NL9002690A - Star deksel voor een autodakopening. - Google Patents

Description

VO 3388

Titel: Star deksel voor een autodakopening

De uitvinding heeft betrekking op een verdere ontwikkeling van de uitvinding volgens de NL-OA 88.02774 zoals beschreven in de aanhef van conclusie 1 en van de nevengeschikte conclusie 2

In de NL-OA 88.02774 wordt een star deksel voor een autodakopening voorgesteld waarbij een spleetvereffeningselement geheel is ingebed in het op specifieke wijze uitgevoerde randspleetafdichtprofiel dat op zijn beurt weer aan bevestigingselementen is bevestigd van een kunstofraam. Het kunstofraam is daarbij vervaardigd door het omspuiten van het randbereik van de dekselplaat en van het versterkingsraam van het starre deksel waarbij gelijktijdig een bovenste invattingsraam voor de dekselplaat wordt vervaardigd. De volledige inbedding van het spleetvereffeningselement in het randspleetafdichtprofiel is zeer gunstig gebleken voor het doel van een eenvoudige en functionele uitvoering van het spleetvereffeningselement.

De verbetering volgens de uitvinding heeft tot doel een star deksel met een randspleetafdichting te verschaffen waarbij het randspleetafdichtprofiel, waarin een spleetvereffeningselement volledig is ingebed, ook kan worden aangebracht wanneer het deksel niet is voorzien van een door omspuiten aangebracht kunstofraam.

Het gestelde doel wordt voor een eerste, op een glazen deksel of dergelijke betrekking hebbende uitvoeringsvorm uitgaande van de aanhef van conclusie 1 bereikt door de kenmerkende maatregelen van conclusie 1 en voor een tweede op een plaatstalen deksel betrekking hebbende uitvoeringsvorm uitgaande van de aanhef van conclusie 2 bereikt door de kenmerkende maatregelen van conclusie 2. Gunstige en voor beide uitvoeringsvormen gemeenschappelijke verdere ontwikkelingen van de uitvinding blijken uit de conclusies 3 tot 5. De conclusies 6 tot 11 hebben betrekking op gunstige uitvoeringen van de eerste uitvoeringsvorm, met een in conclusie 11 aangeduide variant, terwijl de conclusies 12 tot 16 betrekking hebben op gunstige uitvoeringen van de tweede uitvoeringsvorm.

Door het toepassen van een spleetvereffeningselement in de vorm van een naar onder geopend U-profiel met een bij alle uitvoeringsvormen vrij buitenbeen en een binnenbeen dat dient voor de bevestiging aan de dekselbuitenomtrek wordt een deksel met een randspleetafdichtprofiel verkregen waarvan het randspleetafdichtprofiel enerzijds eenvoudig is te bevestigen aan starre deksels zonder omgespoten ramen en aan de andere zijde eenvoudig voor de vereffening van de eventueel voorhande zijnde spleetmaatafwijkingen kan dienen doordat het vrije buitenbeen zich zonder moeilijkheden laat verbuigen totdat het randspleetafdichtprofiel bij gesloten deksel over de gehele omtrek dicht tegen de dakopeningsrand aanligt .

De vervormbaarheid van het randspleetafdichtprofiel door het buigen van het langere been van het spleetvereffeningselement wordt door de in conclusie 3 aangegeven maatregelen nog wezenlijk verhoogd.

Door het kenmerk van conclusie 4 wordt doelmatig verzekerd dat de spleetvereffeningsvervorming van het randspleetafdichtprofiel in wezen beperkt blijft tot de dwarsrichting.

Teneinde ongewenste buigvervormingen van het spleetvereffeningselement uit te sluiten, in het bijzonder het terugbuigen van het voor de spleetvereffening gebogen lange been, is de toepassing van de maatregel volgens conclusie 5 gunstig.

Bij een glazen deksel volgens de aanhef van conclusie 1 is het randspleetafdichtprofiel bijzonder eenvoudig met behulp van de maatregelen van conclusie 6 aan het deksel te bevestigen. Hierbij is het gunstig voor het verkrijgen van de in hoofdzaak in dwarsrichting uitstrekkende vervormingen van het randspleetafdichtprofiel wanneer de maatregel volgens conclusie 7 wordt toegepast waardoor tegelijktijd ook het randspleetafdichtprofiel wordt geborgd tegen het naar boven afschuiven daarvan.

Voor het fixeren van het vrije buitenbeen van het spleetvereffeningselement dat in het materiaal van het randspleetafdichtprofiel is ingebed is de toepassing van de in conclusie 8 aangegeven maatregelen bij de eerste op een glazen deksel betrekking hebbende uitvoeringsvorm doelmatig. Daarbij kan de steunlijst voor het fixeren van de positie volgens conclusie 9 krachtgesloten ingrijpen met het randspleetafdichtprofiel waardoor het vrije been in de beide mogelijke buigrichtingen is vastgelegd.

De bevestiging van de hiervoor genoemde steunlijst en het verstellen hiervan kan op eenvoudige wijze worden verwezenlijkt door de kenmerkende maatregelen van conclusie 10.

Aangezien de spleetmaatafwijkingen veelvuldig slechts in een kort lengtegebied van de dekselomtrek optreden moet het randspleetafdichtprofiel in dergelijke gevallen slechts gedeeltelijk worden gedeformeerd en in overeenstemming met de in de conclusies 8 en 10 aangegeven maatregelen worden vastgezet. Dit wordt vereenvoudigd door de in conclusie 11 aangegeven variant op de eerste uitvoeringsvorm. Hierbij is het buitenbeen van het spleetvereffeningselement onderverdeeld in afzonderlijke buigdelen die. onafhankelijk van elkaar kunnen worden verbogen voor het gedeeltelijk vervormen van het randspleetafdichtprofiel.

Bij de voor een plaatstalen deksel bedoelde tweede uitvoeringsvorm is het spleetvereffeningselement overeenkomstig conclusie 12 additioneel voorzien van een bevestigingsbeen waardoor het randspleetafdichtprofiel op een eenvoudige wijze tegen de onderzijde van de bij plaatstalen deksels gebruikelijke omgebogen rand wordt geplaatst en daar klemmend wordt vastgehouden.

Hierbij is het voor het verkrijgen van een gewenste vervorming van het randspleetafdichtprofiel in dwarsrichting, dat wil zeggen ten behoeve van een zo groot mogelijke onderdrukking van vervormingen in het topgebied van het binnen- en het buitenbeen, gunstig wanneer de uitvoering volgens conclusie 13 wordt toegepast.

Bij deze uitvoeringsvorm kan het vrije buitenbeen volgens conclusie 14 in de gewenste positie worden gefixeerd. Het daarvoor toegepaste spreidelement kan zijn uitgevoerd volgens de in conclusie 15 en 16 aangegeven doelmatige uitvoering.

üitvoeringsvoorbeelden van de uitvinding worden heirna aan de hand van de tekeningen nader verduidelijkt.

Fig. 1 toont een doorsnede door het randgebied van een glazen deksel met een aangebracht maar nog niet voor de tolerantievereffening vervormd spleetvereffeningselement; fig. 2 toont een doorsnede volgens fig. 1 echter met een vervormd spleetvereffeningselement en met een overeenkomstig vervormd, respectievelijk verplaatst randspleetafdichtprofiel; fig. 3 toont een soortgelijke doorsnede als in fig. 1 door het randgebied van een glazen deksel waarbij het buitenbeen van het spleetvereffingingselement door een steunlijst is gefixeerd; fig. 4 toont een onderaanzicht van de steunlijst en van het randspleetafdichtprofiel in de richting van pijl IV in fig. 3; fig. 5 toont een doorsnede volgens fig. 3 in een vervormingstoestand die overeenstemt met fig. 2; fig. 6 toont een soortgelijk onderaanzicht als in fig 4 in de richting van pijl VI in fig. 5 met een veranderde relatieve positie van de getoonde onderdelen; fig. 7 toont een doorsnede door het randgebied van een glazen deksel met een aangebracht, en nog niet voor de tolerantievereffening vervormd, gewijzigd spleetvereffeningselement; fig. 8 toont het onderaanzicht van het randgebied overeenkomstig de richting van de pijl VIII in fig. 7; fig. 9 toont een doorsnede volgens fig. 7 waarbij het spleetvereffeningselement is vervormd; fig. 10 toont een soortgelijk onderaanzicht als in fig. 8 in de richting van pijl X in fig. 9; fig. 11 toont een doorsnede door het randgebied van een plaatstalen deksel met een aangebracht en nog niet voor de tolerantievereffening vervormd spleetvereffeningselement; en fig. 12 toont een doorsnede overeenkomstig fig. 11 echter met een vervormd spleetvereffeningselement en een overeenkomstig vervormd, respectievelijk verplaatst randspleetafdichtprofiel.

Ter verduidelijking van de eerste uitvoeringsvorm wordt eerst gerefereerd aan de fign. 1 en 2 waarin, zoals ook in de andere figuren, de delen ten opzichte van de werkelijke afmetingen vergroot en afgebroken zijn weergegeven. Bij de eerste, op een glazen deksel betrekking hebbende, uitvoeringsvorm is een met glas of doorzichtige kunstof uitgevoerde dekselplaat 2 in het randgebied aan de onderzijde versterkt met een geprofileerd versterkingsraam 3 dat is uitgevoerd als een rondlopend gesloten raam dat zich uitstrekt langs alle vier zijden van het deksel of kan bestaan uit meerdere op de verschillende dekselzijden geplaatste delen. Een bovenste invattingsraam 4 met een in hoofdzaak T-vormige profielvorm ligt met een inwendige flens 5 op de bovenzijde van de dekselplaat 2 en strekt zich met een uitwendige flens 6 naar buiten uit boven zijn middelste naar beneden gerichte lijf 7. Het versterkingsraam 3 en het invattingsraam 4 zijn vast met elkaar verbonden door middel van schroeven 8 die door het versterkingsraam 3 in boringen 9 van het lijf 7 zijn geschroefd. Bij het vastschroeven van het versterkingsraam 3 aan het invattingsraam 4 wordt de dekselplaat 2 vast ingespannen tussen de inwendige flens 5 en het versterkingsraam 3 onder tussenlegging van een afdichtingsmassa 10. Op deze wijze worden de dekselplaat 2, het versterkingsraam 3 en het invattingsraam 4 tot het starre glasdeksel 1 verenigd. Ook tussen de omtreksranden van de dekselplaat 2 en het lijf 7 is een verdere afdichting 11 aangebracht. Het versterkingsraam 3 strekt zich naar buiten uit over het lijf 7 van het invattingsraam 4 en is daar voorzien van een omgezette rand 12 waarvan het binnenvlak samen met het buitenvlak van het lijf 7 de zijwand van een opnamegroef 13 vormen. De omgezette rand 12 eindigt op afstand onder het ondervlak van de uitwendige flens 6.

Het starre glazen deksel 1 bevindt zich in de gesloten toestand binnen een dakopening van een in de tekenignen afgebroken weergegeven autodak 14. De dakopening wordt begrensd door de binnenvlakken 15 van de loodrecht omgezette randen 16 van het voertuigdak 14. Tussen het starre glazen deksel 1 en de omgezette randen 16 bevindt zich een rondlopende randspleet 17 die door een randspleetafdichtprofiel 18 dicht is afgesloten bij een door het starre glazen deksel 1 gesloten dakopening. De uitvoering en het aanbrengen van het randspleetafdichtprofiel 18 op het glazen deksel 1 wordt hierna nader beschreven.

Het randspleetafdichtprofiel 18 is in dit voorbeeld opgebouwd uit twee verschillende maar vast met elkaar verbonden materialen, zoals de verschillende arcering aangeeft. Het inwendige gebied 19 van het randspleetafdichtprofiel 18 is practisch niet vervormbaar terwijl het uitwendige gebied 20 door de insluiting van een holle ruimte 21 licht vervormbaar is uitgevoerd.

In het inwendige gebied 19 van het randspleetafdichtprofiel 18 is een spleetvereffeningselement 22 geheel ingebed, dat wil zeggen aan alle zijden door materiaal van het randspleetafdichtprofiel omgeven. Het bijvoorbeeld uit staalplaat bestaande spleetvereffeningselement 22 heeft de vorm van een naar beneden geopend U-profiel met een korter binnenbeen 23 en via het topgebied 24 daarmee verbonden langer buitenbeen 25. Het binnenbeen 23 is niet vervormbaar en dient ter bevestiging van het randspleetafdichtprofiel 18 aan het deksel 1 terwijl het buitenbeen van het spleetvereffeningselement 22 buigbaar is en aldus de vervormingszone vormt van het spleetvereffeningselement zoals een vergelijking met de fign. 1 en 2 duidelijk maakt.

Het randspleetafdichtprofiel 18 is tussen de benen 23 en 25 voorzien van een naar beneden geopend kanaal 26 waarmee het boven op de omgezette rand 12 van het versterkingsraam 3 is geplaatst. Vanzelfsprekend vindt het plaatsen van het randspleetafdichtprofiel 18 plaats vóór de vereniging van het versterkingsraam 3 met het invattingsraam 4. Na het vast schroeven van beide ramen ligt de uitwendige flens 6 van het invattingsraam 4 boven tegen het randspleetafdichtprofiel 18 aan dat op zijn beurt aanligt tegen de bovenrand van de omgezette rand 12. Het binnenbeen 23 met het omhullende materiaal van het randspleetafdichtprofiel vult de opnamesplet 13 terwijl de top 24 van het spleetvereffeningselement 22 met het in het gebied aanwezige inbeddingsmateriaal van het randspleetafdichtprofiel de afstand tussen de uitwendige flens 6 en de omgezette rand 12 afsluit. Het geplaatste randspleetafdichtprofiel 18 wordt op deze wijze vast op het deksel 1 gehouden. De top 24 van het spleetvereffeningselement 22 steunt ter verhindering van naar boven gerichte verbuiging tegen de uitwendige flens 6 van het invattingsraam 4.

In fig. 1 is de situatie weergegeven die zich voordoet bij een randspleet die precies op maat is. In dit geval hebben de benen 23 en 25 van het spleetvereffeningselement 22 een onderling parallelle positie hetgeen wil zeggen dat het spleetvereffeningselement niet is vervormd. Wanneer de randspleet 17 echter te groot is, is voor het bewerkstelligen van een dichte aanligging van het uitwendige gebied 20 van het randspleetafdichtprofiel tegen het inwendige vlak 15 van de omgezette rand 16, het spleetvereffeningselement door het verbuigen van het buitenbeen 25 naar buiten vervormd. Daarbij treedt een verwijding van het kanaal 26 op en komt het randspleetafdichtprofiel 18 los van het buitenvlak van de omgezette rand 12 zonder dat daardoor de vaste verbinding van het randspleetafdichtprofiel 18 met het deksel 1 verloren gaat. Vanzelfsprekend kan het buitenbeen 25 van het spleetvereffeningselement 22 ook gedeeltelijk worden gebogen wanneer de maatafwijkingen in de breedte van de randspleet 17 slechts gedeeltelijk optreden. Is de randspleet 17 echter geheel of gedeeltelijk te klein dan wordt dit in het algemeen door de elastische vervormbaarheid van het uitwendige gebied 20 van het randspleetafdichtprofiel 18 vereffend. In principe kan echter het langere been 25 uitgaande van de in fig. 1 getoonde stand ook naar binnen, dat wil zeggen naar het deksel 1 worden gebogen.

Om ongewenste verbuigingen van het buitenbeen 25 na het realiseren van de spleetvereffeningsstap in het productieproces te vermijden kan het buitenbeen 25 worden vastgezet bijvoorbeeld door de in de fign. 3 tot 6 getoonde inrichting. Hierbij is het gebogen buitenbeen 25 door een verstelbare aan het versterkingsraam 3 bevestigde steunlijst 27 vast te zetten. Voor de bevestiging van de steunlijst 27 zijn voor de vaste verbinding tussen het versterkingsraam 3 en het invattingsraam 4, schroeven 8 gebruikt die door steluitsparingen 28 van de steunlijst 27 zijn gevoerd. In het getoonde voorbeeld zijn de steluitsparingen 28 uitgevoerd als éénzijdig geopende sleuven. Wordt het buitenbeen 25 uitgaande van de stand volgens fig. 3 in de stand volgens fig. 5 gebogen dan wordt de steunlijst 27 naar buiten geschoven totdat deze aanligt tegen het randspleetafdichtprofiel 18 en vast gezet door het vastdraaien van de betreffende schroeven 8. De steunlijst 27 kan op de naar het buitenbeen 25 toegekeerde rand zijn voorzien van een omgezette rand 29 die aangrijpt in een gleuf 30 van het randspleetafdichtprofiel 18. Op deze wijze wordt het gebogen buitenbeen 25 vastgezet tegen verbuigingen in beide mogelijke buigrichtingen en natuurlijk ook tegen het terugveren.

Een uitvoeringsvariant die betrekking heeft op de in fig. 1 en 2 beschreven uitvoeringsvorm is in de fign. 7-10 weergegeven. Hierbij is het buitenbeen 25' van het spleetvereffeningselement 22' door op afstand aangebrachte spleten 31 onderverdeeld in een aantal buigbare gedeelten met daar tussen elkaar afwisselende delen 33 die niet voor buiging zijn bestemd. De buigbare gedeelten 32 zijn, zoals de fign. 7 en 8 verduidelijken naar buiten gebogen en kunnen uitgaande van de verbogen stand nog verder naar buiten worden gebogen, zoals in fig. 9 is getoond, of kunnen echter ook naar binnen worden gebogen. In beide gevallen is een aanpassing aan de maatafwijkingen van de randspleet 17 mogelijk. De buigbare gedeelten 32 enerzijds en de zich tussen de buigbare gedeelten 32 bevindende niet gebogen gedeelten 33 anderzijds zijn ingebed in voor beide gedeelten aangebrachte doorgaande lijfdelen 34, respectievelijk 35 van het randspleetafdichtprofiel 18'. Deze uitvoeringsvariant is bijzonder geschikt voor de aanpassing van de randspleetafdichting aan slechts gedeeltelijk optredende maatafwijkingen van de randspleet 17. Ook hierbij kan door de buiging van de buigbare gedeelten 32 ingestelde gebogen stand worden vastgezet door een steunlijst (niet weergegeven) die voor dit doel met kanteelachtige vooruitstekende delen tussen de gedeelten 33 wordt gevoerd totdat deze steunend aanliggen tegen het lijf 34.

De in de fign. 11 en 12 weergegeven uitvoeringsvorm heeft betrekking op een star plaatstalen deksel 101 waarvan de uit plaatstaal-materiaal gevormde dekselplaat 102 in het randgebied aan de onderzijde door een vast hiermee verbonden versterkingsraam 103 wordt gesteund. Een aan de buitenomtrek van de dekselplaat 102 aangebrachte omgezette rand 140, die door een overeenkomstig omgezette rand 141 van het versterkingsraam 103 is verdubbeld, vormt een bevestigingselement voor het randspleetafdichtprofiel 118. In het randspleetafdichtprofiel 118 is ook bij deze uitvoeringsvorm een uit metaal bestaand spleetvereffeningselement 122 ingebed dat in dwarsrichting onder verandering van de afmetingen blijvend kan worden vervormd. Het randspleetafdichtprofiel 118 heeft in hoofdzaak de met betrekking op de fign. 1 en 2 beschreven opbouw, met uitzondering van de hierna nog nader toe te lichten verschillen.

Ook bij deze uitvoeringsvorm is het spleetvereffeningselement 122 in hoofdzaak uit een naar beneden geopend U-profiel gevormd waarvan het binnenbeen 123 niet vervormbaar is uitgevoerd en dient voor de bevestiging aan de buitenomtrek van het deksel 101, dat wil zeggen aan de omgezette rand 140, en waarvan het buitenbeen 125 in hoofdzaak de vervormingszone vormt van het spleetvereffeningselement 122 en ten behoeve van de verandering van de afmetingen buigbaar is.

Ook hierbij is het buitenbeen 125 langer uitgevoerd dan het binnenbeen 123 om de buigaangrijping op het spleetvereffeningselement 122 te vereenvoudigen. Het randspleetafdichtprofiel 118 is wederom voorzien van een naar beneden geopend kanaal 126 dat in dit geval niet dient voor de bevestiging van het randspleetafdichtprofiel 118 maar het buigen van het buitenbeen 125 vereenvoudigt. De top 124 van de beide benen 123 en 125 steunt, ter verhindering van een naar boven gerichte verbuiging, tegen een boven gelegen materiaalverdikking 142 van het randspleetafdichtprofiel 118 welke materiaalverdikking aansluit op het buitenvlak van de dekselplaat 102. Verbuigingen van het buitenbeen 125 leiden zodoende in hoofdzaak slechts tot een dwarsvervorming van het randspleetafdichtprofiel 118 en daardoor tot verandering van de spleetmaat van de randspleet 117.

Op het binnenbeen 123 van het spleetvereffeningselement 122 sluit een naar boven gericht bevestigingsbeen 143 aan dat hiermee één geheel vormt. Het binnenbeen 123 vormt met het bevestigingsbeen 143 een naar boven geopend ü-profiel. Overeenkomstig is het randspleetafdichtprofiel 118 zo uitgevoerd dat het tussen het binnenbeen 123 en het bevestigingsbeen 143 een naar boven geopende bevestigingskanaal 144 bevat. Het randspleetafdichtprofiel 118 is met dit bevestigingskanaal 144 aan de onderzijde klemmend geplaatst op de omgezette rand 140 van de dekselplaat 102 en in het getoonde voorbeeld ook op de omgezette rand 141 van het versterkingsraam 103.

De verbuigingen van het buitenbeen 125 ten opzichte van de in fig. 11 weergegeven uitgangspositie kunnen worden gefixeerd door een spreidelement 145 in het naar beneden geopende kanaal te voeren. Het in fig. 12 met streep-puntlijnen ingetekende spreidelement 145 kan zijn gevormd uit een kunstofmassa die uithardt na het inbrengen in kanaal 126. Als spreidelement 145 kan echter ook een wig worden toegepast met zelfremmende eigenschappen. De zelfremmende werking kan ondersteund worden door het inplakken van het spreidelement in het kanaal 126.

De toepassing van een dergelijk spreidelement is ook zinvol mogelijk bij de met betrekking tot fign. 1 en 2 beschreven uitvoeringsvorm. Daarbij wordt het spreidelement van beneden ingebracht in het kanaal 26 (fig. 2) tussen het buitenvlak van de omgezette rand 12 en het hier naar toegekeerde vlak van het randspleetafdichtprofiel 18.

Claims (16)

1. Star deksel voor een autodak, welk deksel in zijn sluitstand een dakopening opvult onder afdichting aan alle zijden en uit die dakopening verplaatsbaar is om die opening althans ten dele vrij te geven, met een dekselplaat (2) van glas of kunstofmateriaal, een die dekselplaat in zijn randbereik aan de onderzijde steungevend versterkingsraam (3), en met een bovenste invattingsraam dat tegen de bovenzijde van de dekselplaat (2) komt aan te liggen waarbij het versterkingsraam en het invattingsraam onder aangrijping van het randgebied van de dekselplaat vast met elkaar zijn verbonden, en waarbij aan de buitenomtrekken van het versterkingsraam en het invattingsraam bevestigingselementen zijn aangebracht voor een randspleetafdichtprofiel (18), en waarbij een geheel in het randspleetafdichtprofiel ingebed uit metaal bestaand spleetvereffeningselement (22) om de buitenomtrek van het deksel (1) is bevestigd en dat in dwarsrichting in een vervormingszone onder afmetingsverandering blijvend vervormbaar is, en waarbij het randspleetafdichtprofiel (18) in het gebied waar de bevestigingselementen van het versterkingsraam en van het invattingsraam het spleetvereffeningselement vasthouden minder vervormbaar is uitgevoerd dan in het uitwendige randgebied, volgens octrooischrift NL-OA 88.02774, met het kenmerk, dat het spleetvereffeningselement (22) is uitgevoerd als een naar beneden geopend U-profiel waarvan het binnenbeen (23) onvervormbaar is uitgevoerd en aan de buitenomtrek van het deksel (1) wordt vastgehouden en waarvan het buitenbeen (25) in hoofdzaak de vorvormingszone vormt en ten behoeve van afmetingsverandering buigbaar is.

2. Star deksel voor een autodak, welk deksel in zijn sluitstand een dakopening opvult onder afdichting aan alle zijden en uit die dakopening verplaatsbaar is om die opening althans ten dele vrij te geven, met een dekselplaat (102) van plaatstaal-materiaal en een die dekselplaat in zijn randbereik aan de onderzijde steungevend versterkingsraam (103) waarbij aan de buitenomtrek van de dekselplaat (102) een omgezette rand (140) als bevestigingselement is aangebracht voor een randspleetafdichtprofiel (118), en waarbij een geheel in het randspleetafdichtprofiel ingebed uit metaal bestaand spleetvereffeningselement (122) om de buitenomtrek van het deksel (101) is bevestigd welk spleetvereffeningselement in dwarsrichting in een vervormingszone onder afmetingsverandering blijvend vervormbaar is, en waarbij het randspleetafdichtprofiel (118), in het gebied van de bevestigingselementen van het deksel die het spleetvereffeningselement vasthouden, minder vervormbaar is uitgevoerd dan in het uitwendige randgebied, volgens octrooischrift NL-OA 88.02774, met het kenmerk, dat het spleetvereffeningselement (122) is uitgevoerd als een naar beneden geopend U-profiel waarvan het binnenbeen (123) onvervormbaar is uitgevoerd en aan de buitenomtrek van het deksel (101) wordt vastgehouden en waarvan het buitenbeen (125) in hoofdzaak de vorvormingszone vormt en ten behoeve van afmetingsverandering buigbaar is.

3. Deksel volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het buitenbeen (25; 125) langer is uitgevoerd dan het binnenbeen (23; 123), en dat het randspleetafdichtprofiel (18; 118) tussen de benen (23, 25; 123, 125) een naar beneden geopend kanaal (26; 126) bevat.

4. Deksel volgens één van de conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de top (24; 124) van de beide benen (23, 25; 123, 125) van het spleetvereffeningselement (22; 122) ter verhindering van naar boven gerichte verbuiging wordt gesteund.

5. Deksel volgens één van de conclusies 1-4, met het kenmerk, dat het buitenbeen (25; 125) in de gebogen stand vastgezet kan worden.

6. Deksel volgens één van de conclusies 1 en 3-5, met het kenmerk, dat het randspleetafdichtprofiel (18) met het naar beneden geopende kanaal (26) aan de bovenzijde op een aan de buitenomtrek van het versterkingsraam (3) aangebracht omgezette rand (12) kan worden geplaatst.

7. Deksel volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de top (24) van de beide benen (23, 25) van het spleetvereffeningselement (18) steunt tegen een naar buiten gerichte uitwendige flens (6) van het invattingsraam (4).

8. Deksel volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het gebogen buitenbeen (25) door middel van een verstelbaar aan het versterkingsraam bevestigde steunlijst (27) vastgezet kan worden.

9. Deksel volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de steunlijst (27) op de naar het buitenbeen (25) toegekeerde rand is voorzien van een omgezette rand (29) die in een gleuf (30) van het randspleetafdichtprofiel (18) grijpt.

10. Deksel volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk, dat ter bevestiging van de steunlijst (27) de voor de vaste verbinding tussen het versterkingsraam (3) en het invattingsraam (4) aangebrachte schroeven (8) worden gebruikt die via steluitsparingen (28) door de steunlijst zijn gevoerd.

11. Deksel volgens één van de conclusies 1 en 3-10, met het kenmerk, dat het buitenbeen (25') van het spleetvereffeningselement (22') door op afstand aangebrachte spleten (31) wordt onderverdeeld in een aantal buigbare gedeelten (32), die naar buiten zijn gebogen, en dat de voorgebogen buigbare gedeelten (32) enerzijds en de niet gebogen gedeelten (33) die zich tussen de gebogen gedeelten ¥ (32) van het buitenbeen (25') bevinden anderzijds, elk zijn ingebed in bijbehorende lijfdelen (34, 35) van het randspleetafdichtprofiel (18').

12. Deksel volgens één van de conclusies 2 en 3-5, met het kenmerk, dat op het binnenbeen (123) van het spleetvereffeningselement (122) een naar boven gericht bevestigingsbeen aansluit dat hiermee één geheel vormt, zodanig, dat het binnenbeen (123) en het bevestigingsbeen (143) een naar boven geopend ü-profiel vormen waarbij het randspleetafdichtprofiel (118) tussen het binnenbeen (123) en het bevestigingsbeen (143) een naar boven geopend bevestigingskanaal (144) bevat, en dat het randspleetafdichtprofiel (118) met dit bevestigingskanaal (144) klemmend op de onderzijde van de omgezette rand (140) van de dekselplaat (102) wordt geplaatst.

13. Deksel volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de top (124), die wordt gevormd door het binnenbeen (123) en het buitenbeen (125) van het spleetvereffeningselement (122), steunt tegen een hierboven gelegen materiaalverdikking van het randspleetafdichtprofiel (118) die aansluit op het buitenvlak van de dekselplaat (102).

14. Deksel volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het gebogen buitenbeen (125) kan worden vastgezet door middel van een spreidelement (145) dat in het naar beneden geopende kanaal (126) kan worden geplaatst.

15. Deksel volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat als spreidelement een kunstofmassa kan worden toegepast die uithardt na het aanbrengen in het kanaal (126).

16. Deksel volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat als spreidelement (145) een wig met zelfremmende eigenschappen wordt toegepast.