e getekende bovenste stand bereikt.

In deze bovenste stand is de snijeenheid gearriveerd bij 25 de snede die inmiddels is gemaakt door het snijorgaan 25 en daarmee is de bewerking in feite voltooid. Tijdens deze beweging is de cylinder 150 langzaam ingetrokken.

Door het opnieuw uitzetten van de cylinder 150 kantelt de gehele eenheid naar voren, de drager 28a wordt door de cylin-30 der 32 van het karkas weggekanteld en de hefmotor 136 trekt de eenheid omhoog tot de bovenste stand. Daarna wordt het geheel teruggebracht naar de eindstand en door een niet getekende sproeiinstallatie gereinigd waarna de installatie gereed is voor het uitvoeren van een nieuwe bewerking.

860 2 220

Claims

1. Inrichting voor het delen van vlees en/of beenderen van een slachtdier met een van een snijkant voorzien snijorgaan gekenmerkt door een tegenover de snijkant van dit snijorgaan gelegen tegenleger met een langwerpige, centrale, verdiepte 5 ruimte voor het opnemen van de snijkant met daarnaast gelegen symmetrische oplegvlakken.

2. Inrichting volgens conclusie 1 in het bijzonder voor het delen van beenderen, met het kenmerk, dat het dwarsdoorsnede-profiel van de verdiepte ruimte is aangepast aan de vorm van 10 de te delen beenderen.

3. Inrichting volgens conclusie 1-2 in het bijzonder voor het opensnijden van borst en buik van een karkas, met het kenmerk, dat het tegenleger is uitgevoerd als een van een centrale groef voorziene doorn (124), terwijl het snijorgaan is uitgevoerd 15 als een daartegenover opgesteld, in hoekstand ten opzichte daarvan instelbaar snijblad (120).

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de doorn (124) is bevestigd aan het einde van een eerste, om een vaste as (132) verdraaibare kantelarm (128a, 128b) en het snij- 20 blad (120) is bevestigd aan het einde van een onafhankelijk daarvan om dezelfde as verdraaibare tweede kantelarm (130).

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat van een der kantelarmen het tweede einde is gekoppeld met het ene einde van een uitzetorgaan zoals een werkcylinder (152) en 25 van de andere kantelarm het tweede einde is bevestigd aan het andere einde van dit uitzetorgaan, en het uitzetorgaan in langs-richting ten opzichte van de vaste as verplaatsbaar is.

6. Inrichting volgens conclusie 3 tot 5 gekenmerkt door een tegen veerspanning om de as verdraaibaar, naar het mes gericht 30 en het vlak ervan kruisende drukstang met aan het einde een roterend aan te drijven, als omwentelingslichaam uitgevoerd druklichaam. 8602220