NL9200649A - Werkwijze en inrichting voor het openen van een geslacht dier. - Google Patents

Description

Werkwijze en inrichting voor het openen van een geslacht dier

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het openen van een geslacht dier.

Hoewel reeds vele voorstellen zijn gedaan voor het machinaal openen van geslachte dieren, wordt dit werk in de praktijk nog steeds met de hand uitgevoerd. Een probleem bij het opensnijden van een geslacht dier is, dat vermeden moet worden dat bij het opensnijden van de buikwand de inwendige organen worden geraakt ten einde besmetting te voorkomen.

Om dit probleem te vermijden verschaft de uitvinding een werkwijze voor het openen van een geslacht dier, omvattende de volgende stappen: (1) het verschaffen van een geslacht dier; (2) het aan de achterpoten ophangen van het dier; (3) het aanbrengen van een snede in de buikwand nabij de achterpoten, in hoofdzaak in het symmetrievlak van het dier; (4) het voortzetten van die snede in in hoofdzaak verticale, neerwaartse richting; (5) het tijdens stap (4) van de buikwand afhouden van de ingewanden.

Ook kan gebruik worden gemaakt van een werkwijze die is gekenmerkt door (6) het tijdens stap (4) spannen van de buikwand door het naar buiten trekken van de buikwand. Anders dan bij bekende werkwijzen wordt bij de werkwijze volgens de uitvinding het geslachte dier aan de achterpoten opgehangen en vindt tijdens het voortzetten van de snede in de richting van de kop van het dier een afhouden van de ingewanden van de buikwand plaats, bijvoorbeeld door een spannen van de buikwand door die buikwand naar buiten te trekken. Bij het ophangen van een geslacht dier aan de achterpoten hebben de in de buikholte aanwezige organen de neiging om onder invloed van de zwaartekracht omlaag te gaan hangen in de richting van het middenrif en tegen de binnenzijde van de buikwand te rusten, waardoor deze organen gemakkelijk zouden kunnen worden aangesneden. Het naar buiten trekken van de buikwand volgens de uitvinding vermijdt het risico van aansnijden van de inwendige organen. De voorsnede kan zonder veel zorgvuldigheid worden gemaakt, omdat de organen daar voldoende vrij liggen van de buikwand, waarna de buikwand vervolgens via die voorsneden aan de binnenzijde kan worden belast om deze naar buiten te trekken.

Volgens de uitvinding is het mogelijk om de genoemde stappen te vervolgen met (7) het na stap (4) voortzetten van de snede voor het doorsnijden van het middenrif.

Daarna kan gebruik worden gemaakt van (8) het na stap (6) voortzetten van de snede voor het doorsnijden van het borstbeen.

Ten einde te vermijden dat het hart door het mes wordt geraakt en beschadigd kan de werkwijze volgens de uitvinding zijn gekenmerkt door (9) het tijdens stap (7) of stap (8) kapotscheuren van het hartzakje. Hiermee komt het hart relatief vrij te liggen, hetgeen de mogelijkheid biedt tot (10) het tijdens stap (8) uit de baan van het mes drukken van het hart. Hierdoor blijft het hart intact.

Gebruik kan worden gemaakt van een mes met een rechte of gebogen, in het bijzonder concaaf gebogen snijrand. Bij voorkeur is echter de werkwijze volgens de uitvinding gekenmerkt door (11) het voor uitvoering van de stappen 3, 4, 6 en 7 of 8 gebruiken van een roterend aangedreven, schijfvormig mes.

Een effectieve voortzetting van de snede na het openen van de buikwand is verzekerd met een uitvoering van de werkwijze die is gekenmerkt door (12) het tijdens stap (7) of stap (8) naar binnen bewegen van het mes.

Tevens heeft de uitvinding betrekking op een inrichting voor het openen van een aan de achterpoten opgehangen, geslacht dier met toepassing van een werkwijze volgens de uitvinding. Een dergelijke inrichting is gekenmerkt door een door middel van geleidingsmiddelen in een in hoofdzaak verticaal vlak verplaatsbaar mes met een zodanig gerichte snijrand, dat daarmee tijdens verplaatsing van het mes het slachtdier door insnijden geopend kan worden; en een zich in het vlak van het mes voorbij de snijrand daarvan uitstrekkende pen met een naar de buikwand te richten leivlak, dat tijdens het openen van een geslacht dier langs het binnenvlak van de buikwand van dat dier kan glijden en aldus de ingewanden van die buikwand kan afhouden. Met deze pen, die door een arm kan worden gedragen en daarmee een haakvormig orgaan kan vormen, kan de binnenzijde van de buikwand naar buiten worden getrokken, tijdens het uitvoeren van de snijbewerking. De inrichting kan een handmes zijn of machinaal werken.

Bij voorkeur vertoont de inrichting volgens de uitvinding het kenmerk dat het leivlak een afgeronde vorm bezit, bijvoorbeeld een sferische vorm. Dit vermijdt een vastlopen van de pen tegen oneffenheden aan de binnenzijde van de buikwand.

Een uitvoering, waarin zich vanaf het leivlak een kerforgaan uitstrekt, heeft het voordeel, dat hiermee het middenrif gemakkelijk kan worden doorgesneden.

In een bepaalde uitvoering vertoont de inrichting het kenmerk dat het mes schijfvormig en roteerbaar is. In dit geval vertoont de inrichting bij voorkeur het kenmerk dat het mes roterend aandrijfbaar is. Een belangrijke uitvoering van de inrichting volgens de uitvinding is gekenmerkt door bedieningsmiddelen voor het verplaatsen van de pen tussen een relatief lage eerste stand, waarin de pen in hoofdzaak verticaal omlaag gericht is en tweede stand, waarin de pen teruggetrokken is.

Deze uitvoering kan de bijzonderheid vertonen dat de pen deel uitmaakt van de geleidingsmiddelen.

Voor het bewegen van de pen tussen de genoemde twee standen kan de inrichting het kenmerk vertonen dat de bedieningsmiddelen een motor omvatten.

Eenvoudiger echter is die uitvoering, waarin de bedieningsmiddelen veermiddelen omvatten, die de pen naar de eerste stand dringen.

In deze uitvoering kan de pen bij het ondervinden van een zekere weerstand, bijvoorbeeld bij het ontmoeten van het middenrif, een weerstandskracht ondervinden, waardoor hij van de eerste naar een tweede positie zwenkt. In de uitvoering, waarin het leivlak geen kerforgaan vertoont, kan door het verplaatsen van de pen naar de tweede postitie het snijvlak van het mes meer vrij worden gegeven voor het doorsnijden van het middenrif. Vervolgens kan de pen de onstane opening in het middenrif passeren. Op dezelfde wijze kan het hartzakje worden ingesneden en kan vervolgens het hart door de pen worden weggedrukt uit de baan van het mes. Aldus kan tijdens de snijbewerking het hart intact blijven.

In een bepaalde uitvoering vertoont de inrichting het kenmerk dat de geleidingsmiddelen zodanig zijn ingericht, dat het mes een vooraf gekozen baan volgt. Voor het uitvoeren van de hierboven beschreven stap (12) kan de inrichting volgens de uitvinding het kenmerk vertonen dat de geleidingsmiddelen zodanig zijn uitgevoerd, dat het mes een baan volgt die ongeveer parallel loopt met de te volgen vorm van het contour van het geslachte dier, maar na het doorsnijden van de buikwand, tijdens het doorsnijden van het borstbeen, over enige afstand naar binnen wordt verplaatst.

In een bepaalde uitvoering vertoont de inrichting het kenmerk dat de geleidingsmiddelen zodanig zijn uitgevoerd dat de baan van het mes lokaal uitwijkt ten opzichte van een verticaal vlak. Hierdoor kunnen bepaalde organen van het slachtdier, bijvoorbeeld het mannelijke geslachtsorgaan, tijdens de snijbewerking worden vermeden.

Een dergelijk voordeel kan tevens worden bereikt met een uitvoering, waarin de geleidingsmiddelen zodanig zijn uitgevoerd, dat het mes een beperkte verplaatsbaarheid buiten het genoemde verticale vlak bezit.

Een vaste baan, bijvoorbeeld parallel aan het contour van het open te snijden geslachte dier kan worden verkregen met een uitvoering, waarin de geleidingsmiddelen een stangenmechanisme omvatten, dat op twee plaatsen met de vaste wereld gekoppeld is.

Om deze baan te kunnen variëren en tijdens de snijbewerking een van het contour afwijkende baan te volgen, zoals het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding met de bovenbeschreven stap (12), kan de inrichting het kenmerk vertonen dat de geleidingsmiddelen ten minst één door middel van besturingsmiddelen bestuurbaar element met instelbare lengte omvatten.

Zoals boven reeds gezegd, kan de inrichting met de hand bedienbaar zijn of als machine zijn uitgevoerd. In dit laatste geval is de inrichting gekenmerkt door aandrijfmiddelen voor het aandrijvend verplaatsen van het mes.

De uitvinding zal nu worden toegelicht aan de hand van bijgaande tekening. Hierin tonen: figuur 1 een perspectivisch aanzicht van een als handmes uitgevoerde inrichting volgens de uitvinding; figuur 2 een schematisch perspectivisch aanzicht van een installatie met een inrichting volgens de uitvinding; de figuren 3, 4 en 5 perspectivische aanzichten van drie verschillende uitvoeringsvormen; figuur 6 een perspectivisch aanzicht van een inrichting volgens de uitvinding, waarbij de geleiding van het schijfvormige, roterend aangedreven mes plaatsvindt door middel van een samenstel van stangen en cilinders; en de figuren 7-15 schematische dwarsdoorsnede-aanzichten van de inrichting volgens figuur 6 in verschillende fasen van de doorsnijdingsbewerking.

Een steun 1 voor het aan de achterpoten ophangen van geslachte dieren, in dit geval varkens, kan een onderdeel zijn van een transportsysteem, waarbij de steun 1 bijvoorbeeld een gebogen of rechte buis is, welke door niet getoonde middelen aan een plafond is opgehangen. Langs de buis 1 zijn haakvormige elementen 2 te verschuiven door niet getoonde middelen, aan welk haakvormig element de achterpoten van het slachtdier zijn bevestigd. Langs de transportbaan, bepaald door de vorm van de buis 1, worden diverse handelingen op het geslachte dier uitgevoerd, en de uitvinding is hier beperkt tot het openen van het geslachte dier zodat de ingewanden van het slachtdier bereikbaar worden.

Het handmatig uitvoeren van het openen van het karkas is mogelijk met behulp van het handmes volgens fig. 1.

Een handgreep is daartoe uitgerust met een meshouder 15, die hier door middel van twee bouten 16 vast op de slede is bevestigd. De meshouder 15 is uitgevoerd met een verwisselbaar mesblad 17 met een omlaag gekeerde snede 18. De meshouder 15 is bovendien verlengd met een verlenging 19, welke eindigt in een bol segmentvormig geleidingsvlak 20. De hoek tussen de verlenging 19 en de meshouder 15 is kleiner dan 180°. Het bol segmentvormige geleidingsvlak 20 is voorzien van een kerforgaan 21.

Het openen van het karkas is ook volgens de uitvinding machinaal uit te voeren, waartoe op zekere afstand van de steun 1 een verticale geleiding 3 is aangebracht, waarlangs een slede 4 op en neer beweegbaar is. De geleiding staat hier verticaal, maar kan elke gewenste staande stand innemen, terwijl bovendien van de rechte lijn kan worden afgeweken.

De geleiding is zoals getoond in de fig. 3 t/m 5 een in dwarsdoorsnede rechthoekige staaf, waarin een zwaluwstaartvormige groef 5 is uitgespaard, waarin een zwaluwstaartvormige wig 6 van de slede 4 passend en glijdend is opgenomen.

De slede is uitgevoerd met een arm 7, waaraan een handgreep 8 kan zijn bevestigd, voor het voltooien van de op en neer gaande beweging zoals hiervoor bedoeld. Anderzijds kan de handgreep bestemd zijn als aangrijpingspunt voor een eindloze riem 9, die om omkeerrollen 10 aan boven- en onderzijde van de verticale geleiding 3 zijn aangebracht, waarvan er een bijvoorbeeld door een elektromotor 11 in rotatie kan worden gebracht. Door de koppeling van de arm 7 aan een part van het eindloze element 9, kan door de bekrachtiging van de motor 11 de slede in op- respectievelijk neerwaartse zin langs de geleiding 3 worden bewogen.

De hierboven beschreven inrichting kan volgens de werkwijze van de uitvinding worden gebruikt. Daartoe wordt het slachtdier 2, dat is opgehangen aan de steun 1, eerst voorzien van een voorsnede V links in fig. 2, waarna door het plaatsen van het slachtdier voor de geleiding 3, dat wil zeggen met de buikzijde daar naartoe gekeerd, de verlenging 19 met geleidevlak 20 in die voorsnede achter de buikwand kan worden gehaakt. Door het vervolgens omlaag bewegen van het handmes of door het bekrachtigen van de motor 11, wordt de slede 4 omlaag bewogen en daarmee de meshouder 15 met het mes 17. Hierbij dient bij de neerwaartse beweging een voortdurende naar buiten gerichte kracht op de binnenwand van de buikwand van het slachtdier te worden uitgeoefend middels het bolle geleidingsvlak 20, waardoor de buikwand volledig wordt geopend door de snede 18 van het mes 17 tijdens de omlaag gaande beweging. De snede wordt voortgezet totdat het geleidevlak het middenrif raakt, hetwelk wordt doorgesneden door het kerfmes 21 en vervolgens tot aan het borstbeen, waarvan het begin met A is aangegeven, en het eindigt bij B. De snede kan worden beëindigd bij A, kan echter ook worden voortgezet bij B, waartoe het mes 17 langs het borstbeen kan worden gebracht respectievelijk daardoorheen. Op deze wijze is de buikzijde van het slachtdier volledig geopend.

Opgemerkt wordt, dat bij de plaats van het mannelijk geslachtsorgaan de rechte snede kan worden vervangen door een uitstulping C, welke snede kan worden gerealiseerd door de meshouder 15 een van de rechte baan afwijkende baan te laten volgen. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door de geleidestaaf 3 lokaal uit te buigen, maar het is mogelijk, de meshouder 15 ten opzichte van de slede 4 schuifbaar aan te brengen en door aparte aandrijfmiddelen te doen bewegen.

Fig. 4 toont een uitvoeringsvorm, welke zich onderscheidt van de uitvoeringsvorm volgens fig. 3 doordat het mes 17 niet als recht mesblad is uitgevoerd, maar als een vrij draaibaar cirkelvormig mesblad 25. De werking van deze inrichting is voor het overige hetzelfde als die van fig. 3.

Fig. 5 laat een inrichting zien, waarbij de slede 4 is uitgevoerd met een meshouder 15 voorzien van een aangedreven mesblad 25'. Het mesblad is uitgevoerd met een rondsel 26, waaromheen een eindloos element 27 is geslagen, dat via een aandrijfrondsel 28 door een motor 29 in rotatie kan worden gebracht. Hiermee is het mesblad 25' in rotatie te brengen, hetgeen de snijdende werking kan bevorderen.

Het mesblad 25' kan ook worden gebruikt voor het aanbrengen van de voorsnede V. De verlenging 19 is bevestigd aan een zwenkarm 19', die omhoog kan worden geklapt volgens pijl PI, zodat het mes 25 aan de voorzijde vrijkomt. Een beschermkap 30 kan aan de verlenging 19 zijn bevestigd, die in de omlaag geklapte stand de bovenzijde van het mes beschermt .

Figuur 6 toont een inrichting 51 voor het opensnijden van een aan de achterpoten 52 opgehangen varken 53. De inrichting omvat een hierna te beschrijven constructie met een aantal scharnierbaar met elkaar verbonden armen en cilinders, die allen in een verticaal vlak beweegbaar zijn.

Een eerste arm 54 is via een eerste scharnier 55 met de vaste wereld gekoppeld. Via een tweede scharnier 56 draagt de eerste arm 54 een tweede arm 57, die een door middel van een motor 71 aangedreven roteerbaar mes 58 draagt. De tweede arm 57 draagt op enige afstand van het tweede scharnier 56 via een derde scharnier 59 een derde arm 60, die via een vierde scharnier 61 twee cilinders 62, 63. De eerste cilinder 62 is verbonden met de eerste arm 54, en de tweede cilinder 63 is via een stang 64 verbonden met de vaste wereld. Tussen deze vaste wereld en de tweede arm 57 strekt zich verder een aandrijfcilinder 65 uit. Deze aandrijfcilinder 65 is de hoofdaandrijving voor het in verticale richting verplaatsen van het mes 58 tijdens de bewerking van het varken 53.

Met het mes 58 is coaxiaal scharnierbaar een geleidingspen 66 geplaatst met een afgerond leivlak 67 met een kerforgaan 68. Door middel van een derde cilinder 69 is de geleidingspen 66 zwenkbaar rond het mes 58.

Niet getekend zijn de noodzakelijke besturingsmiddelen om de cilinders 62, 63, 65, 69 een variabele lengte te verlenen.

De figuren 7-15 tonen schematisch, op welke wijze de inrichting 51 het varken 53 opent. Met een streep-stippellijn is de baan 70 weergegeven, die wordt gevolgd door het midden 72 van het mes 58. De baan is in de figuren gekarakteriseerd met de eindpunten van de elkaar opvolgende delen, waarvan de eindpunten zijn aangeven met respectievelijk 73, 74, 75, 76, 77, 78, 79, 80 en 81. Nu wordt eerst kort de baan 70 beschreven. Daarbij wordt aangegeven, welke positie de respectieve cilinders 62, 63 en 65 innemen en wel met de indicaties «IN" en "UIT".

De in figuur 7 getoonde ruststand 73 is een uitgangspositie, waarin de cilinder 62 UIT is, de cilinder 63 uit is en de cilinder 65 IN.

De in figuur 8 getoonde positie 72 is de startpostitie, waarin de cilinder 62 IN is.

De in figuur 9 getoonde positie 75 is een zoekpositie, waarin de cilinder 65 enigszins UIT is.

Figuur 10 toont de snijpositie 76. De cilinder 63 is IN, maar kan eventueel een tussenstand innemen.

Figuur 11 toont een teruggetrokken positie 77 die overeenkomt met de in figuur 9 getoonde positie 75. De reden van deze heen-en-weergaande verplaatsing wordt hierna uitgelegd.

Figuur 12 toont een positie 78, waarin de cilinder 65 ongeveer half uit is.

Figuur 13 toont een naar binnen verplaatste positie 79, waarin de cilinder 63 IN is, maar eventueel een tussenstand kan innemen.

Figuur 14 toont de eindpositie 80 van de eigenlijke snijbewerking. Hierin is de cilinder 65 UIT.

Figuur 15 toont de uitzwaaipositie 81, waarin de cilinder 62 en de cilinder 63 beide UIT zijn. Vervolgens wordt de inrichting 51 teruggebracht in de in figuur 7 getoonde uitgangssituatie.

De geleidingspen 66 kan onder besturing door de cilinder 69 verschillende posities innemen. Deze pen 66 draagt wezenlijk bij tot het correct uitvoeren van de snijbewerking. In de in figuur 7 getoonde situatie is de stand van de pen 66 in principe indifferent.

In de stand 72 volgens figuur 8 is de stand van de pen 66 eveneens indifferent.

In de stand 75 volgens figuur 9 dient eerst een snede te worden gemaakt in de buikwand van het varken 53. Daartoe is door bekrachtiging van de cilinder 69 de pen in zijn verhoogde positie gebracht.

In de stand 76 volgens figuur 10 is het mes naar binnen bewogen voor het maken van de snede.

Tijdens de overgang van de positie 76 naar de in figuur 11 getoonde positie 77, waarin het mes uit de gemaakte snede in de buikwand wordt teruggetrokken, wordt de pen 66 naar beneden verplaatst. Hierdoor kan de pen door de gemaakte snede heen in de buikholte van het varken 53 steken. Hij kan in de positie 77 de buikwand naar buiten trekken, waardoor de ingewanden van de buikwand worden afgehouden, waardoor het mes 58 uitsluitend door de buikwand snijdt en de ingewanden intact laat.

In de baan tussen de stand 77 en de stand 78 volgens figuur 12 wordt de buikwand doorgesneden. In de stand 78 heeft het mes 58 het borstbeen 73 bereikt. Dit staat op het punt, door het mes 58 te worden doorgesneden. De pen 66 is inmiddels door aanraking met het taaie middenrif 74 omhoog verplaatst naar de in figuur 12 getoonde stand. Opgemerkt wordt dat hiertoe zowel gebruik kan worden gemaakt van een veerbelasting als een sensor die de cilinder 69 bestuurt.

Vervolgens wordt het mes 58 bewogen vanuit de postitie 78 naar de positie 79 volgens figuur 13. Hierin vindt een eerste doorsnijding van het borstbeen plaats. Inmiddels heeft de pen 66 het middenrif 74 doorgesneden of gescheurt, is omlaag verplaatst naar de in figuur 13 getekende stand en heeft aldus gelegenheid, het hartzakje 75 door te snijden of door te scheuren, gevolgd door een uit de baan van het mes 58 drukken van het hart 76. Dit blijft aldus tijdens de behandeling door het mes 58 intact.

Vervolgens vindt een omlaag voortgezette verplaatsing plaats naar de in figuur 14 getoonde positie 80. De pen 66 dient ook hier voor het naar de baan van het mes trekken van de keelwand van het varken 53. Dit komt de betrouwbaarheid van de snijbewerking zeer ten goede door de positieve geleiding van het mes 58. Wanneer het mes 58 de in figuur 14 getoonde postitie 80 heeft bereikt, heeft het het strottegat van het varken 53 verlaten en is de eigenlijke snijbewerking voltooid. Vervolgens kan het mes weer in een positie worden gebracht voor het behandelen van een volgend varken. Daartoe vindt eerst een verplaatsing naar de positie 81 volgens figuur 15 plaatst, waarin de pen 66 zich weer in zijn neergeklapte positie bevindt, gevolgd door een verplaatsing naar de uitgangspositie 73 volgens figuur 7.

Duidelijk zal zijn, dat de inrichting 51 mechanisch betrekkelijk eenvoudig is en goedkoop kan worden uitgevoerd. De aandacht wordt erop gevestigd, dat de pen 66 niet behoeft te worden bestuurd door de cilinder 59 maar ook veerbelast kan zijn. De besturing van de pen 66 kan door middel van de cilinder 69 ook plaatsvinden op basis van meetgegevens, die bijvoorbeeld worden geleverd door een drukgevoelige sensor aan het vrije uiteinde van de pen 66.

Claims (24)

1. Werkwijze voor het openen van een geslacht dier, omvattende de volgende stappen: (1) het verschaffen van een geslacht dier; (2) het aan de achterpoten ophangen van het dier? (3) het aanbrengen van een snede in uitsluitend de buikwand nabij de achterpoten, in hoofdzaak in het symmetrievlak van het dier; (4) het voortzetten van die snede in in hoofdzaak verticale, neerwaartse richting; (5) het tijdens stap (4) van de buikwand afhouden van de ingewanden.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, gekenmerkt door (6) het tijdens stap (4) spannen van de buikwand door het naar buiten trekken van de buikwand.

3. Werkwijze volgens conclusie 1, gekenmerkt door (7) het na stap (4) voortzetten van de snede voor het doorsnijden van het middenrif.

4· Werkwijze volgens conclusie 2, gekenmerkt door (8) het na stap (6) voortzetten van de snede voor het doorsnijden van het borstbeen.

5. Werkwijze volgens conclusie 3 of 4, gekenmerkt door (9) het tijdens stap (7) of (8) kapotscheuren van het hartzakje.

6. Werkwijze volgens conclusie 3 of 4, gekenmerkt door (10) het tijdens stap (8) uit de baan van het mes drukken van het hart.

7. Werkwijze volgens conclusie 1, 2, 3 of 4, gekenmerkt door (11) het voor uitvoering van de stappen 3, 4, 6 en 7 of 8 gebruiken van een roterend aangedreven, schijfvormig mes.

8. Werkwijze volgens conclusies 4 en 7, gekenmerkt door (12) het tijdens stap (8) naar binnen bewegen van het mes.

9. Inrichting voor het openen van een aan de achterpoten opgehangen, geslacht dier met een werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, gekenmerkt door een door middel van geleidingsmiddelen in een in hoofdzaak verticaal vlak verplaatsbaar mes met een zodanig gerichte snijrand, dat daarmee tijdens verplaatsing van het mes het slachtdier door insnijden geopend kan worden; en een zich in het vlak van het mes voorbij de snijrand daarvan uitstrekkende pen met een naar de buikwand te richten leivlak, dat tijdens het openen van een geslacht dier langs het binnenvlak van de buikwand van dat dier kan glijden en aldus de ingewanden van die buikwand kan afhouden.

10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het leivlak een afgeronde vorm bezit, bijvoorbeeld een sferische vorm.

11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat zich vanaf het leivlak een kerforgaan uitstrekt.

12. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het mes schijfvormig en roteerbaar is.

13. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat het mes roterend aandrijfbaar is.

14. Inrichting volgens conclusie 9, gekenmerkt door, bedieningsmiddelen voor het verplaatsen van de pen tussen een relatief lage eerste stand, waarin de pen in hoofdzaak verticaal omlaag gericht is en tweede stand, waarin de pen teruggetrokken is.

15. Inriching volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de pen deel uitmaakt van de geleidingsmiddelen.

16. Inrichting volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de bedieningsmiddelen een motor omvatten.

17. Inrichting volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de bedieningsmiddelen veermiddelen omvatten, die de pen naar de eerste stand dringen.

18. Inrichting volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de geleidingsmiddelen zodanig zijn ingericht, dat het mes een vooraf gekozen baan volgt.

19. Inrichting volgens conclusie 18, voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de geleidingsmiddelen zodanig zijn uitgevoerd, dat het mes een baan volgt die ongeveer parallel loopt met de te volgen vorm van het contour van het geslachte dier, maar na het doorsnijden van de buikwand, tijdens of voorafgaand aan het doorsnijden van de aanhechtingen tussen de ribben en het borstbeen of het doorsnijden van het borstbeen, over enige afstand naar binnen wordt verplaatst.

20. Inrichting volgens conclusies 9, met het kenmerk, dat de geleidingsmiddelen zodanig zijn uitgevoerd dat de baan van het mes lokaal uitwijkt ten opzichte van een verticaal vlak.

21. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de geleidingsmiddelen zodanig zijn uitgevoerd, dat het mes een beperkte verplaatsbaarheid buiten het genoemde verticale vlak bezit.

22. Inrichting volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat de geleidingsmiddelen een stangenmechanisme omvatten, dat op drie plaatsen met de vaste wereld gekoppeld is.

23. Inrichting volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat de geleidingsmiddelen ten minste één door middel van besturingsmiddelen bestuurbaar element met instelbare lengte omvatten.

24. Inrichting volgens conclusie 9, gekenmerkt door, aandrijfmiddelen voor het aandrijvend verplaatsen van het mes.